Componenten van werkloosheid
Over deze publicatie
Dit artikel in de CBS-reeks Statistische Trends presenteert de resultaten van een onderzoek naar componenten van werkloosheid volgens een statistische benadering.
1. Inleiding
Daarnaast is de werkloosheid opgesplitst in een component die een kwantitatief tekort aan banen (kwantitatieve werkloosheid) weergeeft en een component die een gebrekkige aansluiting tussen openstaande vacatures en de kwalificaties van werklozen toont (kwalitatieve werkloosheid).
1.1 Economische benadering
Decennialang hebben economen zich beziggehouden met de vraag wat de oorzaken van werkloosheid zijn. Met deze kennis zou men vervolgens effectief beleid kunnen opstellen om zo de werkloosheid te bestrijden. De verschillende oorzaken van werkloosheid worden ook wel componenten genoemd. Hiermee worden geen deelgroepen binnen de werkloze beroepsbevolking bedoeld, zoals bijvoorbeeld de jeugdwerklozen. Componenten zijn niet toe te wijzen aan een bepaalde groep mensen, maar zijn getallen die iets zeggen over de mate waarin een bepaalde oorzaak van belang is. Zo betekent een conjuncturele werkloosheid van 2 procent dat 2 procentpunt van de werkloosheid samenhangt met conjunctuurschommelingen.
Ruwweg zijn er twee hoofdstromen te ontdekken in het denken over werkloosheid. Bij beide vormt een economische theorie het uitgangspunt. De meeste dominante stroming,voortbouwend op neoklassieke theorieën, benadrukt dat een economie naar een evenwicht neigt. Daarnaast is er een neokeynesiaanse stroming die juist de nadruk erop legt dat de economie veel onevenwichtigheden kent.
In de neoklassieke stroming (OECD, 2001; Lunsing, 2011; Logeay en Tober, 2004; Guichard,2011) vinden we bijvoorbeeld de begrippen NAIRU (Non-Accelerating Inflation Rate of Unemployment) en Phillipscurve die aan elkaar gerelateerd zijn. De NAIRU wordt door verschillende instituten geschat en gepubliceerd, bijvoorbeeld door de OECD (2001). Een andere naam voor de NAIRU is evenwichtswerkloosheid. De NAIRU is dan de werkloosheid waarbij de inflatie niet verandert (accelereert). De Philipscurve geeft het verband weer tussen de looninflatie en de werkloosheid.
Volgens de neokeynesiaanse stroming (Kuipers, 1978; Van den Berg, 1982; Bierings, 1996; Muysken, 1984; Driehuis, 1979; 1986) kent de werkloosheid een cyclisch patroon dat het gevolg is van de conjunctuur. Een sterke (effectieve) vraag naar consumptiegoederen wordt afgewisseld door het inzakken van de vraag naar deze goederen en vice versa. Ook heeft men binnen deze stroming oog voor de (kwalitatieve) discrepanties (mismatches)tussen vraag en aanbod. Kenmerkend hiervoor is bijvoorbeeld dat op de arbeidsmarkt tegelijkertijd vacatures en werklozen zijn. Een onderdeel van de mismatches vormt de zogenaamde frictiewerkloosheid die ontstaat doordat het tijd kost om de reeds aanwezigevacature te vinden en te vervullen. Voor het berekenen van de componenten van werkloosheid wordt gewerkt met het schatten van de Beveridge curve, een relatie tussen het werkloosheidspercentage (U) en het vacaturepercentage (V). Dit wordt ook wel de UV-curve genoemd.
1.2 Statistische benadering
Op grond van de literatuur is er geen algemeen geaccepteerde methode beschikbaar om componenten van werkloosheid te berekenen. Reden voor het CBS om op zoek te gaan naar een nieuwe methode die recht doet aan beide stromingen. Als uitgangspunt is daarvoor de statistiek genomen. Het grote voordeel van een statistische benadering is dat er geen aannames nodig zijn over verbanden tussen economische grootheden, zoals dat het geval is bij de NAIRU en de Beveridgecurve. In deze context is het nuttig om erop te wijzen dat dat ook de Phillipscurve en de Beveridgecurve een statistische grondslag hadden voordat er sprake was van een theoretische inbedding. De sterke statistische verbanden zijn breed uitgemeten in de literatuur en zijn terug te vinden in vrijwel elk handboek over macro-economie.
In 2017–2019 werd binnen het CBS een nieuwe statistische methode voor het berekenen van componenten voor werkloosheid ontwikkeld (Lodder, 2017a; 2019a; 2019b). Deze methode gaat uit van data en komt van daaruit tot nieuwe cijfers en vervolgens tot nieuwe interpretaties over deze componenten. De nadruk ligt daarbij op logica en het gebruik van algemeen aanvaarde principes en modellen. De aanpak is vergelijkbaar met die van Van den Brakel en Krieg (2010) voor het berekenen van de seizoengecorrigeerde werkloosheid.Over deze vorm van werkloosheid wordt al door het CBS gepubliceerd.
Kenmerkend verschil met de economische benadering is dus dat bij deze de economische theorie het startpunt is, en er vervolgens wordt toegewerkt naar data, terwijl bij de statistische benadering de data het vertrekpunt vormt en er daarna pas aandacht is voor een betekenisvolle naamgeving en een economische interpretatie of duiding.
1.3 Leeswijzer
In dit artikel staan de componenten van werkloosheid volgens een nieuwe binnen het CBS ontwikkelde statistische methode centraal. Het is een kortere, vereenvoudigde versie van de eerder gepubliceerde artikelen over dit onderwerp. In paragraaf 2 worden de data en de methode besproken. Aan de orde komen onder meerde tijdreeksen die de basis vormen van het onderzoek, de wijze waarop statistische en logische decompositie plaatsvindt en de economische interpretatie van de componenten.Paragraaf 3 presenteert de uitkomsten van de verschillende componenten. Hoe hebben deze zich in de periode 1969-2018 ontwikkeld? In paragraaf 4 worden vervolgens de uitkomsten op basis van de statistische methode vergeleken met die van economische benaderingen. Het artikel sluit af met de conclusies in paragraaf 5.Voor meer details over de data en de methode in dit artikel wordt verwezen naar Lodder 2017a; 2019a; 2019b.2. Data en methode
2.1 Data
Voor dit onderzoek zijn twee tijdreeksen gebruikt:
— Het werkloosheidspercentage (U)
— Het vacaturepercentage (V)
In grafiek 2.1.1 wordt een beeld gegeven van het verloop tussen 1969-2018. Werkloosheid
en vacatures zijn beide gedefinieerd als percentage van de beroepsbevolking. Hoewel de
schattingen zijn gebaseerd op een lange tijdreeks van 1800-2018 (Lodder, 2019a; 2019b),
worden hier de resultaten voor de periode 1969-2018 getoond. Binnen het CBS wordt
1969 als startpunt van veel reeksen genomen. In de reeksen van voor dat jaar komen
namelijk veel trendbreuken voor, wat de analyse ervan complex maakt. Omwille van de
duidelijkheid zijn ze daarom hier achterwege gelaten.
