Auteur: Moniek Coumans en Hans Schmeets

Sociale uitsluiting in Nederland: wie staat aan de kant?

Over deze publicatie

Het meedoen met en het vertrouwen in de samenleving is in Nederland relatief hoog. Toch is ook hier een deel van de bevolking van 16 jaar of ouder sociaal uitgesloten. Hoewel sociale uitsluiting in vrijwel alle bevolkingslagen voorkomt, hebben mannen, 45- tot 55-jarigen, en middelbaar en laagopgeleiden er iets meer mee te maken dan vrouwen, andere leeftijdsgroepen en hoogopgeleiden. Het besteedbare inkomen van het huishouden waartoe een persoon behoort, speelt bij sociale uitsluiting een belangrijke rol: terwijl in de groep met de hoogste inkomens vrijwel niemand is uitgesloten, staat bij de categorie met de laagste inkomens bijna een op de tien aan de kant.
Sociale uitsluiting hangt sterk samen met minder kwaliteit van leven. Mensen die sociaal uitgesloten zijn, ervaren hun algemene gezondheid minder vaak als (zeer) goed en zijn vaker psychisch ongezond. Ook zijn zij minder vaak tevreden met hun leven.

1. Inleiding

Nederland wordt gekenmerkt door een relatief sterke sociale cohesie. Dit blijkt uit vele statistieken die het meedoen met en het vertrouwen in de samenleving meten. Vergeleken met andere Europese landen hebben Nederlanders veel vertrouwen in de medemens, publieke instituties en de politiek (CBS StatLine, 2020a). Ook is Nederland Europees kampioen vrijwilligerswerk: bijna de helft van de 15-plussers zet zich onbezoldigd in voor een vereniging of organisatie (Schmeets en Arends, 2020). Een grote meerderheid heeft wekelijks contact met vrienden en met hun buren, en vindt dat er veel saamhorigheid is hun buurt (CBS, StatLine 2020b; c; Coumans en Schmeets, 2019). En, zeker bij nationale verkiezingen, wordt er massaal naar de stemlokalen gegaan. Bovendien is er geen aanwijzing dat het vertrouwen en de participatie afnemen: het vertrouwen toont vooral een gestaag opgaande lijn, en de deelname aan activiteiten is redelijk stabiel (CBS StatLine 2020b; d).

Deze statistieken hebben echter betrekking op gemiddelden, waardoor het zicht op de groep die sociaal minder goed mee kan, ondergesneeuwd kan raken. Zo bleek uit recent CBS-onderzoek dat het aantal daklozen in Nederland tussen 2009 en 2018 is verdubbeld tot bijna 40 duizend (CBS StatLine, 2020e; CBS, 2019) . Maar ook mensen die wel een dak boven hun hoofd hebben, kunnen sociaal aan de kant staan. Van de Nederlanders van 15 jaar of ouder leefde 7 procent tussen 2012 en 2018 sociaal in de marge; deze mensen doen relatief weinig mee in de samenleving en hebben bovendien een laag vertrouwen in de medemens en instanties (Coumans, 2018).

Een andere groep die hier onderscheiden kan worden, zijn de sociaal uitgeslotenen. Deze groep werd in een CBS-rapport (Coumans en Schmeets, 2012) voor 2010 in kaart gebracht. Sociaal uitgesloten personen werden in dat onderzoek omschreven als mensen die op meerdere gebieden een achterstand of tekort laten zien. Dit kan zowel op het gebied van participatie, financiële kwesties, toegang tot sociale grondrechten en instituties, als normatieve integratie zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om mensen die heel weinig sociaal contact hebben en niet gaan stemmen, maar die daarnaast ook geen professionele hulpverlening krijgen, terwijl ze dat wel nodig hebben, die betaalachterstanden hebben en niet genoeg geld om om de andere dag een warme maaltijd te bereiden, en sociaal onwenselijk gedrag, zoals het op straat gooien van afval, relatief acceptabel vinden. Van de bevolking van 16 jaar of ouder kon 4,2 procent in 2010 als sociaal uitgesloten worden beschouwd (Coumans en Schmeets, 2012).

Dit artikel richt zich met name op de vraag wie in 2018 vooral sociaal is uitgesloten. In 2010 werd vastgesteld dat mannen, jongeren van 16 tot 24 jaar, gescheiden personen, mensen met een niet-westerse migratieachtergrond en lager opgeleiden relatief het vaakst sociaal uitgesloten waren. Geldt dit nog steeds? En in hoeverre hangt sociale uitsluiting samen met de ervaren gezondheid, de psychische gezondheid en de tevredenheid met het leven?
In de volgende paragraaf wordt uitgelegd hoe wordt bepaald wie sociaal uitgesloten is. Daarna worden de resultaten besproken. Afgerond wordt met enkele conclusies.

Voor de analyses is gebruik gemaakt van unieke data die in het Europese onderzoek EU-SILC in 2018 zijn verzameld. Voor meer technische details wordt verwezen naar de Technische toelichting.

2. De ontwikkeling van de index voor sociale uitsluiting

De index voor sociale uitsluiting is ontwikkeld in 2012 en was gebaseerd op gegevens uit 2010 (Coumans, 2012; Coumans en Schmeets, 2015) die verzameld zijn in het Europese onderzoek EU-SILC onder meer dan 10 duizend personen van 16 jaar of ouder.

 

Voor dit artikel is dezelfde stapsgewijze benadering toegepast, waarbij de volgende vijf stappen worden onderscheiden:

Stap 1: Keuze van de dimensies, subdimensies en itemselectie.

Stap 2: Constructie van somscores per dimensie.

Stap 3: Constructie van een overall somscore en toepassen van het afkappunt voor sociale uitsluiting.

Stap 4: Onderzoeken van de invloed van achtergrondvariabelen, zoals geslacht, leeftijd, onderwijsniveau en migratieachtergrond.

Stap 5: In een laatste validerende stap wordt de score op sociale uitsluiting gerelateerd aan relevante variabelen, zoals de ervaren gezondheid, welzijn en het zich al dan niet buitengesloten voelen uit de maatschappij.

 

In de technische toelichting worden deze stappen verder toegelicht.

 

In figuur 2.1 staat het conceptueel model weergegeven. Omdat de vragenlijst in 2018 is geactualiseerd, wijkt het aantal items per dimensie iets af van het aantal items dat in 2010 is gebruikt.

