Monitoring werkgelegenheid en toegevoegde waarde in de circulaire economie

3. Ontwikkelen aanvullende benadering: bedrijvenpopulatie

De drie benaderingen uit hoofdstuk 2 geven nog geen volledige dekking van de circulaire activiteiten in de economie. In dit hoofdstuk wordt daarom ingegaan op een mogelijk aanvullende benadering om de nog ontbrekende circulaire activiteiten in kaart te brengen.

3.1 Toelichting methode

In de huidige methode, zoals beschreven in hoofdstuk 2, worden circulaire activiteiten geïdentificeerd uit reeds samengestelde macro-economische statistieken. De voordelen hiervan zijn dat de gegevens jaarlijks worden samengesteld, dit is immers een Europese verplichting, dat de cijfers van goede kwaliteit zijn en dat er tijdreeksen beschikbaar zijn. Een belangrijk nadeel is echter dat deze statistieken niet specifiek gericht zijn op het in kaart brengen van de circulaire economie waardoor slechts een deel van de circulaire activiteiten kan worden geïdentificeerd.

In dit hoofdstuk wordt een mogelijke methode onderzocht om ontbrekende circulaire activiteiten in kaart te brengen, namelijk het opzetten van een bedrijvenpopulatie met circulaire bedrijven. In het kort komt het erop neer dat er een lijst met bedrijven wordt samengesteld die circulaire activiteiten verrichten, oftewel activiteiten die vallen binnen één van de R-strategieën (zie hoofdstuk 2.1). Het gaat dan specifiek om circulaire activiteiten die nog niet via de reeds gebruikte benaderingen in kaart zijn gebracht. Ieder circulair bedrijf wordt gekoppeld aan het algemene bedrijvenregister (ABR) van het CBS, hiermee kunnen de benodigde economische gegevens worden afgeleid. Alhoewel deze methode eenvoudig klinkt is het in de praktijk een ingewikkelde en tijdrovende methode, omdat voor ieder afzonderlijk bedrijf beoordeelt moet worden of deze tot de circulaire economie behoort, en zo ja, welk aandeel. Een vergelijkbare methode wordt door het CBS ook toegepast voor het samenstellen van andere statistieken, zoals de milieusector (CBS, 2018a) en de hernieuwbare energiesector (CBS, 2020).

De eerste stap is het samenstellen van een zo volledig mogelijke populatie van circulaire bedrijven. Om de populatie in kaart te brengen heeft Royal HaskoningDHV in 2020 in opdracht van het PBL een webcrawl uitgevoerd (RHDHV, 2020). Hierbij zijn websites van bedrijven op systematische wijze gescand en is op basis daarvan geprobeerd om te achterhalen of een bedrijf circulair is. De bedrijvenlijst die is samengesteld aan de hand van de hierboven beschreven methode wordt gebruikt om ontbrekende circulaire activiteiten te ramen.

De bedrijvenpopulatie dient nauwkeurig te worden geanalyseerd op bruikbaarheid. Om de bedrijvenpopulatie in te kunnen zetten voor het monitoren van de economische indicatoren dient eerst voor ieder bedrijf bepaald te worden of deze inderdaad circulair is. Vervolgens moet bepaald worden of het gehele bedrijf als circulair beschouwd kan worden of dat slechts een deel van de bedrijfsactiviteiten circulair is. Voor ieder bedrijf wordt dus het circulaire aandeel bepaald. Er zijn bedrijven die economische activiteiten verrichten die per definitie circulair zijn, zoals een schoenmaker of een tweedehands winkel. Deze bedrijven kunnen volledig tot de circulaire economie gerekend worden. Echter, bij andere bedrijven is de circulaire activiteit slechts een nevenactiviteit en kan slechts een deel van het bedrijf aan de circulaire economie worden toegerekend. Bijvoorbeeld een schoenenwinkel waar ook schoenreparaties worden uitgevoerd.
Uit statistieken die deels gebaseerd zijn op een vergelijkbare methode, zoals de milieusector en energiesector, blijkt dat de paar grootste bedrijven goed zijn voor een heel groot deel van het economische belang van een sector. Tegelijkertijd blijkt dat waar grotere bedrijven vaak tal van verschillende activiteiten uitvoeren, de kleinere bedrijven vaker gespecialiseerd zijn. Daarom is het circulaire aandeel per bedrijf naar verwachting groot bij kleine bedrijven (veelal 100 procent bij eenmanszaken) en neemt dit geleidelijk af naarmate bedrijven groter worden. Dergelijke ervaringen uit eerder en vergelijkbaar onderzoek zijn van belang omdat het praktisch bijna onmogelijk is om ieder bedrijf in de populatie individueel te analyseren. Om een goed beeld te krijgen van het economische belang van de circulaire economie is het dus cruciaal om in ieder geval de grote bedrijven goed in beeld te hebben. Bij kleinere bedrijven kan een steekproef wellicht uitkomst bieden, waarbij voor een aantal verschillende grootteklassen5)  van bedrijven het circulaire aandeel wordt bepaald en dit aandeel vervolgens ook wordt ingezet op de overige bedrijven in deze grootteklasse.

