Auteur: Marijke Hartgers, Tanja Traag, Laura Wielenga

De schooladviezen in groep 8: verschillen tussen groepen leerlingen

Over deze publicatie

In groep 8 van de basisschool krijgen leerlingen een schooladvies voor het vervolgonderwijs. Als zij op basis van de eindtoets een hoger advies halen kan dit advies nog naar boven worden bijgesteld. Het aandeel leerlingen dat op de toets een hoger advies haalt en het aandeel leerlingen dat op basis daarvan een hoger schooladvies krijgt verschilt naar enkele achtergrondkenmerken van leerlingen. In 2019/’20 werd de eindtoets als gevolg van de Coronacrisis niet afgenomen. Het eerste advies was dus meteen het definitieve advies.

1. Inleiding

Sinds het schooljaar 2014/’15 krijgen de leerlingen in groep 8 van de basisschool vóór 1 maart een schooladvies voor het voortgezet onderwijs. Met dit eerste schooladvies zoeken de leerlingen een school voor vervolgonderwijs. Zij moeten zich op 1 april hebben aangemeld bij een school voor voortgezet onderwijs. Vervolgens maken de leerlingen tussen half april en half mei verplicht een eindtoets. Als het advies op basis van de toets hoger is dan het advies van de school, is de school verplicht om het advies te heroverwegen. De school is echter niet verplicht om het advies naar boven bij te stellen. Een bijstelling naar beneden vindt nooit plaats. Na een eventuele bijstelling, in overleg tussen school en ouders, krijgt de leerling een definitief schooladvies. Dit advies bepaalt naar welke soort voortgezet onderwijs de leerling definitief gaat.
De basisschool kan een schooladvies voor één schooltype (enkelvoudig advies) of voor twee schooltypen (dubbel advies) geven. Bijvoorbeeld een havo-advies of een vmbo-gt/havo-advies. Een school voor voortgezet onderwijs mag van een basisschool niet vragen om een schooladvies voor één schooltype te geven. Een school voor voortgezet onderwijs mag een leerling niet meer afwijzen op basis van een te lage score op de eindtoets.

In deze infograhic staat hoe het adviestraject is georganiseerd. Dat traject begint met het schooladvies van de leerkracht. De verplichte eindtoets levert vervolgens een toetsadvies op. Dat toetsadvies kan lager, hoger of gelijk zijn aan het schooladvies. Is het toetsadvies lager of gelijk aan het schooladvies, dan wordt het schooladvies het definitieve advies. Is het toetsadvies hoger, dan is de school verplicht het schooladvies te heroverwegen. Het advies kan dan wel of niet worden bijgesteld. Zonder bijstelling blijft het schooladvies het definitieve advies. Met bijstelling wordt het definitieve advies hoger dan het schooladvies.

Vóór 2014/’15 was het voor scholen voor voortgezet onderwijs nog mogelijk een leerling af te wijzen op basis van een te lage score op de eindtoets. Toen kregen de leerlingen in groep 8 het schooladvies nadat in februari al een eindtoets was gemaakt. Voor de plaatsing in het vervolgonderwijs was de score op de eindtoets leidend en had de leerkracht uit groep 8 een adviserende rol.
De gedachte achter het huidige adviessysteem is dat de basisschool, op basis van de prestaties van het kind gedurende de basisschool, een beter beeld heeft van wat een leerling kan en dat dit tot een eerlijker schooladvies leidt dan een toets, die slechts een momentopname is (Warrens et al, 2019). In de praktijk komt het echter voor dat kinderen met gelijke capaciteiten niet altijd in hetzelfde soort voortgezet onderwijs terechtkomen (Traag, 2016; Borghans, 2016; Borghans et al 2018; Marreveld, 2019; Warrens et al, 2019; OIS, 2019). Die schooladviezen kunnen verschillen doordat leerkrachten in het advies naast cognitieve capaciteiten ook leerlingkenmerken als motivatie, concentratie, werkhouding en thuissituatie meewegen (Driessen en Cuppen, 2012; Inspectie van het Onderwijs, 2018). Ook speelt het onderwijsniveau van de ouders een rol. Kinderen met hoogopgeleide ouders krijgen bij een gelijke toetsscore vaker een hoger schooladvies dan kinderen met lager opgeleide ouders (Traag, 2016).

Covid-19 en de eindtoets

Als gevolg van de pandemie en de daarmee samenhangende sluiting van de scholen is in het schooljaar 2019/’20 geen eindtoets afgenomen. Daarmee verviel de kans om het leerkrachtadvies bij te stellen. Dit leidt tot zorgen over een mogelijke toename van de ongelijkheid tussen groepen leerlingen (Geven, 2020; Teunissen, Van Dijk en Nissen, 2021; Swart, Visser, Zumbuehl en Van de Berge, 2020). Minister Slob deed daarom een oproep aan de scholen om leerlingen alle kansen te geven onderwijs te volgen op een niveau dat past bij hun capaciteiten (OCW, 2020a). Voor het schooljaar 2020/’21 is alles gedaan om de eindtoets wel door te laten gaan. De advisering zal extra uitdagend zijn omdat het kinderen betreft die een belangrijk deel van de lestijd in ‘thuisonderwijs’ hebben gedaan. Onderzoek van Engzell, Frey en Verhagen (2021) laat zien dat leerlingen tijdens de eerste thuiswerkperiode weliswaar een leerverlies opliepen, maar dat leerlingen die al achterliepen niet verder achterop raakten dan leerlingen die goed presteerden. De onderzoekers constateerden wel grote verschillen in leerachterstand naar opleidingsniveau van de ouders. Bol (2020) constateerde dat alle ouders het belangrijk vonden dat hun kinderen (op basis- en op voortgezet onderwijs) hun schoolwerk deden en bijbleven, maar dat kinderen uit kansrijke milieus veel meer dan kinderen uit minder kansrijke milieus steun van hun ouders ontvingen en veel meer toegang hadden tot hulpmiddelen, zoals een eigen computer en een rustige plek om te leren. Verder lieten ouders nog weten dat ze veel beter in staat waren om hun dochters te begeleiden dan hun zoons. Bovendien zijn de nadelige effecten van de schoolsluiting voor de ene school sterker gebleken dan voor de andere (Haelermans et al., 2021). Van belang is om kansrijk te adviseren, bijvoorbeeld door naar de groeilijn van de afgelopen jaren te kijken en leerlingen het voordeel van de twijfel te geven. Het ministerie geeft hiervoor een handreiking die is ontwikkeld samen met de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO). Scholen voor voortgezet onderwijs wordt gevraagd hun brugklassen breed in te richten en hun doorstroom- en overgangsbeleid te herzien, zodat leerlingen wat meer tijd hebben om tot een definitieve keuze te komen (OCW, 2020b).