Perioden | Werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Vacatures (% van beroepsbevolking) |
---|---|---|
1969 | 1,809458206 | 2,470525061 |
1970 | 1,609246909 | 2,937202203 |
1971 | 1,983689949 | 2,437934211 |
1972 | 2,918376737 | 1,360024189 |
1973 | 2,949125943 | 1,434080025 |
1974 | 3,349138417 | 1,53235583 |
1975 | 4,162117639 | 1,056965279 |
1976 | 4,618466214 | 1,008899371 |
1977 | 4,329935617 | 1,196016906 |
1978 | 4,425672448 | 1,379247722 |
1979 | 4,579144666 | 1,482423415 |
1980 | 4,518451696 | 1,133632605 |
1981 | 5,600019592 | 0,590163984 |
1982 | 7,422300343 | 0,353450033 |
1983 | 8,97498813 | 0,363742545 |
1984 | 8,833617577 | 0,513567196 |
1985 | 8,169613776 | 0,868095466 |
1986 | 7,512817407 | 1,107708259 |
1987 | 7,248029942 | 1,093652507 |
1988 | 7,250821238 | 1,080920615 |
1989 | 6,670365168 | 1,256460398 |
1990 | 6,07812554 | 1,573997548 |
1991 | 5,752441114 | 1,327458373 |
1992 | 5,774834214 | 0,947460946 |
1993 | 6,552708137 | 0,53941029 |
1994 | 7,264314522 | 0,624629623 |
1995 | 7,007494899 | 0,861212861 |
1996 | 6,519583017 | 0,93352007 |
1997 | 5,898564702 | 1,231403902 |
1998 | 4,71501155 | 1,736605473 |
1999 | 4,05639763 | 2,16623321 |
2000 | 3,619717539 | 2,534237713 |
2001 | 3,340543672 | 2,445352413 |
2002 | 3,85206691 | 1,842426024 |
2003 | 4,841667686 | 1,34490769 |
2004 | 5,664276164 | 1,444025769 |
2005 | 5,886601661 | 1,808113639 |
2006 | 5,013161043 | 2,46829385 |
2007 | 4,164711403 | 2,81557954 |
2008 | 3,653757492 | 2,770862148 |
2009 | 4,358270419 | 1,640356898 |
2010 | 4,992539883 | 1,395615747 |
2011 | 4,980491164 | 1,520541657 |
2012 | 5,822498587 | 1,260599209 |
2013 | 7,2590598 | 1,066980815 |
2014 | 7,437457742 | 1,219292315 |
2015 | 6,892680736 | 1,455994612 |
2016 | 6,017224024 | 1,743652835 |
2017 | 5,10549015 | 2,338267863 |
2018 | 3,8000 | 2,695828571 |
2.2 Decomposities
Er zijn twee soorten decomposities in de statistische benadering:
— De statistische decompositie
— De logische decompositie
Bij deze decomposities gaat het in eerste instantie alleen om een wiskundig-statistische
berekening, nog zonder economische betekenis. De statistische decompositie is enigszins
vergelijkbaar met de neoklassieke benadering, terwijl de logische decompositie
raakvlakken heeft met de neokeynesiaanse traditie.
De statistische de compositie is:
U = TC + Ckort = T+ Clang + Ckort (1)
waarbij:
U = werkloosheidspercentage
TC = trendcyclische component
T = trendmatige werkloosheid
Ckort = kortcyclische component
Clang = langcyclische component
Alle componenten zijn aandelen (percentages) in de beroepsbevolking.
Met behulp van een structureel tijdreeksmodel is de statistische decompositie van de
werkloosheid uitgevoerd. De OECD schat de NAIRU ook met een structureel tijdreeksmodel,
waarbij de trendcyclische component (TC) de NAIRU is. Een eerste intuïtieve betekenis
die aan de kortcyclische component kan worden toegekend is die van conjuncturele
werkloosheid.
De logische decompositie is:
U = V + (U-V) = Q + N (2)
waarbij:
U = werkloosheidspercentage
Q = V = het aantal vacatures als percentage van de beroepsbevolking (vacature-
percentage)
N = U-V = het percentage werklozen in de beroepsbevolking waarvoor geen vacatures zijn
Q is het gedeelte van de werkloosheid dat een gebrekkige aansluiting tussen openstaande
vacatures en kwalificaties van werklozen weergeeft, de kwalitatieve werkloosheid. N is het
gedeelte van de werkloosheid dat overblijft als alle openstaande vacatures zouden kunnen
worden vervuld. N heeft betrekking op een kwantitatief tekort aan banen, de kwantitatieve
werkloosheid.
De statistische decompositie kan vervolgens worden toegepast op de grootheid Q:
Q = Qtc + Qc (3)
Waarbij:
Qtc = de trendcyclische component van Q
Qc= de cyclische component van Q
Vervolgens is de statistische decompositie van de grootheid N het resultaat van een
eenvoudige berekening:
Ntc = TC - Qtc (4)
Nc= Ckort - Qc (5)
Waarbij Ntc en Nc de trendcyclische en cyclische component van N zijn.
Dat levert de volgende matrix van componenten op:
Statistisch | Totaal | ||||
---|---|---|---|---|---|
Logisch | Qtc | Qc | Q | ||
Ntc | Nc | N | |||
Totaal | TC | Ckort | U | ||
Daarbij zijn de trend (T) en Clang niet apart onderscheiden. Er geldt:
U = Q + N = {Qtc + Qc} + {Ntc + Nc} = {Nc+ Qc} + {Ntc + Qtc} = TC + Ckort (6)
Alle componenten zijn uitgedrukt als percentages van de beroepsbevolking.
2.3 Schatting van de statistische decomposities
Met behulp van een structureel tijdreeksmodel zijn de statistische decomposities van U en Q geschat. De decompositie van N volgt als berekende grootheid uit die van U en Q. Op basis van de schattingsmethode zijn over de periode van 1800 tot en met 2018 een constante trend en meerdere cycli in de ontwikkeling van het werkloosheidspercentage geïdentificeerd. Voor wat betreft de decompositie van het werkloosheidspercentage (U)zijn er vier cycli gevonden en een constante trend. De eerste cyclus heeft een lengte van 4,4 jaar, de tweede van 7,8 jaar, de derde van 17,6 jaar en de vierde van 75,1 jaar. De trend blijkt een constante te zijn. Uit de analyse blijkt dat de helling niet significant van nul verschilt. De trend komt overeen met een werkloosheidspercentage van 4,3. Voor wat betreft de decompositie van Q (=V) zijn cycli gevonden van 5,6 jaar, 10,1 jaar en 15,2 jaar.
Een aandachtspunt is dat het wenselijk is dat de componenten van werkloosheid kleiner zijn dan de totale werkloosheid. Voor een aantal jaren (1969–1971) geldt echter dat het vacaturepercentage hoger was dan het werkloosheidspercentage. In dat geval zou Q>U zijn. Om dit te voorkomen is gewerkt met een minimumconditie: Q = Min (U,V) en N = Max (U-V,0). Voor de eenvoud is deze notatie weggelaten in formule (2).
2.4 Namen en interpretatie van de componenten
In het voorgaande is aan de componenten nog geen duidelijke economische betekenis toegekend. In deze paragraaf wordt voor de statistische decompositie, de logische decompositie en de combinatie daarvan een interpretatie gegeven en in het verlengde daarvan betekenisvolle namen toegekend.
Bij de statistische decompositie bestaat de kortcyclische component Ckort feitelijk uit twee cycli met perioden van respectievelijk 4,4 en 7,8 jaar, die overeenkomen met de bekendeconjunctuurcycli van Kitchin (3–5 jaar) en Juglar (7–11 jaar). Deze zijn samengevoegd tot één cyclus met een periode van 4,4 jaar. Als twee cycli worden samengevoegd, is de periode van de samengevoegde cyclus gelijk aan die van de cyclus met de kleinste periode,in dit geval 4,4 jaar. Vervolgens is aangetoond dat er een Granger causale relatie bestaat tussen economische groei (conjunctuur) en werkloosheid, maar niet omgekeerd. Dat betekent dat economische groei goed bruikbaar is als voorspeller van werkloosheid, maar andersom niet. Op basis hiervan interpreteren we de cyclus met een periode van 4,4 jaar als de conjuncturele werkloosheid. Het logische gevolg daarvan is dat de trendcyclische component (TC) kan worden geïnterpreteerd als de conjunctuur gecorrigeerde werkloosheid. De derde cyclus, met een periode van 17,6 jaar, komt overeen met de cyclus van Kuznets (15–25 jaar). Deze wordt samengevoegd met de vierde cyclus van 75,1 jaar (enigszins vergelijkbaar met de Kondratieff) tot de lange cyclus Clang. De trend blijkteen constante te zijn over een periode van ruim 200 jaar (1800–2018). Hoewel dit een constante is over een lange periode, wordt deze hier niet geïnterpreteerd als natuurlijke werkloosheid.
