Gepromoveerden op de arbeidsmarkt
Over deze publicatie
Van alle personen met een doctorstitel in Nederland in 2019 zijn 6 op de 10 mannen. Sinds het begin van de jaren ’90 hebben vrouwen een flinke inhaalslag gemaakt met promoveren. De meeste gepromoveerden hebben hun promotieonderzoek gedaan in de richting gezondheidszorg en welzijn, en wiskunde en natuurwetenschappen. Een overgrote meerderheid van de gepromoveerden kijkt tevreden terug op hun promotieperiode. Wel hebben 6 op de 10 de werkdruk tijdens hun promotietraject als (zeer) hoog ervaren.
De arbeidsdeelname van gepromoveerden is met 96 procent hoog, bijna drie kwart van de werkenden heeft een vaste baan. Ook werken ze vergeleken met de totale werkzame beroepsbevolking veel uren per week. De meest voorkomende beroepen zijn hoogleraar of docent in het hoger onderwijs en medisch specialist. Van de personen met een doctorstitel zijn bijna 2 op de 3 buiten de academische wereld werkzaam. Bij het merendeel zijn de huidige werkzaamheden sterk of deels gerelateerd aan het onderzoek dat zij tijdens hun promotie hebben gedaan. Bijna 9 op de 10 zijn van mening dat het behalen van de doctorstitel van meerwaarde is geweest voor hun loopbaan.
1. Inleiding
Uit eerder onderzoek blijkt dat de arbeidsparticipatie en beloning van gepromoveerden relatief hoog zijn (Traag en Dirven, 2008). Ook Koier en De Jonge (2018) concluderen dat promoveren loont voor de gepromoveerden zelf en dat dit ook zijn vruchten afwerpt voor de samenleving als geheel. Tegelijkertijd vraagt een promotietraject een grote investering van de promovendus, zowel qua tijd als inzet. Vraag is of het de gepromoveerde oplevert wat hij of zij ervan verwacht had. Met het toenemende aantal promovendi is niet voor iedereen plek binnen de academische wereld, met als gevolg dat een deel van de gepromoveerden elders een baan moet zoeken. Volgens Waaijer (2016) kunnen degenen die er wel in slagen werk binnen de wetenschap te vinden, te maken krijgen met onzekere carrièremogelijkheden. En volgens Van den Broek-Honingh en Vennekens (2020) moeten met name jonge onderzoekers een lange adem hebben om uiteindelijk in aanmerking te komen voor een vaste aanstelling binnen de universiteit.
In dit artikel staan twee onderzoeksvragen centraal die nader ingaan op het promotietraject en de aansluiting op de arbeidsmarkt:
1. hoe kijken gepromoveerden terug op hun promotietraject?
2. hoe vergaat het de gepromoveerden op de arbeidsmarkt?
Voor het beantwoorden van deze vragen wordt gebruikgemaakt van de uitkomsten van het Gepromoveerdenonderzoek 2019, een representatief steekproefonderzoek onder personen die hun doctorstitel hebben behaald aan een Nederlandse universiteit sinds academisch jaar 1990/’91.
Het artikel is als volgt opgebouwd. Paragraaf 2 beschrijft allereerst kenmerken van de gepromoveerden in Nederland. In paragraaf 3 komt de eerste onderzoeksvraag aan bod, namelijk hoe gepromoveerden terugkijken op hun promotieonderzoek. Vervolgens gaat paragraaf 4 in op de tweede onderzoeksvraag en wordt aan de hand van diverse indicatoren besproken hoe gepromoveerden het op de arbeidsmarkt doen. Paragraaf 5 presenteert tot slot de belangrijkste conclusies.
2. Gepromoveerden naar kenmerken
Gepromoveerde vaker man dan vrouw
Van de gepromoveerden in Nederland is 60 procent man en 40 procent vrouw. Op het moment dat zij hun doctorstitel behaalden, waren zij gemiddeld bijna 33 jaar oud. Op het moment van deelname aan het Gepromoveerdenonderzoek 2019 waren zij gemiddeld 44 jaar. Daarmee heeft een gemiddelde deelnemer aan dit onderzoek zo’n twaalf jaar werkervaring na het promoveren. Mannen zijn gemiddeld iets ouder dan vrouwen: bijna 46 tegenover ruim 42 jaar. Iets meer dan een kwart van de gepromoveerden heeft de doctorstitel in de afgelopen vijf jaar behaald.
Ruim 8 op de 10 gepromoveerden die in Nederland wonen, hebben een Nederlandse achtergrond. Het overige deel bestaat uit personen met een westerse migratieachtergrond (12 procent) of een niet-westerse migratieachtergrond (6 procent). Bijna 6 op de 10 gepromoveerden wonen in de provincies Zuid-Holland, Noord-Holland of Utrecht.
Categorie | Aandeel (%) |
---|---|
Tot 35 jaar | 17,7 |
35 tot 45 jaar | 36,3 |
45 tot 55 jaar | 27,9 |
55 tot 70 jaar | 18,1 |
Toename aandeel gepromoveerde vrouwen
In academisch jaar 2017/’18 bestond de nieuwe aanwas van gepromoveerden voor bijna de helft (48 procent) uit vrouwen. Sinds het begin van de jaren ’90 maakten vrouwen een flinke inhaalslag. In academisch jaar 1990/’91 was nog 16 procent van alle personen die hun doctorstitel behaalden vrouw. Wel is hun aandeel de laatste jaren vrij constant.
