4. Staldieren
4.1 Krachtvoer
Het voer voor staldieren kan bestaan uit mengvoer, enkelvoudige krachtvoergrondstoffen en, voor sommige diercategorieën, uit vochtrijke bijproducten. In de toegepaste kengetallen van het voerverbruik van staldieren wordt het verbruik uitgedrukt als verbruik van droog voer met een droge stofgehalte van ongeveer 88 procent. Voor de voersamenstelling wordt gebruik gemaakt van de afzet van mengvoer en enkelvoudig voer die voerleveranciers jaarlijks moeten rapporteren aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). In de geregistreerde voerleveringen zijn echter ook leveringen van vochtrijk voer opgenomen. Het droge stofgehalte van deze voeders kan niet uit de voerleveringen worden afgeleid maar ligt voor de meest verbruikte soorten tussen 10 en 30 procent. Door het ontbreken van informatie over het droge stofgehalte is het niet mogelijk om de samenstelling van leveringen van vochtrijk voer om te rekenen naar de samenstelling van droog voer zoals die in kengetallen over het voerverbruik worden toegepast. Leveringen van vochtrijk voer zijn daarom uit de bestanden verwijderd om de gemiddelde stikstof- en fosforgehalten van droog voer te kunnen berekenen. Het stikstofgehalte van het geleverde voer is hierbij gebruikt als indicatie van de levering van vochtrijk voer. Het verbruik en de samenstelling van vochtrijk voer bestemd voor varkens is afkomstig van de OPNV.Bij pluimvee spelen vochtrijke voeders geen rol. Hierdoor is het mogelijk een gemiddelde samenstelling van het verstrekte voer te berekenen op basis van de geregistreerde leveringen van mengvoer en enkelvoudig voer. Een uitzondering hierop vormen de vleeskuikens vanwege het aandeel enkelvoudige tarwe in het rantsoen. Het aandeel enkelvoudige tarwe is in het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research hoger dan in geregistreerde voerleveringen van RVO. De leveringen van akkerbouwer naar veehouder en het verbruik van tarwe van het eigen bedrijf zitten namelijk niet in de geregistreerde voerleveringen maar wel in het BIN. Om die reden is voor vleeskuikens uit de RVO-gegevens alleen de samenstelling van mengvoer berekend. Het verbruik van tarwe is gebaseerd op gegevens van Wageningen Economic Research. Van het kaliumgehalte in varkens- en pluimveemengvoer is geen jaarlijkse informatie beschikbaar. De samenstelling van het voer voor staldieren is weergegeven in Tabel 4.1.1.
Stikstof (N) | Stikstof (N) | Fosfor (P) | Fosfor (P) | ||
---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2019 | 2020 | ||
Varkensvoer | Opfokzeugen en -beren1),2) | 24,4 | 25,4 | 4,8 | 5,3 |
Varkensvoer | Zeugen1) | 24,1 | 24,1 | 4,9 | 4,9 |
Varkensvoer | Beren1) | 23,4 | 23,0 | 5,0 | 5,1 |
Varkensvoer | Vleesvarkens1),2) | 24,6 | 24,3 | 4,4 | 4,5 |
Pluimveevoer | Vleeskuikenvoer3) | 29,0 | 29,1 | 4,2 | 4,2 |
Pluimveevoer | Opfokvoer voor vleeskuikenouderdieren | 25,2 | 25,1 | 5,5 | 5,4 |
Pluimveevoer | Foktoomvoer voor vleeskuikenouderdieren | 22,8 | 22,7 | 4,5 | 4,5 |
Pluimveevoer | Opfokvoer voor legrassen | 27,3 | 27,4 | 5,5 | 5,6 |
Pluimveevoer | Legvoer | 26,1 | 26,1 | 4,9 | 4,9 |