Bij de logische decompositie sluit de verdeling van werkloosheid in een kwalitatieve (Q) en kwantitatieve (N) component aan bij de literatuur over marktimperfecties (Kuipers, 1978; Muysken, 1984; Erken, 2015). Om een goed beeld te hebben van wat marktimperfecties zijn, is het nodig om een definitie te geven van een perfecte markt. Als het model van volkomen concurrentie beschouwd wordt als een perfecte markt, dan zijn afwijkingen daarvan imperfecties. Het model kan worden samengevat in twee eigenschappen:flexibiliteit en eenheid, met corresponderende imperfecties rigiditeit en segmentatie. Simpel gezegd: omdat lonen star (rigide) zijn, en omdat arbeid heterogeen is (de markt is gesegmenteerd), is de arbeidsmarkt afwijkend van het model van volkomen concurrentie.Op basis van plausibele aannames kan aannemelijk worden gemaakt dat kwantitatieve werkloosheid wordt veroorzaakt door (loon) rigiditeit en kwalitatieve werkloosheid dooreen combinatie van rigiditeit en segmentatie. Deze analyse beperkt zich tot het zoeken van oorzaken op de arbeidsmarkt zelf. Daarnaast is het bekend dat bijvoorbeeld een crisis op de financiële markten ook een rol speelt bij het ontstaan van werkloosheid. Aangezien dit buiten de arbeidsmarkt plaatsvindt, is dit geen imperfectie van de arbeidsmarkt zelf en valt daarom buiten de logische analyse. Om een completer beeld te krijgen, moeten daarom ook beide analyses gecombineerd worden.
Bij de combinatie van beide decomposities wordt de statistische decompositie toegepast op de componenten van de logische decompositie. Daarmee worden componenten van werkloosheid verkregen die een combinatie van beide decomposities zijn. De namen van de componenten zijn zo gekozen dat beide decomposities daarin herkenbaar zijn, zie tabel 2.4.1.
Statistisch | Totaal | ||
---|---|---|---|
Logisch | Kwalitatieve conjunctuur- gecorrigeerde werkloosheid (Q_cg) | Kwalitatieve conjuncturele werkloosheid (Q_con) | Kwalitatieve werkloosheid (Q) |
Kwantitatieve conjunctuur- gecorrigeerde werkloosheid (N_cg) | Kwantitatieve conjuncturele werkloosheid (N_con) | Kwantitatieve werkloosheid (N) | |
Totaal | Conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid (CG) | Conjuncturele werkloosheid (Con) | Werkloosheid (U) |
Aangezien de componenten kunnen worden gerelateerd aan oorzaken van werkloosheid,kunnen op basis van deze indeling ook aanknopingspunten voor beleid worden gevonden.In het verleden is met name de volgende driedeling (zie ook Muysken, 1984) veel gebruikt:Werkloosheidspercentage (U) = Kwalitatieve conjunctuur gecorrigeerde werkloosheid (Q_cg) + Kwantitatieve conjunctuur gecorrigeerde werkloosheid (N_cg) + Conjuncturele werkloosheid (Con)
2.5 Mismatches
De kwalitatieve werkloosheid (Q) geeft een indruk van de kwalitatieve discrepanties (mismatches) tussen vraag en aanbod. Het is gebruikelijk om vervolgens met meer detail aan te geven om wat voor soort mismatches het gaat. In de literatuur (zie bijvoorbeeld Erken, 2015) worden met name mismatches op het gebied van opleiding, regio en sectoren informatie genoemd. Voor kwalitatieve discrepanties op het gebied van informatie wordt doorgaans de term frictiewerkloosheid gebruikt. Om een beeld te hebben van welk soort mismatch het meest voorkomt, is per dimensie een bepaald kengetal berekend. Dit kengetal is de variatiecoëfficiënt, een statistische maat voor variatie. Vervolgens wordt deze score omgerekend als een aandeel in de kwalitatieve werkloosheid.
3. Uitkomsten
In deze paragraaf worden de uitkomsten van de verschillende componenten gepresenteerd. Er wordt zowel gekeken naar het aandeel in de beroepsbevolking (in percentages), als naar de jaarlijkse procentuele groei van de componenten.
3.1 Conjunctuurgecorrigeerde en conjuncturele werkloosheid
De conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid (TC, de trendcyclische werkloosheid) bestaat uit
een trend (T) en een langcyclische component (Clang) (zie vergelijking 1 in paragraaf 2.2).
De trend is een horizontale lijn ter hoogte van 4,3 procent van de beroepsbevolking. De
langcyclische component heeft een lengte van 17,6 jaar. De cyclus van de conjuncturele
werkloosheid (Ckort) beslaat 4,4 jaar. De schattingen van de verschillende componenten zijn
voor de periode 1969-2018 weergegeven in figuur 3.1.1.
De conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid verliep sinds 1969 afwisselend stijgend (1969–1985), dalend (1986-2001), opnieuw stijgend (2002-2015) en weer dalend (2016-2018), waarbij het stijgingstempo het grootst was in de periode 1969–1985. De conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid is vanaf 1977, uitgezonderd 2001, groter dan de stabiele trend van 4,3 procent.