Vraagstelling

Dit artikel geeft een overzicht van de ontwikkelingen van de adviezen en bijstellingen in groep 8 vanaf het schooljaar 2014/’15. Hoe zagen de eerste schooladviezen er uit? Hoeveel leerlingen hadden een advies op basis van de eindtoets dat hoger uitkwam en kwamen dus in aanmerking voor een naar boven gesteld advies? Bij hoeveel leerlingen werd het eerste advies ook daadwerkelijk bijgesteld? Daarbij wordt aandacht gegeven aan verschillen tussen jongens en meisjes, tussen leerlingen met en zonder een migratieachtergrond en tussen leerlingen uit gezinnen met een hoog en een laag (gestandaardiseerd) inkomen. Speciale aandacht wordt gegeven aan het ‘coronajaar 2019/’20’, waarin door het wegvallen van de eindtoets het eerste schooladvies meteen ook het definitieve advies was. Hoe ziet dit advies eruit in vergelijking met de eerste en definitieve adviezen uit de jaren daarvoor? En zijn hierin verschillen te zien naar geslacht en achtergrond van de leerlingen?

2. Data en methoden, onderzoekspopulatie

In dit onderzoek wordt gekeken naar de resultaten van advies en eindtoets in groep 8. Dat wordt gedaan in een reeks van jaren vanaf de invoering van het nieuwe systeem waarbij de eindtoets wordt afgenomen nadat de leerkracht een eerste schooladvies gaf (periode 2014/’15 tot en met 2019/’20). Alle gegevens uit dit onderzoek zijn te vinden op StatLine (Schooladvies en herziening advies basisonderwijs; achtergrondkenmerken). De populaties bestaan uit leerlingen in groep 8 die een schooladvies hebben gekregen en op 1 oktober van het schooljaar stonden ingeschreven in het basisonderwijs. In 2014/’15 ging het hierbij om 186 duizend leerlingen. Daarna liep het aantal leerlingen terug tot 171 duizend leerlingen in 2018/’19. In het schooljaar 2019/’20 bedroeg het aantal achtstegroepers met een schooladvies 173 duizend. De adviezen voortgezet speciaal onderwijs (vso), praktijkonderwijs (pro) en vmbo-b zijn samengenomen in één categorie. Voor het bepalen of een leerlingen een hoger advies behaalde op de eindtoets dan het eerste schooladvies zijn de categorieën wel apart beschouwd.

3. Resultaten van het onderzoek

3.1 Meer dubbele eerste schooladviezen

Het eerste schooladvies voor het voortgezet onderwijs dat de achtstegroepers krijgen, wordt gegeven door hun leerkracht en is vooral gebaseerd op de prestaties en het gedrag van de leerling op de basisschool gedurende een langere tijd. Tijdens de gehele basisschoolperiode zijn de prestaties van de leerlingen vastgelegd in een leerlingvolgsysteem. Daarnaast heeft de leerkracht zich een beeld kunnen vormen van bijvoorbeeld de werkhouding en motivatie van een leerling. Ook de thuissituatie is over het algemeen bekend bij de leerkracht van de leerling, maar hiermee wordt bij het advies minder rekening gehouden (Oomens et al, 2019). 

Een advies voor het voortgezet onderwijs kan enkelvoudig zijn: vmbo-b, vmbo-k, vmbo-gt, havo, vwo; of dubbel met twee aan elkaar grenzende schooladviezen: vmbo-b/k, vmbo-k/gt, vmbo-gt/havo, havo/vwo. Een advies voor vso of praktijkonderwijs wordt gegeven aan kinderen die extra ondersteuning nodig hebben. De Onderwijsinspectie juicht de ontwikkeling van enkelvoudige naar dubbele adviezen toe. Met name laatbloeiers en leerlingen bij wie het niet helemaal duidelijk is welk advies ze zouden moeten krijgen, hebben baat bij een breder advies. Deze leerlingen zouden vooral op scholen met brede brugklassen optimaal hun plek weten te vinden. Het aantal dubbele adviezen is voor alle niveaus de afgelopen jaren toegenomen.

3.1.1. Eerste schooladvies groep 8 1)
 Vso/pro/vmbo-b 2) (%)Vmbo-b/k (%)Vmbo-k (%)Vmbo-k/gt (%)Vmbo-gt (%)Vmbo-gt/havo (%)Havo (%)Havo/vwo (%)Vwo (%)
2014/'158,82,511,91,822,65,321,95,919,2
2015/'168,32,911,52,521,26,520,37,219,7
2016/'177,53,510,13,618,88,518,49,420,4
2017/'187,43,79,93,818,48,818,29,620,2
2018/'197,43,910,04,518,29,417,410,119,0
2019/'207,64,110,14,918,29,717,110,218,1
1) Alle leerlingen in groep 8 die een advies kregen, inclusief de leerlingen die later geen eindteots maakten. 2) Bij het advies vso/pro/vmbo-b zijn de adviezen vso, pro en vmbo-b samengenomen.

Vmbo-gt, havo en vwo meest voorkomende eerste schooladviezen

De enkelvoudige adviezen vmbo-gt (voorheen mavo), havo en vwo zijn sinds 2014/’15 het meest gegeven, maar dit aandeel liep terug van bijna 64 procent in 2014/’15 tot ruim 53 procent in 2019/’20. De dubbele adviezen die daar tussen liggen (vmbo-gt/havo en havo/vwo) werden in de loop der jaren steeds vaker gegeven (een stijging van 11 procent naar 20 procent). In totaal kreeg elk jaar ongeveer driekwart van alle leerlingen minimaal een vmbo-gt-advies. De overige leerlingen kregen een advies voor het voortgezet speciaal onderwijs (vso), het praktijkonderwijs (pro), de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo (vmbo-b en vmbo-k) of een combinatie daarvan, zoals vmbo-k/gt.

Door de verschuiving van enkelvoudige adviezen naar dubbele adviezen is het lastig om na te gaan of het gemiddelde niveau van de adviezen in de loop der jaren is veranderd. Toch lijken de eerste adviezen, na een lichte stijging tot 2017/’18, de laatste twee jaar gemiddeld wat lager te worden. Het aandeel leerlingen met een vmbo-gt advies of hoger bleef tussen 2014/’15 en 2017/’18 redelijk constant rond de 75 procent. In de jaren daarna liep dit aandeel terug naar 74 procent in 2018/’19 en 73 procent in 2019/’20. Het aandeel leerlingen met het vmbo-gt/havo advies of hoger nam in de eerste jaren iets toe, maar daalt nu ook voor het tweede jaar op rij. Hetzelfde geldt voor het aandeel leerlingen met een advies voor havo, havo/vwo of vwo.

3.2 Eindtoets basisonderwijs

Vaker herziening bij hoger toetsadvies na dubbel eerste advies

In 2018/’19 maakte bijna 98 procent van de achtstegroepers met een eerste schooladvies een eindtoets basisonderwijs. In de jaren daarvoor was dat percentage vergelijkbaar, met uitzondering van het eerste jaar van de nieuwe opzet (2014/’15) toen ongeveer 86 procent van deze leerlingen een eindtoets deden1). In 2019/’20 werd als gevolg van de maatregelen rondom de Covid-19-pandemie geen eindtoets afgenomen.