De gegevens komen uit EU-SILC 2018, waarin uitsluiting net als in 2010 in een speciale ad-hoc module werd opgenomen. In 2018 is de opzet van EU-SILC iets aangepast. In plaats van een vervolgonderzoek op basis van de deelnemers aan de Enquête Beroepsbevolking werd EU-SILC een op zichzelf staand steekproefonderzoek. Dit bracht met zich dat de respondenten niet alleen telefonisch (CATI) zijn benaderd zoals in 2010, maar ook door middel van internet enquêtering (CAWI). Daarnaast zijn in 2018 ook vragen over welzijn, eenzaamheid, psychische gezondheid en zich buitengesloten voelen opgenomen.

Reflectief Reflectief Reflectief Reflectief Formatief Formatief Formatief Formatief Formatief Formatief Formatief 2.1 Conceptueel model sociale uitsluiting 8 items 11 items 4 items 15 items - Sociale participation - Culturele participatie - Maatsch. participatie - Toegang instituties - Woonomstandigheden - Beschikbaarheid hulp - Financiële kwesties - Bezit van bepaalde goederen 8 items Participatie Sociale grond- rechten/toegang instituties Materiële deprivatie Normatieve integratie Sociale uitsluitingReflectiefReflectiefReflectiefReflectiefFormatiefFormatiefFormatiefFormatiefFormatiefFormatiefFormatief2.1 Conceptueel model sociale uitsluiting8 items11 items4 items15 items- Sociale participation- Culturele participatie- Maatsch. participatie- Toegang instituties- Woonomstandigheden- Beschikbaarheid hulp - Financiële kwesties- Bezit van bepaalde goederen8 itemsParticipatieSociale grond-rechten/toegang institutiesMateriële deprivatieNormatieve integratieSociale uitsluiting

3. Uitkomsten indicatoren sociale uitsluiting in 2010 en 2018

Tussen 2010 en 2018 zijn er relatief weinig verschuivingen opgetreden in de achterliggende dimensies en indicatoren van sociale uitsluiting bij de bevolking van 16 jaar of ouder. Hierbij dient te worden opgemerkt dat niet alle vragen in beide jaren identiek zijn, wat een optimale vergelijking tussen beide onderzoeksjaren lastig maakt (zie kader).

 

Participatie en normatieve integratie iets afgenomen

De mate van participatie van de Nederlanders van 16 jaar of ouder is tussen 2010 en 2018 iets afgenomen. Uit een vergelijking van de items binnen deze dimensie blijkt dat deze in 2018 op één na allemaal afwijken in de richting van minder participatie (zie tabel B.1 in de tabellenbijlage). Zo zijn er meer mensen die zelden of nooit contact hadden met familie of vrienden, zijn minder mensen lid van een vereniging en is het percentage niet-stemmers hoger. Alleen het aandeel vrijwilligers is in beide jaren exact gelijk (41 procent).

 

Ook bij de vier indicatoren die betrekking hebben op het gebied van normen en waarden, is er een kleine verschuiving af te lezen in de richting van minder normatieve integratie (zie tabel B.4).

 

Toegang tot kerninstituties en materiële deprivatie gelijk gebleven

Op gebied van grondrechten en deelname aan kerninstituties is er weinig veranderd tussen 2010 en 2018. Op zes van de tien indicatoren is er geen of een klein verschil in de richting van meer toegang tot grondrechten en kerninstituties. Bij de overige vier indicatoren is er sprake van iets minder toegang. Het gaat hierbij om geluidsoverlast, vervuiling (stank, stof en rook), vandalisme in de woonomgeving, en het last hebben van vochtige muren (zie tabel B.2).

 

Ook bij de materiële deprivatie zijn er geen duidelijke verschuivingen tussen 2010 en 2018 te zien. Van de vijftien indicatoren is er bij zeven nagenoeg geen verandering, bij drie is er sprake van iets minder deprivatie en bij vijf van iets meer deprivatie (zie tabel B.3).

 

4. Wie is sociaal uitgesloten?

Vier procent van de Nederlanders sociaal uitgesloten

Iedereen die 10 of hoger scoort op de index van sociale uitsluiting wordt als sociaal uitgesloten beschouwd. In 2018 gold dat voor 4,0 procent van de Nederlanders van 16 jaar of ouder. Minder dan 1 procent (0,6 procent) heeft een score van 12 en is daarmee maximaal uitgesloten op alle vier de dimensies. Precies 1,0 procent is met score 11 volledig uitgesloten op drie van de vier dimensies, en 2,4 procent heeft score 10, wat de hoogst mogelijke score op uitsluiting betekent op minstens twee van de vier dimensies.

De overgrote meerderheid van de bevolking, 96 procent, is in het geheel niet sociaal uitgesloten (score 0) of is op maximaal één dimensie volledig uitgesloten (somscores 1 tot 9).

 

4.1 Bevolking van 16 jaar of ouder naar score op sociale uitsluiting, 2018
Wel/niet uitgeslotenSomscore Aandeel (%)
Niet sociaal uitgesloten00,9
Niet sociaal uitgesloten13,8
Niet sociaal uitgesloten27,6
Niet sociaal uitgesloten313,6
Niet sociaal uitgesloten415,6
Niet sociaal uitgesloten515,2
Niet sociaal uitgesloten614,9
Niet sociaal uitgesloten710,5
Niet sociaal uitgesloten88,1
Niet sociaal uitgesloten95,8
Sociaal uitgesloten 102,4
Sociaal uitgesloten 111,0
Sociaal uitgesloten 120,6

Laagste inkomens het vaakst sociaal uitgesloten

Het (gestandaardiseerd) besteedbaar huishoudensinkomen is het meest bepalend voor sociale uitsluiting. In de twee kwintielen met de laagste inkomens is het aandeel sociaal uitgesloten personen respectievelijk 8,7 en 7,9 procent, bij het derde inkomenskwintiel is dit 3,3 procent, bij het vierde kwintiel 1,9 en bij de hoogste inkomensgroep 1,0 procent. Ook na correctie voor andere achtergrondkenmerken, zoals geslacht, inkomen, leeftijd en onderwijsniveau, blijven deze verschillen intact (zie tabel B.5). Sociale uitsluiting van de mensen in het laagste inkomenskwartiel is logischerwijs vooral gerelateerd aan materiële deprivatie, maar ook op gebied van participatie en grondrechten zijn degenen in de laagste inkomensgroep vaker uitgesloten.