Pluimveevoer | Eendenvoer | 25,8 | 25,4 | 5,4 | 5,3 |
Pluimveevoer | Kalkoenenvoer | 28,7 | 28,3 | 4,9 | 5,1 |
Konijnen- en pelsdierenvoer | Konijnenvoer | 25,4 | 25,0 | 5,4 | 5,4 |
Konijnen- en pelsdierenvoer | Nertsenvoer4) | 11,6 | 10,7 | 2,4 | 2,4 |
1) Inclusief vochtrijk krachtvoer en enkelvoudig vervoederde grondstoffen. 2) Inclusief startvoer. 3) Inclusief enkelvoudig vervoederde tarwe. 4) Nertsen krijgen vochtrijk voer met een drogestofgehalte van 30-40%. |
4.2 Dierlijke productie
De vastlegging van mineralen in dierlijke producten is afhankelijk van het productieniveau van vlees en eieren en van de mineralengehalten van die producten. Het levend gewicht van staldieren wordt incidenteel aangepast. De mineralengehalten van dierlijke producten worden jaarlijks afgestemd op de forfaitaire waarden in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Nieuwe gegevens over gehalten aan stikstof en fosfor in het levend gewicht van staldieren komen incidenteel beschikbaar. De samenstelling van dierlijke producten is weergegeven Tabel 4.2.1.Levend gewicht (LG) | Stikstof (N) | Fosfor (P) | Kalium (K) | Bron [LG] [N] [P] [K] | ||
---|---|---|---|---|---|---|
kg | g/kg | g/kg | g/kg | |||
Varkens | Doodgeboren big | 1,3 | 18,7 | 6,15 | 1,81 | [1] [2] [2] [2] |
Varkens | Uitval biggen | 2,8 | 23,1 | 5,36 | 2,64 | [2] [2] [2] [2] |
Varkens | Big bij afleveren | 25,8 | 24,8 | 5,32 | 2,42 | [3] [2] [2] [2] |
Varkens | Vleesvarken | 125 | 25,0 | 5,36 | 2,28 | [3] [2] [2] [2] |
Varkens | Opfokzeug | 145 | 24,9 | 5,78 | 2,25 | [4] [2] [5] [2] |
Varkens | Fokzeug | 230 | 25,0 | 5,35 | 2,08 | [6] [7] [7] [2] |
Varkens | Fokbeer | 325 | 25,0 | 5,35 | 2,04 | [8] [7] [7] [2] |
Kippen | Eendagskuiken - legsector | 0,035 | 25,8 | 2,53 | 2,00 | [8] [9] [9] [10] |
Kippen | Eendagskuiken - vleessector | 0,042 | 25,8 | 2,53 | 2,40 | [8] [9] [9] [10] |
Kippen | Witte leghen - 17 weken | 1,285 | 28,0 | 5,50 | 1,91 | [8] [10] [7] [10] |
Kippen | Witte leghen - eindgewicht | 1,600 | 28,0 | 5,60 | 1,85 | [8] [10] [7] [10] |
Kippen | Middelzware leghen - 17 weken | 1,520 | 28,0 | 5,50 | 1,65 | [8] [10] [7] [10] |
Kippen | Middelzware leghen - eindgewicht | 1,700 | 28,0 | 5,60 | 1,85 | [8] [10] [7] [10] |
Kippen | Moederdier van vleesrassen - ca. 20 weken | 2,200 | 33,4 | 4,93 | 2,50 | [11] [12] [12] [12] |
Kippen | Moederdier van vleesrassen - eindgewicht | 3,900 | 28,4 | 5,41 | 2,20 | [6] [12] [12] [12] |
Kippen | Vaderdier van vleesrassen - ca. 20 weken | 3,000 | 34,5 | 5,46 | 2,50 | [6] [12] [12] [12] |
Kippen | Vaderdier van vleesrassen - eindgewicht | 4,800 | 35,4 | 5,68 | 2,50 | [6] [12] [12] [12] |
Kippen | Vleeskuiken | 2,430 | 28,3 | 4,40 | 2,40 | [13] [15] [14] [12] |
Eenden en kalkoenen | Eend - begingewicht | 0,056 | 28,0 | 2,97 | 1,83 | [16] [15] [15] [16] |
Eenden en kalkoenen | Vleeseend | 3,200 | 29,5 | 5,07 | 2,49 | [6] [15] [15] [16] |
Eenden en kalkoenen | Kalkoen - begingewicht | 0,057 | 30,0 | 3,40 | 2,04 | [7] [8] [7] [7] |
Eenden en kalkoenen | Vleeskalkoen, hen | 10,000 | 33,0 | 5,00 | 2,04 | [6] [7] [7] [7] |
Eenden en kalkoenen | Vleeskalkoen, haan | 20,000 | 33,0 | 5,20 | 2,04 | [6] [7] [7] [7] |