In 2018/’19 haalde 41 procent van de achtstegroepers die een eindtoets maakten een toetsscore die past bij een hoger schooladvies dan het eerste schooladvies dat zij kregen van de basisschool. Dat is hoger dan de jaren daarvoor. Toen betrof dat ongeveer een derde van de leerlingen. In het schooljaar 2014/’15 was dit met 23 procent zelfs veel lager. Het hogere aandeel in 2018/’19 komt voor een deel doordat in dat jaar het advies op basis van de toets voor het eerst bestond uit de vijf dubbele categorieën pro/vmbo-b, vmbo-b/k, vmbo-k/gt, vmbo-gt/havo en havo/vwo en de enkelvoudige categorie vwo. Een enkelvoudig eerste advies wijkt daardoor per definitie af van het toetsadvies (Onderwijs-in-cijfers: Toelichting OiC Eindtoetsen 2018-2019). In het schooljaar 2018/’19 werden de adviezen van hoger scorenden daarom vooral vaker bijgesteld na een dubbel eerste advies. Daarnaast bleek in 2019 dat ongeveer 11 procent van de leerlingen in het schooljaar 2018/’19 een onjuist en in de meeste gevallen te hoog toetsadvies heeft gekregen als gevolg van het rekenen met verkeerde waarden (OCW, 2019). De groep leerlingen met een eerste advies vso/praktijkonderwijs/vmbo-b wijkt in 2018/’19 het meest af. Dit is een selectief groepje leerlingen. Ongeveer een kwart van de leerlingen die dit advies kregen maakten geen eindtoets, dat zullen met name de leerlingen zijn die een advies voor het vso of het praktijkonderwijs kregen en/of nog niet zo lang in Nederland verblijven en bijvoorbeeld in een internationale schakelklas zaten.

Het aandeel leerlingen dat op basis van een hogere toetsscore in aanmerking komt voor een naar boven bijgesteld advies verschilt per niveau van het eerste advies. Leerlingen met een eerste schooladvies vwo kunnen per definitie nooit een hogere score halen. Leerlingen met een eerste advies voor vmbo-k behaalden (na de combinatie vso/pro/vmbo-b) in 2018/’19 met 70 procent het vaakst een hoger advies op basis van de toets. In de jaren daarvoor bleef dit aandeel onder de 41 procent. In die jaren sprongen de leerlingen met een oorspronkelijk advies voor vmbo-k/gt er uit. Meer dan de helft van deze leerlingen had een hogere toetsscore dan op basis van dit (dubbele) advies kon worden verwacht. Leerlingen met een dubbel advies vmbo-gt/havo en havo/vwo kwamen het minst vaak boven het schooladvies uit met hun toets.

3.2.1. Advies eindtoets hoger dan eerste schooladvies1)
2014/'152015/'162016/'172017/'182018/'19
%%%%%
Totaal eerste schooladvies23,234,833,233,641,3
Vso/pro/vmbo-b2)31,257,942,050,298,6
Vmbo-b/k49,537,829,436,846,1
Vmbo-k40,739,237,738,670,1
Vmbo-k/gt55,351,753,653,535,0
Vmbo-gt24,844,745,145,657,0
Vmbo-gt/havo46,042,442,345,025,4
Havo 16,044,145,642,650,6
Havo/vwo34,130,432,329,828,1
Vwo 3)
1) Als aandeel van het totaal aantal leerlingen dat de eindtoets maakte.
2) Bij het advies vso/pro/vmbo-b zijn de adviezen vso, pro en vmbo-b samengenomen.
3) Leerlingen met een eerste advies vwo kunnen per definitie niet hoger scoren op de eindtoets.

Het aandeel van de leerlingen met een hoger toetsadvies dat ook daadwerkelijk een bijgesteld schooladvies krijgt, is in de meest recente jaren niet toegenomen. Ongeveer 23 procent van de leerlingen met een hogere score op de eindtoets kreeg een bijstelling van het schooladvies. In 2015/’16 en 2014/’15 was het aandeel bijstellingen een stuk lager (respectievelijk 19 procent en 13 procent). Per niveau van het eerste advies zijn er wel verschillen, waarbij het meest recente jaar een aantal uitschieters laat zien. Dat kan het gevolg zijn van de hiervoor genoemde verandering in de categorieën van het toetsadvies en van de gemaakte rekenfout bij het vaststellen van de niveaus van de eindtoets.

3.2.2 Bijstelling na behalen van hoger toetsadvies1)
2014/'152015/'162016/'172017/'182018/'19
%%%%%
Totaal eerste schooladvies13,319,423,223,223,1
Vso/pro/vmbo-b2)11,612,717,016,916,0
Vmbo-b/k8,923,029,226,334,0
Vmbo-k15,328,732,230,022,8
Vmbo-k/gt10,726,631,830,043,7
Vmbo-gt15,318,821,923,121,1
Vmbo-gt/havo14,629,332,731,545,3
Havo 11,613,816,016,317,5
Havo/vwo10,320,422,122,926,6
Vwo3)
1) Als aandeel van het totaal aantal leerlingen dat op basis van de eindtoets een hoger advies haalde dan het eerste schooladvies.
2) Bij het advies vso/pro/vmbo-b zijn de adviezen vso, pro en vmbo-b samengenomen.
3) Leerlingen met een eerste advies vwo kunnen per definitie geen bijstelling krijgen naar een hoger niveau.

3.3 Advies en eindtoets naar achtergrond van de leerlingen

Meisjes vaker dan jongens bijstelling van advies

Jongens en meisjes verschillen niet heel veel qua niveau van het eerste schooladvies. Meisjes kregen in de afgelopen jaren iets vaker dan jongens een advies voor de niveaus die in het midden liggen, met name vmbo-gt en vmbo-gt/havo. Jongens kregen iets vaker dan meisjes het hoogste advies, vwo, of juist een lager advies: vso, praktijkonderwijs, vmbo-b, vmbo-b/k of vmbo-k. Omdat meisjes daarna vaker dan jongens een hoger toetsadvies haalden en op basis daarvan ook vaker een bijstelling kregen van hun eerste schooladvies, namen de verschillen tussen jongens en meisjes in het definitieve advies nog wat af. Veel is dit overigens niet, per niveau van advies werd het verschil tussen jongens en meisjes met hooguit een- of tweetiende procentpunt teruggebracht.