Perioden | Werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Conjuncturele werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Trend (% van beroepsbevolking) | Lange cyclus (% van beroepsbevolking) |
---|---|---|---|---|---|
1969 | 1,809458206 | 2,184110689 | -0,374652483 | 4,283105084 | -2,098994395 |
1970 | 1,609246909 | 2,271033696 | -0,661786787 | 4,283105084 | -2,012071387 |
1971 | 1,983689949 | 2,440716519 | -0,457026569 | 4,283105084 | -1,842388565 |
1972 | 2,918376737 | 2,759491512 | 0,158885225 | 4,283105084 | -1,523613572 |
1973 | 2,949125943 | 2,944126898 | 0,004999044 | 4,283105084 | -1,338978185 |
1974 | 3,349138417 | 3,253943946 | 0,095194471 | 4,283105084 | -1,029161138 |
1975 | 4,162117639 | 3,620850647 | 0,541266992 | 4,283105084 | -0,662254437 |
1976 | 4,618466214 | 3,979556324 | 0,638909891 | 4,283105084 | -0,30354876 |
1977 | 4,329935617 | 4,314762936 | 0,01517268 | 4,283105084 | 0,031657853 |
1978 | 4,425672448 | 4,799597002 | -0,373924554 | 4,283105084 | 0,516491919 |
1979 | 4,579144666 | 5,275292301 | -0,696147635 | 4,283105084 | 0,992187217 |
1980 | 4,518451696 | 5,63448772 | -1,116036024 | 4,283105084 | 1,351382636 |
1981 | 5,600019592 | 6,259031037 | -0,659011444 | 4,283105084 | 1,975925953 |
1982 | 7,422300343 | 6,944844813 | 0,477455529 | 4,283105084 | 2,66173973 |
1983 | 8,97498813 | 7,498497125 | 1,476491004 | 4,283105084 | 3,215392042 |
1984 | 8,833617577 | 7,707059276 | 1,126558301 | 4,283105084 | 3,423954193 |
1985 | 8,169613776 | 7,762330431 | 0,407283345 | 4,283105084 | 3,479225348 |
1986 | 7,512817407 | 7,65103359 | -0,138216182 | 4,283105084 | 3,367928506 |
1987 | 7,248029942 | 7,441831798 | -0,193801856 | 4,283105084 | 3,158726714 |
1988 | 7,250821238 | 7,218015836 | 0,032805402 | 4,283105084 | 2,934910752 |
1989 | 6,670365168 | 6,90612911 | -0,235763942 | 4,283105084 | 2,623024027 |
1990 | 6,07812554 | 6,690248304 | -0,612122764 | 4,283105084 | 2,40714322 |
1991 | 5,752441114 | 6,574512054 | -0,822070941 | 4,283105084 | 2,291406971 |
1992 | 5,774834214 | 6,49082311 | -0,715988896 | 4,283105084 | 2,207718026 |
1993 | 6,552708137 | 6,510092895 | 0,042615242 | 4,283105084 | 2,226987811 |
1994 | 7,264314522 | 6,438797053 | 0,825517469 | 4,283105084 | 2,155691969 |
1995 | 7,007494899 | 6,133449574 | 0,874045325 | 4,283105084 | 1,85034449 |
1996 | 6,519583017 | 5,77665476 | 0,742928257 | 4,283105084 | 1,493549676 |
1997 | 5,898564702 | 5,424857034 | 0,473707669 | 4,283105084 | 1,14175195 |
1998 | 4,71501155 | 4,982245029 | -0,267233479 | 4,283105084 | 0,699139945 |
1999 | 4,05639763 | 4,689298867 | -0,632901237 | 4,283105084 | 0,406193783 |
2000 | 3,619717539 | 4,459209479 | -0,83949194 | 4,283105084 | 0,176104395 |
2001 | 3,340543672 | 4,26553386 | -0,924990188 | 4,283105084 | -0,017571224 |
2002 | 3,85206691 | 4,28689509 | -0,43482818 | 4,283105084 | 0,003790007 |
2003 | 4,841667686 | 4,390389557 | 0,451278128 | 4,283105084 | 0,107284474 |
2004 | 5,664276164 | 4,476092713 | 1,188183451 | 4,283105084 | 0,192987629 |
2005 | 5,886601661 | 4,575541167 | 1,311060495 | 4,283105084 | 0,292436083 |
2006 | 5,013161043 | 4,613633018 | 0,399528025 | 4,283105084 | 0,330527935 |
2007 | 4,164711403 | 4,694207999 | -0,529496596 | 4,283105084 | 0,411102915 |
2008 | 3,653757492 | 4,732322959 | -1,078565467 | 4,283105084 | 0,449217875 |
2009 | 4,358270419 | 5,017610139 | -0,65933972 | 4,283105084 | 0,734505055 |
2010 | 4,992539883 | 5,273865386 | -0,281325503 | 4,283105084 | 0,990760303 |
2011 | 4,980491164 | 5,417389953 | -0,436898789 | 4,283105084 | 1,134284869 |
2012 | 5,822498587 | 5,732554972 | 0,089943615 | 4,283105084 | 1,449449888 |
2013 | 7,2590598 | 6,082957973 | 1,176101827 | 4,283105084 | 1,799852889 |
2014 | 7,437457742 | 6,205512896 | 1,231944845 | 4,283105084 | 1,922407813 |
2015 | 6,892680736 | 6,289439896 | 0,60324084 | 4,283105084 | 2,006334813 |
2016 | 6,017224024 | 6,2803473 | -0,263123276 | 4,283105084 | 1,997242217 |
2017 | 5,10549015 | 6,085862771 | -0,980372621 | 4,283105084 | 1,802757687 |
2018 | 3,8000 | 5,931873337 | -2,1319 | 4,283105084 | 1,648768253 |
Figuur 3.1.2 laat de afzonderlijke bijdragen zien van de conjunctuurgecorrigeerde en de conjuncturele werkloosheid aan de verandering van het werkloosheidspercentage. De berekeningsmethode is zodanig dat de relatieve veranderingen in beide componenten optellen tot de relatieve verandering van de werkloosheid.
Gedurende de periode 1969-2018 verliep een stijging c.q. daling van de totale werkloosheid in de meeste jaren parallel aan een stijging c.q. daling van de conjuncturele werkloosheid. De conjuncturele werkloosheid had in de meeste jaren ook de grootste bijdrage aan de toename c.q. afname van de werkloosheid. Een sterke bijdrage aan de stijging van de werkloosheid deed zich voor in 1973–1976 en 1978–1981 en 2009, terwijl in 1987, 1996 en 2001 de bijdrage aan de daling het hoogst was.
De stijging of daling van de conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid bleef in de meeste jaren tussen 1969 en 2018 niet alleen achter bij die van de conjuncturele werkloosheid, maar verliep in enkele van deze jaren ook in tegengestelde richting. Dit was bijvoorbeeld het geval in 1978 en 1979 toen bij een oplopende werkloosheid de conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid groeide, terwijl de conjuncturele werkloosheid kromp.
De periode 1973–1980 kenmerkte zich door structurele knelpunten op de arbeidsmarkt (Driehuis, 1986). Volgens Driehuis was sprake van een (stijgend) hardnekkig tekort aan banen in deze periode. Hij wijst in dit verband op de noodlijdende kapitaalintensieve bedrijfstakken, zoals de metaal (staalproductie), scheepsbouw, textiel en chemische industrie (Driehuis, 1979), die belangrijke delen van de productie naar het buitenland zagen vertrekken. De sluiting van de mijnen in Zuid-Limburg in het betreffende tijdvak past hier zeker ook bij.
Jaar | Werkloosheidspercentage (%-verandering t.o.v. voorgaande jaar) | Conjunctuurgecorrigeerd (%-verandering t.o.v. voorgaande jaar) | Conjunctureel (%-verandering t.o.v. voorgaande jaar) |
---|---|---|---|
1970 | -11,1 | 4,1 | -15,1 |
1971 | 23,3 | 7,4 | 15,8 |
1972 | 47,1 | 13,5 | 33,7 |
1973 | 1,1 | 6,6 | -5,6 |
1974 | 13,6 | 10,4 | 3,2 |
1975 | 24,3 | 27,2 | -2,9 |
1976 | 11,0 | 10,9 | 0,1 |
1977 | -6,2 | 8,5 | -14,7 |
1978 | 2,2 | 10,5 | -8,3 |
1979 | 3,5 | 9,4 | -5,9 |
1980 | -1,3 | 10,7 | -12,0 |
1981 | 23,9 | 18,8 | 5,1 |
1982 | 32,5 | 13,9 | 18,7 |
1983 | 20,9 | 7,8 | 13,1 |
1984 | -1,6 | 3,1 | -4,7 |
1985 | -7,5 | 4,6 | -12,1 |
1986 | -8,0 | 1,4 | -9,4 |
1987 | -3,5 | -2,8 | -0,8 |
1988 | 0,0 | -3,1 | 3,1 |
1989 | -8,0 | -3,9 | -4,1 |
1990 | -8,9 | -2,1 | -6,8 |
1991 | -5,4 | -1,7 | -3,7 |
1992 | 0,4 | -1,3 | 1,6 |
1993 | 13,5 | 5,3 | 8,2 |
1994 | 10,9 | -0,9 | 11,7 |
1995 | -3,5 | -4,2 | 0,7 |
1996 | -7,0 | -6,0 | -1,0 |
1997 | -9,5 | -0,6 | -8,9 |
1998 | -20,1 | 2,5 | -22,6 |
1999 | -14,0 | -0,3 | -13,7 |
2000 | -10,8 | -0,8 | -10,0 |
2001 | -7,7 | -4,4 | -3,3 |
2002 | 15,3 | 0,7 | 14,6 |
2003 | 25,7 | 2,5 | 23,2 |
2004 | 17,0 | 2,3 | 14,7 |
2005 | 3,9 | 2,3 | 1,6 |
2006 | -14,8 | 1,0 | -15,8 |
2007 | -16,9 | 2,2 | -19,1 |
2008 | -12,3 | 0,9 | -13,1 |
2009 | 19,3 | 22,3 | -3,0 |
2010 | 14,6 | 7,0 | 7,6 |
2011 | -0,2 | 2,9 | -3,2 |
2012 | 16,9 | 6,7 | 10,2 |
2013 | 24,7 | 6,1 | 18,5 |
2014 | 2,5 | 3,5 | -1,1 |
2015 | -7,3 | 2,6 | -10,0 |
2016 | -12,7 | 0,1 | -12,8 |
2017 | -15,2 | -1,4 | -13,7 |
2018 | -25,6 | -2,3 | -23,3 |
3.2 Kwalitatieve en kwantitatieve werkloosheid
Op basis van de logische decompositie zijn de kwalitatieve en kwantitatieve werkloosheid berekend. In figuur 3.2.1 worden de reeksen getoond. De kwantitatieve component is doorgaans dominant. Een uitzondering vormen de jaren 1969–1971, 1999–2001, 2007–2008 en 2018, toen ook de werkloosheid laag was. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat bij een lage werkloosheid duidelijk wordt dat een deel van de werkloze beroepsbevolking onvoldoende kwalificaties heeft voor de beschikbare banen. Als de werkloosheid hoog is, zijn er weinig vacatures, en blijft dat dus onzichtbaar. Men kan immers niet ongeschikt zijn voor banen die er niet zijn.