Konijnen en pelsdieren | Konijnen1) | 28,3 | 5,19 | 2,00 | ||
Konijnen en pelsdieren | Nertsen1) | 27,9 | 6,00 | 2,00 | ||
Eieren | Legsector | 18,5 | 1,70 | 1,20 | [7][7][7] | |
Eieren | Vleessector | 0,062 | 19,3 | 1,90 | 1,20 | [8] [12][12][12] |
1) Gemiddelde samenstelling van de dierlijke productie. [1] Coppoolse et al. (1990). [2] Jongbloed en Kemme (2002a). [3] Agrovision kengetallen vleesvarkens en zeugen (jaarlijks). [4] Evers et al. (2011). [5] Jongbloed (2010). [6] KWIN (2020). [7] Jongbloed en Kemme (2002b). [8] Jongbloed en Kemme (2005). [9] Ipema en Jongbloed (2011). [10] WPSA (1985). [11] Groenestein (2017). [12] Versteegh en Jongbloed (2000a). [13] Bedrijveninformatienet (BIN). Wageningen Economic Research. [14] Versteegh en Jongbloed (2000b). [15] Tabellen mestbeleid. [16] De Buisonjé et al. (2009). |
4.3 Mineralenexcretie
De excretiefactoren voor staldieren staan in Tabel 4.3.1. Voor de enkele belangrijke categorieën staldieren is de berekening van de excretiefactoren in deze paragraaf opgenomen.
Stikstof (N) | Fosfaat (P2O5) | Kali (K2O) | ||
---|---|---|---|---|
Varkens | Vleesvarkens | 11,5 | 4,3 | 8,0 |
Varkens | Opfokzeugen en -beren | 15,3 | 6,9 | 8,5 |
Varkens | Gedekte zeugen, zeugen bij de biggen en overige fokzeugen1) | 30,8 | 13,9 | 21,0 |
Varkens | Opfokberen, 50 kg en meer | 15,3 | 6,9 | 8,5 |
Varkens | Dekrijpe beren | 22,0 | 11,3 | 11,5 |
Pluimvee | Vleeskuikens | 0,41 | 0,12 | 0,24 |
Pluimvee | Ouderdieren van vleesrassen, jonger dan 19 weken | 0,35 | 0,20 | 0,17 |
Pluimvee | Ouderdieren van vleesrassen, 19 weken en ouder | 0,98 | 0,50 | 0,44 |
Pluimvee | Leghennen, jonger dan 18 weken | 0,36 | 0,17 | 0,15 |
Pluimvee | Leghennen, 18 weken en ouder | 0,79 | 0,41 | 0,34 |
Pluimvee | Vleeseenden | 0,67 | 0,39 | 0,47 |
Pluimvee | Kalkoenen | 1,59 | 0,72 | 0,84 |
Konijnen | Konijnen (voedsters)2),3) | 8,1 | 4,3 | 8,6 |
Pelsdieren | Nertsen (moederdieren)3) | 2,0 | 1,0 | 0,7 |
1) Inclusief excretie van biggen. 2) Inclusief excretie van vleeskonijnen. 3) Inclusief excretie van mannelijke dieren en opfokdieren. N.B. De factoren gelden per bij de landbouwtelling geteld dier. |
Varkens
De technische kengetallen van vleesvarkens en zeugen zijn gebaseerd op cijfers van Agrovision. De bij RVO geregistreerde leveringen van mengvoer en enkelvoudig voer in kilogrammen voer, stikstof en fosfor zijn gebruikt bij de bepaling van de mineralengehalten van droge voeders voor de onderscheiden categorieën varkens. Dit is gedaan door bedrijven waaraan varkensvoer is geleverd, te koppelen aan de gegevens in de Landbouwtelling. Vervolgens zijn de stikstof- en fosforgehalten van het voer voor een bepaalde categorie varkens zoals vleesvarkens of zeugen gebaseerd op de gemiddelde samenstelling van het geleverde voer aan bedrijven die alleen de betreffende categorie varkens houden. Deze werkwijze impliceert dat er bij de samenstelling geen onderscheid hoeft te worden gemaakt tussen verschillende typen voeders zoals startvoer, opfokvoer en afmestvoer bij vleesvarkens of tussen verschillende typen zeugenvoeders bij fokzeugen.