3.3.1. Toetsadvies ten opzichte van eerste schooladvies en bijstellingen, 2018/'19 1)
 Jongens (%)Meisjes (%)
Advies toets hoger dan 1e advies
Totaal 1e schooladvies39,942,6
Vso/pro/vmbo-b 2)98,398,9
Vmbo-b/k44,647,6
Vmbo-k68,371,9
Vmbo-k/gt33,636,3
Vmbo-gt55,258,8
Vmbo-gt/havo24,426,3
Havo 48,652,5
Havo/vwo25,530,7
Bijstelling na hoger toetsadvies 3)
Totaal 1e schooladvies22,523,7
Vso/pro/vmbo-b 2)14,617,5
Vmbo-b/k32,934,9
Vmbo-k22,622,9
Vmbo-k/gt41,046,1
Vmbo-gt20,921,3
Vmbo-gt/havo45,045,5
Havo 16,818,2
Havo/vwo28,425,1
1) Voor leerlingen met een eerste schooladvies vwo is dit niet van toepassing. 2) Bij het advies vso/pro/vmbo-b zijn de adviezen vso, pro en vmbo-b samengenomen. 3) Aandeel leerlingen dat een bijstelling van het advies kreeg van alle leerlingen die op de toets een hoger advies kregen dan het eerste schooladvies.


In het schooljaar 2018/’19 bijvoorbeeld haalde 39,9 procent van de jongens een hoger advies op de eindtoets dan hun eerste schooladvies, van de meisjes was dat 42,6 procent. Per niveau van het eerste advies was het aandeel meisjes dat op de eindtoets hoger scoorde telkens groter dan het aandeel jongens dat hoger scoorde. Van de jongens die in 2018/’19 op de eindtoets hoger scoorden dan verwacht kon worden op basis van het eerste schooladvies kreeg 22,5 procent een naar boven bijgesteld advies, van de meisjes was dat 23,7 procent. De adviezen van meisjes werden met uitzondering van het havo/vwo-advies vaker bijgesteld dan van jongens.

Minder grote verschillen in adviezen naar achtergrond en inkomen

Het eerste schooladvies in groep 8 verschilt tussen groepen leerlingen. De verschillen tussen leerlingen met en zonder een migratieachtergrond zijn groter dan tussen jongens en meisjes en naar hoogte van het inkomen van het huishouden waartoe de leerling behoort. Deze verschillen naar migratieachtergrond zijn in de afgelopen jaren wel kleiner geworden. Een eerste advies voor havo, havo/vwo of vwo bijvoorbeeld werd in 2014/’15 aan 49,4 procent van de leerlingen zonder migratieachtergrond gegeven en aan 39,8 procent van de leerlingen met migratieachtergrond, een verschil van bijna 11 procentpunt. In 2019/’20 bedroegen de percentages respectievelijk 47,5 en 39,3. Leerlingen met een migratieachtergrond kregen vaker dan leerlingen zonder migratieachtergrond een advies voor vmbo-k/gt of lager. De adviezen in het midden (vmbo-gt en vmbo-gt/havo) werden aan beide groepen ongeveer even vaak gegeven.

Voor een deel hangen de adviesverschillen naar migratieachtergrond samen met een verschil in sociaaleconomische status. Binnen elk inkomenskwintiel zijn de verschillen tussen leerlingen met en zonder migratieachtergrond veel kleiner dan voor de totale groep. Met uitzondering van de hoogste inkomensgroep gaan die verschillen allemaal dezelfde kant op, dat wil zeggen dat leerlingen met een migratieachtergrond gemiddeld een lager advies krijgen dan leerlingen zonder migratieachtergrond. Deze verschillen nemen binnen elk van deze inkomensgroepen in de loop der jaren af.
De adviezen van de groep leerlingen uit de hoogste inkomensgroep (hoogste 20 procent) laten naar migratieachtergrond een ander beeld zien. Leerlingen met een migratieachtergrond krijgen in de hoogste inkomensgroep gemiddeld juist vaker een hoger advies dan leerlingen zonder migratieachtergrond.

3.3.2. Toetsadvies en bijstellingen naar migratieachtergrond en inkomen van het huishouden, 2018/’19 1)
 Zonder migratieachtergrond (%)Met migratieachtergrond (%)
Advies toets hoger dan 1e advies
Totaal inkomen40,543,6
1e 20%-groep50,550,3
2e 20%-groep47,847,5
3e 20%-groep44,744,3
4e 20%-groep38,636,5
5e 20%-groep29,625,9
Bijstelling na hoger advies 2)
Totaal inkomen20,032,0
1e 20%-groep18,932,1
2e 20%-groep18,431,5
3e 20%-groep19,331,8
4e 20%-groep20,533,3
5e 20%-groep22,532,3
1) Voor leerlingen met een eerste schooladvies vwo is dit niet van toepassing. 2) Aandeel leerlingen dat een bijstelling van het advies kreeg van alle leerlingen die op de toets een hoger advies kregen dan het eerste schooladvies.

Na het eerste schooladvies volgt de eindtoets. In het schooljaar 2018/’19 haalden leerlingen met een migratieachtergrond binnen elke inkomensgroep iets minder vaak een hoger toetsadvies dan hun eerste schooladvies dan leerlingen zonder migratieachtergrond. Dit verschil was voor de drie laagste inkomenskwintielen heel klein. Gemiddeld over alle inkomensgroepen haalden leerlingen met een migratieachtergrond juist vaker een hoger toetsadvies. Dit lijkt vreemd, maar komt doordat leerlingen met een migratieachtergrond vaker uit een huishouden komen met een lager inkomen, terwijl de kans op een hoger toetsadvies toeneemt met elk lager inkomenskwintiel. Dit heeft te maken met de gemiddeld lagere eerste adviezen in de lagere inkomenskwintielen. Hoe hoger het huishoudeninkomen, hoe vaker een hoger eerste advies is gegeven.

Het aandeel bijstellingen van het eerste advies nadat een hoger toetsadvies werd behaald is binnen alle inkomensgroepen duidelijk hoger voor de leerlingen met een migratieachtergrond. Gemiddeld kreeg 32 procent van de leerlingen met een migratieachtergrond die op de eindtoets hoger scoorden een bijstelling, tegen 20 procent van de leerlingen zonder migratieachtergrond, een verschil van 12 procentpunt.

Doordat leerlingen met migratieachtergrond vaker dan leerlingen zonder migratieachtergrond een bijstelling van hun advies krijgen nadat ze op basis van de eindtoets een hoger advies haalden, komen de definitieve schooladviezen van beide groepen dichter bij elkaar te liggen. In figuur 3.3.3 is dit in beeld gebracht voor een advies voor vmbo-gt of hoger. In de hoogste inkomensgroep is er, ook al bij het eerste advies, nauwelijks verschil tussen leerlingen met en zonder migratieachtergrond in het aandeel leerlingen met een advies voor vmbo-gt of hoger. Van beide groepen leerlingen krijgt 89 procent dit als eerste en 90 procent dit als definitief advies.