Perioden | Werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Kwalitatieve werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Kwantitatieve werkloosheid (% van beroepsbevolking) |
---|---|---|---|
1969 | 1,809458206 | 1,809458206 | |
1970 | 1,609246909 | 1,609246909 | |
1971 | 1,983689949 | 1,983689949 | |
1972 | 2,918376737 | 1,360024189 | 1,558352548 |
1973 | 2,949125943 | 1,434080025 | 1,515045917 |
1974 | 3,349138417 | 1,53235583 | 1,816782587 |
1975 | 4,162117639 | 1,056965279 | 3,10515236 |
1976 | 4,618466214 | 1,008899371 | 3,609566844 |
1977 | 4,329935617 | 1,196016906 | 3,133918711 |
1978 | 4,425672448 | 1,379247722 | 3,046424726 |
1979 | 4,579144666 | 1,482423415 | 3,09672125 |
1980 | 4,518451696 | 1,133632605 | 3,384819091 |
1981 | 5,600019592 | 0,590163984 | 5,009855608 |
1982 | 7,422300343 | 0,353450033 | 7,068850309 |
1983 | 8,97498813 | 0,363742545 | 8,611245585 |
1984 | 8,833617577 | 0,513567196 | 8,320050381 |
1985 | 8,169613776 | 0,868095466 | 7,30151831 |
1986 | 7,512817407 | 1,107708259 | 6,405109149 |
1987 | 7,248029942 | 1,093652507 | 6,154377434 |
1988 | 7,250821238 | 1,080920615 | 6,169900623 |
1989 | 6,670365168 | 1,256460398 | 5,41390477 |
1990 | 6,07812554 | 1,573997548 | 4,504127991 |
1991 | 5,752441114 | 1,327458373 | 4,42498274 |
1992 | 5,774834214 | 0,947460946 | 4,827373268 |
1993 | 6,552708137 | 0,53941029 | 6,013297847 |
1994 | 7,264314522 | 0,624629623 | 6,639684899 |
1995 | 7,007494899 | 0,861212861 | 6,146282038 |
1996 | 6,519583017 | 0,93352007 | 5,586062947 |
1997 | 5,898564702 | 1,231403902 | 4,667160801 |
1998 | 4,71501155 | 1,736605473 | 2,978406077 |
1999 | 4,05639763 | 2,16623321 | 1,89016442 |
2000 | 3,619717539 | 2,534237713 | 1,085479826 |
2001 | 3,340543672 | 2,445352413 | 0,895191259 |
2002 | 3,85206691 | 1,842426024 | 2,009640886 |
2003 | 4,841667686 | 1,34490769 | 3,496759995 |
2004 | 5,664276164 | 1,444025769 | 4,220250395 |
2005 | 5,886601661 | 1,808113639 | 4,078488022 |
2006 | 5,013161043 | 2,46829385 | 2,544867193 |
2007 | 4,164711403 | 2,81557954 | 1,349131863 |
2008 | 3,653757492 | 2,770862148 | 0,882895343 |
2009 | 4,358270419 | 1,640356898 | 2,717913521 |
2010 | 4,992539883 | 1,395615747 | 3,596924136 |
2011 | 4,980491164 | 1,520541657 | 3,459949507 |
2012 | 5,822498587 | 1,260599209 | 4,561899378 |
2013 | 7,2590598 | 1,066980815 | 6,192078986 |
2014 | 7,437457742 | 1,219292315 | 6,218165427 |
2015 | 6,892680736 | 1,455994612 | 5,436686125 |
2016 | 6,017224024 | 1,743652835 | 4,273571189 |
2017 | 5,10549015 | 2,338267863 | 2,767222287 |
2018 | 3,8000 | 2,695828571 | 1,1042 |
Voor de groeipercentages is dezelfde berekeningswijze toegepast als in paragraaf 3.1. Figuur 3.2.2 laat de afzonderlijke bijdragen zien van de kwantitatieve en de kwalitatieve werkloosheid aan de verandering van het werkloosheidspercentage. In de meeste jaren verliep de totale werkloosheid en de kwantitatieve werkloosheid parallel aan elkaar, terwijl de kwalitatieve werkloosheid een tegengesteld verloop kende. Duidelijk te zien is dat de pieken (en dalen) in de verandering van de kwantitatieve werkloosheid doorgaans samenvallen met pieken (en dalen) in de verandering van de totale werkloosheid. In 1981 en 1982 is de piek in de stijging van de kwantitatieve werkloosheid het hoogst, in die jaren is ook de daling in de kwalitatieve werkloosheid erg groot.
