Vaardigheden van werkenden: autonomie, herhaalde taken en procedures
Over deze publicatie
Op welke wijze hangen autonomie, het uitvoeren van herhaalde taken en werken volgens procedures samen met de positie in de werkkring van werkenden? En in hoeverre hangen deze factoren en de positie in de werkkring samen met de mate waarin werkenden verschillende vaardigheden toepassen op het werk?
De belangrijkste bevindingen:
- Zelfstandigen (inclusief zzp’ers die eigen arbeid aanbieden) ervaren meer autonomie en werken minder volgens vaste procedures dan werknemers.
- Weinig autonomie, veel herhaalde taken en werken volgens procedures komt veel voor bij uitzendkrachten.
- Met uitzondering van werken volgens procedures geldt dit ook voor oproep- en invalkrachten.
- Het gebruik van digitale vaardigheden hangt positief samen met autonomie en negatief met herhaalde taken en werken volgens procedures. Voor zwaar lichamelijk werk geldt het omgekeerde.
1. Inleiding
Veranderingen op de arbeidsmarkt en nieuwe technologieën leiden tot veranderingen in de verwachtingen en eisen die gesteld worden aan werkenden. Daarnaast is het ene beroep het andere niet. Binnen sommige beroepen heeft men veel vrijheid wat betreft de inhoud van werkzaamheden; binnen andere beroepen is het belangrijk dat het werk in een vaste volgorde wordt uitgevoerd. De ene baan is repetitief en bestaat uit vaak te herhalen taken; bij de andere baan is men gebonden aan precies vastgestelde procedures of protocollen. Bij de ene baan bestaat het werk grotendeels uit het maken van complexe berekeningen; bij een andere baan gaat het vooral om tillen en sjouwen. Ook zouden er verschillen kunnen zijn tussen soorten arbeidsrelaties, zoals een vaste of flexibele arbeidsovereenkomst, wat betreft de mate waarin men met strak na te leven procedures te maken heeft.
Goldthorpe (2007) wijst op de rol die de mogelijkheid tot monitoring kan spelen bij het al dan niet aanbieden van een vast contract door werkgevers. Als de output lastig direct waar te nemen is, dan kunnen werkgevers hun werknemers moeilijk aansturen. Het vaste contract, of uitzicht daarop, kan dan een middel zijn om werkenden te motiveren hun best te blijven doen.
Werk dat volledig is vastgelegd in procedures vereist mogelijk minder (impliciete) kennis, afgezien van het kennen van de procedures. Dat zou betekenen dat er ook minder inwerktijd, training en ervaring nodig zijn om het werk uit te voeren. Werkenden binnen deze beroepen zouden daardoor makkelijker inwisselbaar zijn, want de kennisoverdracht van de ene naar de andere werknemer beperkt zich in dat geval grotendeels tot de na te leven procedures of protocollen. Hetzelfde geldt voor werk dat grotendeels bestaat uit het steeds op dezelfde manier herhalen van taken.
Als werkenden inwisselbaar zijn, dan is het voor werkgevers minder relevant om hen door middel van een vast contract aan zich te binden. De verwachting is daarom dat werkenden die weinig autonomie in het werk hebben, die taken uitvoeren die steeds op dezelfde manier herhaald worden en veel volgens vaste procedures moeten werken, minder vaak een vast contract hebben dan werkenden die zelf mogen bepalen hoe ze hun werk uitvoeren. Deze verwachting doet denken aan het concept van schijnzelfstandigheid: de situatie waarbij een zelfstandige voor het inkomen (bijna) volledig afhankelijk is van één werkgever of opdrachtgever. Daarnaast wordt het concept van schijnzelfstandigheid gekenmerkt door een organisatorische afhankelijkheid, waarbij bepalend is of de zelfstandige zelf kan bepalen hoe, waar en wanneer het werk wordt uitgevoerd, of dat dit ook door de werkgever of opdrachtgever wordt bepaald. Uit eerder onderzoek (Kösters & Smits, 2017) kwam naar voren dat de situatie waarbij één werkgever dominant is en verantwoordelijk voor 75 procent van het inkomen vaker voorkomt bij zzp’ers die eigen arbeid aanbieden dan bij andere zzp’ers. Met deze bevinding in het achterhoofd wordt in dit artikel onderzocht of zzp’ers die eigen arbeid aanbieden qua autonomie, de mate waarin zij te maken hebben met herhaalde taken en met procedures meer lijken op flexibele werknemers dan op andere zelfstandigen.
Andersom, als het werk niet of nauwelijks geprotocolleerd is, gaat het om eigen inzicht en ervaring die moeten worden ontwikkeld. Dan is het voor werkgevers relevant om goed functionerende medewerkers door middel van een vast dienstverband te stimuleren om bij het bedrijf te blijven werken. Het is echter niet altijd mogelijk om vooraf in te schatten of werknemers geschikt zijn voor een functie. Dat kan een reden zijn om werknemers eerst een flexibel dienstverband te geven en pas bij goed functioneren een vaste aanstelling.
De discussie of (een deel van de) zzp’ers die eigen arbeid aanbieden niet eigenlijk schijnzelfstandigen zijn die door werkgevers worden ingehuurd als alternatief voor flexibele werknemers, speelt al langer. Zo had 8 procent van de zzp’ers in 2023 één opdrachtgever en was bij een kwart van de zzp’ers één opdrachtgever verantwoordelijk voor minimaal 75 procent van het inkomen (CBS, z.d.). Van zelfstandigen is de verwachting dat zij over het algemeen meer autonomie binnen hun werk ervaren dan (flexibele) werknemers, aangezien zij geen leidinggevende hebben die bepaalt hoe zij hun werk moeten uitvoeren. Maar als zzp’ers die eigen arbeid aanbieden inderdaad werkzaamheden verrichten die ook in loondienst gedaan zouden kunnen worden, dan plaatst dat hen qua autonomie wellicht meer in de buurt van flexibele werknemers dan zzp’ers die producten aanbieden of zelfstandigen met personeel.
Het doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in de inzet van flexibele werknemers en zzp’ers die eigen arbeid aanbieden op de arbeidsmarkt. Hiervoor wordt gekeken naar de samenhang van werken volgens procedures, herhaalde werkzaamheden en autonomie met de soort arbeidsrelatie. Zzp’ers worden op deze aspecten vergeleken met werknemers met een flexibel dienstverband. Hiermee bouwen we voort op De Vries (2024). In dit artikel staan de volgende onderzoeksvragen centraal:
- In hoeverre ervaren werkenden met een verschillende positie in de werkkring (zzp’ers, flexibele werknemers, vaste werknemers en zelfstandigen met personeel) autonomie op hun werk?
- In hoeverre hebben werkenden met een verschillende positie in de werkkring te maken met herhaalde taken en/of procedures?