3.3.3. Advies voor vmbo-gt of hoger, 2018/'19
 Zonder migratieachtergrond, eerste advies (%)Zonder migratieachtergrond, definitief advies (%)Met migratieachtergrond, eerste advies (%)Met migratieachtergrond, definitief advies (%)
Totaal inkomen huishouden76,678,267,170,1
1e 20%-groep59,962,356,560,1
2e 20%-groep66,268,163,266,6
3e 20%-groep72,674,670,172,9
4e 20%-groep81,182,678,881,5
5e 20%-groep89,590,489,090,2

Een vwo-advies wordt, ongeacht de hoogte van het huishoudinkomen, vaker gegeven aan leerlingen zonder migratieachtergrond dan aan leerlingen met een migratieachtergrond. Maar als het inkomen wel in beschouwing wordt genomen, dan is het beeld heel anders. Voor beide groepen geldt dat een vwo-advies vaker wordt gegeven aan leerlingen uit een huishouden met een hoger inkomen. Voor de twee laagste inkomensgroepen geldt dat leerlingen zonder migratieachtergrond iets vaker dit advies krijgen dan leerlingen met een migratieachtergrond. Dit verschil keert vanaf het derde inkomenskwintiel om en loopt verder op tot het hoogste kwintiel. Binnen dit vijfde inkomenskwintiel kreeg in 2018/’19 34 procent van de leerlingen zonder migratieachtergrond een definitief advies voor vwo tegen 39 procent van de leerlingen met een migratieachtergrond. En binnen elk inkomenskwintiel was het verschil tussen het eerste en het definitieve advies groter voor de leerlingen met een migratieachtergrond dan voor de leerlingen zonder migratieachtergrond.

3.3.4. Advies voor vwo, 2018/'19
 Zonder migratieachtergrond, eerste advies (%)Zonder migratieachtergrond, definitief advies (%)Met migratieachtergrond, eerste advies (%)Met migratieachtergrond, definitief advies (%)
Totaal inkomen huishouden20,121,315,817,3
1e 20%-groep10,311,08,910,2
2e 20%-groep12,313,111,312,7
3e 20%-groep15,616,615,717,3
4e 20%-groep21,422,721,923,5
5e 20%-groep32,634,236,938,8

3.4 Covid-19 en schooladvies

In het schooljaar 2019/’20 was het eerste schooladvies meteen het definitieve advies, doordat de eindtoets in dat schooljaar niet werd afgenomen en kinderen dus niet in aanmerking kwamen voor het naar boven bijstellen van het eerste advies. Daardoor waren de definitieve adviezen gemiddeld genomen lager dan in voorgaande jaren. De hoogte van het definitieve advies was in 2018/’19 gemiddeld al iets lager dan in 2017/’18. Maar in 2019/’20 daalde het niveau nog iets verder, zeer waarschijnlijk als gevolg van het niet doorgaan van de toets. Het aandeel leerlingen met een advies voor vmbo-gt en lager nam toe en het aandeel leerlingen met een advies voor vmbo-gt/havo en hoger nam af.

3.4.1. Definitief schooladvies groep 8 1)
 Vso/pro/vmbo-b 2) (%)Vmbo-b/k (%)Vmbo-k (%)Vmbo-k/gt (%)Vmbo-gt (%)Vmbo-gt/havo (%)Havo (%)Havo/vwo (%)Vwo (%)
2017/'186,93,59,23,617,88,818,710,121,3
2018/'196,53,79,24,517,79,817,610,820,3
2019/'20 3)7,64,110,14,918,29,717,110,218,1
1) Alle leerlingen in groep 8 die een advies kregen, inclusief de leerlingen die later geen eindtoets maakten. 2) Bij het advies vso/pro/vmbo-b zijn de adviezen vso, pro en vmbo-b samengenomen. 3) In 2019/'20 was het eerste advies ook het definitieve advies, omdat de eindtoets niet werd afgenomen.

De daling van het niveau van het advies in 2019/’20 ten opzichte van het definitieve advies een jaar eerder (2018/’19) verschilt naar geslacht, inkomen en migratieachtergrond. De daling is zoals verwacht bij meisjes sterker dan bij jongens. Hun schooladvies wordt immers vaker bijgesteld na de toets dan dat van jongens (zie ook van Eck en Meesters, 2020). Het gebeurt met name in de laagste inkomensgroepen en bij leerlingen met een migratieachtergrond.

3.4.2. Definitief advies vmbo-gt/havo of hoger
   Zonder migratieachtergrond (%)Met migratieachtergrond (%)
Totaal inkomen huishouden2019/'20 1)57,249,0
Totaal inkomen huishouden2018/'1960,552,4
1e 20% groep2019/'20 1)37,837,3
1e 20% groep2018/'1942,641,2
2e 20% groep2019/'20 1)45,043,1
2e 20% groep2018/'1948,246,6
3e 20% groep2019/'20 1)51,750,3
3e 20% groep2018/'1954,654,3
4e 20% groep2019/'20 1)61,961,5
4e 20% groep2018/'1964,765,6
5e 20% groep2019/'20 1)73,976,4
5e 20% groep2018/'1977,679,2
1) In 2019/'20 was het eerste advies ook het definitieve advies, omdat de eindtoets niet werd afgenomen.

Het aandeel leerlingen met een (definitief) advies voor vmbo-gt/havo of hoger nam af van 58,5 procent in 2018/’19 tot 55,2 procent in 2019/’20. Onder jongens bedroeg de afname 4,4 procent, onder meisjes 6,9 procent. Naar inkomen van het huishouden was de afname het laagst voor de hogere inkomens. Over alle inkomensgroepen heen kregen leerlingen met een migratieachtergrond in 2019/’20 relatief minder vaak dan leerlingen zonder migratieachtergrond een advies voor vmbo-gt/havo of hoger. Dat geldt ook voor de drie groepen met middeninkomens, maar niet voor de leerlingen uit de laagste en uit de hoogste inkomensgroep. Binnen die groepen was de afname onder leerlingen zonder migratieachtergrond juist groter.

Het aandeel leerlingen met een (definitief) advies voor havo of hoger nam af van 48,6 procent in 2018/’19 tot 45,4 procent in 2019/’20. Onder jongens bedroeg de afname 5,5 procent, onder meisjes 7,8 procent. Naar inkomen van het huishouden was de afname het laagst voor de hogere inkomens (5,8 procent voor het vijfde kwintiel en 5,2 procent voor het vierde kwintiel) en dit liep op tot 10,7 procent binnen de groep met de laagste inkomens (eerste kwintiel).

3.4.3. Definitief advies havo of hoger
   Zonder migratieachtergrond (%)Met migratieachtergrond (%)
Totaal inkomen huishouden2019/'20 1)47,539,3
Totaal inkomen huishouden2018/'1950,842,2
1e 20% groep2019/'20 1)29,227,9
1e 20% groep2018/'1933,230,9
2e 20% groep2019/'20 1)35,433,3
2e 20% groep2018/'1938,336,1
3e 20% groep2019/'20 1)41,439,9
3e 20% groep2018/'1944,743,3
4e 20% groep2019/'20 1)51,651,3
4e 20% groep2018/'1954,355,2
5e 20% groep2019/'20 1)64,867,7
5e 20% groep2018/'1968,971,3
1) In 2019/'20 was het eerste advies ook het definitieve advies, omdat de eindtoets niet werd afgenomen.