Jaar | Werkloosheidspercentage (%-verandering t.o.v. voorgaande jaar) | Kwalitatief (%-verandering t.o.v. voorgaande jaar) | Kwantitatief (%-verandering t.o.v. voorgaande jaar) |
---|---|---|---|
1970 | -11,1 | -10,2 | -0,9 |
1971 | 23,3 | -13,1 | 36,4 |
1972 | 47,1 | -2,1 | 49,2 |
1973 | 1,1 | 5,7 | -4,7 |
1974 | 13,6 | 6,9 | 6,7 |
1975 | 24,3 | -33,8 | 58,1 |
1976 | 11,0 | -4,3 | 15,3 |
1977 | -6,2 | 20,6 | -26,8 |
1978 | 2,2 | 19,9 | -17,7 |
1979 | 3,5 | 9,5 | -6,1 |
1980 | -1,3 | -25,0 | 23,7 |
1981 | 23,9 | -53,5 | 77,5 |
1982 | 32,5 | -42,9 | 75,4 |
1983 | 20,9 | 3,0 | 17,9 |
1984 | -1,6 | 39,1 | -40,6 |
1985 | -7,5 | 61,5 | -69,1 |
1986 | -8,0 | 25,9 | -34,0 |
1987 | -3,5 | -0,6 | -2,9 |
1988 | 0,0 | -0,9 | 1,0 |
1989 | -8,0 | 15,8 | -23,9 |
1990 | -8,9 | 24,1 | -33,0 |
1991 | -5,4 | -16,1 | 10,7 |
1992 | 0,4 | -28,2 | 28,6 |
1993 | 13,5 | -48,2 | 61,7 |
1994 | 10,9 | 15,3 | -4,5 |
1995 | -3,5 | 36,6 | -40,1 |
1996 | -7,0 | 8,9 | -15,9 |
1997 | -9,5 | 29,7 | -39,2 |
1998 | -20,1 | 37,6 | -57,7 |
1999 | -14,0 | 23,5 | -37,5 |
2000 | -10,8 | 16,9 | -27,7 |
2001 | -7,7 | -1,5 | -6,2 |
2002 | 15,3 | -22,9 | 38,2 |
2003 | 25,7 | -27,0 | 52,7 |
2004 | 17,0 | 7,3 | 9,7 |
2005 | 3,9 | 25,8 | -21,9 |
2006 | -14,8 | 38,2 | -53,0 |
2007 | -16,9 | 16,4 | -33,4 |
2008 | -12,3 | -1,5 | -10,8 |
2009 | 19,3 | -46,1 | 65,4 |
2010 | 14,6 | -15,5 | 30,1 |
2011 | -0,2 | 8,8 | -9,0 |
2012 | 16,9 | -17,7 | 34,6 |
2013 | 24,7 | -15,1 | 39,8 |
2014 | 2,5 | 14,3 | -11,8 |
2015 | -7,3 | 18,6 | -25,9 |
2016 | -12,7 | 19,1 | -31,8 |
2017 | -15,2 | 32,0 | -47,2 |
2018 | -25,6 | 25,8 | -51,3 |
3.3 De matrix van componenten van werkloosheid
In deze paragraaf wordt ingegaan op de componenten die berekend zijn door de beide decomposities met elkaar te combineren. In paragraaf 3.3.1 is gekeken naar de conjunctuurgecorrigeerde componenten in relatie tot de totale conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid. Dezelfde aanpak wordt in paragraaf 3.3.2 toegepast voor de conjuncturele componenten. Tot slot worden de vier componenten van het binnenwerk in de matrix in relatie tot de werkloosheid getoond in paragraaf 3.3.3.
3.3.1 Kwalitatieve en kwantitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid
De lange cyclus van de kwalitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid heeft een lengte van 15,2 jaar, en die periode geldt ook voor de kwantitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid. De uitkomsten voor de kwalitatieve en kwantitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid zijn in figuur 3.3.1.1 voor de periode 1969–2018 samen met die van de totale conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid weergegeven.
Uit het verloop van de kwantitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid valt het
belang van het tekort aan banen in de loop van de tijd af te leiden. De ontwikkeling
volgt die van de conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid. De periode 1969–1984 wordt
gekenmerkt door een voortdurende stijging van kwantitatieve werkloosheid, hetzelfde
geldt voor de periode 2004–2013. De bevindingen voor de zeventiger jaren zijn conform
die van Driehuis (1979). Deze concludeerde toen dat er sprake was van een structureel
tekort aan banen.
De kwalitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid verloopt tegengesteld aan die
van de conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid. De kwalitatieve component was in de
periode 2001–2007 naar verhouding hoog (2 procent of hoger), ook als aandeel van
de conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid. Blijkbaar kwam het toen naar verhouding
vaak voor dat niet aan de gevraagde kwalificaties kon worden voldaan om de
openstaande vacatures te vervullen. Alleen in de periode 1969–1975 was het aandeel
van de kwalitatieve component in de conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid groter.
De daling van de kwalitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid die vanaf 2006
inzette, versnelde in 2009 door de economische crisis. Daarna bleef de kwalitatieve
conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid tot 2013 vrijwel gelijk om vanaf 2014 weer te
stijgen. Het relatief hoge niveau van 2 procent werd toen weer bereikt.
Het tegengestelde verloop van beide indicatoren kan op twee verschillende manieren
worden verklaard. Volgens de eerste redenering wordt bij een voortdurende afname
van de werkloosheid de krapte op de arbeidsmarkt steeds groter. Het wordt dan
steeds lastiger om geschikte mensen te vinden voor het stijgend aantal vacatures: de
kwantitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid neemt af, maar de kwalitatieve
conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid neemt toe. Bij een aanhoudende stijging van de
werkloosheid geldt het omgekeerde. Terwijl de kwantitatieve conjunctuurgecorrigeerde
werkloosheid groeit, wordt het tegelijkertijd gemakkelijker om geschikte mensen te vinden
voor een vacature, waardoor de kwalitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid juist
kleiner wordt.
Volgens de tweede redenering worden werkgevers in geval van een voortdurende afname
van de werkloosheid minder selectief zodat de conjunctuurgecorrigeerde kwalitatieve
werkloosheid slinkt. Bij een stijgende werkloosheid zullen werkgevers weer selectiever
worden en loopt de kwalitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid op.
Jaar | Werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Kwalitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Kwantitieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid (% van beroepsbevolking) |
---|---|---|---|---|
1969 | 1,809458206 | 2,184110689 | 1,546218687 | 0,637892002 |
1970 | 1,609246909 | 2,271033696 | 1,630829425 | 0,640204271 |
1971 | 1,983689949 | 2,440716519 | 1,679922733 | 0,760793786 |
1972 | 2,918376737 | 2,759491512 | 1,697095546 | 1,062395966 |
1973 | 2,949125943 | 2,944126898 | 1,641793039 | 1,30233386 |
1974 | 3,349138417 | 3,253943946 | 1,636055241 | 1,617888705 |
1975 | 4,162117639 | 3,620850647 | 1,335662296 | 2,285188351 |
1976 | 4,618466214 | 3,979556324 | 1,24364918 | 2,735907144 |
1977 | 4,329935617 | 4,314762936 | 1,156974353 | 3,157788584 |
1978 | 4,425672448 | 4,799597002 | 1,00493113 | 3,794665873 |
1979 | 4,579144666 | 5,275292301 | 0,905711911 | 4,36958039 |
1980 | 4,518451696 | 5,63448772 | 0,817334144 | 4,817153576 |
1981 | 5,600019592 | 6,259031037 | 0,707909485 | 5,551121552 |
1982 | 7,422300343 | 6,944844813 | 0,654807584 | 6,290037229 |
1983 | 8,97498813 | 7,498497125 | 0,686088288 | 6,812408837 |
1984 | 8,833617577 | 7,707059276 | 0,727983805 | 6,979075471 |
1985 | 8,169613776 | 7,762330431 | 0,842143904 | 6,920186528 |
1986 | 7,512817407 | 7,65103359 | 0,937653292 | 6,713380298 |
1987 | 7,248029942 | 7,441831798 | 1,005032414 | 6,436799384 |
1988 | 7,250821238 | 7,218015836 | 1,047598706 | 6,17041713 |
1989 | 6,670365168 | 6,90612911 | 1,078225086 | 5,827904025 |
1990 | 6,07812554 | 6,690248304 | 1,147414668 | 5,542833636 |
1991 | 5,752441114 | 6,574512054 | 1,113822672 | 5,460689382 |
1992 | 5,774834214 | 6,49082311 | 1,129150271 | 5,361672839 |
1993 | 6,552708137 | 6,510092895 | 0,957835607 | 5,552257287 |
1994 | 7,264314522 | 6,438797053 | 0,997903304 | 5,440893749 |
1995 | 7,007494899 | 6,133449574 | 1,035832263 | 5,09761731 |
1996 | 6,519583017 | 5,77665476 | 0,995513922 | 4,781140837 |
1997 | 5,898564702 | 5,424857034 | 1,138081477 | 4,286775556 |
1998 | 4,71501155 | 4,982245029 | 1,377248869 | 3,60499616 |
1999 | 4,05639763 | 4,689298867 | 1,587144594 | 3,102154273 |
2000 | 3,619717539 | 4,459209479 | 1,844448984 | 2,614760495 |
2001 | 3,340543672 | 4,26553386 | 2,0867067 | 2,178827159 |
2002 | 3,85206691 | 4,28689509 | 2,211459049 | 2,075436041 |
2003 | 4,841667686 | 4,390389557 | 2,211085885 | 2,179303672 |
2004 | 5,664276164 | 4,476092713 | 2,347704493 | 2,12838822 |
2005 | 5,886601661 | 4,575541167 | 2,29904774 | 2,276493427 |
2006 | 5,013161043 | 4,613633018 | 2,209409124 | 2,404223894 |
2007 | 4,164711403 | 4,694207999 | 2,009870747 | 2,684337252 |
2008 | 3,653757492 | 4,732322959 | 1,932380441 | 2,799942518 |
2009 | 4,358270419 | 5,017610139 | 1,521337905 | 3,496272234 |
2010 | 4,992539883 | 5,273865386 | 1,423187256 | 3,850678131 |
2011 | 4,980491164 | 5,417389953 | 1,484764354 | 3,932625599 |
2012 | 5,822498587 | 5,732554972 | 1,425421172 | 4,3071338 |
2013 | 7,2590598 | 6,082957973 | 1,446412594 | 4,636545378 |
2014 | 7,437457742 | 6,205512896 | 1,648839019 | 4,556673878 |
2015 | 6,892680736 | 6,289439896 | 1,796262967 | 4,493176929 |
2016 | 6,017224024 | 6,2803473 | 1,871653586 | 4,408693714 |
2017 | 5,10549015 | 6,085862771 | 2,037274534 | 4,048588237 |
2018 | 3,8000 | 5,931873337 | 2,099010344 | 3,8329 |
De bijdragen van de kwalitatieve en kwantitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid in de ontwikkeling van het conjunctuurgecorrigeerd werkloosheidspercentage zijn weergegeven in figuur 3.3.1.2. Deze zijn op dezelfde manier berekend als in figuur 3.1.2 de bijdragen van de conjunctuurgecorrigeerde en conjuncturele werkloosheid aan de verandering van het werkloosheidspercentage.