Academisch jaar | Vrouwen (%) | Mannen (%) |
---|---|---|
1990/'91 | 16 | 84 |
1991/'92 | 18 | 82 |
1992/'93 | 22 | 78 |
1993/'94 | 23 | 77 |
1994/'95 | 24 | 76 |
1995/'96 | 28 | 72 |
1996/'97 | 26 | 74 |
1997/'98 | 28 | 72 |
1998/'99 | 31 | 69 |
1999/'00 | 34 | 66 |
2000/'01 | 35 | 65 |
2001/'02 | 37 | 63 |
2002/'03 | 38 | 62 |
2003/'04 | 38 | 63 |
2004/'05 | 39 | 61 |
2005/'06 | 37 | 63 |
2006/'07 | 43 | 57 |
2007/'08 | 42 | 58 |
2008/'09 | 43 | 57 |
2009/'10 | 44 | 56 |
2010/'11 | 45 | 55 |
2011/'12 | 45 | 55 |
2012/'13 | 47 | 53 |
2013/'14 | 48 | 52 |
2014/'15 | 50 | 51 |
2015/'16 | 49 | 51 |
2016/'17 | 49 | 51 |
2017/'18 | 48 | 52 |
3. Promotietraject
Universiteit belangrijkste financieringsbron promoties
Voor 39 procent van de gepromoveerden in 2019 was de universiteit de belangrijkste financieringsbron van het promotieonderzoek. Bij 21 procent was dit een werkgeverstoelage of -lening. Bij 18 procent werd het promotietraject hoofdzakelijk met een beurs gefinancierd. Het overige deel van de gepromoveerden gaf aan de promotie zelf te hebben gefinancierd dan wel hiervoor geld te hebben geleend, of koos voor de antwoordmogelijkheid ‘anders’.Gepromoveerden gaven in doorsnee aan dat zij 60 maanden (mediaan) nodig hadden voor het afronden van hun promotieonderzoek, dat wil zeggen tot het moment van verdediging van het proefschrift. Ruim drie kwart deed de promotie voltijds.
Promotie het vaakst in gezondheidzorg en wiskunde en natuurwetenschappen
De meeste gepromoveerden hebben hun promotieonderzoek gedaan in de richtingen gezondheidszorg en welzijn en wiskunde en natuurwetenschappen1). Respectievelijk 31 en 26 procent behaalde de doctorstitel in deze richtingen. Vrouwelijke gepromoveerden zijn duidelijk oververtegenwoordigd in de gezondheidszorg en welzijn. Ook behalen zij naar verhouding vaak een doctorstitel in de journalistiek, gedrag en maatschappij. Hieronder vallen onder meer de richtingen psychologie, sociologie, politicologie, economie en journalistiek. Mannen domineren juist de bètarichtingen. Ze promoveerden vaker dan vrouwen in wiskunde en natuurwetenschappen en in techniek, industrie en bouwkunde.
richting | Mannen (%) | Vrouwen (%) |
---|---|---|
Gezondheidszorg en welzijn | 24 | 40 |
Wiskunde, natuurwetenschappen | 30 | 21 |
Journalistiek, gedrag en maatschappij | 11 | 18 |
Recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening | 8 | 6 |
Vormgeving, kunst, talen en geschiedenis | 5 | 5 |
Techniek, industrie en bouwkunde | 14 | 5 |
Onderwijs | 1 | 3 |
Informatica | 4 | 1 |
Landbouw, diergeneeskunde en -verzorging | 2 | 1 |
Overgrote meerderheid blikt tevreden terug op de promotie
Personen met een doctorstitel zijn over het algemeen behoorlijk te spreken over hun promotie. Zo zeggen bijna 9 op de 10 dat het behalen van de doctorstitel van meerwaarde is geweest voor hun loopbaan. Een iets kleinere groep, ruim 8 op de 10, geeft aan dat zij opnieuw zouden willen promoveren als zij nu voor diezelfde keuze stonden. Gepromoveerden die bij een universiteit of UMC werken, vinden vaker dat hun doctorstitel een meerwaarde heeft gehad voor hun carrière dan degenen die buiten de academische wereld werkzaam zijn: 94 versus 83 procent. Ook geven zij, vaker dan gepromoveerden die buiten de academische wereld werken, aan dat zij op dit moment opnieuw zouden willen promoveren: 90 tegenover 79 procent.
