4. Conclusie en discussie
In dit artikel is een verkennende analyse uitgevoerd naar een alternatieve indeling van zzp’ers. Hiervoor is 1) onderzocht welke clusters van zzp’ers zijn te onderscheiden op grond van hun oordeel over de bedrijfspositie en 2) hoe de clusters met een positief dan wel negatief oordeel zich kenmerken naar persoons- en bedrijfskenmerken en de kwaliteit van het werk. De vier meest positief en meest negatief oordelende clusters omvatten 37 procent van alle zzp’ers. De beroepsklasse blijkt de meest identificerende factor van zzp’ers die hun (toekomstige) bedrijfspositie (on)gunstig beoordelen, gevolgd door het voornamelijk bedienen van particuliere klanten. De twee meest negatief oordelende clusters bestaan uit zzp’ers met creatieve/taalkundige beroepen en degenen in de commerciële, agrarische en transportsector. In de twee meeste positieve clusters zitten zzp’ers in de technische, dienstverlenende, zorg en welzijn, bedrijfseconomische en ICT beroepsklassen. In de kwaliteit van het werk blijken de vier clusters vooral te verschillen op de extrinsieke dimensies inkomenspositie en arbeidsmarktzekerheid en in mindere mate op de intrinsieke kwaliteit van het werk (zoals werkdruk en autonomie).
Bedrijfspositie hangt sterkst samen met beroepsklasse
Dat de beroepsklasse gerelateerd is aan de bedrijfspositie is niet verwonderlijk. Elke beroepsklasse heeft zijn eigen dynamiek en tariefstelling. Neem bijvoorbeeld de culturele en creatieve sector, waar in de afgelopen jaren veel bezuinigd is (SER en RvC, 2016). In samenspel met een zeer gemotiveerde groep zzp’ers die meer produceert dan wordt gevraagd, heeft dit volgens de SER en RvC geleid tot een zorgwekkende arbeidsmarktsituatie. Aan de andere kant van het spectrum zitten veelal de bedrijfseconomische en ICT- beroepen. Er is al langer een groeiende vraag naar ICT-personeel (ROA, 2019), wat gunstig is voor hun arbeidsmarktpositie. De beroepsklasse bepaalt daarmee voor een groot deel de context waarin de werkzaamheden worden uitgevoerd, en is daarmee voor zowel beleid als onderzoek een belangrijke factor om bij de indeling van zzp’ers rekening mee te houden.
Veel particuliere klanten gerelateerd aan negatieve bedrijfspositie
Naast beroepsklasse zijn het type klant en, in mindere mate, het aantal klanten terugkerende onderscheidende factoren. De twee meest negatief oordelende clusters van zzp’ers bedienen veel particuliere klanten. Aan de andere kant van het spectrum bedient het meest positief oordelende cluster een beperkt aantal zakelijke klanten. Dit sluit aan bij eerder onderzoek onder zzp’ers die voornamelijk arbeid aanbieden. Zzp’ers met enkele zakelijke klanten zijn vaker tevreden over de financiële situatie en maken zich minder zorgen over de toekomst van hun bedrijf dan zzp’ers met veel particuliere klanten (Van de Ven en Van der Torre, 2019). Het hebben van weinig klanten hoeft daarmee niet per se een indicator van kwetsbaarheid te zijn. Dit in tegenstelling tot eerder onderzoek waar het hebben van een beperkt aantal klanten een prominente identificatiefactor van schijn- en gedwongen zelfstandigen was (Zandvliet et al., 2013).
Geen eenduidige samenhang bedrijfspositie en intrinsieke kwaliteit van het werk
Dat de clusters minder uiteenlopen in de intrinsieke dan de extrinsieke kwaliteit van het werk is niet verrassend. Het loon en toekomstperspectief hoeven niet samen te hangen met de motivatie, type werkzaamheden en de arbeidsomstandigheden. Eerder is aangekaart dat creatieve en taalkundige beroepen een hoog intrinsiek gemotiveerde groep betreft. Het cluster zzp’ers met creatieve/taalkundige beroepen geeft aan zeer gevarieerd werk te hebben en ook bovengemiddeld vaak te kunnen voldoen aan de psychische eisen die het werk aan hen stelt. Niettemin zijn ze negatief over hun bedrijfspositie. Andersom kan een positief oordeel over de bedrijfspositie samengaan met een lager oordeel over de intrinsieke kwaliteit van het werk. De laagopgeleide technische en dienstverlenende beroepen in het positieve cluster geven minder vaak dan gemiddeld aan te kunnen voldoen aan de psychische eisen van het werk en gevarieerd werk te hebben. Wel zijn ze bovengemiddeld positief over de werkzekerheid. Een groot deel van de zzp’ers in dit cluster is werkzaam in de bouw. De bouw wordt gezien als een van de groeisectoren (ROA, 2019) met dientengevolge positieve arbeidsmarktperspectieven. Dit impliceert dat het oordeel over de bedrijfspositie niet perse in dezelfde richting gaat als de ‘overall’ ervaren intrinsieke kwaliteit van het werk.
Naar een indeling voor alle zzp’ers
De resultaten van dit verkennende onderzoek zijn niet te generaliseren naar alle zzp’ers. De vier clusters omvatten samen 37 procent van alle zzp’ers. Daarmee is 63 procent niet ingedeeld en nader bekeken op de kwaliteit van het werk. Daarnaast zijn ook zelfstandig ondernemers met personeel en de zelfstandigen die buiten het steekproefkader van de ZEA vallen (bv. DGA’s) niet meegenomen in de analyse. Daarmee is nog onbekend in hoeverre gevonden onderscheidende indicatoren zoals beroep en het aantal en type klanten voor alle zzp’ers relevante indelingscriteria zijn. Niettemin blijken de vier clusters in de extremen wel te onderscheiden naar inkomenspositie en arbeidsmarktzekerheid. Dat rechtvaardigt een verdere verkenning naar de bruikbaarheid van de onderscheiden factoren beroepsklasse, type klant en aantal klanten voor de indeling van zzp’ers. De bedrijfspositie hangt niet eenduidig samen met de intrinsieke kwaliteit van het werk, wat suggereert dat problemen niet clusteren over alle drie de dimensies van het OESO-kader. Onbekend is in hoeverre de zzp’ers hun gezondheid, hun (belastende) arbeidsomstandigheden en het (economisch) bestaansrecht meewegen in hun oordeel over de toekomst van het bedrijf, en of sommige factoren daarbij zwaarder wegen dan andere. De beroepsgroep is dus een onderscheidende factor in het oordeel over de bedrijfspositie, waar elk van de geïdentificeerde clusters zijn eigen aandachtspunten betreffende de kwaliteit van het werk heeft. Voor beleidsmakers en andere stakeholders kan dit aanleiding zijn om naar de (bestaande en mogelijk aanvullende) regelgeving voor specifieke sectoren/beroepsgroepen te kijken en eventueel speciale aandacht te geven aan zzp’ers werkzaam in creatieve/taalkundige en commerciële/agrarische/transport beroepen.