In 2021 meer ziekenhuisopnamen dan in 2020
Tijdens de coronagolven in 2020 en 2021 werd een deel van de reguliere zorg uitgesteld, verplaatst of vermeden. Mede daardoor waren er minder ziekenhuisopnamen dan in 2019. Het aantal acute klinische opnamen en observaties daalde in 2020 met 7 procent, maar nam in 2021 weer toe met 4 procent. Het aantal niet-acute klinische opnamen daalde in 2020 met 19 procent en nam in 2021 niet toe. De dagopnamen, dat is ook niet-acute planbare zorg, daalden in 2020 met 13 procent, maar namen in 2021 weer wat toe. In 2021 waren er nog 7 procent minder dagopnamen dan in 2019.
Jaar | Acute klinische opnamen en observaties (mln) | Niet-acute klinische opnamen en dagopnamen (mln) |
---|---|---|
2015 | 1,045 | 2,235 |
2016 | 1,055 | 2,221 |
2017 | 1,027 | 2,137 |
2018 | 1,018 | 2,070 |
2019 | 1,012 | 2,102 |
2020* | 0,941 | 1,795 |
2021* | 0,977 | 1,871 |
Bron: CBS, DHD (LBZ) | ||
*voorlopige cijfers |
Meer opnamen vanwege COVID-19
Er waren 60 duizend opnamen met een hoofddiagnose COVID-19-infectie in 2021, 20 duizend meer dan in 2020. Dit waren voornamelijk patiënten van 45 jaar en ouder. De gemiddelde verpleegduur van klinische opnamen voor COVID-19 steeg van 8,4 naar 9,2 dagen in 2021. Dit is aanzienlijk langer dan de gemiddelde verpleegduur van alle andere diagnosen tezamen, die in beide jaren 5 dagen was.
Hoewel er meer opnamen voor COVID-19 waren in 2021, was de kans op overlijden in het ziekenhuis iets lager dan een jaar eerder. Het aantal overledenen per 100 opnamen (klinische opnamen en observaties) daalde van 15,5 naar 13,9. In 2021 overleden 8 duizend mensen met een hoofddiagnose COVID-19 in het ziekenhuis. In 2020 waren dat er 6 duizend.
In beide jaren werden 50 procent meer mannen dan vrouwen opgenomen voor COVID-19, en de opnamen duurden bij mannen gemiddeld ook langer. Ook kwam bij mannen vaker sterfte voor tijdens ziekenhuisopname voor COVID-19 dan bij vrouwen.
Op 6 januari 2021 werd in Nederland gestart met grootschalig vaccineren tegen COVID-19. Tot eind 2021 hadden 13,3 miljoen mensen een of meerdere COVID-19-vaccinaties gekregen. Het aantal opnamen met bijwerkingen van vaccinaties en andere stoffen als nevendiagnose steeg van 330 in 2020 naar 1 265 in 2021. Binnen deze groep werd in 2021 bij 875 opnamen bijwerkingen van COVID-19-vaccinatie geregistreerd als nevendiagnose.
Nieuwvormingen meest voorkomende hoofddiagnose
Net als in voorgaande jaren kwamen opnamen met hoofddiagnose nieuwvormingen, waaronder kwaadaardige nieuwvormingen (kankers), het meeste voor. Het aantal opnamen voor nieuwvormingen steeg in 2021 met 7 procent tot 580 duizend en was daarmee vergelijkbaar met het aantal opnamen in 2019, voor de coronapandemie: 576 duizend.
De stijging van het totaal aantal opnamen bij nieuwvormingen komt vooral door de stijging van het aantal dagopnamen voor kwaadaardige nieuwvormingen. Het aantal klinische opnamen neemt sinds 2017 geleidelijk af, terwijl het aantal dagopnamen al sinds 2015 stijgt. Na een beperkte daling in 2020 lijken in 2021 de opnamen weer het patroon van de voorgaande jaren te volgen.
Klinische opnamen nieuwvormingen totaal (x 1 000) | Klinische opnamen kwaadaardige nieuwvormingen (x 1 000) | Dagopnamen nieuwvormingen totaal (x 1 000) | Dagopnamen kwaadaardige nieuwvormingen (x 1 000) | |
---|---|---|---|---|
2015 | 175,9 | 148,1 | 337,5 | 259,5 |
2016 | 179,3 | 149,8 | 362,4 | 277,5 |
2017 | 173,4 | 144,2 | 367,3 | 283,1 |
2018 | 168,9 | 139,9 | 379,2 | 296,2 |
2019 | 164,2 | 135,8 | 410,1 | 328,1 |
2020 | 146,0 | 121,6 | 397,0 | 325,9 |
2021* | 144,9 | 120,0 | 434,2 | 349,9 |
Bron: CBS, DHD (LBZ) | ||||
*voorlopige cijfers |
Hart- en vaatziekten
Bij de hart- en vaatziekten, een andere grote diagnosegroep, is het aantal opnamen in 2021 (343 duizend) met 3 procent gestegen ten opzichte van 2020 (334 duizend), maar ligt nog 6 procent lager dan in 2019 (364 duizend).