Tot slot kan het lastig zijn om een tijdreeks samen te stellen op basis van een bedrijvenlijst die via de webcrawl methode is verkregen. Het kan zijn dat er jaar op jaar bedrijven uit de populatie wegvallen, bijvoorbeeld als gevolg van faillissement of overnames. Daarnaast kan het zo zijn dat een bedrijf in meer of mindere mate circulair geworden is, waardoor het circulaire aandeel door de tijd moet worden bijgesteld. Het bijhouden en updaten van de bedrijvenpopulatie in de komende jaren is arbeidsintensief maar mogelijk. Echter, het samenstellen van de bedrijvenpopulatie en bepalen van het circulaire aandeel van bedrijven voor tien of twintig jaar geleden wordt een stuk lastiger. Hier zou onderzocht moeten worden wat er mogelijk is.

3.2 Haalbaarheidsonderzoek: webcrawl

In dit hoofdstuk wordt de bedrijvenpopulatie die is samengesteld aan de hand van de webcrawl geanalyseerd, om te bepalen a) of het mogelijk is om de samengestelde bedrijvenpopulatie in te zetten als aanvullende benadering en b) of de meerwaarde ervan dusdanig is dat het de moeite waard is om het verder te ontwikkelen. Eerst wordt de bedrijvenpopulatie gekoppeld aan het algemene bedrijvenregister (ABR) van het CBS en wordt eventuele overlap met de reeds gebruikte benaderingen uitgesloten (hoofdstuk 3.2.1). Vervolgens worden de bedrijven in de populatie geclusterd naar type circulaire activiteit (hoofdstuk 3.2.2) en worden per cluster individuele bedrijven geanalyseerd (hoofdstuk 3.2.3). Tot slot worden de belangrijkste bevindingen uiteengezet (hoofdstuk 3.2.4).

3.2.1 Koppeling populatie aan ABR en filteren op dubbeltellingen

Royal HaskoningDHV heeft aan de hand van een webcrawl ruim 46.000 circulaire bedrijven in kaart gebracht (RHDHV, 20206))  Per bedrijf is onder meer weergegeven tot welke R-strategie het behoort en op basis van welke informatie op de website de toewijzing aan de circulaire economie is bepaald. De bedrijvenpopulatie wordt gekoppeld aan het algemene bedrijvenregister (ABR) van het CBS, waarna het mogelijk is om onder andere de economische gegevens van bedrijven af te leiden. De koppeling wordt gemaakt op basis van het KVK-nummer en is voor vrijwel alle bedrijven gelukt.

In het ABR zijn geen economische gegevens van bedrijven beschikbaar op KVK-niveau, maar per bedrijfseenheid (BE). De bedrijfseenheid is een statistische eenheid en is de feitelijke actor in het productieproces (CBS, 2018b). In de meeste gevallen omvat één KVK-nummer één bedrijfseenheid, maar bij grotere bedrijven kan het bijvoorbeeld zo zijn dat er meerdere KVK-nummers onder één bedrijfseenheid vallen. Hierdoor komen de ruim 46.000 bedrijven uit de webcrawl overeen met ruim 43.000 bedrijfseenheden in het ABR.

Nu de koppeling met het ABR gelegd is kunnen voor ruim 43.000 bedrijven de bedrijfsgegevens worden opgehaald. Echter, er is sprake van overlap tussen de reeds gebruikte benaderingen en de aanvullende benadering op basis van de bedrijvenpopulatie. Om te voorkomen dat circulaire activiteiten dubbel worden meegenomen in de raming worden er een aantal selecties gemaakt. Alle bedrijven die binnen de reeds geselecteerde bedrijfstakken vallen (zie hoofdstuk 2.3) worden uit de populatie gefilterd, het gaat hier om ruim 11.000 bedrijven. Vervolgens wordt er een selectie gemaakt op basis van het type circulaire activiteit. Reparatie- en verhuuractiviteiten worden bijvoorbeeld al via de goederengroep-benadering in kaart gebracht (zie hoofdstuk 2.4). Daarom worden bedrijven wiens circulaire activiteiten vallen onder de R4-strategie reparatie7)  uit de bedrijvenpopulatie gefilterd, het gaat hier om ongeveer 22.000 bedrijven. Uiteindelijk blijft er een populatie over van ongeveer 10.000 bedrijven, dit zijn bedrijven die mogelijk circulaire activiteiten verrichten die ontbreken in de reeds gebruikte benaderingen.

3.2.2 Clusteren circulaire bedrijven naar circulaire activiteit

Bij de resterende 10.000 bedrijven zijn ongeveer 360.000 personen werkzaam8). Ter indicatie, de totale werkgelegenheid in de circulaire economie die is geschat op basis van de reeds gebruikte methoden (zie hoofdstuk 2) was ‘slechts’ 326.000 voltijdbanen in 2018. Wat hierin een rol speelt is dat niet alle geïdentificeerde bedrijven volledig circulair zijn en misschien dus maar gedeeltelijk tot de circulaire economie gerekend zouden moeten worden. Hierover meer in hoofdstuk 3.2.3.