1) In 2014/'15 deden ondanks de verplichting toch niet alle scholen mee met de eindtoets. Het grootste deel van de leerlingen dat in de afgelopen jaren geen eindtoets deed valt in de (hier samengestelde) categorie met eerste advies voortgezet speciaal onderwijs (vso)/praktijkonderwijs (pro)/vmbo-b. Dat zijn vooral leerlingen die zeer moeilijk leren en leerlingen die korter dan 4 jaar in Nederland wonen en het Nederlands onvoldoende beheersen (Oomens et al., 2019). De eindtoets kent geen adviescategorie vso.
2)
De CESAN-Eindtoets is in 2017/’18 weer teruggetrokken.

4. Samenvatting en discussie

Sinds 2014/’15 lijkt het niveau van het eerste schooladvies in eerste instantie iets te zijn toegenomen, maar sinds 2017/`18 daalt deze voor het tweede jaar op rij. Het is lastig dat precies te beoordelen, omdat het samengaat met een afname van het aandeel enkelvoudige adviezen tegenover een toename van het aandeel dubbele adviezen. Deze verschuiving wordt door de Inspectie van het onderwijs omarmd. Met name laatbloeiers en leerlingen van wie het in groep 8 nog niet helemaal duidelijk is welk niveau het best passend gaat zijn, hebben baat bij een breed advies en daarna een brede brugklas. Om die reden heeft de Inspectie een aantal jaren geleden ook de vaststelling van het onderbouwrendement van scholen voor voortgezet onderwijs aangepast3). Een breed advies en een brede brugklas worden door het ministerie van OCW als één van de middelen gezien om de verwachte toenemende ongelijkheid tussen groepen leerlingen tijdens en na de coronacrisis enigszins te beperken (OCW, 2020b).

In 2018/’19 haalde 41 procent van de achtstegroepers die een eindtoets maakten een toetsscore die past bij een hoger schooladvies dan het eerste schooladvies dat zij kregen van de basisschool. Dat is hoger dan in de jaren daarvoor en heeft vooral betrekking op de enkelvoudige adviezen. Dat zal voor een groot deel het gevolg zijn van de aanpassing van de categorieën van het toetsadvies naar vijf dubbele en een (vwo) enkele categorie. Daarnaast kan ook de rekenfout in het vaststellen van deze categorieën een rol hebben gespeeld. Ongeveer 11 procent van de leerlingen kreeg daardoor een onjuist, en in de meeste gevallen te hoog, toetsadvies. Mogelijk heeft deze toename voor een deel ook te maken met de keuze van scholen voor een specifieke eindtoets. Het marktaandeel van de Centrale Eindtoets (voorheen Citotoets) is sinds 2014/’15 behoorlijk afgenomen ten gunste van vooral de IEP Eindtoets, maar ook van de Eindtoets Route 8. Uit eerder onderzoek van de Inspectie (2017) bleek dat scholen die overstapten van de Centrale Eindtoets naar een andere toetsaanbieder gemiddeld 1,6 punt lager scoorden op de Centrale Eindtoets dan scholen die niet van toetsaanbieder wisselden.

Van 23 procent van de leerlingen met een hoger toetsadvies is het eerste schooladvies in 2018/’19 ook daadwerkelijk bijgesteld. Dat was vergelijkbaar met de cijfers van de twee jaren daarvoor. Opvallend is dat in 2018/’19 de verschillen in het aandeel bijstellingen per niveau vrij groot zijn. Daarbij vond na een dubbel eerste advies veel vaker een herziening plaats dan na een enkelvoudig advies. Dit is niet te zien in de jaren daarvoor. Ook dit zal voor een groot deel het gevolg zijn van de aanpassing van de toetsadviescategorieën. Bij het relatief lage aandeel bijstellingen na een eerste advies voor havo kan verder meespelen dat er maar weinig categorale havo’s zijn, waardoor de meeste leerlingen met dit advies toch al in een havo/vwo-brugklas terechtkomen. Bijstelling van het eerste advies zal daarom voor veel leerlingen wellicht minder belangrijk zijn. Dit laatste geldt mogelijk voor een deel ook voor leerlingen met een havo/vwo-advies. Alleen als zij naar bijvoorbeeld een categoriaal gymnasium zouden willen is voor hen aanpassing van het advies noodzakelijk. Uit onderzoek van Oomens et al. (2019) bleek dat 30 procent van de leerlingen de eindtoets belangrijk vond omdat ze hiermee hun schooladvies nog zouden kunnen veranderen (meting 2018). Ruim de helft van de leerlingen (54 procent) vond de eindtoets niet zo belangrijk omdat zij al wisten naar welke school voor voortgezet onderwijs zij zouden gaan. Ook het CPB (Swart et al, 2019) stelt dat de eindtoets niet voor alle leerlingen even belangrijk is, waardoor kinderen niet allemaal even goed hun best zullen doen. Uit de resultaten van deze onderzoeken kan worden geconcludeerd dat het bij de advisering voor het voortgezet onderwijs daarom een juiste keuze is om alleen de adviezen van de hoger scorenden te heroverwegen.

Dit aspect kan ook meespelen bij de overweging van ouders om bij de leerkracht aan te dringen het advies bij te stellen. Voor 40 procent van de basisscholen is druk van de ouders bij het geven van een schooladvies een groot knelpunt. Hoe meer stedelijk het gebied, hoe vaker die druk wordt ervaren, tot 84 procent in zeer stedelijke gemeenten (Oomens et al, 2019). Bij een verschil van mening met ouders over het advies adviseert de school in zeer stedelijke gebieden vaker dan in andere gebieden om een vo-school te kiezen die zoveel mogelijk opties openlaat. En dat kunnen ze ook doen omdat daar binnen een kleine straal meer keuze voorhanden is. In niet-stedelijke gebieden heeft een schoolvestiging vaker een breder aanbod van onderwijselementen, terwijl een categoriaal vwo/gymnasium daar helemaal niet voorkomt (Inspectie van het Onderwijs, 2019). Dan is een bijstelling van het eerste advies voor leerling en ouders wellicht minder relevant.