 

 

4.2 Sociaal uitgesloten naar huishoudensinkomen, 2018
InkomenSociaal uitgesloten (% van personen van 16 jaar of ouder)
1e kwintiel (laagste)8,7
2e kwintiel7,9
3e kwintiel3,3
4e kwintiel1,9
5e kwintiel (hoogste)1,0

Bij hoogopgeleiden komt uitsluiting het minst voor

Bij hoogopgeleiden is er minder vaak sprake van sociale uitsluiting dan bij middelbaar en laagopgeleiden (zie tabel B.5). Na correctie voor verschillen in inkomen, laagopgeleiden hebben doorgaans een lager inkomen dan hoogopgeleiden, valt het verschil tussen de hoog- en laagopgeleiden echter weg. Het zijn dan de middelbaar opgeleiden die het vaakst sociaal uitgesloten zijn. Bij laagopgeleiden is de uitsluiting vaak gerelateerd aan participatie en materiële deprivatie, terwijl bij middelbaar en hoogopgeleiden normatieve integratie vaker een rol speelt bij hun uitsluiting.

 

Meer mannen dan vrouwen sociaal uitgesloten

Geslacht en leeftijd zijn, weliswaar in wat mindere mate, ook van belang bij de mate van uitsluiting, Mannen zijn met 4,8 procent vaker uitgesloten dan vrouwen (3,2 procent). Bij mannen hangt dit vooral samen met minder normatieve integratie, terwijl sociale uitsluiting bij vrouwen vooral gerelateerd is aan materiële deprivatie.

Van de leeftijdsgroepen zijn de 45-tot 55-jarigen met 5,9 procent het vaakst uitgesloten. Ook zijn jongeren van 16 tot 25 jaar vaker uitgesloten dan de 75-plussers. De sociale uitsluiting van de jongste leeftijdscategorie heeft vooral te maken met normatieve integratie. Ook speelt een rol dat jongeren minder inkomen hebben. Voor 75-plussers is uitsluiting vooral gerelateerd aan een gebrek aan participatie en bij de 45- tot 55-jarigen aan minder toegang tot grondrechten en instituties.

 

4.3 Sociaal uitgesloten naar geslacht en leeftijd, 2018
KenmerkSociaal uitgesloten (% van personen van 16 jaar of ouder)
Mannen4,8
Vrouwen3,2
16 tot 25 jaar4,9
25 tot 35 jaar4,8
35 tot 45 jaar3,5
45 tot 55 jaar5,9
55 tot 65 jaar2,9
65 tot 75 jaar2,2
75 jaar of ouder2,9
  

Burgerlijke staat en migratieachtergrond spelen vrijwel geen rol

Burgerlijke staat en migratieachtergrond zijn, zowel voor als na correctie voor verschillen in geslacht, leeftijd, inkomen en opleidingsniveau, weinig onderscheidend op gebied van sociale uitsluiting (zie tabel B.5). Bij burgerlijke staat hangen de verschillen vooral samen met leeftijd en inkomen: gescheiden mensen en ongehuwden zijn jonger en hebben gemiddeld minder te besteden.

 

Verschillen met 2010 vooral op gebied van dimensies

In grote lijnen stemt bovenstaand beeld naar achtergrondkenmerken overeen met dat in 2010. Echter, er zijn enkele noemenswaardige verschillen. Allereerst was er in 2010 geen verschil tussen mannen en vrouwen in de mate van sociale uitsluiting, maar wel op de vier onderliggende dimensies. Rekening houdend met verschillen in andere achtergrondkenmerken, waren mannen in 2010 vaker uitgesloten op het gebied van participatie en normatieve integratie en vrouwen wat vaker op het gebied van grondrechten/toegang instanties en materiële deprivatie.

In 2010 bleef het verschil tussen de jongste en oudste leeftijdsgroepen ook na correctie overeind. Ditzelfde geldt ook voor het onderscheid tussen mensen met een niet-westerse en mensen met een westerse migratieachtergrond of Nederlandse achtergrond; dit was in 2010 groter dan in 2018 en bleef ook na controle voor andere achtergrondkenmerken bestaan. In 2010 bleek dat, ook na correctie, gehuwden minder sociaal uitgesloten waren dan de gescheiden mensen en nooit gehuwden. 

5. Sociale uitsluiting, gezondheid, tevredenheid met het leven en buitengesloten voelen

Sociaal uitgesloten mensen minder positief over eigen gezondheid

Mensen die sociaal uitgesloten zijn, blijken hun lichamelijke gezondheid minder vaak als goed of zeer goed te beoordelen dan degenen die niet uitgesloten zijn. Bij personen met somscores van 0 tot 4 op sociale uitsluiting ligt het aandeel dat de eigen gezondheid als (zeer) goed bestempeld, ruim boven het gemiddelde van 75 procent. Bij mensen met een somscore van 10 of 11 is dat ruim de helft en bij degenen die 12 scoren krap 30 procent. Ook indien rekening gehouden wordt met verschillen in leeftijd, geslacht, burgerlijke staat en andere achtergrondvariabelen, blijft dit onderscheid bestaan.

 

5.1 Ervaart een (zeer) goede gezondheid naar score op sociale uitsluiting, 2018
UitgeslotenSomscore (Zeer) goede gezondheid (% van personen van 16 jaar of ouder)
Totaal75,8
Niet sociaal uitgesloten086,1
Niet sociaal uitgesloten188,6
Niet sociaal uitgesloten293,4
Niet sociaal uitgesloten383,2
Niet sociaal uitgesloten481,3
Niet sociaal uitgesloten577,4
Niet sociaal uitgesloten674,8
Niet sociaal uitgesloten767,0
Niet sociaal uitgesloten866,0
Niet sociaal uitgesloten956,3
Sociaal uitgesloten 1055,6
Sociaal uitgesloten 1153,6
Sociaal uitgesloten 1229,4

Sociaal uitgeslotenen veel vaker psychisch ongezond

Ook tussen sociaal uitgesloten zijn en gerapporteerde psychische ongezondheid[1] is er een duidelijke relatie. Terwijl gemiddeld 11 procent van de Nederlanders van 16 jaar of ouder op grond van hun antwoorden als psychisch ongezond wordt aangemerkt, geldt dat voor helemaal niemand van degenen die een somscore van 0 hebben en zich dus in alle vier dimensies in het minst uitgesloten kwartiel bevinden. Het aandeel dat psychisch ongezond is, loopt vervolgens gestaag op. Bij een somscore van 10 bedraagt dit 30 procent, bij 11 is dat 38 procent en bij mensen die op alle vier de dimensies maximaal uitgesloten zijn 58 procent. Deze percentages veranderen nauwelijks na correctie voor de achtergrondkenmerken.