De circulaire economie is enorm divers met een grote verscheidenheid aan activiteiten. Om beter inzicht te krijgen in het type bedrijven, en bijbehorende type activiteiten, dat in de populatie zit zijn daarom de resterende bedrijven geclusterd naar type circulaire activiteit. Het idee hierachter is dat eventuele bevindingen die worden verkregen bij het analyseren van afzonderlijke bedrijven wellicht ook relevant zijn voor vergelijkbare bedrijven binnen hetzelfde cluster en in mindere mate voor andere type bedrijven buiten het cluster. Daarom worden alle bedrijven eerst geclusterd naar type circulaire activiteit alvorens de bedrijven afzonderlijk worden geanalyseerd.

Bij de uitvoering van de webcrawl zijn circulaire activiteiten gezocht op basis van zogeheten sleutelwoorden, vervolgens zijn de activiteiten toegewezen aan de bijbehorende R-strategie. Zowel de gehanteerde sleutelwoorden als de toegewezen R-strategie zijn gebruikt om de bedrijven te clusteren naar type circulaire activiteit9). In tabel 3.2.1. zijn de resterende bedrijven uitgesplitst naar type circulaire activiteit, daarbij is ook een indicatie van het aantal werkzame personen weergegeven.

Tabel 3.2.1. Aantal bedrijven en werkzame personen, exclusief dubbeltellingen, uitgesplitst naar type circulaire activiteit
Type circulaire activiteitAantal bedrijvenWerkzame personen
Recycling/hergebruik4130148200
Materiaalbesparing3690141900
Materiaalbesparing, prefabricage3480128600
Materiaalbesparing, overig20013200
Tweedehands119051300
Landbouw8308000
Landbouw, compost7407200
Landbouw, overig90800
Biobased805200
Plantaardig20800
Overig201800


Wat opvalt is dat veel van de geïdentificeerde bedrijven gericht zijn op de meer traditionele circulaire activiteiten, zoals recycling en de verkoop van tweedehands goederen. Deze circulaire activiteiten worden echter voor een groot deel via de huidige benaderingen (zie hoofdstuk 2) in kaart gebracht. Hierdoor rijst de vraag of dit type activiteiten voldoende gedekt wordt in de huidige benadering of dat de resultaten uit de bedrijvenpopulatie buiten de gehanteerde scope (zie hoofdstuk 2.1) vallen. De clusters materiaalbesparing en landbouw zijn verder uitgesplitst omdat binnen deze clusters de meeste bedrijven onder één type circulaire activiteit vallen. Binnen het cluster materiaalbesparing is dit de prefabricage in de bouw10)  en binnen de categorie landbouw is dit het composteren van organisch materiaal. Binnen deze clusters gaat het blijkbaar voornamelijk om één type circulaire activiteit welke nader onderzocht zal worden.

3.2.3 Bepalen van het circulaire aandeel per bedrijf

Er zal moeten worden bepaald of de bedrijven in de populatie binnen de gehanteerde scope (zie hoofdstuk 2.1) vallen en of het mogelijk is om voor deze bedrijven het circulaire aandeel te schatten. Dit is een noodzakelijke analyse om een inschatting te kunnen maken van de bruikbaarheid van de populatie uit de webcrawl. Per cluster zijn er bedrijven afzonderlijk geanalyseerd. Het idee hierachter is dat bedrijven en circulaire activiteiten binnen een cluster in het algemeen meer homogeen zijn waardoor eventuele bevindingen wellicht ook relevant zijn voor andere bedrijven binnen hetzelfde cluster. Bij deze analyse gaat de meeste aandacht uit naar de grootste bedrijven, omdat deze de grootste impact hebben op de economische indicatoren als de werkgelegenheid en toegevoegde waarde. Maar ook minder grote bedrijven zijn geanalyseerd. Ook is voor ieder cluster een uitsplitsing van bedrijven naar SBI gemaakt. Hiermee kan worden onderzocht of het type circulaire activiteit daar plaatsvindt waar dat ook verwacht zou worden. De bevindingen van deze analyse zijn hieronder per cluster beschreven.

Recycling en hergebruik van materialen
Onder de circulaire activiteit recycling valt de gehele bedrijfstak voorbereiding tot recycling (SBI 38.3), met ongeveer 5000 werkzame personen. Ook de bedrijfstak groothandel in afval en schroot (SBI 46.77) draagt bij aan het recyclen en hergebruik van materialen, hier gaat het om ongeveer 6000 werkzame personen. Maar naast deze bedrijfstak zijn in de webcrawl ook ruim 4100 bedrijven geïdentificeerd in de categorie recycling en hergebruik, met in totaal bijna 150.000 werkzame personen. Van deze bedrijven valt ruim 40 procent onder de groothandel en handelsbemiddeling (SBI 46) en de detailhandel (SBI 47), zitten er relatief veel bedrijven in de bedrijfstak gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw (SBI 43) en zijn er ruim 750 bedrijven verspreid over de verschillende bedrijfstakken in de industrie (SBI 10 - 33). Opvallend is ook dat in vrijwel iedere bedrijfstak bedrijven zijn geïdentificeerd die behoren tot de categorie recycling en hergebruik van materialen.