Categorie | Binnen academische wereld werkzaam (% van gepromoveerden) | Buiten academische wereld werkzaam (% van gepromoveerden) |
---|---|---|
Doctorstitel/PhD heeft meerwaarde gehad voor loopbaan | 94 | 83 |
Zou opnieuw willen promoveren | 90 | 79 |
Meest tevreden over onderwerp onderzoek en het proefschrift
Terugdenkend aan hun promotietraject zijn gepromoveerden in 2019 het meest tevreden over het onderwerp van hun promotieonderzoek en hun proefschrift (beide 96 procent). Daarnaast scoren ook de mate waarin ze eigen ideeën konden inbrengen (94 procent) en het promotietraject in het geheel (92 procent) hoog. Het minst te spreken zijn gepromoveerden over de werk-privébalans tijdens hun promotietraject. Voor vrouwen geldt dat nog sterker dan voor mannen: respectievelijk 31 en 24 procent is hier ronduit ontevreden of zeer ontevreden over. Andere aspecten van het promoveren die minder positieve associaties oproepen, zijn het salaris, de mogelijkheid om buitenlandervaring op te doen tijdens de promotie en de begeleiding door (co)promotoren. Desalniettemin is ook over deze aspecten een overgrote meerderheid (zeer) tevreden.
Aspecten | (Zeer) tevreden (% van gepromoveerden) | (Zeer) ontevreden (% van gepromoveerden) | N.v.t./onbekend (% van gepromoveerden) |
---|---|---|---|
Proefschrift | 96 | 4 | 0 |
Onderwerp promotieonderzoek | 96 | 4 | 0 |
Eigen ideeën inbrengen/uitvoeren | 94 | 5 | 0 |
Promotietraject in het geheel | 92 | 8 | 0 |
Middelen ter beschikking | 89 | 10 | 1 |
Mogelijkheden congressen bezoeken | 89 | 8 | 3 |
Samenwerkingsmogelijkheden andere onderzoekers | 85 | 11 | 4 |
Begeleiding door (co)promotoren | 85 | 14 | 1 |
Mogelijkheden cursussen/trainingen | 81 | 12 | 7 |
Salaris/inkomen | 74 | 22 | 4 |
Verhouding werk/privé | 72 | 27 | 1 |
Mogelijkheden buitenlandervaring1) | 63 | 17 | 20 |
1) Het relatief hoge percentage ‘onbekend’ komt doordat hier veel gepromoveerden kozen voor de antwoordmogelijkheid ‘niet van toepassing’, omdat de mogelijkheid van een buitenlandervaring zich niet voordeed. |
Hoge werkdruk tijdens promotietraject
Van alle gepromoveerden vond 60 procent de werkdruk tijdens het promotietraject hoog of zeer hoog. Vooral personen die naast hun reguliere werk in deeltijd zijn gepromoveerd, hebben een hoge of zeer hoge werkdruk ervaren. Van hen typeert 70 procent de werkdruk tijdens de promotie als (zeer) hoog, van hun collega-gepromoveerden die in voltijd promoveerden was dit 57 procent.Aan gepromoveerden die de werkdruk tijdens de promotie bestempelen als hoog of zeer hoog is gevraagd of zij als gevolg daarvan klachten hadden. Als zij tijdens de promotie klachten hadden door deze hoge werkdruk, ging dit het vaakst om vermoeidheid of slapeloosheid. Dit was in enige of sterke mate het geval bij 34 procent van alle gepromoveerden. Lichamelijke klachten, als hoofdpijn, duizeligheid, nek- en schouderklachten of RSI, kwamen minder vaak voor. Tijdens de promotieperiode kwamen lichamelijke klachten voor bij 21 procent van de promovendi. Dat is iets hoger dan het deel dat als gevolg van werkdruk in enige of sterke mate te maken had met psychische klachten, als angst, paniek, somberheid of depressie (18 procent). Het gros van degenen met klachten gaf aan dat zij hier tijdens het promotietraject in enige mate last van hadden. Een kleinere groep ervaarde in sterkere mate klachten.
Bij vrouwen vaker negatieve gevolgen werkdruk
Voor vrouwen geldt dat zij vaker dan mannen tijdens hun promotieonderzoek te maken hadden met negatieve gevolgen van een hoge werkdruk. Zo had van de vrouwen 9 procent tijdens het promoveren in sterke mate last van vermoeidheid of slapeloosheid, van de mannen was dit 4 procent. Ook hadden meer vrouwen dan mannen tijdens de promotie in sterke mate last van lichamelijke klachten: 7 versus 3 procent. Psychische klachten kwamen naar eigen zeggen in sterke mate voor bij 5 procent van de vrouwen en 3 procent van de mannen. Wat betreft de verwaarlozing van sociale contacten en hobby’s of sporten zijn de man-vrouw verschillen kleiner.