Met uitzondering van enkele jaren zijn de bijdragen van de kwalitatieve en kwantitatieve conjunctuurgecorrigeerde componenten in de periode 1970-2018 tegengesteld aan elkaar. Grote veranderingen in de (conjunctuurgecorrigeerde) werkloosheid gaan vaak samen met grote tegengestelde bijdragen van beide componenten.
Vanaf begin jaren zeventig tot begin jaren tachtiger, toen de conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid voortdurend steeg, nam de kwantitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid steeds sterk toe, terwijl de kwalitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid juist afnam. In deze periode werd het structurele karakter van het tekort aan beschikbare banen bijzonder duidelijk zichtbaar. In 2009 in het begin van de economische crisis ging de forse groei van de conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid gepaard met zowel een grote toename van de kwantitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid als een scherpe afname van de kwalitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid.
Jaar | Conjunctuurgecorrigeerd werkloosheidspercentage (%-verandering t.o.v. voorgaande jaar) | Kwalitatief conjunctuurgecorrigeerd (%-verandering t.o.v. voorgaande jaar) | Kwantitatief conjunctuurgecorrigeerd (%-verandering t.o.v. voorgaande jaar) |
---|---|---|---|
1970 | 4,1 | 5,5 | -1,5 |
1971 | 7,4 | 3,1 | 4,3 |
1972 | 13,5 | 1,0 | 12,4 |
1973 | 6,6 | -3,4 | 10,0 |
1974 | 10,4 | -0,4 | 10,7 |
1975 | 27,2 | -17,2 | 44,3 |
1976 | 10,9 | -7,3 | 18,2 |
1977 | 8,5 | -7,4 | 15,8 |
1978 | 10,5 | -14,3 | 24,8 |
1979 | 9,4 | -10,8 | 20,2 |
1980 | 10,7 | -9,8 | 20,5 |
1981 | 18,8 | -13,5 | 32,3 |
1982 | 13,9 | -7,9 | 21,8 |
1983 | 7,8 | 5,0 | 2,8 |
1984 | 3,1 | 6,6 | -3,5 |
1985 | 4,6 | 17,6 | -13,1 |
1986 | 1,4 | 12,7 | -11,3 |
1987 | -2,8 | 7,3 | -10,0 |
1988 | -3,1 | 4,3 | -7,4 |
1989 | -3,9 | 3,1 | -7,0 |
1990 | -2,1 | 6,9 | -8,9 |
1991 | -1,7 | -3,0 | 1,3 |
1992 | -1,3 | 1,4 | -2,7 |
1993 | 5,3 | -14,8 | 20,1 |
1994 | -0,9 | 4,5 | -5,3 |
1995 | -4,2 | 4,0 | -8,2 |
1996 | -6,0 | -4,1 | -1,9 |
1997 | -0,6 | 16,1 | -16,7 |
1998 | 2,5 | 24,2 | -21,7 |
1999 | -0,3 | 16,7 | -17,0 |
2000 | -0,8 | 16,7 | -17,5 |
2001 | -4,4 | 12,6 | -17,0 |
2002 | 0,7 | 6,0 | -5,3 |
2003 | 2,5 | 0,0 | 2,5 |
2004 | 2,3 | 6,4 | -4,1 |
2005 | 2,3 | -2,1 | 4,4 |
2006 | 1,0 | -4,0 | 5,0 |
2007 | 2,2 | -9,5 | 11,7 |
2008 | 0,9 | -4,0 | 4,9 |
2009 | 22,3 | -19,4 | 41,7 |
2010 | 7,0 | -6,4 | 13,4 |
2011 | 2,9 | 4,6 | -1,6 |
2012 | 6,7 | -4,1 | 10,8 |
2013 | 6,1 | 1,5 | 4,6 |
2014 | 3,5 | 14,4 | -10,9 |
2015 | 2,6 | 9,6 | -7,0 |
2016 | 0,1 | 4,4 | -4,2 |
2017 | -1,4 | 9,4 | -10,8 |
2018 | -2,3 | 3,0 | -5,3 |
3.3.2 Kwalitatieve en kwantitatieve conjuncturele werkloosheid
De kwalitatieve conjuncturele werkloosheid doorloopt een cyclus met een lengte van
5,6 jaar, hetzelfde geldt voor de cyclus van de kwantitatieve conjuncturele werkloosheid,
als gevolg van de berekeningswijze in formule (6).
In figuren 3.3.2.1 en 3.3.2.2 is te zien dat de kwalitatieve conjuncturele werkloosheid voor
bijna alle jaren tegengesteld verloopt aan de (kwantitatieve) conjuncturele werkloosheid.
Deze tegengestelde ontwikkeling van de kwalitatieve en de kwalitatieve werkloosheid
is vergelijkbaar met die bij de conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid (paragraaf 3.3.1).
Hieruit kan geconcludeerd worden dat het voor het patroon van de kwalitatieve- en
kwantitatieve werkloosheid niet zo veel uitmaakt of sprake is van een lang aanhoudende
of een korter aanhoudende werkloosheidsstijging of -daling. Daarnaast valt op dat
de kwantitatieve conjuncturele werkloosheid bijna in omvang gelijk is aan de totale
conjuncturele werkloosheid. Dit komt doordat conjuncturele werkloosheid met name
gekarakteriseerd wordt door een kwantitatief tekort aan banen.