Na het analyseren van individuele bedrijven binnen dit cluster is er geen eenduidig beeld. Er zitten bedrijven in dit cluster die tot de circulaire economie behoren, bijvoorbeeld bedrijven die actief zijn op het gebied van recycling, of de inzameling en handel in afval. Maar er zijn ook veel bedrijven in dit cluster die op hun website een webpagina hebben over duurzaamheid, waarin zij aangeven op welke manieren zij bijdrage aan milieubewust ondernemen. Hierin staat bijvoorbeeld regelmatig dat bedrijven hun afval scheiden en inzamelen zodat dit vervolgens kan worden gerecycled. Daarbij is het niet altijd duidelijk of het bedrijf zelf het afval recyclet of dit laat doen. Alhoewel het bijdraagt aan een meer circulaire economie als een bedrijf milieubewust onderneemt door bijvoorbeeld het eigen afval te scheiden voor recycling, valt dit niet binnen de vooraf bepaalde scope van de circulaire economie (zie hoofdstuk 2.1). In principe kan er van uit worden gegaan dat ieder bedrijf het eigen afval inzamelt en scheidt, maar niet ieder bedrijf zet dit ook op hun website.

Een groot deel van de economische activiteiten gericht op afvalinzameling en recycling worden al in kaart gebracht via de bedrijfstakbenadering. Het aantal bedrijven dat binnen dit cluster geanalyseerd zou moeten worden is groot, met ruim 4.100 bedrijven. Daarbij lijkt een groot deel van de geïdentificeerde bedrijven buiten de scope te vallen, waardoor de bijdrage ervan aan de circulaire economie beperkt lijkt. Het is dan ook de vraag of het nuttig is om dit cluster via de bedrijvenpopulatie in kaart te brengen. Wel kan er onderzocht worden of er binnen dit cluster mogelijk interessante informatie gewonnen kan worden door meer focus aan te brengen, en specifiek te zoeken op innovatievere circulaire activiteiten zoals upcycling in plaats van recycling.

Materiaalbesparing
Prefabricage (prefab)
Prefabricage wordt binnen het cluster materiaalbesparing apart besproken omdat het veruit de grootste categorie is met bijna 3500 bedrijven. In de webcrawl is enkel prefabricage in de bouwsector als circulair beschouwd omdat hier elementen onder gecontroleerde omstandigheden worden gemaakt in plaats van op de bouwplaats. Hierdoor zijn de elementen van hogere kwaliteit en kan er efficiënter worden gebouwd wat materiaalbesparing oplevert. Daarom zou er verwacht worden dat prefabricage vooral in de bedrijfstak vervaardiging van producten van metaal, waaronder producten voor de bouw (SBI 25) plaatsvindt, en eventueel in de bouwsector zelf (SBI 41-43).

De verwachting komt redelijk overeen met de resultaten uit de webcrawl, meer dan 55 procent van de bedrijven valt binnen de genoemde bedrijfstakken. Wel valt dus ook meer dan 40 procent van de geïdentificeerde bedrijven in overige bedrijfstakken waar je dit niet zou verwachten. Het gaat dan met name om de groothandel (SBI 46) en de detailhandel (SBI 47), maar er zijn ook bijna 500 bedrijven verspreid over de industrie (SBI 10-33) en bijna 200 over de sectoren in de dienstverlening (SBI 55-96).

Bij het analyseren van individuele bedrijven binnen de categorie prefabricage blijkt het lastig om te beoordelen of een bedrijf circulair is, en zo ja, welk deel van het bedrijf. Veel bedrijven benoemen het gebruik van prefab-elementen, met name bedrijven in de bouw. Echter, zoals in hoofdstuk 2.1 beschreven valt het gebruik van circulaire producten buiten de scope, en zouden in het geval van prefabricage enkel de producenten van prefab-elementen meegenomen moeten worden als onderdeel van de circulaire economie. Uitgaande van de vooraf bepaalde scope zou er bij het identificeren van bedrijven een strengere selectie kunnen worden gemaakt. Zo zou er gekeken kunnen worden waar de prefabricage van elementen daadwerkelijk plaatsvindt, en zouden overige bedrijfstakken bij voorbaat uitgesloten kunnen worden. Hierdoor kan het aantal bedrijven dat handmatig moet worden geanalyseerd worden beperkt.

Tot slot kan worden afgevraagd in hoeverre prefabricage in de bouw circulair is. Veelgenoemde voordelen zijn dat prefab bouwen minder weersgevoelig is, een kortere bouwtijd heeft, lagere personeelskosten heeft en dus goedkoper is en dat dit betere kwaliteit oplevert. Materiaalbesparing (en minder afval dat vrijkomt) lijkt hierin slechts een neveneffect, waarbij het ook nog niet duidelijk is of het per definitie tot materiaalbesparing leidt.

