1. Inleiding
Uit eerder onderzoek blijkt dat de arbeidsparticipatie en beloning van gepromoveerden relatief hoog zijn (Traag en Dirven, 2008). Ook Koier en De Jonge (2018) concluderen dat promoveren loont voor de gepromoveerden zelf en dat dit ook zijn vruchten afwerpt voor de samenleving als geheel. Tegelijkertijd vraagt een promotietraject een grote investering van de promovendus, zowel qua tijd als inzet. Vraag is of het de gepromoveerde oplevert wat hij of zij ervan verwacht had. Met het toenemende aantal promovendi is niet voor iedereen plek binnen de academische wereld, met als gevolg dat een deel van de gepromoveerden elders een baan moet zoeken. Volgens Waaijer (2016) kunnen degenen die er wel in slagen werk binnen de wetenschap te vinden, te maken krijgen met onzekere carrièremogelijkheden. En volgens Van den Broek-Honingh en Vennekens (2020) moeten met name jonge onderzoekers een lange adem hebben om uiteindelijk in aanmerking te komen voor een vaste aanstelling binnen de universiteit.
In dit artikel staan twee onderzoeksvragen centraal die nader ingaan op het promotietraject en de aansluiting op de arbeidsmarkt:
1. hoe kijken gepromoveerden terug op hun promotietraject?
2. hoe vergaat het de gepromoveerden op de arbeidsmarkt?
Voor het beantwoorden van deze vragen wordt gebruikgemaakt van de uitkomsten van het Gepromoveerdenonderzoek 2019, een representatief steekproefonderzoek onder personen die hun doctorstitel hebben behaald aan een Nederlandse universiteit sinds academisch jaar 1990/’91.
Het artikel is als volgt opgebouwd. Paragraaf 2 beschrijft allereerst kenmerken van de gepromoveerden in Nederland. In paragraaf 3 komt de eerste onderzoeksvraag aan bod, namelijk hoe gepromoveerden terugkijken op hun promotieonderzoek. Vervolgens gaat paragraaf 4 in op de tweede onderzoeksvraag en wordt aan de hand van diverse indicatoren besproken hoe gepromoveerden het op de arbeidsmarkt doen. Paragraaf 5 presenteert tot slot de belangrijkste conclusies.