 

5.2 Psychisch ongezond naar score op sociale uitsluiting, 2018
UitgeslotenSomscore Psychisch ongezond (% van personen van 16 jaar of ouder)
Totaal10,9
Niet sociaal uitgesloten00,0
Niet sociaal uitgesloten11,2
Niet sociaal uitgesloten25,7
Niet sociaal uitgesloten34,1
Niet sociaal uitgesloten45,4
Niet sociaal uitgesloten57,5
Niet sociaal uitgesloten610,2
Niet sociaal uitgesloten717,4
Niet sociaal uitgesloten820,4
Niet sociaal uitgesloten923,5
Sociaal uitgesloten 1029,8
Sociaal uitgesloten 1137,7
Sociaal uitgesloten 1257,6

 

Minder vaak tevreden over eigen leven

Sociaal uitgesloten personen zijn minder vaak tevreden met hun leven dan degenen die niet zijn uitgesloten. Bij de sociaal uitgesloten mensen is 56 procent tevreden met het leven dat zij leiden, tegenover 88 procent van degenen die niet uitgesloten zijn. Correctie voor achtergrondkenmerken doet daar nauwelijks iets aan af: het aandeel dat tevreden is, ligt dan op 60 procent, terwijl dat bij de groep die niet sociaal is uitgesloten 88 procent blijft.

 

Relatie sociale uitsluiting en zich buiten gesloten voelen

Bij de relatie tussen sociale uitsluiting en de mate waarin iemand zich deel voelt uitmaken van de maatschappij, is het beeld wat minder eenduidig dan bij de relatie met (psychische) gezondheid en tevredenheid. Respondenten kregen de vraag voorgelegd of zij zich deel uit voelen maken van de maatschappij of zich buitengesloten voelen op een schaal van 0 tot en met 10. Een 0 betekent dat iemand zich helemaal niet buitengesloten voelt en een 10 dat degene zich helemaal buitengesloten voelt. Op basis van de posities per antwoordcategorie, blijkt dat er een verband is met sociale uitsluiting. Naarmate de score op sociale uitsluiting hoger is, nemen de gemiddelden op het zich buitengesloten voelen toe. Dit betekent echter niet dat er een perfect lineair verband is op persoonsniveau: de Pearson correlatie is weliswaar significant, maar met 0,26 niet hoog. Dit wil zeggen dat bij veel mensen sociale uitsluiting niet of slechts gedeeltelijk samengaat met het zich buitengesloten voelen.

Over het algemeen zijn de percentages bij hogere waardes op de schaal voor zich buitengesloten voelen hoger bij hogere scores op sociale uitsluiting, toch komen ook bij lagere scores op de index voor uitsluiting nog relatief vaak hoge scores op buitengesloten voelen voor. Kennelijk zijn er naast de indicatoren die uitsluiting op de index bepalen, ook andere factoren die een rol spelen of iemand zich ook buitengesloten voelt.

 

5.3 Voelt zich buitengesloten naar score op sociale uitsluiting, 2018
Wel/niet uitgeslotenSomscore sociale uitsluiting Voelt zich buitengesloten (gemiddelde score (0-10))
Totaal4,2
Niet sociaal uitgesloten02,1
Niet sociaal uitgesloten11,7
Niet sociaal uitgesloten22,7
Niet sociaal uitgesloten32,7
Niet sociaal uitgesloten42,9
Niet sociaal uitgesloten53,3
Niet sociaal uitgesloten63,8
Niet sociaal uitgesloten73,9
Niet sociaal uitgesloten84,1
Niet sociaal uitgesloten95,0
Sociaal uitgesloten 104,9
Sociaal uitgesloten 115,0
Sociaal uitgesloten 125,1

 


[1] Psychische ongezondheid wordt in navolging van Perenboom et al. (2000) vastgesteld aan de hand van een vijftal vragen die samen de Mental Health Index (MHI) vormen. Opgemerkt moet worden dat het aantal antwoordcategorieën per vraag hier 5 is en daarmee afwijkt van de oorspronkelijke 6.

6. Conclusies en discussie

Hoewel de Nederlandse samenleving zich kenmerkt door een relatief hoge sociale cohesie, staan ook hier mensen sociaal aan de kant. Van de 16-plussers heeft 4,0 procent te kampen met sociale uitsluiting. Het komt bovendien voor in vrijwel alle bevolkingslagen. Het besteedbare inkomen van het huishouden waartoe een persoon behoort, is daarbij sterk onderscheidend. Indien er voldoende geld in het huishouden is om uit te geven, is de kans om sociaal uitgesloten te raken gering. Is het inkomen minder dan gemiddeld dan neemt het aandeel dat sociaal uitgesloten is toe tot bijna 9 procent. Daarnaast blijkt sociale uitsluiting, na correctie voor verschillen in inkomen en andere achtergrondkenmerken, relatief vaak voor te komen onder mannen, 45- tot 55-jarigen en middelbaar opgeleiden. Als het inkomen constant wordt gehouden zijn er voor de onderscheiden groepen van burgerlijke staat en migratieachtergrond geen verschillen in sociale uitsluiting zichtbaar.

Sociale uitsluiting gaat gepaard met minder kwaliteit van leven. Zo is er een sterke samenhang met een als minder goed ervaren algemene gezondheid en met psychische gezondheidsklachten. Ook is onder uitgesloten mensen het aandeel dat tevreden is met het eigen leven lager. Minder sterk en eenduidig is de relatie tussen sociale uitsluiting en zich maatschappelijk buitengesloten voelen. Blijkbaar betekent sociale uitsluiting lang niet altijd dat er geen binding is met de samenleving. En andersom: het gevoel hebben dat je niet behoort bij de maatschappij is geen voorbode om ook sociaal uitgesloten te raken.

Bij sociale uitsluiting gaat het om een multidimensioneel verschijnsel. Om uit de sociale uitsluiting te geraken, is het daarom niet afdoende om meer te participeren door bijvoorbeeld meer contacten te onderhouden of vrijwilligerswerk te gaan doen. Ook andere aspecten van sociale uitsluiting zijn van belang, zoals materiële deprivatie, de toegang tot grondrechten en normatieve integratie.

Een kanttekening bij de interpretatie van de gegevens is dat de manier waarop deze index – van 0 tot en met 12 – is vastgesteld, niet gericht is op het aandeel uitgesloten personen op zich en het eventueel in beeld brengen van verschuivingen daarvan in de tijd. Immers: er wordt gerekend met kwartielen en op de omvang daarvan hebben (veranderingen in) de onderliggende indicatoren nauwelijks effect. Het percentage mensen dat uitgesloten is, ligt daardoor min of meer vast. Vandaar dat niet geconcludeerd kan worden dat het de groep van 4,0 procent sociaal uitgesloten personen in 2018 vrijwel gelijk is aan de 4,2 procent in 2010. Wel blijkt uit de achterliggende indicatoren van sociale uitsluiting dat als de bevolking van 16 jaar of ouder van 2010 en de bevolking van 2018 vergeleken worden, de verschillen beperkt zijn. Participatie en de normatieve integratie zijn weliswaar iets afgenomen, maar de toegang tot kerninstituties en grondrechten, alsook de materiële deprivatie zijn vrijwel gelijk gebleven.