Overig materiaalbesparing
In het cluster materiaalbesparing zitten naast de categorie prefabricage nog verschillende andere type circulaire activiteiten, waaronder voedselverspilling, verpakkingsvrije producten en tiny houses. In de categorie voedselverspilling valt op dat er veel bedrijven zitten die op hun website aangeven hoe zij milieubewust ondernemen. Er wordt dan bijvoorbeeld benoemd wat een bedrijf doet aan het ‘voorkomen van voedselverspilling’. Ook wordt hier opvallend vaak gerefereerd aan een bepaald project of initiatief. Bijvoorbeeld door een zorginstelling die samen met een cateraar probeert om voedselverspilling tegen te gaan. De vraag is hier wanneer een bedrijf dat probeert verspilling te voorkomen een circulair bedrijf is en welk deel van het bedrijf dan moet worden meegerekend. Het lijkt niet wenselijk om zorginstellingen op basis van één project als circulair bedrijf te bestempelen.

Meer dan de helft van de bedrijven in de categorie verpakkingsvrij zitten in de detailhandel (SBI 47). Hier zitten bedrijven die zich actief bezig houden met het vinden van manieren om het gebruik van verpakkingen te verminderen, of zelfs om producten volledig verpakkingsvrij aan te bieden. Ook hier is de vraag wanneer een bedrijf als circulair bestempeld kan worden. Is een bedrijf dat geen of minder verpakkingsmateriaal gebruikt daarmee per definitie een circulair bedrijf, ongeacht wat de hoofdactiviteit van het bedrijf is? In dit geval gaat het om het verminderen van materiaalgebruik door de gebruiker. Dit valt buiten de in hoofdstuk 2.1 bepaalde scope, mede omdat dit buitengewoon lastig is om in kaart te brengen.

Binnen de categorie tiny houses is het aantal bedrijven beperkt, waardoor alle bedrijven nagelopen konen worden. Er konden slechts enkele bedrijven geïdentificeerd worden die daadwerkelijk tiny houses bouwen. Wellicht is het voor een dergelijk specifieke categorie, met een klein netwerk van bedrijven en andere actoren, zinvoller om een branche- of netwerkorganisatie te contacteren om informatie in te winnen en om op deze manier een vollediger beeld te verkrijgen.

Tweedehands
In het cluster tweedehands zijn met de webcrawl bijna 1200 bedrijven geïdentificeerd. Meer dan de helft van deze bedrijven is actief binnen de groothandel (SBI 46) en de detailhandel (SBI 47). Dit lijkt plausibel omdat dit ook de bedrijfstakken zijn waar je de handel in tweedehands goederen zou verwachten. Het restant van de bedrijven zit verspreid over onder andere de industrie en de bouw, maar zit met name in de dienstensector. Opvallend veel bedrijven zitten in de bedrijfstak maatschappelijke dienstverlening (SBI 88). Omdat de dienstensector over het algemeen immateriële diensten levert en geen fysieke goederen is het interessant om te onderzoeken om wat voor type bedrijven dit gaat.

In het algemeen geldt dat er opvallend veel zorginstellingen in de webcrawl zitten, waaronder instellingen gericht op de ouderenzorg of de zorg voor mensen met een beperking. Zo ook in de categorie tweedehands. De zorginstellingen verzorgen vaak activiteiten, waaronder bezoekjes aan een rommelmarkt, tweedehandswinkel of bijvoorbeeld een activiteit waar ‘kunst uit afval’ wordt gecreëerd. Dit verklaart ook waarom er relatief veel bedrijven uit het cluster tweedehands in de dienstensector zitten. Zo valt de begeleiding van ouderen en mensen met een beperking onder SBI 88.

Ter illustratie; het belang van het controleren van de grootste bedrijven
Ter illustratie voor het belang van het controleren van de grootste bedrijven is hier een voorbeeld uitgewerkt aan de hand van de categorie tweedehands. In het cluster tweedehands zitten bijna 1200 bedrijven met in totaal ruim 51.000 werkzame personen. Bij de 30 grootste bedrijven zijn bijna 38.000 personen werkzaam, ongeveer 73 procent van het totaal. Na het controleren blijken vier van de 30 grootste bedrijven binnen de in hoofdstuk 2.1 bepaalde scope van de CE sector te zitten. Voor deze bedrijven zou een deel van de activiteiten als circulair geclassificeerd kunnen worden. Wat op basis van een ruwe schatting neerkomt op ongeveer 1200 werkzame personen, ongeveer 3 procent van de werkzame personen van de grootste 30 bedrijven. Nu kan het zo zijn dat de meeste ruis voorkomt bij de grootste bedrijven en dat het aandeel circulair toeneemt bij de kleinere bedrijven. Maar dat neemt niet weg dat het voor het bepalen van de omvang van de circulaire economie als sector cruciaal is om de grote bedrijven goed in beeld te hebben en te classificeren.