- In hoeverre hangt het uitvoeren van verschillende vaardigheden onder werktijd samen met iemands positie in de werkkring, het ervaren van autonomie op het werk, of het verrichten van herhaalde taken en/of procedures?
2. Data en methode
In dit onderzoek wordt gekeken naar 15- tot 75-jarige werkenden in Nederland in het jaar 2022. Er is gebruik gemaakt van de gegevens van de Enquête beroepsbevolking (EBB), in het bijzonder van de extra vragen die in 2022 zijn gesteld (CBS, 2023). Deze extra vragen zijn toegevoegd vooruitlopend op het jaar 2023, dat is omgedoopt tot het European Year of Skills. Dit was een initiatief vanuit de Europese Unie om de zogenaamde skill gaps in de EU aan te pakken, en om in kaart te brengen waar de bestaande vaardigheden van werkenden in de lidstaten tekortschieten en/of verbeterd kunnen worden. De vragen hebben betrekking op vaardigheden die mensen in hun werk gebruiken, het uitvoeren van taken die steeds op dezelfde manier herhaald worden, het werken volgens procedures en de autonomie in het werk.
Binnen positie in de werkkring wordt onderscheid gemaakt tussen werknemers (met een flexibel of een vast dienstverband), zelfstandigen (met of zonder personeel), uitzendkrachten en oproep- en invalkrachten. Bij de samenhang van positie in de werkkring met invloed op de volgorde, inhoud van werkzaamheden en het herhalen van taken en werken volgens procedures kunnen andere factoren een rol spelen. Jongeren zitten bijvoorbeeld vaker in de fase waarin ze nog door de werkgever gescreend worden, waardoor ze vaker als flexibele werknemer werken. Daarnaast krijgen zij in het begin van hun loopbaan vaak minder verantwoordelijkheden waardoor ze minder autonomie hebben. Verder verschillen zowel de autonomie als de positie in de werkkring tussen bedrijfstakken en beroepsklassen. Ook zijn hoogopgeleiden, mannen en voltijders, die gemiddeld genomen een hogere autonomie hebben, ondervertegenwoordigd onder flexwerknemers. Door multivariate ordinale regressieanalyses uit te voeren, kan rekening worden gehouden met bedrijfstak, beroepsklasse, arbeidsduur, onderwijsniveau, leeftijd en geslacht. Bij bedrijfstak worden de resultaten voor ‘Huishoudens’ en ‘Extraterritoriale organisaties’ vanwege hun geringe omvang niet gepresenteerd. Een samenvatting van de resultaten van de multivariate analyses is te vinden in de tabellen in de bijlage (B1 en B2).
3. Resultaten
3.1 In hoeverre ervaren werkenden met een verschillende positie in de werkkring autonomie op hun werk?
Zelfstandigen ervaren substantieel meer autonomie op het werk dan werknemers. Daarbij gaat het zowel om invloed op de volgorde als op de inhoud van het werk. Zzp’ers die producten aanbieden geven het vaakst aan veel invloed op zowel de volgorde als de inhoud van het werk te hebben. Over het algemeen valt op dat de autonomie van zzp’ers die eigen arbeid aanbieden lager is dan die van andere zelfstandigen en juist aanzienlijk hoger is dan die van werknemers.
Werknemers ervaren minder autonomie dan zelfstandigen. Vooral uitzendkrachten en oproep- en invalkrachten ervaren weinig autonomie. Daarna volgen de tijdelijke werknemers en de vaste werknemers. Die rangorde komt overeen met eerder onderzoek (Huisegge et al., 2020). Van de werknemers hebben degenen met een vast contract de meeste autonomie, gevolgd door degenen met uitzicht daarop. Deze resultaten sluiten aan bij de verwachting van Goldthorpe (2007) dat een vast contract, of het uitzicht daarop, door werkgevers gebruikt kan worden om werknemers te motiveren wanneer aansturing op output lastig is.
Hoe ouder, des te meer invloed
Hoe ouder werkenden zijn, des te meer invloed ze ervaren op de volgorde van hun werkzaamheden. Dat blijkt uit de resultaten van de multivariate ordinale regressieanalyse (bijlage, tabel B.1). Uit dezelfde analyse blijkt dat werkenden met een hbo- of universitairniveau, of daarmee vergelijkbaar, meer invloed hebben dan degenen met een mbo-niveau of daarmee vergelijkbaar of werkenden met basisonderwijs of een vmbo-diploma, voltijders meer dan deeltijders en mannen meer dan vrouwen. De invloed is relatief hoog in de bedrijfstakken ‘Overige dienstverlening’, ‘Verhuur en handel van onroerend goed’ en ‘Specialistische zakelijke diensten’. De invloed is laag in de bedrijfstakken ‘Vervoer en opslag’ en ‘Horeca’. Managers hebben veel invloed en werkenden in de beroepsklasse ’Transport en logistiek’ hebben weinig invloed op de volgorde van hun werkzaamheden.
Ook wanneer rekening wordt gehouden met leeftijd, geslacht, onderwijsniveau, arbeidsduur, beroepsklasse en bedrijfstak ervaren zelfstandigen meer invloed op de volgorde van hun werkzaamheden dan vaste werknemers. Het verschil tussen zelfstandigen met personeel en vaste werknemers is weliswaar kleiner dan wanneer geen rekening wordt gehouden met achtergrondkenmerken, maar het verschil tussen zelfstandigen en zzp’ers die producten aanbieden is groter. De verschillen naar positie in de werkkring zijn kleiner als rekening wordt gehouden met achtergrondkenmerken. Leeftijd speelt hierbij een belangrijke rol: jongeren hebben vaker een flexibel contract en hebben ook minder invloed op de volgorde van hun werkzaamheden. Het verschil tussen oproep- en invalkrachten en vaste werknemers is minder groot wanneer rekening wordt gehouden met leeftijd, arbeidsduur, beroep en bedrijfstak.
Bij de invloed op de inhoud van de werkzaamheden zijn in grote lijnen dezelfde samenhangen te zien als bij de volgorde van werkzaamheden. Ook hier blijkt dat zelfstandigen, tevens wanneer rekening wordt gehouden met achtergrondkenmerken, meer invloed ervaren dan vaste werknemers. Wel zijn de verschillen tussen werknemers kleiner wanneer rekening wordt gehouden met de lagere leeftijd en kortere arbeidsduur van flexibele werknemers.