Technische toelichting

EU-SILC

EU-SILC is een onderzoek gericht op het samenstellen van actuele en internationaal vergelijkbare gegevens over inkomen en het niveau en de structuur van de armoede en de sociale uitsluiting. De doelpopulatie is de bevolking in Nederland van 16 jaar of ouder, met uitzondering van personen in inrichtingen, instellingen en tehuizen (institutionele bevolking).
Het onderzoek werd aanvankelijk in 2005 opgestart als een zogenaamd roterend panelonderzoek. Het panel van steekproefpersonen werd getrokken uit personen die eerder hebben meegedaan aan de Enquête Beroepsbevolking (EBB). De waarneming bestond uit telefonische waarneming (CATI). Sinds 2016 is EU-SILC een op zichzelf staand onderzoek en vindt de waarneming op jaarlijkse basis plaats via internetwaarneming (CAWI) en bij non-respons via CATI.

Stappen in de constructie van de index voor sociale uitsluiting

Stap 1: Dimensies en itemselectie

Op basis van de theorievorming (Jehoel-Gijsbers et al., 2008; zie ook kader Inleiding) worden de volgende vier dimensies van sociale uitsluiting onderscheiden:

 

  • beperkte sociale participatie;
  • onvoldoende toegang tot grondrechten (zoals het recht op huisvesting) en kerninstituties (bijvoorbeeld gezondheidszorg en hulpverlening);
  • materiële deprivatie;
  • gebrek aan normatieve integratie.

Binnen deze vier wordt een aantal subdimensies onderscheiden. Een voorbeeld daarvan is de dimensie ‘sociale participatie’ die bestaat uit de drie participatieonderdelen ‘sociaal’, ‘cultureel’ en ‘ ‘maatschappelijk’.

 

De vier dimensies en de daartoe behorende subdimensies zijn in navolging van het onderzoek in 2010 op theoretische gronden vastgesteld. Ten opzichte van 2010 zijn enkele items om theoretische redenen vervangen of is de vraagformulering iets aangepast. In de tabellen B.1 t/m B.4 staan voor beide onderzoeksjaren, 2010 en 2018, per dimensie de gebruikte items en de verdeling of de gemiddelde score daarvan weergegeven voor de Nederlandse bevolking van 16 jaar of ouder.

 

Zowel de dimensies als subdimensies worden meer beschouwd als indicatoren van sociale uitsluiting, dan als effecten. Dit onderscheid wordt in de literatuur beschreven als formatief versus reflectief modeleren (Edwards & Bagozzi 2000; Jarvis, Mackenzie & Podakoff 2003).

 

Met reflectieve methoden Principale Componenten Analyse en betrouwbaarheidsanalyses zijn de onderdelen (de subdimensies) van de vier afzonderlijke dimensies vastgesteld (zie tabellen B.1 t/m B.4 voor de ladingen van deze onderdelen). Alle geselecteerde items passen binnen het model.

 

Vervolgens zijn op basis van deze onderdelen (de vastgestelde subdimensies) op een formatieve manier eerst de vier dimensies van sociale uitsluiting bepaald, en vervolgens de sociale uitsluiting. Een voordeel van dergelijke formatieve methode is dat er geen hoge correlaties vereist zijn tussen zowel de onderdelen van de vier afzonderlijke dimensies als tussen de vier dimensies. Ook is ervoor gekozen om geen gewichten toe te wijzen aan de subdimensies, zoals dat doorgaans gebeurt bij formatieve methoden (Devicienti en Poggi, 2011). Een reden daarvoor was dat het toekennen verschillende gewichten impliceert dat bepaalde indicatoren belangrijker zijn dan andere. Dit zou uiteindelijk ook het relatieve belang van de dimensies voor sociale uitsluiting beïnvloeden. In dit onderzoek wordt echter uitgegaan van een gelijke impact van elke dimensie. Een andere reden is dat het uitgaan van gelijke gewichten transparanter is dan de toekenning van variërende gewichten en zo vergelijkingen en harmonisatie met andere landen vergemakkelijkt (zie UNECE, 2019, p. 75-76).

 

Stap 2: Somscores berekenen per dimensie

In stap 2 werden somscores berekend, waarbij een lage score een lage mate van uitsluiting betekent en een hoge score een hoge mate van uitsluiting. Nadat voor elk item een afkappunt voor uitsluiting werd bepaald, werd de verdeling bekeken voor verschillende achtergrondvariabelen om na te gaan of deze overeenkwam met de verwachting daarover. Voor 2018 was het ook mogelijk de verdelingen naast die van de data van 2010 te leggen. Vervolgens werden de vier somscores verdeeld in kwartielscores die liepen van 0 tot 3. Ook hier betekent een hogere kwartielsore een hogere mate van sociale uitsluiting.

 

Stap 3: Constructie van een overall somscore voor sociale uitsluiting

In de derde stap zijn de kwartielscores opgeteld tot een somscore die loopt van 0 tot 12. Een score van 0 betekent dat er geen sprake is van uitsluiting en een score van 12 betekent dat iemand maximaal uitgesloten is op alle vier de dimensies. Alles tussenliggende scores kunnen geïnterpreteerd worden als een combinatie van kwartielscores. In totaal zijn er 208 combinaties mogelijk, welke leiden tot somscores lopend van 0 (0-0-0-0) tot 12 (3-3-3-3). De somscore 1 kan op vier mogelijke manieren worden bereikt: 0-0-0-1; 0-0-1-0; 0-1-0-0; en 1-0-0-0. Ook voor score 11 zijn er vier mogelijke combinaties: 2-3-3-3;3-2-3-3 ;3-3-2-3; en 3-3-3-2. De scores 2 en 10 kunnen op basis van acht combinaties bereikt worden.

 

Volgens de gehanteerde definitie van sociale uitsluiting moet iemand maximaal uitgesloten zijn, dus een kwartielscore van 3 hebben, op minstens twee van de vier dimensies. Dit betekent dat iemand met een somscore van 10, 11 of 12 sociaal is uitgesloten.