De uitgangspunten en de excretieberekening voor vleesvarkens zijn weergegeven in Tabel 4.3.2 en voor fokzeugen in Tabel 4.3.3.
Eenheid | 2019 | 2020 | |
---|---|---|---|
Verbruik startvoer | kg/dier.jaar | 147 | 143 |
Verbruik vleesvarkensvoer | kg/dier.jaar | 638 | 656 |
Vastlegging in vlees | kg/dier.jaar | 309 | 315 |
Eindgewicht vleesvarken | kg | 122 | 125 |
Stikstofgehalte vlees | g N/kg | 25,1 | 25,1 |
Fosforgehalte vlees | g P/kg | 5,4 | 5,4 |
Kaliumgehalte vlees | g K/kg | 2,2 | 2,2 |
Stikstofopname | kg N/dier.jaar | 19,3 | 19,4 |
Fosforopname | kg P/dier.jaar | 3,5 | 3,6 |
Kaliumopname | kg K/dier.jaar | 7,2 | 7,4 |
Stikstofvastlegging | kg N/dier.jaar | 7,7 | 7,9 |
Fosforvastlegging | kg P/dier.jaar | 1,7 | 1,7 |
Kaliumvastlegging | kg K/dier.jaar | 0,7 | 0,7 |
Stikstofexcretie | kg N/dier.jaar | 11,5 | 11,5 |
Fosfaatexcretie1) | kg P2O5/dier.jaar | 4,2 | 4,3 |
Kali-excretie2) | kg K2O/dier.jaar | 7,9 | 8,0 |
1) De omrekenfactor voor P in P2O5 is 2,29. 2) De omrekenfactor voor K in K2O is 1,205. |
Eenheid | 2019 | 2020 | |
---|---|---|---|
Verbruik biggenvoer | kg/big.jaar | 29 | 30 |
Verbruik biggenvoer | kg/zeug.jaar | 855 | 891 |
Verbruik zeugenvoer | kg/zeug.jaar | 1 231 | 1 244 |
Vastlegging zeug | kg/dier.jaar | 35 | 37 |
Grootgebrachte biggen | aantal/zeug.jaar | 30 | 30 |
Grootgebrachte biggen | kg/zeug.jaar | 767 | 778 |
Uitval biggen | kg/zeug.jaar | 15 | 13 |
Doodgeboren biggen | kg/zeug.jaar | 3,0 | 3,0 |
Eindgewicht big | kg | 25,6 | 25,8 |
Stikstofgehalte vastlegging zeug | g N/kg | 25,2 | 25,2 |
Fosforgehalte vastlegging zeug | g P/kg | 4,6 | 4,6 |
Kaliumgehalte vastlegging zeug | g K/kg | 1,8 | 1,8 |
Stikstofgehalte vastlegging grootgebrachte biggen | g N/kg | 24,8 | 24,8 |
Fosforgehalte vastlegging grootgebrachte biggen | g P/kg | 5,3 | 5,3 |
Kaliumgehalte vastlegging grootgebrachte biggen | g K/kg | 2,4 | 2,4 |
Stikstofgehalte vastlegging uitgevallen biggen | g N/kg | 23,1 | 23,1 |
Fosforgehalte vastlegging uitgevallen biggen | g P/kg | 5,4 | 5,4 |
Kaliumgehalte vastlegging uitgevallen biggen | g K/kg | 2,6 | 2,6 |
Stikstofgehalte vastlegging doodgeboren biggen | g N/kg | 18,7 | 18,7 |
Fosforgehalte vastlegging doodgeboren biggen | g P/kg | 6,2 | 6,2 |
Kaliumgehalte vastlegging doodgeboren biggen | g K/kg | 1,8 | 1,8 |
Stikstofopname | kg N/dier.jaar | 50,2 | 51,4 |
Fosforopname | kg P/dier.jaar | 10,3 | 10,5 |
Kaliumopname | kg K/dier.jaar | 19,2 | 19,4 |
Stikstofvastlegging | kg N/dier.jaar | 20,3 | 20,6 |
Fosforvastlegging | kg P/dier.jaar | 4,3 | 4,4 |
Kaliumvastlegging | kg K/dier.jaar | 2,0 | 2,0 |