Weinig/geen invloed (% van werkende 15- tot 75-jarigen) | Enige invloed (% van werkende 15- tot 75-jarigen) | Veel invloed (% van werkende 15- tot 75-jarigen) | |
---|---|---|---|
Vaste arbeidsrelatie | 11,7 | 33,3 | 55 |
Tijdelijk | |||
Uitzicht op vast | 16,2 | 36,1 | 47,7 |
Minstens 1 jaar | 20,1 | 37,7 | 42,1 |
Korter dan 1 jaar | 24,2 | 38,3 | 37,5 |
Uitzendkracht | 31,7 | 34 | 34,3 |
Oproep-/ invalkracht | 30,1 | 41 | 28,9 |
Zzp | |||
Eigen arbeid 1) | 7 | 21 | 72,1 |
Producten 2) | 5,5 | 12,7 | 81,9 |
Zelfstandige met personeel | 4,6 | 18,9 | 76,5 |
Flex, contract onbekend | 31,6 | 41,5 | 26,9 |
Totaal | 14,7 | 32,5 | 52,9 |
1) Zzp'er die eigen arbeid of diensten aanbiedt. 2) Zzp'er die producten of grondstoffen verkoopt. |
Weinig/geen invloed (% van werkende 15- tot 75-jarigen) | Enige invloed (% van werkende 15- tot 75-jarigen) | Veel invloed (% van werkende 15- tot 75-jarigen) | |
---|---|---|---|
Vaste arbeidsrelatie | 21 | 45,4 | 33,6 |
Tijdelijk | |||
Uitzicht op vast | 26,5 | 46,8 | 26,8 |
Minstens 1 jaar | 31,4 | 43,8 | 24,7 |
Korter dan 1 jaar | 38,8 | 40,9 | 20,3 |
Uitzendkracht | 44,8 | 35,6 | 19,6 |
Oproep-/ invalkracht | 47,2 | 36 | 16,9 |
Zzp | |||
Eigen arbeid 1) | 10,5 | 25,5 | 64 |
Producten 2) | 5,9 | 16,5 | 77,7 |
Zelfstandige met personeel | 5,3 | 25,2 | 69,5 |
Flex, contract onbekend | 47,6 | 37,7 | 14,7 |
Totaal | 24,2 | 40,5 | 35,4 |
1)Zzp'er die vooral eigen arbeid of diensten aanbiedt. 2)Zzp'er die vooral producten of grondstoffen verkoopt. |
3.2 In hoeverre hebben werkenden met een verschillende positie in de werkkring te maken met herhaalde taken en procedures?
Uitzendkrachten en oproep- en invalkrachten voeren relatief vaak taken uit die steeds op dezelfde manier herhaald worden. Ook werknemers met een arbeidsovereenkomst van minder dan een jaar hebben hier vaak mee te maken. Van alle werknemers voeren degenen met een vast contract het minst vaak herhaalde taken uit. Er is niet zo’n duidelijk verschil tussen werknemers en zelfstandigen als bij autonomie. Van de zelfstandigen voeren zzp’ers die eigen arbeid aanbieden het minst herhaalde taken uit, minder dan alle andere werknemers, en zzp’ers die producten aanbieden het meest.
Voltijders minder herhaalde taken dan deeltijders
Voltijders hebben binnen hun werk minder vaak te maken met herhaalde taken dan deeltijders. Dat blijkt uit de resultaten van de multivariate ordinale regressieanalyse (bijlage, tabel B.2). Ook hebben mannen minder hiermee te maken dan vrouwen en ouderen minder dan jongeren. Ook een hbo- of universitair niveau hangt samen met minder herhaalde taken. Herhaalde taken zijn vooral terug te vinden binnen de bedrijfstakken ‘Handel’, ‘Landbouw, bosbouw en visserij’ en ‘Vervoer en opslag’. In ‘Delfstoffenwinning’ en ‘Openbaar bestuur en overheidsdiensten’ worden daarentegen juist relatief weinig herhaalde taken uitgevoerd. Wanneer wordt gekeken naar beroep, dan zijn het vooral de werkenden binnen ‘Transport en logistiek’ die veel herhaalde taken uitvoeren, terwijl werkenden binnen de ‘ICT’ dit weinig doen.
Het verschil tussen oproep- en invalkrachten enerzijds en vaste werknemers anderzijds is kleiner wanneer rekening wordt gehouden met bedrijfstak, beroepsklasse en arbeidsduur.
Het verschil tussen tijdelijke en vaste werknemers is na controle voor de verschillende persoons- en arbeidskenmerken niet meer significant. Tot slot zijn zzp’ers die eigen arbeid aanbieden nog steeds de groep die het minst herhaalde taken uitvoeren. Dit geldt ook als er rekening mee wordt gehouden dat zij bijvoorbeeld vaak werken in de ‘Specialistische zakelijke diensten’, waar relatief weinig sprake is van herhaalde taken.
Helemaal niet (% van werkende 15- tot 75-jarigen) | In kleine mate (% van werkende 15- tot 75-jarigen) | In enige mate (% van werkende 15- tot 75-jarigen) | In grote mate (% van werkende 15- tot 75-jarigen) | In zeer grote mate (% van werkende 15- tot 75-jarigen) | |
---|---|---|---|---|---|
Vaste arbeidsrelatie | 4 | 19,3 | 33,8 | 30,8 | 12,2 |
Tijdelijk | |||||
Uitzicht op vast | 3,7 | 18,7 | 32,1 | 31,5 | 14 |
Minstens 1 jaar | 4,8 | 16,9 | 31,3 | 31,3 | 15,7 |
Korter dan 1 jaar | 2,3 | 13,9 | 30,7 | 35,9 | 17,1 |
Uitzendkracht | 3,1 | 11 | 25,2 | 32 | 28,6 |
Oproep-/ invalkracht | 2 | 7,6 | 21,9 | 40,5 | 28 |
Zzp | |||||
Eigen arbeid 1) | 8,5 | 21,8 | 32,8 | 25,9 | 11,1 |
Producten 2) | 5,2 | 14,2 | 29 | 35,1 | 16,6 |
Zelfstandige met personeel | 4,7 | 16,4 | 32,8 | 31,5 | 14,5 |
Flex, contract onbekend | 2 | 6,7 | 21,8 | 36,8 | 32,7 |
Totaal | 4,2 | 17,4 | 31,6 | 31,7 | 15,2 |
1)Zzp'er die vooral eigen arbeid of diensten aanbiedt. 2)Zzp' er die vooral producten of grondstoffen verkoopt. |
Uitzendkrachten zijn binnen hun werk het vaakst gebonden aan precies omschreven procedures, stappenplannen of protocollen; oproep- en invalkrachten in vergelijking met andere werknemers juist weinig. Dan gaat het bijvoorbeeld om het volgen van een recept, een medisch protocol, een veiligheidsprotocol of een bouwtekening.
Zelfstandigen, vooral zzp’ers, hebben van alle werkenden het minst te maken met procedures. De samenhang tussen de positie in de werkkring en werken volgens precies omschreven procedures, stappenplannen of protocollen is kleiner wanneer rekening wordt gehouden met de bedrijfstak waarin een persoon werkt of de arbeidsduur. Bedrijfstak en arbeidsduur spelen vooral een rol bij de mate waarin men met procedures te maken heeft.