Gevolgen | Geslacht | Ja, in sterke mate (% van gepromoveerden) | Ja, in enige mate (% van gepromoveerden) |
---|---|---|---|
Vermoeidheid of slapeloosheid | mannen | 4 | 25 |
Vermoeidheid of slapeloosheid | vrouwen | 9 | 33 |
Lichamelijke klachten | mannen | 3 | 13 |
Lichamelijke klachten | vrouwen | 7 | 21 |
Psychische klachten | mannen | 3 | 12 |
Psychische klachten | vrouwen | 5 | 17 |
Verwaarlozing sociale contacten | mannen | 6 | 27 |
Verwaarlozing sociale contacten | vrouwen | 6 | 30 |
Verwaarlozing hobby's of sporten | mannen | 7 | 28 |
Verwaarlozing hobby's of sporten | vrouwen | 8 | 30 |
Minderheid gepromoveerden nam deel aan loopbaanactiviteiten
Het is niet vanzelfsprekend dat promovendi na het afronden van hun promotietraject in de academische wereld blijven of gaan werken. Degenen die een baan binnen de academische wereld ambiëren, moeten concurreren om een beperkt aantal beschikbare wetenschappelijke posities. In dat licht kan het nuttig zijn om tijdens de promotie deel te nemen aan loopbaanactiviteiten. Van alle personen die tijdens hun promotie in dienst waren bij een universiteit of er promoveerden met een beurs, zijn er bijna 4 op de 10 die in die periode aan een of meerdere loopbaanactiviteiten hebben deelgenomen. Promovendi volgden het vaakst een cursus of workshop loopbaanoriëntatie (21 procent) of woonden een banenmarkt of career event bij (17 procent). Daarnaast bezocht 13 procent bedrijven op locatie of volgde een presentatie gegeven door alumni of bedrijven, 10 procent maakte gebruik van de diensten van een loopbaancentrum.
De vraag rijst of gepromoveerden vinden dat zij tijdens hun promotie adequaat op hun verdere beroepsloopbaan worden voorbereid, vooral wanneer die buiten de universiteit ligt. Aan alle personen die tijdens hun promotie in dienst waren van een universiteit of er promoveerden met een beurs, is daarom in het Gepromoveerdenonderzoek 2019 gevraagd hoe tevreden zij zijn over de voorbereiding tijdens de promotie op hun verdere loopbaan. Van hen vindt 13 procent dat zij tijdens het promotietraject voldoende werden voorbereid op een carrière buiten de academische wereld. Hier staat 58 procent tegenover die het (helemaal) oneens is met deze stelling. Ook onder het cohort meest recent gepromoveerden uit academisch jaar 2017/’18 zegt nog altijd 54 procent dat zij qua voorlichting niet voldoende zijn toegerust op een loopbaan buiten de wetenschap.
Over de voorbereiding op een loopbaan binnen de wetenschap zijn gepromoveerden in het algemeen vaker tevreden. Toch is minder dan de helft (45 procent) van mening dat zij tijdens hun promotietraject door de universiteit voldoende werden voorbereid op een carrière in de wetenschap.
Loopbaan | (Helemaal) mee eens (% van gepromoveerden) | Niet eens en niet oneens (% van gepromoveerden) | (Helemaal) mee oneens (% van gepromoveerden) | Onbekend (% van gepromoveerden) |
---|---|---|---|---|
Binnen academische wereld | 45 | 26 | 28 | 2 |
Buiten academische wereld | 13 | 27 | 58 | 3 |
4. Gepromoveerden op de arbeidsmarkt
Hoge arbeidsdeelname gepromoveerde mannen én vrouwen
De nettoarbeidsparticipatie onder gepromoveerden is hoog: 96 procent van hen had naar eigen zeggen betaald werk in december 2018. Voor alle onderscheiden promotierichtingen geldt dat het aandeel werkenden boven de 90 procent ligt. De arbeidsparticipatie onder gepromoveerden is hiermee hoger dan onder de totale groep hoogopgeleiden (15 tot 75 jaar) die naast gepromoveerden bestaat uit niet-gepromoveerde personen met een hbo- of wo-diploma. Van de hoogopgeleiden had 82 procent in het 4e kwartaal van 2018 een baan. De arbeidsparticipatie van de totale bevolking van 15 tot 75 jaar bedroeg toen 68 procent. Van de gepromoveerde vrouwen heeft 95 procent betaald werk. Onder alle hoogopgeleiden is dat bij 80 procent van de vrouwen het geval. Beide percentages verschillen niet zoveel met die bij mannen: respectievelijk 96 en 83. Bij de totale bevolking van 15 tot 75 jaar is het man-vrouw verschil in arbeidsdeelname met 9 procentpunten beduidend groter. In elke leeftijdsgroep is het aandeel werkenden onder gepromoveerde vrouwen vrijwel gelijk aan dat onder gepromoveerde mannen.Geslacht | Gepromoveerden (%) | Hoogopgeleiden (%) | Totaal 15 tot 75 jaar (%) |
---|---|---|---|
Totaal | 96 | 82 | 68 |
Mannen | 96 | 83 | 73 |
Vrouwen | 95 | 81 | 64 |
1) De uitkomsten voor gepromoveerden betreffen de situatie op 1 december 2018 en die voor hoogopgeleiden en alle 15- tot 75-jarigen de situatie in het 4e kwartaal van 2018. |
Bijna drie kwart gepromoveerden heeft vaste arbeidsrelatie
Van de gepromoveerden met betaald werk heeft 73 procent een vaste arbeidsrelatie. Dat is meer dan gemiddeld onder alle werkenden (61 procent) en ook meer dan onder de totale groep hoogopgeleiden (66 procent). Gepromoveerde vrouwen hebben minder vaak een vast dienstverband dan gepromoveerde mannen, maar wel vaker dan onder de totale groep hoogopgeleide mannen.
Bijna 2 op de 10 werkende gepromoveerden hebben een flexibel dienstverband, terwijl 1 op de 10 werkzaam is als zelfstandige. Daarmee zijn onder gepromoveerden bijna de helft minder zelfstandigen te vinden dan onder de totale groep hoogopgeleiden. Van de gepromoveerden die wel actief zijn als zelfstandige, werken bijna 4 op de 10 als specialist in de gezondheidszorg.