 

Stap 4: De invloed van achtergrondkenmerken

In deze vierde stap is de groep die sociaal is uitgesloten gerelateerd aan een aantal bevolkingskenmerken, waaronder geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, migratieachtergrond, onderwijsniveau en inkomen. Daarbij is ook een correctie toegepast voor de onderlinge verwevenheid tussen deze kenmerken, zoals bij opleiding en inkomen.

 

Stap 5: Relateren sociale uitsluiting aan relevante andere factoren

In deze laatste stap is de zogenoemde nomologische validiteit onderzocht van de somscore op sociale uitsluiting onderzocht. Dit is gedaan door de somscore te relateren aan relevante variabelen, zoals de ervaren lichamelijke en psychische gezondheid, subjectief welzijn en het zich al dan niet buitengesloten voelen van de maatschappij. De verwachting is dat sociale uitsluiting gepaard gaat met een minder goede ervaren gezondheid, minder welzijn en een hogere mate van het zich buitengesloten voelen.

Schaalconstructie van de vier dimensies van sociale uitsluiting

Participatie
De betrouwbaarheid van de acht items binnen de participatiedimensie was met een Cronbach’s α van 0.54 laag tot matig en ook wat lager dan in 2010 (Cronbach’s α 0.58). Aangezien alle items passen in de PCA-oplossing, zijn deze bij elkaar opgeteld. Dit levert een score op van 0 (minimale uitgesloten op participatie) tot 15 (maximaal uitgesloten op participatie). Het aandeel dat 15, en dus maximaal, scoorde was bijna nihil. Het afkappunt voor het hoogste kwartiel (25 procent die het minst participeren) lag op score 7.

Grondrechten/toegang tot instituties
Hoewel de interne consistentie van de items binnen de grondrechtendimensie, net als in 2010, tamelijk laag was (α = 0,51), was deze robuust tegen het verwijderen van bepaalde items. De PCA leverde, eveneens net als in 2010, vier subdimensies op. Twee daarvan waren identiek aan die in 2010, namelijk een over huisvesting en een over de woonomgeving en overlast. Echter, het item over tevredenheid met hulpverlening door de gemeente hoorde nu bij de subdimensie over hulp krijgen als dat noodzakelijk is en het item of iemand de eigen woning te donker vindt vormde, samen met de vraag naar de mogelijkheid om te kunnen verhuizen als iemand dat wil, een aparte subdimensie. Omdat de somscore van deze dimensie erg scheef verdeeld was, bijna de helft van de Nederlanders ervaart geen enkel probleem op dit gebied, zijn de kwartielen niet evenwichtig gevuld en een kwartielindeling bleek niet mogelijk. Er is gekozen voor een indeling in vier groepen om de score-indeling van de afzonderlijke dimensies (0-3) en de uiteindelijke score op sociale uitsluiting (0-12) gelijk te houden aan die in 2010. Uitgaande van een indeling in vier groepen viel bijna de helft van de respondenten in het eerste groep met geen enkel probleem op het front van sociale grondrechten. Bijna een kwart (24,7 procent) viel in de tweede groep (score 1), 14,9 procent in de derde (score 2) en 11,4 procent zat in de groep met de meeste problemen op gebied van toegang tot kerninstituties en grondrechten (score 3). In 2010 was het aandeel met score 3 op deze dimensie 7,3 procent.

Materiële deprivatie
De interne consistentie van de schaal was met een Cronbach’s α van 0,79 tamelijk hoog.
De PCA liet een oplossing zien met twee subdimensies; een waarop alle financiële items hoog laadden en een waarop de items over bezit relatief hoog laadden. De somscore liep van 0 (geen materiële deprivatie) tot 22 (maximaal gedepriveerd) en was zeer scheef verdeeld in de richting van maximale deprivatie. De meest maximale score, score 22 kwam helemaal niet voor en de afkappunten voor de kwartielen lagen op score 1, 2, 3 en 6.


Normatieve integratie

De resulterende somscore op gebied van normen en waarden loopt van 0 tot 40 en is net als in 2010 zeer scheef verdeeld in de richting van weinig normatieve integratie. Ruim een kwart van de Nederlanders van 16 jaar of ouder beschouwt alle gedragingen als volstrekt niet acceptabel (score 0), slechts 2,7 procent scoorde 18 of hoger en het afkappunt voor het minst geïntegreerde kwartiel ligt op 9.

Referenties

CBS StatLine (2020a). Vertrouwen in mensen, recht en politiek; Europese vergelijking.

 

CBS StatLine (2020b). Sociale contacten en maatschappelijke participatie.

 

CBS StatLine (2020c). Leefbaarheid en overlast in buurt; regio.

 

CBS StatLine (2020d). Vertrouwen in mensen en in organisaties; persoonskenmerken.

 

CBS StatLine (2020d). Daklozen; persoonskenmerken.

 

CBS (2019). Aantal daklozen sinds 2009 meer dan verdubbeld. CBS nieuwsbericht, 23 augustus 2019. 

 

Coumans, M. (2018). Sociaal in de marge. Statistische Trends, maart 2018.

 

Coumans, M., en H. Schmeets (2019). Sociaal contact: kwantiteit en kwaliteit. Statistische Trends, december 2019. 

 

Coumans, M., en H. Schmeets (2015). The Socially Excluded in the Netherlands: The Development of an Overall Index. Social Indicators Research, 122, 779–805.

 

Coumans, A. M. (2012). Sociale uitsluiting, beschrijvende analyses. Paper, 21 december 2012. 

 

Devicienti, F. en A. Poggi (2011). Poverty and social exclusion: Two sides of the same coin or dynamically interrelated processes? Applied economics, 43 (25), 3549-3571.

 

Edwards, J. R., en R. P. Bagozzi (2000). On the Nature and Direction of Relationships Between Constructs and Measures. Psychological Methods, 5 (2), 155-174.

 

Hoff, S., en J.C. Vrooman (2011). Dimensies van sociale uitsluiting. Naar een verbeterd meetinstrument. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

 

Jarvis, C., S. Mackenzie en P. Podsakoff (2003). A critical review of construct indicators and measurement model misspecification in marketing and consumer research. Journal of Consumer Research, (30)2, 199-218.

 

Jehoel-Gijsbers, G., W. Smits, J. Boelhouwer en H. Bierings (2008). Sociale uitsluiting: ontwikkeling van een meetinstrument. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

 

Kloosterman, R., en H. Schmeets (2020). 55-plussers over mantelzorg krijgen. Statistische Trends, september 2020. 