Helemaal niet (% van werkende 15- tot 75-jarigen) | In kleine mate (% van werkende 15- tot 75-jarigen) | In enige mate (% van werkende 15- tot 75-jarigen) | In grote mate (% van werkende 15- tot 75-jarigen) | In zeer grote mate (% van werkende 15- tot 75-jarigen) | |
---|---|---|---|---|---|
Vaste arbeidsrelatie | 7 | 17,7 | 28,3 | 29,5 | 17,5 |
Tijdelijk | |||||
Uitzicht op vast | 6,4 | 17,7 | 26,4 | 29,1 | 20,4 |
Minstens 1 jaar | 8,1 | 19,7 | 27,4 | 27,9 | 16,8 |
Korter dan 1 jaar | 10 | 18,8 | 25,5 | 27,5 | 18,2 |
Uitzendkracht | 6 | 11,6 | 23,1 | 30,6 | 28,7 |
Oproep-/ invalkracht | 11,9 | 18,9 | 26,5 | 27,3 | 15,4 |
Zzp | |||||
Eigen arbeid 1) | 19,4 | 24,1 | 24,8 | 20,2 | 11,6 |
Producten 2) | 22,1 | 21,6 | 25,6 | 19,7 | 11 |
Zelfstandige met personeel | 14,1 | 21,4 | 28,9 | 24,1 | 11,5 |
Flex, contract onbekend | 14,6 | 20,4 | 24,4 | 26,8 | 13,8 |
Totaal | 9,4 | 18,6 | 27,2 | 27,8 | 17 |
1)Zzp'er die vooral eigen arbeid of diensten aanbiedt. 2)Zzp'er die vooral producten of grondstoffen verkoopt. |
3.3 In hoeverre hangt het toepassen van bepaalde vaardigheden samen met iemands positie in de werkkring, autonomie, herhaalde taken en procedures?
Digitale vaardigheden worden het meest toegepast op het werk (bijlage, tabel B.3). De meerderheid van alle werkenden (inclusief zelfstandigen) gebruikt minimaal de helft van de tijd een computer, tablet of smartphone, exclusief telefoneren (56,3 procent). Van de werknemers met een vast contract of uitzicht daarop is dat bijna twee derde. Tijdelijke werknemers zonder uitzicht op een vast contract en uitzendkrachten passen minder vaak digitale vaardigheden toe met iets meer dan de helft, evenals zzp’ers die eigen arbeid aanbieden en zelfstandigen met personeel. Voor ruim een derde van de zzp’ers die producten maken of verkopen zijn digitale vaardigheden belangrijk. Bij oproep- of invalkrachten is dat bij minder dan een kwart het geval.
Leesvaardigheden worden een stuk minder vaak toegepast op het werk. Van alle werkenden is 15,0 procent minimaal de helft van de werktijd bezig met het lezen van documenten. Oproepkrachten en zzp’ers die producten aanbieden passen deze vaardigheid weinig toe. Uitzendkrachten passen leesvaardigheden het meest toe: een vijfde van hen besteedt minimaal de helft van de werktijd aan lezen.
Van de werkenden besteedt 7,5 procent meer dan de helft van de werktijd aan het maken van berekeningen. Het gaat hierbij ook om berekeningen met een computer of rekenmachine. Zelfstandigen met personeel voeren de meeste berekeningen uit en oproepkrachten de minste.
Van de werkenden doet 16,7 procent minimaal de helft van de werktijd zwaar lichamelijk werk. Zzp’ers die producten aanbieden, oproepkrachten en uitzendkrachten doen relatief veel zwaar lichamelijk werk; werknemers met of met uitzicht op een vast contract en zelfstandigen met personeel juist relatief weinig.
Van alle werkenden besteedt 17,7 procent minimaal de helft van de werktijd aan precieze taken met de vingers. Typen en schrijven tellen hierbij niet mee. Zzp’ers doen het meest precieze taken met hun vingers en vaste en tijdelijke werknemers het minst.
Van de werkenden besteedt 13,8 procent minimaal de helft van de werktijd aan interne communicatie. Dit is inclusief het bespreken via telefoon of video, maar exclusief schriftelijk contact via e-mail, app of sms. Dit is het hoogst onder werknemers met of met uitzicht op een vast contract. Zzp’ers doen dit logischerwijs nauwelijks.
Aan het bespreken van werk met mensen die niet bij hetzelfde bedrijf of praktijk werken, zoals collega’s, klanten, opdrachtgevers, patiënten of leerlingen, besteden zzp’ers die eigen arbeid aanbieden juist relatief veel tijd, evenals zelfstandigen met personeel. Werknemers met een vast contract besteden hier relatief weinig tijd aan.
Zzp’ers die eigen arbeid aanbieden geven verder ook relatief vaak mondeling advies, trainingen of les aan andere mensen, bijvoorbeeld aan klanten, studenten, patiënten of collega’s. Zzp’ers die producten aanbieden doen dit relatief weinig.
Het gebruik van digitale vaardigheden hangt positief samen met autonomie en negatief met herhaalde taken en werken volgens procedures. Voor zwaar lichamelijk werk geldt het omgekeerde.
Vaardigheden | Invloed op inhoud | Invloed op volgorde |
---|---|---|
Correlatiecoëfficiënt 1) | Correlatiecoëfficiënt 1) | |
Digitale vaardigheden | 0,19 | 0,30 |
Lezen | 0,16 | 0,19 |
Berekeningen | 0,15 | 0,18 |
Zwaar lichamelijk werk | -0,14 | -0,20 |
Precieze taken met vingers | -0,02 | -0,08 |
Interne communicatie | 0,08 | 0,10 |
Externe communicatie | 0,13 | 0,10 |
Adviseren/lesgeven | 0,17 | 0,08 |
1) Pearson correlatiecoëfficiënt |
Werkenden die vaak digitale vaardigheden toepassen, geven het vaakst aan invloed te hebben op zowel de inhoud als de volgorde van hun werk. Dit geldt in iets mindere mate voor werkenden die vaak documenten lezen of berekeningen maken. Werkenden die een groot deel van de werktijd besteden aan het geven van mondeling advies, trainingen of les aan anderen (klanten, studenten, patiënten of collega’s) of aan externe communicatie (het bespreken van werkgerelateerde zaken met mensen die niet bij hetzelfde bedrijf of dezelfde praktijk werken), ervaren ook relatief vaak invloed op de inhoud van het werk. Tegelijkertijd ervaren ze iets minder vaak invloed op de volgorde van het werk. Werkenden die vaak te maken hebben met zwaar lichamelijk werk geven het minst vaak aan dat zij invloed hebben op de inhoud en volgorde van hun werk.