Tussen jongens en meisjes was in 2018/’19 niet veel verschil te zien in het niveau van zowel het eerste als het definitieve advies voor het voortgezet onderwijs. Meisjes hadden voor elk niveau van eerste schooladvies wel vaker dan jongens een hogere score op de eindtoets. Vervolgens kregen zij gemiddeld over de niveaus ook vaker dan jongens een bijstelling van het eerste advies.
Er zijn aanwijzingen dat jongens en meisjes verschillend presteren op belangrijke toetsen. In het kader van het niet doorgaan van de centrale eindexamens in het voortgezet onderwijs vanwege het coronavirus stelde Van der Werfhorst dat jongens makkelijker op één moment kunnen pieken dan meisjes (NRC, 25 maart 2020; NOS, 28 maart 2020). Dat zou in het voortgezet onderwijs gelden bij het centraal eindexamen dat de helft van het eindcijfers bepaalt, maar bij een eindtoets basisonderwijs zou dat ook kunnen opgaan. Ten minste, als er voor de leerling nog een belang aan vastzit. Dit belang is er niet of is minder groot als de achtstegroeper al een advies op zak heeft waar hij of zij tevreden mee is. Met name een havo/vwo-advies kan voor veel leerlingen een voldoende hoog advies zijn. In dat geval kan het zijn dat vooral jongens minder hun best doen op de toets (Borghans en Prevoo, 2015). Dit zou een verklaring kunnen zijn voor de gevonden verschillen tussen jongens en meisjes met een eerste advies voor havo/vwo. Van de meisjes met dit advies scoorde 30,7 procent op de eindtoets een vwo-advies tegen 25,5 procent van de jongens. Van deze havo/vwo-adviezen kregen jongens vervolgens vaker een bijstelling naar een vwo-advies dan meisjes. Dit zou betekenen dat het afgelasten van de eindtoets in 2020 vanwege de coronacrisis voor meisjes meer gevolgen zou kunnen hebben dan voor jongens. De eerste gegevens wijzen hier al op: het aandeel met een advies op havo-niveau of hoger nam in 2019/’20 voor meisjes meer af dan voor jongens. Dat meisjes vaker dan jongens een bijstelling van hun advies krijgen na een hogere toetsscore kan komen doordat hun werkhouding en gedrag gemiddeld genomen gunstiger worden beoordeeld door de leerkracht (Zumbuehl en Dillingh, 2021).

Naar migratieachtergrond en sociaaleconomische status zijn verschillen te zien in het niveau van de adviezen en de mate waarin deze adviezen worden bijgesteld. Leerlingen met een migratieachtergrond krijgen weliswaar vaker dan leerlingen zonder migratieachtergrond een lager eerste advies voor het voortgezet onderwijs, maar dat is grotendeels te wijten aan verschillen in sociaaleconomische status. Vergelijken we kinderen met en zonder migratieachtergrond uit gezinnen met een vergelijkbaar inkomensniveau, dan zijn de verschillen in het eerste schooladvies aanzienlijk kleiner. Kinderen met een migratieachtergrond scoren, ongeacht hun sociaaleconomische status, iets vaker hoger op de eindtoets dan het niveau van dit eerste advies, waarna dit eerste advies duidelijk vaker naar boven wordt bijgesteld dan bij leerlingen zonder migratieachtergrond. Daardoor zijn de verschillen in de definitieve schooladviezen tussen beide groepen kleiner.

Voor kinderen die in het schooljaar 2019/’20 in groep 8 zaten is vanwege het coronavirus de eindtoets afgelast. Voor deze leerlingen is het (eerste) schooladvies van de leerkracht dus meteen het definitieve advies. Wat kan dit voor hen betekenen in het voortgezet onderwijs? Uit de cijfers blijkt dat leerlingen van wie het schooladvies naar boven werd bijgesteld nadat ze een hogere toetsscore haalden in 18 procent van de gevallen in de derde klas alsnog waren afgezakt naar een lager niveau (Traag et.al., 2021). Daaruit zou men de conclusie kunnen trekken dat het schooladvies van de leerkracht een betere voorspeller is van de capaciteiten van het kind dan de eindtoets en dus dat het ontbreken van de eindtoets in 2019/`20 geen nadelige gevolgen zal hebben voor deze groep kinderen. Tegelijkertijd is echter ook gebleken dat de groep leerlingen die een hogere toetsscore haalde maar wiens eindadvies niet werd bijgesteld het minst vaak afzakten naar een lager niveau. Van die leerlingen zit 93 procent na drie jaar op het adviesniveau of daarboven (36 procent) wat indiceert dat een groot deel van die leerlingen alsnog het niveau van de door hen gemaakte eindtoets waar maakt.
Hierin speelt mogelijk ook het soort vo-school een rol. Brede scholengemeenschappen maken het beter mogelijk voor kinderen om na instroom in een brugklas die past bij hun adviesniveau door te stromen naar het niveau dat uiteindelijk het beste bij hen past. Op categorale scholen zijn die mogelijkheden veel beperkter. Haelermans, Jacobs, Van Der Velden en Van Vught (2020) hebben in hun analyses voor leerlingen met een initieel advies vmbo-gt of havo eveneens laten zien dat kinderen met een hogere score op de eindtoets vaker op dat hogere niveau terecht kwamen. Ook zij benadrukken dat het van belang is dat vo-scholen kinderen ongeacht hun schooladvies de kans moeten geven op een hoger niveau uit te komen. Dit past binnen het voorstel van minister Slob (Rijksoverheid, 22-2-2020) waarin wordt gesteld dat scholen op meerdere momenten, ook in het vervolgonderwijs, moeten nagaan of de leerlingen nog op de juiste plek zitten.

In het coronajaar 2019/’20 waren de eerste adviezen gemiddeld al lager dan in de voorgaande jaren. Doordat er geen eindtoets was kon er geen bijstelling naar boven worden gedaan. Daardoor was het verschil in definitief advies nog groter. De daling was, zoals verwacht, voor meisjes groter dan voor jongens. Ook de leerlingen met een migratieachtergrond kregen een relatief lager schooladvies, samenhangend met een lager advies voor de lagere inkomensgroepen.  

De vraag is natuurlijk of het beter was geweest om leerlingen in dit coronajaar met hogere adviezen naar het vervolgonderwijs te laten gaan. Niet elk kind had tijdens de periode van schoolsluiting een even goede werkplek en evenveel ondersteuning thuis, wat tot achterstanden heeft geleid. Die achterstanden zijn echter niet voor alle leerlingen of alle scholen even groot en verschillen, zoals Haelermans et al. (2021) lieten zien, ook tussen sociaaleconomische groepen. Zijn leerlingen, en ook de vo-scholen in staat deze achterstand na de instroom in de brugklas weer in te lopen of heeft deze coronaperiode een blijvend negatief effect op deze generatie?

3) De scholen krijgen nu geen minpunten meer als een leerlingen in het derde leerjaar op het onderste niveau zit van een dubbel schooladvies.

Referenties

Bisschop, P., E. van den Berg, K. van der Ven, W. de Geus en D. Kooij (2019). Aanvullend en particulier onderwijs. Onderzoek naar de verschijningsvormen en omvang van aanvullend en particulier onderwijs en motieven voor deelname. In opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Oberon en SEO Economisch Onderzoek, Amsterdam, augustus 2019.

Bol, T. (2020). Inequality in homeschooling during the Corona crisis in the Netherlands. First results from the LISS Panel. University of Amsterdam, 30 april 2020. 