 

Room, G. (2000). Trajectories of social exclusion: the wider context for the first and third world, In: Gordon, D., en P. Townsend (red.) Breadline Europe: The Measurement of Poverty. Bristol: Policy Press.

 

Rijksoverheid. (2017). Vertrouwen in de toekomst: regeerakkoord 2017-2021. Den Haag: Ministerie van Algemene Zaken.

 

Schmeets, H., en S. de Witt (2017). Gerapporteerde spanningen in de samenleving en eigen ervaringen daarmee. Bevolkingstrends, april 2017. 

 

Schmeets, H., en J. Arends (2020). Vrijwilligerswerk en welzijn. Statistische Trends, februari 2020.

 

SCP (2016). Solidariteit en duurzaamheid: opgaven voor 2050. Persbericht, 21 december 2016. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag.

 

Sen, A. (2000). Social Exclusion: Concept, Application, and Scrutiny. Social Development Papers No.1, Asian Development Bank.

 

UNECEE (2019). Guidelines on producing leading, composite and sentiment indicators. Genève: United Nations.

Tabellenbijlage

B.1 Items in dimensie participatie, personen van 16 jaar of ouder (%)
20102018
Contact met familie buiten het huishouden1)≥1 x pw84,380,0
Contact met familie buiten het huishouden1)2 x pm7,614,6
Contact met familie buiten het huishouden1)1 x pm4,5
Contact met familie buiten het huishouden1)<1 x pm1,93,1
Contact met familie buiten het huishouden1)Zelden/nooit1,72,3
Contact met vrienden of kennissen1) ≥1 x pw81,473,9
Contact met vrienden of kennissen1) 2 x pm9,718,6
Contact met vrienden of kennissen1) 1 x pm5,6
Contact met vrienden of kennissen1) <1 x pm1,74,1
Contact met vrienden of kennissen1) Zelden/nooit1,53,4
Kan terecht bij vrienden bij persoonlijke problemen2) Overig94,886,5
Kan terecht bij vrienden bij persoonlijke problemen2) Nooit5,213,5
Kan terecht bij vrienden bij financiële problemen Overig83,679,1
Kan terecht bij vrienden bij financiële problemen Nooit16,420,9
Vrijwilligerswerk afgelopen jaarJa41,041,0
Vrijwilligerswerk afgelopen jaarNee59,059,0
Lid van vereniging of organisatie afgelopen jaarJa56,960,2
Lid van vereniging of organisatie afgelopen jaarNee43,139,8
Gestemd bij laatste verkiezingenJa/n.v.t.86,882,5
Gestemd bij laatste verkiezingenNee13,217,5
Bezoek bioscoop e.d. afgelopen jaar3)>12 x9,3
Bezoek bioscoop e.d. afgelopen jaar3)7 t/m 12 x12,9
Bezoek bioscoop e.d. afgelopen jaar3)4 t/m 6 x21,7
Bezoek bioscoop e.d. afgelopen jaar3)1 t/m 3 x35,6
Bezoek bioscoop e.d. afgelopen jaar3)Nooit20,5
Bezoek culturele bezienswaardigheden afgelopen jaar>12 x4,3
Bezoek culturele bezienswaardigheden afgelopen jaar7 t/m 12 x6,5
Bezoek culturele bezienswaardigheden afgelopen jaar4 t/m 6 x13,0
Bezoek culturele bezienswaardigheden afgelopen jaar1 t/m 3 x29,4
Bezoek culturele bezienswaardigheden afgelopen jaarNooit46,8
Bezoek bioscoop afgelopen jaar>12 x2,7
Bezoek bioscoop afgelopen jaar7 t/m 12 x5,1
Bezoek bioscoop afgelopen jaar4 t/m 6 x11,2
Bezoek bioscoop afgelopen jaar1 t/m 3 x28,1
Bezoek bioscoop afgelopen jaarNooit52,9
Bezoek concert of voorstelling afgelopen jaar>12 x2,6
Bezoek concert of voorstelling afgelopen jaar7 t/m 12 x4,7
Bezoek concert of voorstelling afgelopen jaar4 t/m 6 x11,7
Bezoek concert of voorstelling afgelopen jaar1 t/m 3 x32,6
Bezoek concert of voorstelling afgelopen jaarNooit48,4

1) De antwoordcategorie '1 keer per maand' is in 2018 niet apart meegenomen in de vragenlijst. 

2) De items over de hulpbronnen zijn in 2018 iets anders geformuleerd. De term 'problemen' werd vervangen door 'zaken'. Verder waren er in 2018 slechts 2 antwoordmogelijkheden (ja/nee) en in 2010 3 (ja, altijd/soms wel, soms niet/nee, nooit).

3) Het betreft het bezoek aan een bioscoop, concert, optreden of museum. In 2018 zijn de afzonderlijke vragen over culturele participatie samengevoegd tot één vraag.

B.2 Items in dimensie grondrechten en kerninstituten, personen van 16 jaar of ouder (%)
20102018
Tevredenheid hulp gemeente bij vinden baan e.d.1)Overig98,6
Tevredenheid hulp gemeente bij vinden baan e.d.1)(Zeer) ontevreden1,4
Tevredenheid hulp UWV bij vinden baanOverig98,6
Tevredenheid hulp UWV bij vinden baan(Zeer) ontevreden1,4
Tevredenheid hulp UWV bij aanvraag uitkeringOverig98,9
Tevredenheid hulp UWV bij aanvraag uitkering(Zeer) ontevreden1,1
Tevredenheid hulp SVBOverig100,0
Tevredenheid hulp SVB(Zeer) ontevreden0,0
Tevredenheid maatschappelijk werkOverig99,4
Tevredenheid maatschappelijk werk(Zeer) ontevreden0,6
Tevredenheid gem. vreemdelingendienst/COA bij inburgeringOverig100,0
Tevredenheid gem. vreemdelingendienst/COA bij inburgering(Zeer) ontevreden0,0
Geen hulp tandarts, terwijl dat nodig isOverig97,799,3
Geen hulp tandarts, terwijl dat nodig isHulp nodig, niet gekregen2,30,7
Geen hulp specialist of arts, terwijl dat nodig isOverig98,998,9
Geen hulp specialist of arts, terwijl dat nodig isHulp nodig, niet gekregen1,11,1
Niet kunnen verhuizen i.v.m. overlast, terwijl men dat wel wilOverig98,198,7
Niet kunnen verhuizen i.v.m. overlast, terwijl men dat wel wilWil verhuizen, kan niet1,91,3
Lekkend dakNee96,096
Lekkend dak Ja4,04
Vochtige murenNee91,788,3
Vochtige muren Ja8,311,7
Rottende kozijnenNee94,293,9
Rottende kozijnen Ja5,86,1
Te donkerNee96,096,6
Te donker Ja4,03,4
GeluidsoverlastNee75,971,4
Geluidsoverlast Ja24,128,6
Vervuiling (rook, stof, stank e.d.)Nee85,981,8
Vervuiling (rook, stof, stank e.d.) Ja14,118,2
VandalismeNee83,679,5
VandalismeJa16,420,5
1) Het betreft hulp van de gemeente bij het vinden van een baan, aanvraag van een uitkering, maatschappelijke hulp of jeugdhulp. Door een herstructurering in de  gezondheidszorg in 2015 zijn bepaalde taken (en de financiering daarvan) gedecentraliseerd naar de gemeenten. Daarom is deze vraag in 2018 anders geformuleerd dan in 2010, toen de tevredenheid per voorziening apart werd uitgevraagd.