Wanneer wordt gekeken naar de mate waarin werkenden te maken hebben met herhaalde taken en procedures dan is over het algemeen het tegenovergestelde te zien: werkenden die vaak digitale vaardigheden toepassen, hebben hier het minst vaak mee te maken, en werkenden die vaak zwaar lichamelijk werk uitvoeren juist het meest.
Vaardigheden | Herhaalde taken | Procedures |
---|---|---|
Correlatiecoëfficiënt 1) | Correlatiecoëfficiënt 1) | |
Digitale vaardigheden | -0,25 | -0,04 |
Lezen | -0,18 | 0,12 |
Berekeningen | -0,10 | 0,01 |
Zwaar lichamelijk werk | 0,27 | 0,19 |
Precieze taken met vingers | 0,14 | 0,19 |
Interne communicatie | -0,09 | 0,08 |
Externe communicatie | -0,06 | 0,03 |
Adviseren/lesgeven | -0,10 | 0,04 |
1) Pearson correlatiecoëfficiënt |
4. Conclusie
In dit onderzoek is gekeken naar de mate waarin verschillende soorten werkenden, te weten zzp’ers, flexibele werknemers, vaste werknemers en zelfstandigen met personeel, autonomie ervaren op hun werk. Ook is onderzocht of er verschillen zijn in de mate waarin werkenden met een andere positie in de werkkring in hun werk te maken hebben met herhaalde taken en na te volgen procedures. Ten slotte is de samenhang tussen bepaalde vaardigheden en autonomie, herhaalde taken en procedures op het werk onderzocht.
Zelfstandigen, inclusief zzp’ers die eigen arbeid aanbieden, ervoeren in 2022 een sterkere mate van autonomie dan werknemers: zij hadden zowel meer invloed op de volgorde van het werk als op de inhoud ervan. Een van de discussiepunten waar dit onderzoek op ingaat is of zzp’ers die eigen arbeid aanbieden niet eigenlijk schijnzelfstandigen zijn, die qua autonomie meer op flexibele werknemers lijken dan op zelfstandigen met personeel. Zzp’ers die eigen arbeid aanbieden, lijken qua autonomie meer op andere zelfstandigen dan op werknemers. Toch is hun autonomie lager dan die van zzp’ers die producten aanbieden. Nader onderzoek dient uit te wijzen of dit komt doordat een deel van de zzp’ers die eigen arbeid aanbieden schijnzelfstandige is of doordat de werkzaamheden van zzp’ers die producten aanbieden meer autonomie met zich meebrengen. Verder is gebleken dat de mate waarin werkenden autonomie ervaren niet alleen samenhangt met hun soort contract, maar ook met de bedrijfstak waarin ze werken, het beroep dat ze uitoefenen, de hoeveelheid uren die ze werken en leeftijd.
Uit de resultaten blijkt dat uitzendkrachten en oproep- en invalkrachten vaker herhaalde taken uitvoeren dan andere werknemers. Wel is het verschil tussen oproep- en invalkrachten enerzijds en vaste werknemers anderzijds een stuk kleiner wanneer rekening wordt gehouden met arbeidskenmerken. Daarnaast moeten uitzendkrachten vaker volgens procedures werken dan andere werknemers. Het verschil tussen werknemers en zelfstandigen is niet zo eenduidig als bij autonomie: zzp’ers die eigen arbeid aanbieden, voeren het minst vaak herhaalde taken uit, terwijl andere zelfstandigen niet zoveel van het totaal van alle werkenden verschillen. Op grond van de uitkomsten in dit artikel kan niet worden vastgesteld of dat komt door de aard van de werkzaamheden van zzp’ers die eigen arbeid aanbieden of door het feit dat ze geen schijnzelfstandigen zijn. Als wordt gekeken naar precies na te leven procedures dan hebben zelfstandigen, in het bijzonder zzp’ers, hier minder mee te maken dan werknemers. Net als bij autonomie is ook de samenhang van de positie in de werkkring met het uitvoeren van herhaalde taken en het gebonden zijn aan precies na te leven procedures kleiner na controle voor persoons- en arbeidskenmerken.
Ten slotte is gekeken naar de mate waarin het uitvoeren van verschillende vaardigheden onder werktijd samenhangt met het ervaren van autonomie op het werk, of het te maken hebben met herhaalde taken en procedures. Ruim de helft van alle werkenden past in meer dan de helft van hun werktijd digitale vaardigheden toe, maar werknemers met een vast contract of uitzicht daarop doen dit vaker dan andere werkenden. Werkenden die vaak digitale vaardigheden toepassen, blijken de sterkste mate van autonomie te ervaren. Dat geldt zowel voor de inhoud als voor de volgorde van hun werk. Tegelijkertijd hebben zij het minst vaak te maken met herhaalde taken en procedures. Voor werkenden die vaak zwaar lichamelijk werk uitvoeren, geldt juist het omgekeerde: zij ervaren weinig autonomie en moeten het vaakst herhaalde taken uitvoeren en procedures naleven. Vooral zzp’ers die producten aanbieden, oproepkrachten en uitzendkrachten doen relatief vaak zwaar lichamelijk werk.
Beperkingen en aanbevelingen voor vervolgonderzoek
- Bij de multivariate analyses in dit artikel dient de kanttekening te worden geplaatst dat mogelijk overgecorrigeerd wordt. Dit is het geval als werkgevers ervoor kiezen om beroepen met weinig autonomie te laten uitvoeren door oproep- en invalkrachten vanwege de lage autonomie. Goldthorpe (2007) beargumenteert dat werkenden makkelijker inwisselbaar zijn wanneer het werk dat zij uitvoeren is vastgelegd in procedures en minder afhankelijk is van de kennis van de persoon die er werkt. In dat geval verklaart beroepsklasse dus niet waarom oproep- en invalkrachten weinig invloed op de volgorde van hun werkzaamheden hebben, maar verklaart de geringe invloed op de volgorde van de werkzaamheden waarom in bepaalde beroepsklassen relatief veel oproep- en invalkrachten werken. Het is onbekend welke van beide effecten de overhand heeft.
- Het is niet bekend wat oorzaak en gevolg is wat betreft de vaardigheden die men uitvoert op het werk en de mate waarin men autonomie ervaart of te maken heeft met herhaalde taken en of procedures. Een voorbeeld: hangt lezen positief samen met werken volgens procedures omdat voor leestaken vaak procedures nodig zijn? Of zijn deze werknemers vooral bezig met het lezen van de procedures?
- Relatief weinig zzp’ers die eigen arbeid aanbieden, verrichten herhaalde taken. Daarnaast is de autonomie van zzp’ers die eigen arbeid aanbieden lager dan die van zzp’ers die producten aanbieden. Waar de lagere autonomie op schijnzelfstandigheid zou kunnen wijzen, suggereert het weinig verrichten van herhaalde taken het tegendeel. Speelt schijnzelfstandigheid hierbij een rol of hebben de verschillen te maken met de aard van hun werkzaamheden? Om deze vraagstukken nader te onderzoeken zou gekeken kunnen worden naar de werkzaamheden van verschillende soorten werkenden, met name zelfstandigen, en deze nauwer te vergelijken.