Groep | Subgroep | Werknemer met vaste arbeidsrelatie (%) | Werknemer met flexibele arbeidsrelatie (%) | Zelfstandige (%) |
---|---|---|---|---|
Totaal | gepromoveerden | 73 | 18 | 10 |
Totaal | hoogopgeleiden | 66 | 15 | 19 |
Totaal | totaal 15 tot 75 jaar | 61 | 22 | 16 |
Mannen | gepromoveerden | 75 | 14 | 10 |
Mannen | hoogopgeleiden | 66 | 12 | 22 |
Mannen | totaal 15 tot 75 jaar | 60 | 20 | 19 |
Vrouwen | gepromoveerden | 69 | 23 | 8 |
Vrouwen | hoogopgeleiden | 66 | 18 | 16 |
Vrouwen | totaal 15 tot 75 jaar | 62 | 25 | 13 |
1) De uitkomsten voor gepromoveerden betreffen de situatie op 1 december 2018 en die voor hoogopgeleiden en alle 15- tot 75-jarigen de situatie in het 4e kwartaal van 2018. |
Minder vaak vaste baan voor jonge gepromoveerde binnen academische wereld
Binnen de academische wereld is het bemachtigen van een vast dienstverband voor jonge gepromoveerden onder de 35 jaar geen uitgemaakte zaak. Waar 64 procent van hun gepromoveerde leeftijdsgenoten die buiten de wetenschap werkzaam zijn er al op jonge leeftijd in slaagt om een vaste aanstelling te krijgen, blijft dit aandeel binnen de wetenschap met 37 procent flink achter. Wel neemt op universiteiten en UMC’s het werken in een vast dienstverband onder gepromoveerden naar verhouding sterk toe met de leeftijd. Boven de 45 jaar werkt 95 procent van de gepromoveerden er in vaste dienst, onder degenen die actief zijn buiten de academische wereld is dat aandeel een stuk kleiner.
Leeftijd | Binnen academische wereld (%) | Buiten academische wereld (%) |
---|---|---|
Tot 35 jaar | 37 | 63 |
35 tot 45 jaar | 70 | 74 |
45 tot 55 jaar | 95 | 75 |
55 tot 70 jaar | 95 | 66 |
1) De uitkomsten betreffen de situatie op 1 december 2018. |
Gepromoveerde vrouwen werken meer uren dan andere vrouwen
Gepromoveerden met een baan werken gemiddeld 38 uur per week. Ze werken daarmee gemiddeld 4 uur per week meer dan werkende hoogopgeleiden en 7 uur meer dan de werkzame beroepsbevolking van 15 tot 75 jaar. Hoewel gepromoveerde vrouwen minder uren per week maken dan mannen met een doctorstitel (35 tegen 40), werken ze aanzienlijk meer dan vrouwen in het algemeen. Zo bedraagt de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de totale groep werkende hoogopgeleide vrouwen 30 uur en die van alle werkzame vrouwen 26 uur.
Bij een gemiddelde werkweek van 35 uur of meer wordt iemand tot de voltijdwerkenden gerekend. Van elke 100 werkzame gepromoveerden werken er 72 in voltijd. Dit aandeel is onder mannen groter dan onder vrouwen, 83 tegen 55 procent. Ter vergelijking: van de werkende hoogopgeleide mannen werkt 79 procent voltijds tegenover 38 procent van de hoogopgeleide vrouwen. Ook is het zo dat als gepromoveerde vrouwen in deeltijd werken, ze dit veelal in een grote deeltijdbaan doen.
Jonge vrouwen tot 35 jaar werken van alle gepromoveerde vrouwen met een baan het vaakst voltijds: 62 procent. Binnen deze leeftijdsgroep verschilt het percentage voltijders echter sterk tussen vrouwen zonder of met kinderen. Van de jonge werkende gepromoveerde vrouwen zonder kinderen heeft 81 procent een voltijdbaan. Dat is ruim twee keer zoveel als onder degenen met kinderen (39 procent). Ook onder 35- tot 45-jarige vrouwen is dit verschil groot. Voor jonge gepromoveerde mannen is dit onderscheid tussen degenen die wel en degenen die geen kinderen hebben kleiner. Van hen werkt respectievelijk 83 en 91 procent voltijds.
Groepen | Gepromoveerden (uur) | Hoogopgeleiden (uur) | Totaal 15 tot 75 jaar (uur) |
---|---|---|---|
Totaal | 38 | 34 | 31 |
Mannen | 40 | 37 | 36 |
Vrouwen | 35 | 30 | 26 |
1) De uitkomsten voor gepromoveerden betreffen de situatie op 1 december 2018 en die voor hoogopgeleiden en alle 15- tot 75-jarigen de situatie in het 4e kwartaal van 2018. |
Bijna 2 op de 3 gepromoveerden werken buiten de academische wereld
Van alle werkzame gepromoveerden werkt circa 1 op de 3 bij een universiteit of UMC. Het overige deel, bijna 2 op de 3, is elders aan de slag. Dit kan bijvoorbeeld zijn doordat zij zelf de voorkeur geven aan werk buiten de wetenschap, of doordat zij er niet in slagen een baan te vinden binnen de academische wereld, bijvoorbeeld door gebrek aan beschikbare onderzoeksposities of een hoge mate van concurrentie. Van alle gepromoveerden die niet in de wetenschap werken, geeft 17 procent aan dat zij het liefst binnen de academische wereld zouden willen werken als zij zouden mogen kiezen. Dit verschilt nauwelijks tussen mannen en vrouwen.