Stikstofexcretie | kg N/dier.jaar | 29,9 | 30,8 |
Fosfaatexcretie1) | kg P2O5/dier.jaar | 13,6 | 13,9 |
Kali-excretie2) | kg K2O/dier.jaar | 20,8 | 21,0 |
1) De omrekenfactor voor P in P2O5 is 2,29. 2) De omrekenfactor voor K in K2O is 1,205. |
Pluimvee, konijnen en nertsen
De technische kengetallen voor vleeskuikens en leghennen ouder dan circa 18 weken worden jaarlijks geactualiseerd op basis van de deeladministraties leghennen en vleeskuikens in het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research. Bij de bepaling van de mineralengehalten van kippenvoer voor de onderscheiden categorieën kippen zijn de bedrijven waaraan kippenvoer is geleverd, gekoppeld aan de gegevens in de Landbouwtelling. De samenstelling van het voer voor een bepaalde pluimveecategorie is gebaseerd op de gemiddelde samenstelling van het voer dat geleverd is aan bedrijven die uitsluitend de betreffende pluimveecategorie houden. Op deze manier is de samenstelling bepaald van leghennenvoer, vleeskuikenvoer en voer voor vleeskuikenouderdieren. Voor eenden, kalkoenen, nertsen en konijnen komen de voercategorieën in de overzichten van RVO overeen met de diercategorieën in de Landbouwtelling. Een nadere uitsplitsing van deze voercategorieën zoals bij varkens en kippen is dus niet nodig.
De uitgangspunten en de excretieberekening voor vleeskuikens zijn weergegeven in Tabel 4.3.4.en voor leghennen in Tabel 4.3.5.
Eenheid | 2019 | 2020 | |
---|---|---|---|
Verbruik vleeskuikenvoer | kg/dier.jaar | 33,8 | 34,4 |
Groei vleeskuiken | gram/dier.dag | 54,9 | 56,5 |
Vastlegging vleeskuiken | kg/dier.jaar | 20,0 | 20,6 |
Stikstofgehalte vastlegging dier | g N/kg | 28,3 | 28,3 |
Fosforgehalte vastlegging dier | g P/kg | 4,4 | 4,4 |
Kaliumgehalte vastlegging dier | g K/kg | 2,4 | 2,4 |
Stikstofopname | kg N/dier.jaar | 0,98 | 1,00 |
Fosforopname | kg P/dier.jaar | 0,14 | 0,14 |
Kaliumopname | kg K/dier.jaar | 0,24 | 0,25 |
Stikstofvastlegging | kg N/dier.jaar | 0,57 | 0,58 |
Fosforvastlegging | kg P/dier.jaar | 0,09 | 0,09 |
Kaliumvastlegging | kg K/dier.jaar | 0,05 | 0,05 |
Stikstofexcretie | kg N/dier.jaar | 0,41 | 0,41 |
Fosfaatexcretie1) | kg P2O5/dier.jaar | 0,12 | 0,12 |
Kali-excretie2) | kg K2O/dier.jaar | 0,23 | 0,24 |
1) De omrekenfactor voor P in P2O5 is 2,29. 2) De omrekenfactor voor K in K2O is 1,205. |
Eenheid | 2019 | 2020 | |
---|---|---|---|
Verbruik legvoer | kg/dier.jaar | 44,7 | 43,3 |
Groei leghen | gram/dier.dag | 0,5 | 0,5 |
Vastlegging leghen | kg/dier.jaar | 0,2 | 0,2 |
Eiproductie vanaf 20 weken | kg/dier.jaar | 19,5 | 19,0 |