- Zoals eerder aangegeven is onduidelijk of werkgevers ervoor kiezen om oproep- en invalkrachten in te zetten in beroepen waar weinig autonomie is. Vervolgonderzoek zou dieper in kunnen gaan op de motieven van werkgevers om bepaalde soorten arbeidskrachten in bepaalde beroepen in te zetten.
Referenties
CBS (z.d.). Hoeveel opdrachtgevers hebben zzp’ers? Geraadpleegd op 29-4-2024.
CBS (2023). Enquête Beroepsbevolking (EBB) - Onderzoeksbeschrijving
EU (2022). Year of Skills. European Year of Skills (europa.eu)
Goldthorpe, J.H. (2007). Social class and the differentiation of employment contracts. In: J.H. Goldthorpe (ed.), On Sociology, Second Edition: Volume 2: Illustration and Retrospect (p. 101-124). Stanford University Press.
Huisegge, G., Houtman, I., Gielen, W., & de Vroome, E. (2020). Kerncijfers. In: Arbobalans 2020: Kwaliteit van de arbeid, effecten en maatregelen in Nederland (p. 41-109). TNO. Geraadpleegd op 29-4-2024.
Kösters, L. & Smits, W. (2017). Zelfstandig of toch niet? Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 33(3), 360-369. Geraadpleegd op 6-5-2024.
Vries, J. de (2024). Autonomie van flexibele werknemers en zzp’ers. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 40(1), 91 - 104. Geraadpleegd op 28-5-2024.
Bijlagen
1. Begrippenlijst
Vaste arbeidsrelatie
Een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd én een vast aantal uren per week.
Tijdelijk, uitzicht op vast
Een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd én een vast aantal uren per week waarbij is afgesproken dat hij/zij bij goed functioneren in vaste dienst komt.
Tijdelijk, minstens 1 jaar
Een werknemer met een arbeidsovereenkomst van ten minste een jaar én een vast aantal uren per week.
Tijdelijk, korter dan 1 jaar
Een werknemer met een arbeidsovereenkomst van minder dan een jaar én een vast aantal uren per week.
Uitzendkracht
Een persoon die ingeschreven is bij een uitzendbureau en die met dat bureau een arbeidsverhouding is aangegaan tot het verrichten van werkzaamheden op tijdelijke basis voor derden.
Oproep-/invalkracht
Een werknemer die op afroep beschikbaar is voor het verrichten van werkzaamheden.
Zzp-eigen arbeid
Een persoon die voor eigen rekening of risico arbeid verricht in een eigen bedrijf of praktijk (zelfstandig ondernemer) of als directeur-grootaandeelhouder (dga), geen personeel in dienst heeft en vooral eigen arbeid of diensten aanbiedt. Overige zelfstandigen worden ook tot de zzp-eigen arbeid gerekend.
Zzp-producten
Een persoon die voor eigen rekening of risico arbeid verricht in een eigen bedrijf of praktijk (zelfstandig ondernemer) of als directeur-grootaandeelhouder (dga), geen personeel in dienst heeft en vooral producten verkoopt of grondstoffen aanbiedt.
Zelfstandige met personeel
Een persoon die voor eigen rekening of risico arbeid verricht in een eigen bedrijf of praktijk (zelfstandig ondernemer) of als directeur-grootaandeelhouder (dga) en die personeel in dienst heeft.
Flex, contract onbekend
Een werknemer met een flexibele arbeidsrelatie waarvan de vorm van het flexibele contract onbekend is.
2. Formuleringen van de vraagstellingen
De vragen over autonomie zijn als volgt geformuleerd:
In hoeverre heeft u zelf invloed op de volgorde waarin u uw werkzaamheden uitvoert?
- Veel invloed
- Enige invloed
- Weinig of geen invloed
In hoeverre heeft u zelf invloed op de inhoud van uw werkzaamheden?
- Veel invloed
- Enige invloed
- Weinig of geen invloed
De vragen over herhaalde taken en werken volgens procedures zijn als volgt geformuleerd:
In welke mate bestaat uw werk uit taken die steeds op eenzelfde manier herhaald worden?
- In zeer grote mate
- In grote mate
- In enige mate
- In kleine mate
- Helemaal niet
In welke mate moet u zich bij uw werk aan precies omschreven procedures, stappenplannen of protocollen houden? Denk bijv. aan het volgen van een recept, een medisch protocol, een veiligheidsprotocol of een bouwtekening.
- In zeer grote mate
- In grote mate
- In enige mate
- In kleine mate
- Helemaal niet
Daarnaast zijn de volgende vaardigheden gemeten:
- Digitale vaardigheden
- Lezen
- Berekeningen maken
- Zwaar lichamelijk werk
- Precieze taken met de vingers
- Interne communicatie: Het bespreken van werk met collega’s of leidinggevenden bij hetzelfde bedrijf/praktijk
- Externe communicatie: Het bespreken van werk met mensen die niet bij hetzelfde bedrijf/praktijk werken
- Mondeling advies, trainingen of les aan andere mensen
De vragen over deze acht vaardigheden zijn vergelijkbaar en betreffen een vijfpuntsschaal. Bij de vraag over interne communicatie is bovendien een extra antwoordcategorie opgenomen voor personen die geen collega’s of leidinggevenden hadden om mee te communiceren. Zie hieronder een voorbeeldvraag over digitale vaardigheden:
Welk deel van uw werktijd gebruikt/gebruikte u een computer, tablet of smartphone? Bellen met de smartphone telt hier niet mee.
- Altijd of bijna altijd
- De helft of meer van uw werktijd
- Een kwart tot de helft van uw werktijd
- Minder dan een kwart van uw werktijd
- Nooit
Andere enquêtes met informatie over autonomie zijn de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) en de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) van CBS en TNO, waarin autonomie wordt gemeten met een schaal van respectievelijk zeven en vijf items. Ook de antwoordcategorieën in de NEA/ZEA zijn anders, namelijk ‘Ja, regelmatig’, ‘Ja, soms’ en ‘Nee’. Voor dit onderzoek is gebruikgemaakt van de EBB omdat die enquête alle werkenden bevat. In de ZEA worden zelfstandigen met inkomsten uit overige arbeid niet geënquêteerd. Daarentegen vindt de meting van autonomie in NEA/ZEA periodiek plaats. In de EBB gebeurt dit niet structureel. Zowel de meting van autonomie in NEA/ZEA als de afbakening van zelfstandigen in de ZEA verschilt dus van de EBB.