Landbouw (farming)
Compost
In het cluster landbouw zijn bijna 800 bedrijven geïdentificeerd met ruim 7500 werkzame personen. Daarbinnen is met 700 bedrijven de subgroep compost veruit het grootst. Compost valt binnen de biotische R-strategie M5, reststromen gebruiken in producten. Een groot deel van de bedrijven, ruim 300, zit zoals te verwachten in de bedrijfstak landbouw, jacht en dienstverlening (SBI 01). Maar ook bijna 250 bedrijven zitten in de bedrijfstak facility management, reiniging en landschapsverzorging (SBI 81), en ruim 50 bedrijven zitten in de detail- en groothandel.

Uitgaande van de in hoofdstuk 2 bepaalde scope zouden composteerbedrijven, bedrijven die gft-afval omzetten in compost, tot de circulaire economie sector behoren. Zij zetten immers de afvalstroom om tot een bruikbaar product. Het gebruik van dit compost in de vorm van bodemverbeteraars, zoals voor tuinen, plantsoenen, potgrond en op akkers, valt buiten de scope. Anders zou van iedere gebruiker van compost, al dan niet voor een klein deel, moeten worden bepaald welk deel meegenomen zou moeten in de circulaire economie.

In de bedrijvenpopulatie uit de webcrawl zitten onder andere veel tuincentra en hoveniers, maar ook handelaren in compostproducten. De vraag is dan ook of dergelijke bedrijven binnen de scope zouden moeten vallen. Als inderdaad de scope zoals die in hoofdstuk 2.1 is bepaald aan wordt gehouden, dan kunnen bedrijven in bepaalde bedrijfstakken zoals de landschapsverzorging en handel worden uitgesloten. Wellicht is het logischer om de webcrawl specifiek te richten op composteerbedrijven, in plaats van op een algemene term als compost. Uit een artikel uit de Volkskrant (2010) blijkt dat het in Nederland gaat om een tiental composteerbedrijven. Mogelijk kunnen deze bedrijven ook via een brancheorganisatie worden geïdentificeerd. Het is mogelijk dat boerenbedrijven zelf hun plantaardig afval composteren en deze vervolgens intern gebruiken. In een dergelijk geval is het lastig om het circulaire aandeel van het bedrijf te bepalen. Dit komt mede omdat het product niet op de markt verkocht wordt waardoor er geen informatie is over bijvoorbeeld de gemaakte omzet. Dit maakt het lastig om het economische belang ervan te bepalen.

Landbouw overig
Onder de overige categorieën binnen het cluster landbouw vallen onder andere de stadslandbouw, aquafarming en vergisten. Het gaat hier om minder dan 100 bedrijven. Om het economische belang van de stadslandbouw in kaart te brengen, kan er gefocust worden op de professionele voedselproductie, en niet op hobbyen waar geen of nauwelijks economische waarde mee gepaard gaat. Tot nu toe lijkt het hier vooral te gaan om ideeën en kleine initiatieven, en is het economische belang nihil. Bij vergisten gaat het om het omzetten van biomassa in biogas, dat een belangrijke rol speelt in de energietransitie. Gezien het onderscheidt dat gemaakt wordt tussen de circulaire economie en de energietransitie (zie hoofdstuk 2.1) lijkt vergisten buiten de scope van de circulaire economie te vallen, ondanks de bijdrage aan de circulaire economie.

Biobased
Met biobased wordt de inzet van hernieuwbare grondstoffen bedoeld. De inzet van hernieuwbare grondstoffen in de economie niets nieuws, zo zijn er verpakkingsmaterialen van papier en karton en kunnen huizen van hout worden gebouwd. Maar er zijn ook nieuwere ontwikkeling, waarbij onderzocht wordt of er biobased alternatieven kunnen worden ontwikkelt, om het gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen te verminderen. Zo worden kunststoffen als plastic uit fossiele grondstoffen vervangen door biobased alternatieven. In dit cluster wordt enkel gekeken naar de ontwikkelingen op het gebied van biobased kunststoffen.

Uitgaande van de in hoofdstuk 2.1 bepaalde scope ligt de focus op producenten en ontwikkelaars van biobased materialen, welke vervolgens door tal van gebruikers kunnen worden ingezet. Naar verwachting zullen deze bedrijven zich voornamelijk bevinden in de bedrijfstak vervaardiging van producten van rubber en kunststof (SBI 22). Echter, van de ruim 80 geïdentificeerde bedrijven bevinden zich iets meer dan 10 in deze bedrijfstak. De overige bedrijven zijn verspreid over tal van bedrijfstakken, maar veruit de meeste (meer dan 25) bevinden zich in de groothandel (SBI 46).

