Werkgelegenheid en economische groei
Jaar | Bbp (%-verandering t.o.v. jaar eerder) | Gewerkte uren (%-verandering t.o.v. jaar eerder) |
---|---|---|
'03 | 0,1 | -1,2 |
'04 | 2 | 0,3 |
'05 | 2 | -0,3 |
'06 | 3,5 | 1,9 |
'07 | 3,9 | 2,9 |
'08 | 2,1 | 1,6 |
'09 | -3,7 | -1,5 |
'10 | 1,3 | -0,7 |
'11 | 1,8 | 0,9 |
'12 | -1 | -0,9 |
'13 | 0 | -0,9 |
'14 | 1,6 | 0,7 |
'15 | 2,1 | 0,8 |
'16 | 2,4 | 2,4 |
'17 | 2,8 | 2,3 |
'18 | 2,3 | 2,7 |
'19 | 2,3 | 2,7 |
'20 | -3,9 | -4,2 |
'21 | 6,3 | 4,7 |
'22 | 5 | 3,9 |
'23 | 0,1 | 1,4 |
De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt worden voor een groot deel bepaald door de stand van de economie. Als de economie groeit, stijgt meestal ook de werkgelegenheid. Wel reageert de arbeidsmarkt meestal met enige vertraging op economische ontwikkelingen. Bovendien zijn de veranderingen op de arbeidsmarkt vaak wat kleiner dan die in het bruto binnenlands product (bbp).
Jaar | Arbeidsproductiviteit (%-verandering t.o.v. jaar eerder) |
---|---|
'03 | 1,2 |
'04 | 1,8 |
'05 | 2,4 |
'06 | 1,5 |
'07 | 1,1 |
'08 | 0,8 |
'09 | -1,9 |
'10 | 2,2 |
'11 | 1,3 |
'12 | 0,1 |
'13 | 1,3 |
'14 | 1 |
'15 | 1,1 |
'16 | -0,2 |
'17 | 0,5 |
'18 | -0,5 |
'19 | -0,3 |
'20 | 0,2 |
'21 | 1,9 |
'22 | 1,7 |
'23 | -1,2 |
De arbeidsproductiviteit is de jaarlijkse groei in de bruto toegevoegde waarde uitgedrukt in basisprijzen per gewerkt uur. In de tweede helft van 2008 brak de kredietcrisis uit, wat in 2009 resulteerde in een sterke afname van de arbeidsproductiviteit. Oorzaak van deze afname was dat de ingezette hoeveelheid arbeid en kapitaal niet snel genoeg kon worden aangepast aan de teruggevallen vraag, een gangbaar patroon aan het begin van een crisis. Begin 2020 brak het coronavirus uit in Nederland. De toegevoegde waarde en de gewerkte uren daalden allebei met 4 procent. In 2021 heeft de arbeidsproductiviteit zich fors hersteld. In 2023 is er echter weer sprake van een afname van de arbeidsproductiviteit.
Jaar | Arbeidsinkomensquote (%) | Loonquote (%) |
---|---|---|
'03 | 79 | 66,6 |
'04 | 77,3 | 65,4 |
'05 | 75,2 | 63,4 |
'06 | 73,7 | 61,7 |
'07 | 72,5 | 60,8 |
'08 | 74,2 | 62,7 |
'09 | 77,7 | 66,2 |
'10 | 76,9 | 65,2 |
'11 | 77,1 | 65,3 |
'12 | 78,2 | 66,3 |
'13 | 78 | 65,9 |
'14 | 77,7 | 65,2 |
'15 | 74,8 | 62 |
'16 | 74,5 | 61,4 |
'17 | 73,7 | 60,5 |
'18 | 74,3 | 61 |
'19 | 73,5 | 60,4 |
'20 | 74,4 | 61,7 |
'21 | 70,5 | 57,9 |
'22 | 69,4 | 57,2 |
'23 | 69 | 56,7 |
De arbeidsinkomensquote is gelijk aan het aandeel van de beloning voor arbeid in de netto toegevoegde waarde. Voor werknemers staat het arbeidsinkomen gelijk aan de beloning (de lonen plus de sociale premies ten laste van werkgevers). Voor zelfstandigen wordt het netto gemengd inkomen als benadering voor het arbeidsinkomen genomen. Het netto gemengd inkomen bevat naast de beloning van arbeid ook de beloning voor ondernemerschap (winst).
De arbeidsinkomensquote in de marktsector begon na 2003 sterk te dalen. Aan deze daling kwam in de jaren 2008-2009 een einde. Daarbij speelt een rol dat de economie in 2009 sterk kromp. Hierdoor vielen de bedrijfswinsten sterk terug en werd het relatieve aandeel van de arbeidsinkomsten dus groter. In de periode van economisch herstel vanaf 2014 herstelden de bedrijfswinsten en kwam de arbeidsinkomensquote weer lager uit dan 2014. In 2020 vielen als gevolg van de coronapandemie de bedrijfswinsten sterk terug, maar werden de arbeidsinkomsten door allerlei maatregelen in stand gehouden, waardoor de arbeidsinkomensquote tijdelijk weer steeg.
De loonquote is gelijk aan de beloning van werknemers in verhouding tot de netto toegevoegde waarde. In tegenstelling tot de arbeidsinkomensquote betreft de loonquote alleen het arbeidsinkomen van werknemers.
Cijfers op StatLine: Bbp; Arbeidsvolume naar bedrijfstak en geslacht volgens Nationale rekeningen en Arbeidsinkomensquote