Borghans, L. (2016). 10 redenen waarom zowel het schooladvies als de eindtoets belangrijk zijn voor de plaatsing van een leerling. BLOG in: Economisch Statistische Berichten (ESB), 31 mei 2016. Geraadpleegd op 23 maart 2021.

Borghans, L. en T. Prevoo (2015). Verschil tussen jongens en meisjes bij de centrale eindtoets basisonderwijs. Educatieve agenda Limburg, Universiteit Maastricht, 07 augustus 2015. Geraadpleegd op 6 april 2021.

Borghans, L., R. Diris en T. Schils (2018). Sociale ongelijkheid in het onderwijs is hardnekkig. In: Economisch Statistische Berichten (ESB), Jaargang 103 (4768), 20 december 2018.

Bosker, R. J., M.P.C. van der Werf & H. de Boer (2007). Onderadvisering in beeld. Inspectie van het onderwijs (ed.). Utrecht: Inspectie van het onderwijs, 83–92.

Driessen, G. (2006). Het advies voortgezet onderwijs: is de overadvisering over? Mens en Maatschappij, 81(1), 5–23.

Driessen, G. (2011). Onderadvisering van allochtone leerlingen? Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen.

Driessen, G., & J. Cuppen (2012). De doelgroepen van het onderwijsachterstandenbeleid: ontwikkelingen in prestaties en het advies voortgezet onderwijs. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen.

Eck, D. van en I. Meesters (2020). Rapport wegvallen eindtoets. Onderzoek naar de effecten van het wegvallen van de eindtoets in het basisonderwijs. Dienst Uitvoering Onderwijs – Informatieproducten, Den Haag. 

Engzell, P., A. Frey en M. Verhagen (2021). Learning loss due to school closures during the COVID-19 pandemic. University of Oxford. 

Emons, W.H.M., C.A.W. Glas en P.K. Berding-Oldersma (2016). Rapportage vergelijkbaarheid eindtoetsen. Utrecht: Expertgroep Toetsing PO.

Expertgroep Toetsing PO (2018). Rapportage vergelijkbaarheid eindtoetsen en invoering van gezamenlijk anker, versie 1 december 2018.

Geven, S. (2020). Afblazen basisschooleindtoets leidt tot verwarring en mogelijke ongelijke kansen. In: Sociale Vraagstukken, 8 mei 2020.

Haelermans, C., M. Jacobs, R. van der Velden & L. van Vugt (2020). Wat zijn de mogelijke lange-termijn effecten van het wegvallen van de Eindtoets dit jaar? Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek. ROA External Reports.

Hustinx, P. (2002). School careers of pupils of ethnic minority background after the transition to secondary education: Is the ethnic factor always negative? In: Educational Research and Evaluation, 8, 169–195.

Inspectie van het Onderwijs (2017). De staat van het onderwijs 2015/2016.

Inspectie van het Onderwijs (2018). Kansen(on)gelijkheid bij de overgangen PO-VO. Bevindingen en bevorderende en belemmerende factoren. Mei 2018.

Inspectie van het Onderwijs (2019). De staat van het onderwijs 2019.

Inspectie van het Onderwijs (2020). Welke factoren bij het basisschooladvies meewegen? Geraadpleegd op 1 april 2021.

Marreveld, M. (2019). Georganiseerd wantrouwen (3): Eindtoets – wie wil ‘m hebben. In: Didactief: gepubliceerd op 21-11-2019, gewijzigd op 12-01-2021.Geraadpleegd op 1 april 2021.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Arie Slob) (2019). Kamerbrief ‘Onjuiste toetsadviezen deel leerlingen bij afname eindtoets 2019’. 21 mei 2019. Den Haag.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Arie Slob) (2020a). De overstap van primair naar voortgezet onderwijs in 2020. Brief van 17 april 2020 aan po- en vo-scholen. 

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Arie Slob) (2020b). Kamerbrief rondom eindtoetsing en schooladviezen. 10 december 2020. Den Haag. 

OIS (2019). Het basisschooladvies en doorstroom in onderbouw vo. Gemeente Amsterdam, Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS), Amsterdam.

Oomens, M., F. Scholten en H. Luyten (2019). Evaluatie Wet Eindtoetsing PO, Eindrapportage. In opdracht van het ministerie van OCW, Universiteit Twente en Oberon, Utrecht 30 april 2019.

PO-raad (14-10-2019). Extra ondersteuning moet voor alle leerlingen toegankelijk zijn. Geraadpleegd op 1 april 2021.

Rijksoverheid. Schooladvies en eindtoets basisschool, vraag en antwoord, adviezen in groep-8. Geraadpleegd op 1 april 2021.

Rijksoverheid (22-02-2020). Eén vast aanmeldmoment voor de middelbare school. Geraadpleegd op 1 april 2021.

Rijksoverheid (18-3-2020). Geen eindtoets in groep 8 dit jaar. Geraadpleegd op 1 april 2021.

Swart, L., W. van de Berge en D. Visser (2019). CPB-Policy Brief. De waarde van eindtoetsen in het primair onderwijs. Centraal Planbureau, april 2019.

Swart, l., D. Visser, M. Zumbuehl, W. van den Berge (2020). Schrappen eindtoets groep 8 kan ongelijkheid vergroten. Centraal Planbureau, juli 2020.

Tesser, P. & J. Iedema (2001). Rapportage minderheden 2001: Deel 1, Vorderingen op school. Den Haag: SCP.

Timmermans, A., H. Kuyper en G. van der Werf (2013). Schooladviezen en onderwijsloopbanen: Voorkomen, risicofactoren en gevolgen van onder- en overadvisering. Groningen: GION/RUG Onderwijskunde.

Teunissen, S., T. van Dijk en R. Nissen, (2021)Schoolsluiting schaadt economie op termijn fors. Economisch Statistische Berichten (ESB), 106 (4793), 21 januari 2021.

Traag, T. (2016). Met dezelfde citoscore een andere schoolloopbaan. Geraadpleegd op 5 maart 2020.

Traag, T., M. Hartgers en L. Wielenga (2021). Het onderwijssucces van groep-8-leerlingen van 2015/’16 in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs. Centraal Bureau voor de Statistiek, april 2021.

Warrens, M., M. Dijks, E. Fleur en H. Korpershoek (2019). Schooladvies: de leerkracht weet het beter. In: Didactief, juni 2019.

Werfhorst, van der (2020) in: NRC 25 maart 2020: ‘Wat betekent het schrappen van de eindexamens’. Geraadpleegd op 10 april 2020.

Werfhorst, van der (2020) in: NOS 28 maart 2020 ‘Zonder eindexamen je diploma, in Frankrijk gebeurde dat eerder’. Geraadpleegd op 10 april 2020.

Zumbuehl, M. en R. Dillingh (2020). Ongelijkheid van het jonge kind. CPB Notitie, december 2020, Den Haag, Centraal Planbureau.

Bronnen:

StatLine, 2020. Schooladvies en herziening advies basisonderwijs; achtergrondkenmerken.