Met behulp van de webcrawl zijn er zeker producenten van bioplastics geïdentificeerd, zo zitten er bedrijven in met projecten om bioplastics te produceren uit gft-afval, afvalwater of andere biomassa stromen. Maar er zitten ook gebruikers van biobased materialen in. Dit zijn bijvoorbeeld producenten en leveranciers van verpakkingen die soms biobased materialen inzetten om de conventionele plastics te vervangen. Om de economie meer circulair te maken is het gebruik van bioplastics minstens zo belangrijk als de productie ervan. Echter, gebruikers van circulaire producten vallen buiten de scope (zie hoofdstuk 2.1). Daarnaast is het haast onmogelijk om alle gebruikers in kaart te brengen en om te bepalen of zij tot de circulaire economie behoren, en zo ja, met welk aandeel. Wel kan het in de praktijk lastig zijn om producenten en gebruikers van biobased grondstoffen te onderscheiden, bijvoorbeeld als een bedrijf bioplastics produceert en deze ook direct verwerkt tot eindproduct.

Overige circulaire activiteiten
Het resterende cluster overig omvat onder andere de productie van vleesvervangers, het winnen van energie uit materialen en het circulaire business model product als dienst. In dit cluster gaat het om een verscheidenheid aan activiteiten waardoor er niet slechts enkele bedrijfstakken zijn waar de activiteiten worden verricht. Voor de productie van vleesvervangers valt wel op dat relatief veel bedrijven zich bevinden in de bedrijfstakken landbouw (SBI 01) en de vervaardiging van voedingsmiddelen (SBI 10), naast de groothandel en detailhandel (SBI 46 en 47). In de categorie vleesvervangers worden een aantal producenten geïdentificeerd, maar voor de overige categorieën zijn de bevindingen erg wisselend.

Tot slot, de energiewinning uit materialen is ook onderdeel van de energietransitie. Op basis van de huidige afbakening (zie hoofdstuk 2.1) valt dit buiten de scope. Indien het toch wenselijk is om dit onderdeel mee te nemen onder de circulaire economie, dan zou de mogelijkheid onderzocht kunnen worden om dit onderdeel te ramen op basis van fysieke energiecijfers. Een vergelijkbare methode werd tot voorheen in het economische achtergrondrapport bij de Klimaat- en energieverkenning (CBS, 2020) toegepast.
3.2.4 Samenvatten belangrijkste bevindingen webcrawl
In hoofdstuk 3.2 is onderzocht of het mogelijk is om aan de hand van de door Royal HaskoningDHV uitgevoerd webcrawl mogelijk is om een bedrijvenpopulatie op te zetten waarmee het economische belang van nog ontbrekende circulaire activiteiten in kaart kan worden gebracht. Alhoewel er in de webcrawl zeker bedrijven zijn geïdentificeerd die circulaire activiteiten verrichten die nog niet in de huidige benadering worden meegenomen, zitten er wel haken en ogen aan het gebruik ervan voor het hierboven beschreven doel. Hieronder worden de belangrijkste bevinden kort samengevat.

Allereerst laat hoofdstuk 3.2.1 zien dat een groot deel van de bedrijven uit de webcrawl activiteiten verricht die al in de huidige benadering worden meegenomen. Het gebruikte filter om dubbeltellingen te voorkomen is wat grof, de gehele R4-strategie is buiten beschouwing gelaten, wellicht zitten hier toch nog circulaire activiteiten in die nog niet in beeld zijn. Dit zou nog nader onderzocht kunnen worden. Waarbij op bijvoorbeeld nog specifiekere circulaire economie termen gefocust kan worden, zoals upcycling in plaats van recycling.

Er zit redelijk wat ruis in de bedrijvenpopulatie. Hiermee wordt bedoeld dat er bedrijven in de populatie zitten die geen circulaire activiteit verrichten en dus niet in de populatie thuis horen. Over het algemeen lijkt dit te komen doordat er trefwoorden staan op websites van bedrijven die niet direct gerelateerd zijn aan de economische activiteiten die dat bedrijf verricht. Voorbeelden hiervan zijn nieuwsberichtjes, blogs, sponsoring, bedrijfsvisies over de toekomst, samenwerkingsprojecten met andere bedrijven, zorginstellingen die activiteiten organiseren en daarover schrijven op hun website, een ICT-bedrijf dat een website bouwt voor een circulair bedrijf en dit benoemd op hun website, et cetera.

De afbakening van de circulaire economie zoals bepaald in hoofdstuk 2.1 lijkt strikter dan die gehanteerd wordt in de webcrawl. Het belangrijkste verschil is de focus op de aanbieders van circulaire producten en het uitsluiten van gebruikers, ondanks het belang van hun bijdrage aan een meer circulaire economie. Als alle gebruikers van circulaire producten, of ieder bedrijf dat iets doet aan materiaalbesparing meegerekend wordt onder de circulaire economie, dan wordt het een onmogelijke opgave om dit goed in beeld te brengen.

Indien een bedrijf binnen de vastgestelde scope valt moet het circulaire aandeel worden bepaald. Dit blijkt voor de circulaire economie nog lastiger te zijn dan voor vergelijkbare projecten als de milieusector en de energiesector. Dit heeft ermee te maken dat het begrip circulaire economie enorm breed is. Het gaat er niet alleen om welk product er geleverd wordt, maar ook hoe het product geproduceerd wordt (bv. zwammen die gekweekt worden op koffiedik) en wat het businessmodel is dat een bedrijf hanteert (bv. is er sprake van verkoop of lease van producten). Bij de milieusector en energiesector is dit eenduidiger. Het vorige punt is hier ook aan gerelateerd, indien ook de gebruikers van circulaire producten in de scope zouden vallen wordt het bepalen van het circulaire aandeel nog ingewikkelder.

