Totstandkoming
In het verleden waren er meerdere instrumenten om de veiligheidssituatie in Nederland te monitoren, zoals de Politiemonitor Bevolking, het Permanent Onderzoek Leefsituatie en de Enquête Leefbaarheid en Veiligheid. Het thema veiligheid kreeg veel aandacht van de kabinetten Balkenende (2002 tot en met 2010). Er bestond echter geen eenduidig instrument om het veiligheidsbeleid te monitoren en de effectiviteit van beleid te meten.
Daarom is het Rijk in 2005 met het project 'Stroomlijning Veiligheidsmonitors' gestart. De drie bovengenoemde monitors werden in 2005 geïntegreerd tot één monitor: de Veiligheidsmonitor Rijk (VMR) 2005-2008. Deze is vervolgens in samenwerking met de politiekorpsen, de VNG, de G4 en de G27 (tegenwoordig G40) verder ontwikkeld tot de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM) 2008-2011.
Integrale Veiligheidsmonitor 2008-2011
In het najaar van 2008 is de IVM voor het eerst uitgevoerd. De meting op landelijk en politieregionaal niveau werd door het CBS uitgevoerd (20 duizend enquêtes per jaar). Politiekorpsen en gemeenten konden zich op vrijwillige basis aansluiten en kiezen voor jaarlijkse of tweejaarlijkse deelname. In het startjaar hebben 82 gemeenten deelgenomen, in 2009 waren dat er 239. Verreweg de meeste gemeenten kozen voor tweejaarlijkse deelname, waardoor het aantal deelnemers in de oneven jaren veel groter bleef (in 2010 deden er 20 gemeenten mee; in 2011 waren dat 225 gemeenten).
Doorontwikkeling van IVM naar Veiligheidsmonitor
Na vier uitvoeringen van de IVM is besloten om per 2012 een aantal aanpassingen door te voeren: de vragenlijst is herzien, het landelijke basisdeel is opgehoogd van 20 duizend naar 65 duizend enquêtes per jaar, het veldwerk wordt naast het CBS door één onderzoeksbureau uitgevoerd en er wordt alleen gebruik gemaakt van enquêtering via internetvragenlijsten en via papieren vragenlijsten.
Tot en met 2017 werd de Veiligheidsmonitor jaarlijks uitgevoerd. In 2017 besloten de opdrachtgevers van de Veiligheidsmonitor, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Centraal Bureau voor de Statistiek, samen met de andere leden van de Raad voor de Veiligheidsmonitor om de frequentie van de Veiligheidsmonitor terug te brengen tot een keer per twee jaar. Door de Veiligheidsmonitor om het jaar uit te voeren worden de kosten teruggebracht, maar blijft het toch een betrouwbaar instrument waarmee trends in beeld kunnen worden gebracht. Ook benchmarking blijft mogelijk.
In 2021 werd de Veiligheidsmonitor opnieuw doorontwikkeld om deze te verbeteren en toekomstbestendig te maken. Zowel de vragenlijst als de manier waarop de enquête wordt uitgevoerd, is gewijzigd. Voortaan worden alle enquêtes via internet afgenomen en worden er geen papieren enquêtes meer verzonden. Ook wordt er niet meer telefonisch gerappelleerd, maar alleen nog schriftelijk.