Meeste gepromoveerden werkzaam in gezondheidszorg en onderwijs
Gepromoveerden werken veelal in de gezondheidszorg (27 procent) of het onderwijs (26 procent). Dit geldt vaker voor vrouwen dan voor mannen, vooral voor de gezondheidszorg. Binnen het onderwijs wordt het vaakst gewerkt bij een universiteit, binnen de gezondheidszorg komt een baan bij een universitair medisch centrum (UMC) het meest voor.
Daarnaast werkt een substantieel deel van de gepromoveerden in de bedrijfstakken research, openbaar bestuur en management- en technisch advies. Mannen zijn daarbij vaker werkzaam in research en management- en technisch advies dan vrouwen, terwijl van de vrouwen een groter aandeel actief is in het openbaar bestuur.
Bedrijfstak | Mannen (%) | Vrouwen (%) |
---|---|---|
Gezondheidszorg | 22 | 34 |
Onderwijs | 25 | 28 |
Research | 9 | 7 |
Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 7 | 8 |
Management- en technisch advies | 9 | 5 |
IT- en informatiedienstverlening | 4 | 1 |
Overige dienstverlening | 2 | 3 |
Financiële dienstverlening | 3 | 1 |
Machine-industrie | 3 | 1 |
Handel | 2 | 2 |
1) De uitkomsten betreffen de situatie op 1 december 2018. |
Het vaakst hoogleraar of docent in het hoger onderwijs of medisch specialist
De twee meest voorkomende beroepen onder gepromoveerden zijn in lijn met de meest voorkomende bedrijfstakken, namelijk hoogleraar of docent in het hoger onderwijs en medisch specialist. Ruim een derde van alle gepromoveerden is werkzaam in een van deze beroepen. Onder de medisch specialisten vallen onder meer artsen, chirurgen, oncologen en wetenschappelijk onderzoekers op het gebied van geneeskunde. De overige beroepen in de top 10 komen onder gepromoveerden veel minder vaak voor en kennen een grote variatie. Zo worden beroepen als beleidsadviseurs, biologen, softwareontwikkelaars en huisartsen elk door 3 procent van de gepromoveerden uitgeoefend.
Beroep | Aandeel (%) |
---|---|
Hoogleraren en andere docenten hoger onderwijs | 17,8 |
Medisch specialisten | 16 |
Beleidsadviseurs | 3,4 |
Biologen, botanici, zoölogen | 3,2 |
Softwareontwikkelaars | 3 |
Huisartsen | 2,7 |
Bedrijfskundigen en organisatieadviseurs | 2,5 |
Systeemanalisten en ICT adviseurs | 2,4 |
Psychologen | 2,3 |
Managers onderzoek en ontwikkeling (R&D) | 2,1 |
1) De uitkomsten betreffen de situatie op 1 december 2018. |
Werk meestal gerelateerd aan promotieonderzoek
Bij ruim 2 op de 3 gepromoveerden zijn de werkzaamheden sterk of deels gerelateerd aan het onderzoek dat zij tijdens hun promotie hebben gedaan. Dit komt vaker voor bij onderzoekers dan bij degenen die niet als onderzoeker actief zijn: 73 tegen 49 procent. Ook speelt een rol of iemand wel of niet binnen de academische wereld werkt. Van de gepromoveerden die op een universiteit of UMC werken, is bij 84 procent het werk sterk of deels gerelateerd aan het promotieonderzoek, bij degenen die elders emplooi hebben gevonden, is dat 61 procent.