Over de jaren is bij de hart- en vaatzieken een licht dalende trend te zien bij de acute klinische opnamen en observaties en bij de niet-acute klinische opnamen. Bij de (ook niet-acute) dagopnamen is er een licht stijgende trend. In 2020 en 2021 volgen de acute opnamen (bijvoorbeeld voor beroerten en hartinfarcten) grotendeels het patroon van de eerdere jaren. De acute zorg voor hart- en vaatziekten lijkt dus tijdens de coronapandemie grotendeels te zijn gecontinueerd. Het aantal niet-acute klinische opnamen is in 2020 harder gedaald dan voorheen en het aantal dagopnamen daalde ook in 2020, na eerdere stijging. In 2021 is het aantal opnamen voor beide groepen niet-acute opnamen weer wat toegenomen.
Jaar | Acute klinische opnamen en observaties (x 1 000) | Niet-acute klinische opnamen (x 1 000) | Dagopnamen (x 1 000) |
---|---|---|---|
2015 | 192,5 | 87,7 | 87,3 |
2016 | 199,5 | 82,6 | 92,3 |
2017 | 197,3 | 77,6 | 94,6 |
2018 | 188,8 | 75,0 | 96,1 |
2019 | 190,7 | 73,2 | 100,4 |
2020* | 179,6 | 61,3 | 93,2 |
2021* | 180,4 | 61,4 | 101,6 |
Bron: CBS, DHD (LBZ) | |||
*voorlopige cijfers |
Minder opnamen dan voor de coronapandemie in meeste diagnosegroepen
Behalve bij de nieuwvormingen zijn er bij de meeste diagnosegroepen in 2021, het tweede jaar van de coronapandemie, nog steeds minder opnamen dan in 2019. Bij de opnamen voor zwangerschap, bevalling en kraambed en aandoeningen rond de geboorte waren er wel meer opnamen in 2021 dan in 2019. Er werden in 2021 ook meer kinderen geboren.
Bij sommige diagnosegroepen, zoals hart- en vaatziekten en ziekten van de spijsverteringsorganen, is er ten opzichte van 2020 een lichte toename van het aantal opnamen. Bij andere diagnosegroepen is dat niet het geval. In 2020 was er bijvoorbeeld een sterke afname (-34 procent) te zien van opnamen voor ziekten van de ademhalingsorganen (exclusief COVID-19), en oorziekten. In 2021 steeg het aantal opnamen voor deze ziekten niet en bleef dus veel lager dan het aantal opnamen in 2019. Bij de ziekten van de ademhalingsorganen waren er bijvoorbeeld minder dagopnamen voor astma. Ook daalde het aantal acute opnamen voor COPD en longontstekingen. Dit hangt deels samen met de registratie van hoofddiagnosen als er ook sprake is van een COVID-19 infectie. Patiënten met COPD of longontsteking én COVID-19 vallen onder de hoofddiagnosegroep COVID-19.
Perioden | 2021* (x 1 000) | 2020 (x 1 000) | 2019 (x 1 000) |
---|---|---|---|
Nieuwvormingen | 580,3 | 544,1 | 575,5 |
Ziekten spijsverteringsorganen | 359,9 | 347,3 | 393,3 |
Hart- en vaatziekten | 343,4 | 334,1 | 364,3 |
Ziekten van botspierstelsel | 182,3 | 184,5 | 235,6 |
Ongevalsletsel en vergiftiging | 179,4 | 171,7 | 190,6 |
Zwangerschap, bevalling, kraambed | 173,7 | 161,0 | 170,4 |
Symptomen en onduidelijke ziektebeelden | 153,9 | 148,5 | 178,8 |
Ziekten van urogenitaal stelsel | 126,1 | 124,8 | 148,5 |
Ziekten van ademhalingsorganen | 125,0 | 126,2 | 192,1 |
Andere contacten met gezondheidsdiensten | 115,0 | 122,7 | 144,5 |
Aandoeningen ontstaan rond geboorte | 96,7 | 89,0 | 88,1 |
Bloedziekten | 67,6 | 62,3 | 69,2 |
Ziekten van zenuwstelsel | 63,6 | 64,6 | 79,7 |
COVID-19 | 60,4 | 40,4 | |
Oogziekten | 57,4 | 56,5 | 76,0 |
Hormonale, voedings- en stofwisselingsziekten | 44,7 | 43,5 | 52,8 |
Infectieuze en parasitaire ziekten | 32,1 | 29,7 | 40,8 |
Oorziekten | 29,9 | 30,5 | 46,5 |
Huidziekten | 25,9 | 24,6 | 32,6 |
Aangeboren afwijkingen | 18,6 | 17,9 | 20,0 |
Psychische en gedragsstoornissen | 12,8 | 12,8 | 14,8 |
Bron: CBS, DHD (LBZ) | |||
*voorlopige cijfers |
Bronnen
- StatLine - Ziekenhuisopnamen en -patiënten; diagnose-indeling VTV
- StatLine - Ziekenhuisopnamen en -patiënten; diagnose-indeling ICD-10 (3-teken niveau)
- StatLine - Ziekenhuisopnamen; sterfte, urgentie, diagnose-indelingen CCS en VTV