Eiproductie vanaf 18 weken | kg/dier.jaar | 18,6 | 18,2 |
Stikstofgehalte vastlegging dier | g N/kg | 28,0 | 28,0 |
Fosforgehalte vastlegging dier | g P/kg | 6,2 | 6,1 |
Kaliumgehalte vastlegging dier | g K/kg | 2,2 | 2,1 |
Stikstofgehalte vastlegging eieren | g N/kg | 18,5 | 18,5 |
Fosforgehalte vastlegging eieren | g P/kg | 1,7 | 1,7 |
Kaliumgehalte vastlegging eieren | g K/kg | 1,2 | 1,2 |
Stikstofopname | kg N/dier.jaar | 1,17 | 1,13 |
Fosforopname | kg P/dier.jaar | 0,22 | 0,21 |
Kaliumopname | kg K/dier.jaar | 0,31 | 0,31 |
Stikstofvastlegging dier | kg N/dier.jaar | 0,01 | 0,01 |
Fosforvastlegging dier | kg P/dier.jaar | 0,00 | 0,00 |
Kaliumvastlegging dier | kg K/dier.jaar | 0,00 | 0,00 |
Stikstofvastlegging eieren | kg N/dier.jaar | 0,34 | 0,34 |
Fosforvastlegging eieren | kg P/dier.jaar | 0,03 | 0,03 |
Kaliumvastlegging eieren | kg K/dier.jaar | 0,02 | 0,02 |
Stikstofexcretie | kg N/dier.jaar | 0,82 | 0,79 |
Fosfaatexcretie1) | kg P2O5/dier.jaar | 0,43 | 0,41 |
Kali-excretie2) | kg K2O/dier.jaar | 0,35 | 0,34 |
1) De omrekenfactor voor P in P2O5 is 2,29. 2) De omrekenfactor voor K in K2O is 1,205. |
4.4. Mestproductievolume
De hoeveelheid mest per dier is gedefinieerd als de hoeveelheid mest in kilogram die na enkele maanden bewaring aanwezig is in de stalopslag, inclusief voerresten, schoonmaakwater en vermorst drinkwater.
De mestproductiefactoren van staldieren worden periodiek geactualiseerd door de mestafvoer van grondloze bedrijven te vergelijken met het aantal dieren op het bedrijf. De mestproductiefactoren van 2020 zijn niet gewijzigd ten opzichte van 2019.
Factoren voor de mestproductie per dier zijn weergegeven in Tabel 4.4.1.
Vleesvarkens, 20 tot 50 kg en 50 kg en meer | 1 000 | |
---|---|---|
Opfokzeugen en -beren | 1 200 | |
Gedekte zeugen, kraamzeugen en overige fokzeugen1) | 4 500 | |
Opfokberen, 50 kg en meer | 1 200 | |
Dekrijpe beren | 3 200 | |
Vleeskuikens | 10,0 | |
Ouderdieren van vleesrassen, jonger dan 18 weken | 8,2 | |
Ouderdieren van vleesrassen, 18 weken en ouder | 20,0 | |
leghennen, jonger dan 18 weken | 6,5 | |
Leghennen, 18 weken en ouder | 17,5 | |
Vleeseenden | 45,0 | |
Kalkoenen | 45,0 | |
Konijnen (voedsters)2) | 377 | |
Nertsen (moederdieren)3) | 200 | |
1) Inclusief excretie van biggen. 2) Excretie per voedster inclusief excretie van mannelijke dieren, vleeskonijnen en opfokkonijnen. 3) Excretie per moederdier inclusief excretie van mannelijke dieren en opfokdieren. N.B. Varkensmest en nertsenmest is dunne mest, pluimveemest is vaste mest. |