Volgorde werk | Volgorde werk | Inhoud werk | Inhoud werk | ||
---|---|---|---|---|---|
Persoonskenmerk | Categorie | Model 1 (B) | Model 2 (B) | Model 1 (B) | Model 2 (B) |
Positie in de werkkring (ref. vaste arbeidsrelatie) | Tijdelijk, uitzicht op vast | -0,31** | -0,20** | -0,31** | -0,16** |
Positie in de werkkring (ref. vaste arbeidsrelatie) | Tijdelijk, minstens 1 jaar | -0,62** | -0,33** | -0,57** | -0,29** |
Positie in de werkkring (ref. vaste arbeidsrelatie) | Tijdelijk, korter dan 1 jaar | -0,83** | -0,40** | -0,86** | -0,38** |
Positie in de werkkring (ref. vaste arbeidsrelatie) | Uitzendkracht | -1,05** | -0,83** | -1,01** | -0,67** |
Positie in de werkkring (ref. vaste arbeidsrelatie) | Oproep-/ invalkracht | -1,20** | -0,38** | -1,20** | -0,31** |
Positie in de werkkring (ref. vaste arbeidsrelatie) | Zzp-eigen arbeid1) | 0,70** | 0,68** | 1,14** | 1,11** |
Positie in de werkkring (ref. vaste arbeidsrelatie) | Zzp-producten2) | 1,29** | 1,44** | 1,90** | 1,99** |
Positie in de werkkring (ref. vaste arbeidsrelatie) | Zelfstandige met personeel | 0,97** | 0,69** | 1,46** | 1,19** |
Positie in de werkkring (ref. vaste arbeidsrelatie) | Flex, contract onbekend | -1,29** | -0,35** | -1,27** | -0,25** |
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Landbouw, bosbouw en visserij | -0,01 | 0,02 | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Delfstoffenwinning | 0,18 | 0,03 | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Industrie | -0,07* | -0,14** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Energievoorziening | 0,28 | 0,08 | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Waterbedrijven en afvalbeheer | 0,16 | 0,10 | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Bouwnijverheid | 0,21** | 0,15** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Handel | -0,14** | -0,14** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Vervoer en opslag | -0,55** | -0,47** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Horeca | -0,38** | -0,19** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Informatie en communicatie | 0,10* | 0,12* | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Financiële dienstverlening | 0,14* | 0,03 | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Verhuur en handel van onroerend goed | 0,33** | 0,12 | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Specialistische zakelijke diensten | 0,32** | 0,13** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Verhuur en overige zakelijke diensten | -0,07 | -0,12** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 0,25** | 0,06 | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Onderwijs | -0,06 | 0,06 | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Gezondheids- en welzijnszorg | 0,02 | 0,10** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Cultuur, sport en recreatie | 0,23** | 0,37** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Overige dienstverlening | 0,35** | 0,42** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Pedagogische beroepen | -0,45** | 0,33** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Creatieve en taalkundige beroepen | 0,22** | 0,19** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Commerciële beroepen | 0,18** | 0,18** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Bedrijfseconomische en administratieve beroepen | 0,42** | -0,01 | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Managers | 1,08** | 0,99** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Openbaar bestuur, veiligheid en juridische beroepen | -0,10 | -0,20** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Technische beroepen | -0,14** | -0,17** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | ICT beroepen | 0,33** | 0,22** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Agrarische beroepen | -0,35** | -0,06 | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Zorg en welzijn beroepen | -0,43** | -0,15** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Dienstverlenende beroepen | 0,03 | 0,09* | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Transport en logistiek beroepen | -0,76** | -0,89** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Overig | -0,36* | -0,29 | ||
Arbeidsduur eerste werkkring (ref. 35 uur of meer) | Minder dan 12 uur per week | -0,29** | -0,52** | ||
Arbeidsduur eerste werkkring (ref. 35 uur of meer) | 12 tot 20 uur per week | -0,38** | -0,46** | ||
Arbeidsduur eerste werkkring (ref. 35 uur of meer) | 20 tot 35 uur per week | -0,22** | -0,28** | ||
Onderwijsniveau (ref. havo, vwo, mbo2-4) | Basisonderwijs, vmbo, mbo1 | -0,24** | 0,00 | ||
Onderwijsniveau (ref. havo, vwo, mbo2-4) | Hbo, wo | 0,38** | 0,36** | ||
Leeftijd (ref. 35 tot 45 jaar) | 15 tot 25 jaar | -0,26** | -0,41** | ||
Leeftijd (ref. 35 tot 45 jaar) | 25 tot 35 jaar | -0,16** | -0,20** | ||
Leeftijd (ref. 35 tot 45 jaar) | 45 tot 55 jaar | 0,06 | 0,09** | ||
Leeftijd (ref. 35 tot 45 jaar) | 55 tot 65 jaar | 0,04 | 0,11** | ||
Leeftijd (ref. 35 tot 45 jaar) | 65 tot 75 jaar | 0,25** | 0,47** | ||
Geslacht (ref. man) | Vrouw | -0,13** | -0,23** | ||
Invloed op volgorde/inhoud van werk (ref. veel invloed) | Weinig/geen invloed |Enige invloed | -1,98** | -2,13** | -1,28** | -1,41** |
Invloed op volgorde/inhoud van werk (ref. veel invloed) | Enige invloed |Veel invloed | -0,22** | -0,23** | 0,64** | 0,64** |
De B-waarde geeft aan hoe sterk een persoonskenmerk samenhangt met de invloed op de volgorde of de invloed op de inhoud van het werk. Het teken geeft aan of de samenhang positief of negatief is. * p<0,05 |
Herhaalde taken | Herhaalde taken | Procedures | Procedures | ||
---|---|---|---|---|---|
Persoonskenmerk | Categorie | Model 1 (B) | Model 2 (B) | Model 1 (B) | Model 2 (B) |
Positie in de werkkring (ref. Vaste arbeidsrelatie) | Tijdelijk, uitzicht op vast | 0,10** | 0,01 | 0,10** | 0,08* |
Positie in de werkkring (ref. Vaste arbeidsrelatie) | Tijdelijk, minstens 1 jaar | 0,22** | 0,00 | -0,10* | -0,08 |
Positie in de werkkring (ref. Vaste arbeidsrelatie) | Tijdelijk, korter dan 1 jaar | 0,49** | 0,02 | -0,07 | -0,07 |
Positie in de werkkring (ref. Vaste arbeidsrelatie) | Uitzendkracht | 0,86** | 0,64** | 0,53** | 0,52** |
Positie in de werkkring (ref. Vaste arbeidsrelatie) | Oproep-/ invalkracht | 1,08** | 0,12** | -0,28** | -0,16** |