Groepen | Sterk gerelateerd (% van werkzame gepromoveerden) | Deels gerelateerd (% van werkzame gepromoveerden) | Niet gerelateerd (% van werkzame gepromoveerden) |
---|---|---|---|
Totaal | 21 | 47 | 31 |
Man | 23 | 46 | 30 |
Vrouw | 18 | 49 | 33 |
Onderzoeker | 25 | 49 | 27 |
Geen onderzoeker | 7 | 42 | 51 |
Binnen academische wereld | 35 | 49 | 16 |
Buiten academische wereld | 15 | 46 | 38 |
1) Het betreft de werkzaamheden op 1 december 2018. |
Inkomen gepromoveerden het hoogst bij 45-plussers
Het mediaan persoonlijk primair jaarinkomen van gepromoveerden met betaald werk op 1 december 2018 bedroeg zo’n 84 duizend euro (gemiddeld: 98 duizend euro). Het inkomen van gepromoveerden hangt sterk samen met de leeftijd. Gepromoveerden jonger dan 35 jaar verdienen in doorsnee 60 duizend euro, bij 35- tot 45-jarigen bedraagt het zelf verdiende inkomen 79 duizend euro en bij 45-plussers 104 duizend euro. Gepromoveerde mannen verdienen in doorsnee aanzienlijk meer dan gepromoveerde vrouwen, 93 duizend tegen 72 duizend euro. Uit eerder onderzoek (Maas en Visser, 2016; CBS, 2016) blijkt dat dit verschil deels is te verklaren doordat vrouwen per week gemiddeld minder uren werken, gemiddeld jonger zijn en in andere richtingen hun doctortitel behalen dan mannen (zie ook paragraaf 2). Degenen die gepromoveerd zijn in de richting recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening hebben van alle promotierichtingen het hoogste mediane inkomen: 93 duizend euro. Ook met een promotie in de richtingen informatica, gezondheidszorg en welzijn, en techniek, industrie en bouwkunde is het inkomen relatief hoog. Gepromoveerden in de richting vormgeving, kunst, talen en geschiedenis verdienen met 69 duizend euro in doorsnee het minst. Gepromoveerden die op een universiteit of UMC werkzaam zijn, hebben een vrijwel even hoog mediaan inkomen als degenen die buiten de academische wereld aan de slag zijn: 85 duizend tegen 84 duizend euro. Onderzoekers verdienen verder in doorsnee 10 duizend euro meer dan niet-onderzoekers.1 000 euro | |
---|---|
Totaal | 83,8 |
Geslacht: Man | 92,9 |
Geslacht: Vrouw | 72,4 |
Leeftijd: Jonger dan 35 jaar | 60,2 |
Leeftijd: 35 tot 45 jaar | 79,1 |
Leeftijd: 45 tot 55 jaar | 103,7 |
Leeftijd: 55 tot 70 jaar | 104,4 |
Promotierichting: Recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening | 92,9 |
Promotierichting: Informatica | 90,8 |
Promotierichting: Gezondheidszorg en welzijn | 89,9 |
Promotierichting: Techniek, industrie en bouwkunde | 86,8 |
Promotierichting: Landbouw, diergeneeskunde en -verzorging | 85,6 |
Promotierichting: Wiskunde, natuurwetenschappen | 83,2 |
Promotierichting: Journalistiek, gedrag en maatschappij | 76,3 |
Promotierichting: Onderwijs | 73,6 |
Promotierichting: Vormgeving, kunst, talen en geschiedenis | 69,0 |
Binnen academische wereld werkzaam | 87,3 |
Buiten academische wereld werkzaam | 81,7 |
Onderzoekswerkzaamheden: Onderzoeker | 85,5 |
Onderzoekswerkzaamheden: Geen onderzoeker | 75,5 |
* Voorlopige cijfers. |
Het meest tevreden over maatschappelijke relevantie werk
De meeste werkende gepromoveerden zijn erg te spreken over verschillende aspecten van hun werk. De top 3 van de baankenmerken die gepromoveerden het meest waarderen, bestaat uit de maatschappelijke relevantie van hun werk, hun werk in het algemeen en het verantwoordelijkheidsniveau van de functie die zij uitoefenen. Circa 9 op de 10 zijn hier tevreden of zeer tevreden over. Over hun eigen ontwikkelingsmogelijkheden zijn gepromoveerden het minst content.
Vrouwen zijn vaker niet tevreden over hun ontwikkelingsmogelijkheden dan mannen, 25 tegen 20 procent. Ook de tevredenheid over andere aspecten verschilt naar kenmerk. Gepromoveerden die werkzaam zijn buiten de academische wereld zijn met 16 procent twee keer zo vaak niet tevreden over de intellectuele uitdaging van hun werk dan degenen die bij een universiteit of universitair medisch centrum werken. Ook onder gepromoveerden die niet als onderzoeker werken, is het aandeel dat hier ontevreden over is relatief groot. Verder zijn gepromoveerden die minder dan vijf jaar geleden hun doctorstitel behaalden vaker ontevreden over hun werkzekerheid dan personen die langer geleden zijn gepromoveerd: 24 tegen 10 procent.
Kenmerken | (Zeer) tevreden (% van werkzame gepromoveerden) | (Zeer) ontevreden (% van werkzame gepromoveerden) | Onbekend (% van werkzame gepromoveerden) |
---|---|---|---|
Werkkring in het algemeen | 92 | 7 | 1 |
Maatschappelijke relevantie | 92 | 7 | 1 |
Verantwoordelijkheidsniveau | 90 | 10 | 1 |
Onafhankelijkheid | 89 | 11 | 1 |
Salaris | 88 | 11 | 0 |
Secundaire arbeidsvoorwaarden | 88 | 10 | 1 |
Werklocatie | 88 | 11 | 1 |
Arbeidsomstandigheden | 87 | 12 | 1 |
Sociale status | 86 | 8 | 6 |
Intellectuele uitdaging | 86 | 13 | 1 |
Mate van werkzekerheid | 85 | 14 | 1 |
Ontwikkelingsmogelijkheden | 77 | 22 | 2 |
1) Het betreft de baankenmerken op 1 december 2018. |
5. Conclusies
Gepromoveerden kijken doorgaans met grote tevredenheid terug op hun promotie. Volgens het overgrote merendeel is de behaalde doctorstitel van meerwaarde geweest voor hun loopbaan en ook zouden de meesten opnieuw willen promoveren als zij op dit moment voor diezelfde keuze stonden. Het meest content zijn de gepromoveerden over hun onderzoeksonderwerp en hun proefschrift. Wel wordt de werkdruk tijdens het promotietraject door de meerderheid als (zeer) hoog ervaren. Een deel van de gepromoveerden, vrouwen vaker dan mannen, had tijdens hun promotieonderzoek in meer of mindere mate te maken met negatieve gevolgen van hoge werkdruk, zoals vermoeidheid of slapeloosheid, lichamelijke klachten (hoofdpijn, duizeligheid, RSI e.d.) of psychische klachten (angst, somberheid, depressie e.d.).