B.3 Items in dimensie materiële deprivatie van het huishouden, personen van 16 jaar of ouder (%)
20102018
Rondkomen van netto inkomenZeer gemakkelijk15,413,7
Rondkomen van netto inkomenGemakkelijk46,736,6
Rondkomen van netto inkomenEerder gemakkelijk14,323,1
Rondkomen van netto inkomenEerder moeilijk11,715,7
Rondkomen van netto inkomenMoeilijk8,47,9
Rondkomen van netto inkomenZeer moeilijk3,53,0
Zwaarte woonlastenHelemaal geen last45,550,8
Zwaarte woonlastenEnigzins een last43,439,7
Zwaarte woonlastenEen zware last11,19,5
Betalingsachterstand hypotheek e.d.1)Geen achterstanden94,195,6
Betalingsachterstand hypotheek e.d.1)Achterstand5,94,4
Afbetalingen van artikelen op afbetaling of leningenGeen afbetalingen87,279,7
Afbetalingen van artikelen op afbetaling of leningenHelemaal geen last5,08,7
Afbetalingen van artikelen op afbetaling of leningenEnigzins een last5,49,0
Afbetalingen van artikelen op afbetaling of leningenEen zware last2,32,6
Voldoende geld om jaarlijks een week op vakantie gaanJa84,284,1
Voldoende geld om jaarlijks een week op vakantie gaanNee15,815,9
Voldoende geld voor om de dag warme maaltijd met vlees/vis Ja97,497,5
Voldoende geld voor om de dag warme maaltijd met vlees/vis Nee2,62,5
Voldoende geld om versleten meubels te vervangen Ja80,679,4
Voldoende geld om versleten meubels te vervangen Nee19,420,6
Voldoende geld om regelmatig nieuwe kleren te kopenJa88,586,1
Voldoende geld om regelmatig nieuwe kleren te kopenNee11,513,9
Voldoende geld voor ≥1 x pm te eten vragen familie/kennissenJa93,288,7
Voldoende geld voor ≥1 x pm te eten vragen familie/kennissenNee6,811,3
Voldoende geld voor onverwachte noodzakelijke uitgaven2)Ja78,275,4
Voldoende geld voor onverwachte noodzakelijke uitgaven2)Nee21,824,6
Voldoende geld voor het verwarmen van het huisJa97,797,3
Voldoende geld voor het verwarmen van het huisNee2,32,7
Kleurentelevisie in huishoudenJa98,196,2
Kleurentelevisie in huishoudenNee1,93,8
Personal computer in huishoudenJa91,496,3
Personal computer in huishoudenNee8,63,7
Wasmachine in huishoudenJa98,397,7
Wasmachine in huishoudenNee1,72,3
Auto in huishoudenJa84,083,6
Auto in huishoudenNee16,016,4

1) Het betreft achterstanden in de betaling van de hypotheek, huur, artikelen op afbetaling of lening. Gezien het geringe percentage respondenten dat ermee te maken heeft, zijn de oorspronkelijk vier items over betalingsachterstanden bij elkaar als één dichotoom item meegenomen.

2) In 2010 ging het om noodzakelijke uitgaven van 850 euro en in 2018 om 1100 euro.

B.4 Items in dimensie normatieve integratie, personen van 16 jaar of ouder (gemiddelde score)1)
20102018
Zonder kaartje meerijden in het openbaar vervoer acceptabel 1,902,34
Afval weggooien in het openbaar acceptabel1,401,61
Geleverde diensten zwart betalen om belasting te vermijden acceptabel3,193,30
Roken in openbare gebouwen acceptabel2)2,64
Zonder bericht wegrijden nadat je een andere geparkeerde auto hebt beschadigd acceptabel1,231,39

1) Deze items werden in 2010 uitgevraagd op een schaal van 1 tot en met 10, in 2018 was dat 0 tot en met 10. Voor de vergelijking is de schaal van 2018 getransformeerd naar de indeling van 2010.

2) Het item over roken in openbare gebouwen is in 2018 niet gevraagd omdat in de tussentijd de wet- en regelgeving is aangepast en strenger wordt gehandhaafd.

B.5 Sociale uitsluiting van personen van 16 jaar en ouder naar achtergrondkenmerken, 2018 (%)
Voor correctieNa correctie1)
TotaalTotaal4,0
GeslachtMannen4,84,9
GeslachtVrouwen3,23,1
Leeftijd16 tot 25 jaar4,93,9
Leeftijd25 tot 35 jaar4,84,6
Leeftijd35 tot 45 jaar3,53,8
Leeftijd45 tot 55 jaar5,96,8
Leeftijd55 tot 65 jaar2,93,6
Leeftijd65 tot 75 jaar2,21,5
Leeftijd75 jaar of ouder2,91,5
Burgerlijke staatGehuwd 3,33,6
Burgerlijke staatVoor de wet gescheiden5,94,8
Burgerlijke staatWeduwe/weduwnaar1,31,4
Burgerlijke staatNooit gehuwd geweest5,04,3
HerkomstNederlandse achtergrond3,73,9
HerkomstWesterse migratieachtergrond4,02,9
HerkomstNiet-westerse migratieachtergrond6,05,1
OnderwijsniveauLaag4,23,4
OnderwijsniveauMiddelbaar5,35,2
OnderwijsniveauHoog2,23,0
Inkomen 1e kwintiel (laagste)8,77,7
Inkomen 2e kwintiel7,97,9
Inkomen 3e kwintiel3,33,2
Inkomen 4e kwintiel1,91,4
Inkomen 5e kwintiel (hoogste)1,00,9
1) Er is gecorrigeerd voor alle andere achtergrondvariabelen in deze tabel.