Positie in de werkkring (ref. Vaste arbeidsrelatie) | Zzp-eigen arbeid1) | -0,27** | -0,15** | -0,75** | -0,53** |
Positie in de werkkring (ref. Vaste arbeidsrelatie) | Zzp-producten2) | 0,27** | -0,05 | -0,89** | -0,63** |
Positie in de werkkring (ref. Vaste arbeidsrelatie) | Zelfstandige met personeel | 0,10* | 0,24** | -0,50** | -0,30** |
Positie in de werkkring (ref. Vaste arbeidsrelatie) | Flex, contract onbekend | 1,19** | 0,04 | -0,44** | -0,25** |
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Landbouw, bosbouw en visserij | 0,32** | -0,13 | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Delfstoffenwinning | -0,50* | 0,33 | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Industrie | 0,09** | 0,13** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Energievoorziening | -0,30* | 0,10 | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Waterbedrijven en afvalbeheer | -0,02 | -0,03 | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Bouwnijverheid | -0,17** | -0,01 | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Handel | 0,36** | -0,14** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Vervoer en opslag | 0,30** | 0,39** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Horeca | 0,22** | 0,18** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Informatie en communicatie | -0,25** | -0,25** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Financiële dienstverlening | -0,27** | 0,25** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Verhuur en handel van onroerend goed | -0,12 | -0,19* | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Specialistische zakelijke diensten | -0,33** | -0,16** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Verhuur en overige zakelijke diensten | 0,09* | -0,05 | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Openbaar bestuur en overheidsdiensten | -0,39** | 0,10** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Onderwijs | -0,30** | -0,29** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Gezondheids- en welzijnszorg | 0,07** | 0,27** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Cultuur, sport en recreatie | -0,21** | -0,45** | ||
Bedrijfstak (ref. gemiddelde) | Overige dienstverlening | -0,03 | -0,33** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Pedagogische beroepen | 0,08* | 0,04 | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Creatieve en taalkundige beroepen | -0,30** | -0,71** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Commerciële beroepen | 0,00 | -0,38** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Bedrijfseconomische en administratieve beroepen | 0,12** | -0,11** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Managers | -0,52** | -0,43** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Openbaar bestuur, veiligheid en juridische beroepen | -0,04 | 0,54** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Technische beroepen | -0,22** | 0,23** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | ICT beroepen | -0,84** | -0,44** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Agrarische beroepen | 0,25** | -0,44** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Zorg en welzijn beroepen | -0,14** | 0,74** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Dienstverlenende beroepen | 0,56** | -0,20** | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Transport en logistiek beroepen | 0,62** | -0,08* | ||
Beroepsklasse (ref. gemiddelde) | Overig | 0,09 | 0,38** | ||
Arbeidsduur eerste werkkring (ref. 35 uur of meer) | Minder dan 12 uur per week | 0,29** | -0,54** | ||
Arbeidsduur eerste werkkring (ref. 35 uur of meer) | 12 tot 20 uur per week | 0,38** | -0,21** | ||
Arbeidsduur eerste werkkring (ref. 35 uur of meer) | 20 tot 35 uur per week | 0,19** | -0,02 | ||
Onderwijsniveau (ref. havo, vwo, mbo2-4) | Basisonderwijs, vmbo, mbo1 | 0,22** | -0,08** | ||
Onderwijsniveau (ref. havo, vwo, mbo2-4) | Hbo, wo | -0,91** | -0,69** | ||
Leeftijd (ref. 35 tot 45 jaar) | 15 tot 25 jaar | -0,02 | 0,03 | ||
Leeftijd (ref. 35 tot 45 jaar) | 25 tot 35 jaar | 0,06* | 0,00 | ||
Leeftijd (ref. 35 tot 45 jaar) | 45 tot 55 jaar | -0,05 | -0,11** | ||
Leeftijd (ref. 35 tot 45 jaar) | 55 tot 65 jaar | -0,07* | -0,14** | ||
Leeftijd (ref. 35 tot 45 jaar) | 65 tot 75 jaar | -0,25** | -0,36** | ||
Geslacht (ref. man) | Vrouw | 0,33** | 0,06** | ||
Mate van herhaalde taken/procedures | Helemaal niet| In kleine mate | -3,04** | -3,57** | -2,42** | -2,94** |
Mate van herhaalde taken/procedures | In kleine mate In enige mate | -1,17** | -1,59** | -1,08** | -1,53** |
Mate van herhaalde taken/procedures | In enige mate In grote mate | 0,29** | 0,08** | 0,10** | -0,25** |
Mate van herhaalde | In grote mate In zeer grote mate | 1,96** | 1,95** | 1,50** | 1,27** |
De B-waarde geeft aan hoe sterk een persoonskenmerk samenhangt met de invloed op de volgorde of de invloed op de inhoud van het werk. Het teken geeft aan of de samenhang positief of negatief is. * p<0,05 **p<0,01 1) Zzp-eigen arbeid: Zzp'er die vooral eigen arbeid of diensten aanbiedt. 2) Zzp-producten: Zzp'er die vooral producten of grondstoffen verkoopt. |
Digitale vaardigheden | Lezen | Berekeningen | Zwaar lichamelijk werk | Precieze taken met vingers | Interne communicatie | Externe communicatie | Adviseren/ lesgeven | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Vaste arbeidsrelatie | 64,2 | 16,5 | 7,9 | 14,0 | 15,1 | 17,0 | 13,9 | 14,3 |
Tijdelijk, uitzicht op vast | 63,8 | 19,4 | 8,3 | 13,6 | 15,1 | 17,1 | 17,6 | 15,6 |
Tijdelijk, minstens 1 jaar | 55,3 | 18,0 | 6,9 | 15,7 | 15,3 | 13,5 | 15,6 | 14,1 |
Tijdelijk, korter dan 1 jaar | 50,0 | 16,6 | 6,6 | 17,4 | 14,7 | 13,0 | 15,6 | 15,3 |
Uitzendkracht | 52,4 | 20,2 | 8,9 | 22,9 | 20,2 | 11,3 | 17,6 | 11,2 |
Oproep-/invalkracht | 22,5 | 5,4 | 4,9 | 23,9 | 17,6 | 10,4 | 16,6 | 11,0 |
Zzp-eigen arbeid1) | 52,7 | 12,3 | 6,5 | 19,4 | 28,2 | 1,8 | 19,3 | 20,4 |
Zzp-producten2) | 36,2 | 7,1 | 7,8 | 25,4 | 30,0 | 3,8 | 15,5 | 8,2 |
Zelfstandige met personeel | 55,8 | 11,9 | 9,2 | 14,5 | 22,8 | 12,6 | 18,8 | 13,7 |
Flex, contract onbekend | 12,2 | 2,9 | 3,6 | 27,7 | 21,1 | 10,5 | 11,9 | 7,4 |
Totaal | 56,3 | 15,0 | 7,5 | 16,7 | 17,7 | 13,8 | 15,4 | 14,5 |
1) Zzp-eigen arbeid: Zzp'er die vooral eigen arbeid of diensten aanbiedt. 2) Zzp-producten: Zzp'er die vooral producten of grondstoffen verkoopt. |