Het deelnemen aan loopbaanactiviteiten zoals het volgen van een cursus loopbaanoriëntatie of het bijwonen van een banenmarkt blijkt geen heel gebruikelijk onderdeel van het promotietraject te zijn. Van de gepromoveerden die tijdens hun promotie in dienst waren van een universiteit of er promoveerden met een beurs is minder dan de helft tevreden over de voorbereiding op een loopbaan binnen de wetenschap. Over de voorbereiding op een carrière buiten de academische wereld is een nog kleiner deel positief gestemd.
In antwoord op de eerste onderzoeksvraag kan dan ook geconcludeerd worden dat gepromoveerden over het algemeen positief terugkijken op hun promotietraject, maar dat zij minder positief oordelen over de werkdruk tijdens de promotie. Ook over de voorbereiding op de verdere loopbaan, met name die buiten de academische wereld, zijn zij doorgaans minder positief. Dat terwijl een relatief groot deel van hen na de promotie buiten de wetenschap werkzaam is.
Vrijwel alle gepromoveerden hebben betaald werk en dit geldt voor alle onderscheiden promotierichtingen. Mensen met een doctorstitel hebben vaker een vaste arbeidsrelatie dan hoogopgeleiden in het algemeen. Echter, jonge werknemers in de academische wereld hebben relatief vaak een flexibele arbeidsrelatie. Het is voor gepromoveerden vrij gebruikelijk om voltijds te werken, dit geldt wel meer voor mannen dan voor vrouwen. Als gepromoveerde vrouwen in deeltijd werken, gaat het veelal om een grote deeltijdbaan. Vrouwen met een doctorstitel werken aanzienlijk vaker en meer uren per week dan andere vrouwen.
Een omvangrijk deel van alle gepromoveerden, bijna 2 op de 3, is werkzaam buiten de academische wereld. Een relatief klein deel daarvan geeft aan dat zij het liefst binnen de academische wereld zouden willen werken als zij zelf zouden mogen kiezen. Personen met een doctorstitel werken vooral in het onderwijs en de gezondheidszorg, de meest voorkomende beroepen zijn hoogleraar of docent in het hoger onderwijs en medisch specialist. Het mediaan persoonlijk primair jaarinkomen van gepromoveerden bedraagt circa 84 duizend euro.
Over het algemeen zijn gepromoveerden tevreden over hun werk. Zij waarderen de maatschappelijke relevantie van hun werk en het verantwoordelijkheidsniveau van de functie die zij uitoefenen. Over hun eigen ontwikkelingsmogelijkheden zijn zij het minst tevreden.
In antwoord op de tweede onderzoeksvraag kan geconcludeerd worden dat gepromoveerden het verhoudingsgewijs goed doen op de arbeidsmarkt. Ze hebben vrijwel allemaal werk en zijn daar over het algemeen tevreden over. Ook zijn de werkzaamheden voor het merendeel sterk of deels gerelateerd aan het onderzoek dat zij tijdens hun promotie hebben gedaan.
Referenties
CBS (8 maart 2016). Ook onder gepromoveerden sekseverschillen op arbeidsmarkt. CBS nieuwsbericht.
CBS (2019). Standaard Onderwijsindeling 2016. Editie 2018/’19.
CBS StatLine (2020a). Wetenschappelijk onderwijs; promoties, studierichting.
CBS StatLine (2020b). Ho; gediplomeerden, soort diploma, studierichting, migratieachtergrond.
Koier, E., en J. de Jonge (2018). De zin van promoveren – Loopbanen en arbeidsmarktperspectieven van gepromoveerden. Den Haag: Rathenau Instituut.
Europese Commissie (2010). Europe 2020. A European strategy for smart, sustainable and inclusive growth. Brussel: Europese Commissie.
Maas, B., en M. Visser (2016). Sekseverschillen op de arbeidsmarkt ook onder Gepromoveerden. Sociaal economische trends, 2016/03.
Thor, J. van, en S. Alejandro Perez. Resultaten Gepromoveerdenonderzoek 2019. Paper. Den Haag, Heerlen, Bonaire: CBS.
Traag, T., en H-J Dirven. Arbeidsmarktpositie van gepromoveerden. Sociaaleconomische trends, 2008/04.
Waaijer, C. (2016). Quantized careers. Origins and consequences of the preponderance of temporary and junior jobs in academia [Dissertatie].
Wiebes, E. (2019, 13 december). Groeistrategie voor Nederland op de lange termijn [Kamerbrief].