Een ander praktisch probleem met het in kaart brengen van bepaalde circulaire activiteiten is dat deze niet altijd resulteren in een product dat op de markt verschijnt. Hierdoor is er geen omzet waardoor het bepalen van de economische waarde extra lastig wordt. Voorbeelden hiervan zijn interne bedrijfsactiviteiten zoals het inzamelen en recyclen van afvalstromen.

Tot slot, om een correcte raming van het economische belang van de circulaire economie te maken is het belangrijk om in ieder geval de grootste bedrijven goed in beeld te hebben. Het belang hiervan is geïllustreerd onder het kopje tweedehands (hoofdstuk 3.2.3).

3.3 Samenstellen tijdreeks

Indien het gebruik van een bedrijvenpopulatie een nuttige aanvulling blijkt op de huidige benaderingen (zie hoofdstuk 2), dan zou het wenselijk zijn om net als voor de overige benaderingen een tijdreeks samen te kunnen stellen vanaf het jaar 2001. Echter, uit hoofdstuk 3.2 blijkt dat er nog genoeg werk te doen is om plausibele economische indicatoren voor één recent jaar af te leiden, is er vooralsnog geen aandacht besteed aan de mogelijke teruglegging van de resultaten.

Indien het lukt om op basis van de bedrijvenpopulatie één recent jaar goed in beeld te brengen, dan kan er gekeken worden naar mogelijkheden om de resultaten terug te leggen. Hierbij zal beoordeeld moeten in hoeverre de opgezette bedrijvenpopulatie representatief is voor eerdere jaren, of dat het mogelijk is om voor een oud jaar een populatie op te zetten. Het is mogelijk om de economische gegevens van bedrijven in de populatie ook op te halen voor eerdere jaren vanaf 2010.

Daarbij is het wel de vraag of het vastgestelde circulaire aandeel van bedrijven constant kan worden verondersteld of dat een bedrijf tijdens de tussenliggende periode juist meer of minder circulair is geworden. Het is echter lastig om hier iets over te zeggen, omdat er geen websites uit 2010 meer online staan die de benodigde informatie bevatten. Ook kan het zijn dat er in de tussenliggende jaren fusies, overnames of faillissementen hebben plaatsgevonden waardoor bedrijven uit de populatie vallen of moeilijk zijn om door de tijd te volgen.

Het jaarlijks updaten van de tijdreeks is eenvoudiger, maar kan wel arbeidsintensief zijn. De opgezette bedrijvenpopulatie dient als startpunt voor het nieuwe jaar, waarbij onderzocht wordt of er fusies, overnames, faillissementen en dergelijke hebben plaatsgevonden. Voor deze gevallen kan waar nodig opnieuw het circulaire aandeel worden bepaald en kunnen de indicatoren worden bijgewerkt. Een eventuele update van de gehele populatie zou eens in de paar jaar kunnen plaatsvinden.

5) Voor een aantal verschillende grootteklassen, zoals bedrijven met 1-2 personen, tot 10 personen, tot 50 personen, et cetera, zou op basis van een steekproef een circulair aandeel kunnen worden bepaald die voor die gehele groep wordt ingezet als proxy.
6) Met een ‘bedrijf’ wordt bedoeld een Nederlands bedrijf dat beschikt over een KvK-nummer en die valt buiten de SBI-code O – Openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen (RHDHV, 2020).
7) In de webcrawl worden ook alle verhuur-activiteiten toegewezen aan de R4-strategie reparatie.
8) Dit is een ruwe indicatie voor het jaar 2019. De koppeling met arbeidsgegevens was niet helemaal volledig, hierdoor ligt het werkelijke aantal werkzame personen waarschijnlijk iets hoger. Dit geldt ook voor de overige cijfers over werkzame personen in hoofdstuk 3.2. 
9) Het aantal type circulaire activiteiten is enorm divers. Om tot een bruikbaar overzicht te komen zijn verschillende type circulaire activiteiten samengevoegd in een breder cluster. De weergegeven indeling is uiteindelijk gebaseerd op basis van bruikbaarheid voor de haalbaarheidsstudie, maar kan ook anders of gedetailleerder worden weergegeven.
10) Prefabricage is een term die met name in de bouw wordt gebruikt. Het is een proces waarbij de woningonderdelen op een andere locatie worden gemaakt, vervolgens naar het bouwterrein worden getransporteerd en daar in elkaar gezet.
11) Dit is een ruwe indicatie voor het jaar 2019. De koppeling met arbeidsgegevens was niet helemaal volledig, hierdoor ligt het werkelijke aantal werkzame personen waarschijnlijk iets hoger. Dit geldt ook voor de overige cijfers over werkzame personen in hoofdstuk 3.2.