Jaar | Conjuncturele werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Kwalitatieve conjuncturele werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Kwantitatieve conjuncturele werkloosheid (% van beroepsbevolking) |
---|---|---|---|
1969 | -0,374652483 | 0,263239519 | -0,637892002 |
1970 | -0,661786787 | -0,021582516 | -0,640204271 |
1971 | -0,457026569 | 0,303767217 | -0,760793786 |
1972 | 0,158885225 | -0,337071357 | 0,495956582 |
1973 | 0,004999044 | -0,207713013 | 0,212712058 |
1974 | 0,095194471 | -0,10369941 | 0,198893881 |
1975 | 0,541266992 | -0,278697017 | 0,819964009 |
1976 | 0,638909891 | -0,234749809 | 0,8736597 |
1977 | 0,01517268 | 0,039042553 | -0,023869873 |
1978 | -0,373924554 | 0,374316593 | -0,748241147 |
1979 | -0,696147635 | 0,576711504 | -1,272859139 |
1980 | -1,116036024 | 0,316298461 | -1,432334485 |
1981 | -0,659011444 | -0,117745501 | -0,541265943 |
1982 | 0,477455529 | -0,301357551 | 0,77881308 |
1983 | 1,476491004 | -0,322345743 | 1,798836748 |
1984 | 1,126558301 | -0,214416609 | 1,34097491 |
1985 | 0,407283345 | 0,025951563 | 0,381331782 |
1986 | -0,138216182 | 0,170054967 | -0,308271149 |
1987 | -0,193801856 | 0,088620093 | -0,282421949 |
1988 | 0,032805402 | 0,03332191 | -0,000516507 |
1989 | -0,235763942 | 0,178235313 | -0,413999255 |
1990 | -0,612122764 | 0,42658288 | -1,038705644 |
1991 | -0,822070941 | 0,213635701 | -1,035706642 |
1992 | -0,715988896 | -0,181689325 | -0,53429957 |
1993 | 0,042615242 | -0,418425317 | 0,461040559 |
1994 | 0,825517469 | -0,373273681 | 1,19879115 |
1995 | 0,874045325 | -0,174619403 | 1,048664728 |
1996 | 0,742928257 | -0,061993853 | 0,80492211 |
1997 | 0,473707669 | 0,093322425 | 0,380385244 |
1998 | -0,267233479 | 0,359356604 | -0,626590083 |
1999 | -0,632901237 | 0,579088617 | -1,211989854 |
2000 | -0,83949194 | 0,689788729 | -1,529280669 |
2001 | -0,924990188 | 0,358645713 | -1,283635901 |
2002 | -0,43482818 | -0,369033025 | -0,065795155 |
2003 | 0,451278128 | -0,866178195 | 1,317456323 |
2004 | 1,188183451 | -0,903678724 | 2,091862175 |
2005 | 1,311060495 | -0,4909341 | 1,801994595 |
2006 | 0,399528025 | 0,258884726 | 0,140643299 |
2007 | -0,529496596 | 0,805708793 | -1,335205389 |
2008 | -1,078565467 | 0,838481707 | -1,917047174 |
2009 | -0,65933972 | 0,119018993 | -0,778358713 |
2010 | -0,281325503 | -0,027571509 | -0,253753994 |
2011 | -0,436898789 | 0,035777304 | -0,472676093 |
2012 | 0,089943615 | -0,164821963 | 0,254765578 |
2013 | 1,176101827 | -0,37943178 | 1,555533607 |
2014 | 1,231944845 | -0,429546704 | 1,661491549 |
2015 | 0,60324084 | -0,340268356 | 0,943509196 |
2016 | -0,263123276 | -0,128000751 | -0,135122525 |
2017 | -0,980372621 | 0,30099333 | -1,28136595 |
2018 | -2,1319 | 0,596818227 | -2,7287 |
Jaar | Conjuncturele werkloosheidspercentage (%-verandering t.o.v. voorgaande jaar) | Kwalitatief conjunctureel (%-verandering t.o.v. voorgaande jaar) | Kwantitatief conjunctureel (%-verandering t.o.v. voorgaande jaar) |
---|---|---|---|
1970 | -15,1 | -15,7 | 0,6 |
1971 | 15,8 | -16,2 | 32,1 |
1972 | 33,7 | -3,1 | 36,8 |
1973 | -5,6 | 9,1 | -14,7 |
1974 | 3,2 | 7,2 | -4,0 |
1975 | -2,9 | -16,7 | 13,8 |
1976 | 0,1 | 3,0 | -2,9 |
1977 | -14,7 | 27,9 | -42,6 |
1978 | -8,3 | 34,2 | -42,6 |
1979 | -5,9 | 20,3 | -26,2 |
1980 | -12,0 | -15,3 | 3,3 |
1981 | 5,1 | -40,0 | 45,1 |
1982 | 18,7 | -35,0 | 53,7 |
1983 | 13,1 | -2,0 | 15,1 |
1984 | -4,7 | 32,4 | -37,1 |
1985 | -12,1 | 43,9 | -56,0 |
1986 | -9,4 | 13,2 | -22,6 |
1987 | -0,8 | -7,9 | 7,2 |
1988 | 3,1 | -5,3 | 8,4 |
1989 | -4,1 | 12,8 | -16,9 |
1990 | -6,8 | 17,3 | -24,1 |
1991 | -3,7 | -13,0 | 9,4 |
1992 | 1,6 | -29,6 | 31,3 |
1993 | 8,2 | -33,4 | 41,6 |
1994 | 11,7 | 10,9 | 0,9 |
1995 | 0,7 | 32,6 | -31,9 |
1996 | -1,0 | 13,0 | -14,0 |
1997 | -8,9 | 13,6 | -22,5 |
1998 | -22,6 | 13,4 | -36,0 |
1999 | -13,7 | 6,8 | -20,4 |
2000 | -10,0 | 0,2 | -10,2 |
2001 | -3,3 | -14,1 | 10,8 |
2002 | 14,6 | -28,9 | 43,5 |
2003 | 23,2 | -27,0 | 50,2 |
2004 | 14,7 | 0,9 | 13,8 |
2005 | 1,6 | 27,9 | -26,3 |
2006 | -15,8 | 42,2 | -58,0 |
2007 | -19,1 | 25,9 | -45,0 |
2008 | -13,1 | 2,5 | -15,7 |
2009 | -3,0 | -26,7 | 23,6 |
2010 | 7,6 | -9,1 | 16,7 |
2011 | -3,2 | 4,2 | -7,4 |
2012 | 10,2 | -13,6 | 23,8 |
2013 | 18,5 | -16,6 | 35,2 |
2014 | -1,1 | -0,1 | -0,9 |
2015 | -10,0 | 8,9 | -18,9 |
2016 | -12,8 | 14,8 | -27,6 |
2017 | -13,7 | 22,7 | -36,4 |
2018 | -23,3 | 22,7 | -46,0 |
3.3.3 Een overzicht van het binnenwerk van de matrix
In figuur 3.3.3.1 is het verloop van de samengestelde componenten in de werkloosheid gerelateerd aan de totale werkloosheid. De kwantitatieve conjunctuurgecorrigeerde component domineert de ontwikkeling van de werkloosheid, daarna volgt de kwalitatieve conjunctuurgecorrigeerde component; de conjuncturele componenten wisselen elkaar op de derde en vierde plaats af.
Jaar | Werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Kwalitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Kwalitatieve conjuncturele werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Kwantitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Kwantitatieve conjuncturele werkloosheid (% van beroepsbevolking) |
---|---|---|---|---|---|
1969 | 1,809458206 | 1,546218687 | 0,263239519 | 0,637892002 | -0,637892002 |
1970 | 1,609246909 | 1,630829425 | -0,021582516 | 0,640204271 | -0,640204271 |
1971 | 1,983689949 | 1,679922733 | 0,303767217 | 0,760793786 | -0,760793786 |
1972 | 2,918376737 | 1,697095546 | -0,337071357 | 1,062395966 | 0,495956582 |
1973 | 2,949125943 | 1,641793039 | -0,207713013 | 1,30233386 | 0,212712058 |
1974 | 3,349138417 | 1,636055241 | -0,10369941 | 1,617888705 | 0,198893881 |
1975 | 4,162117639 | 1,335662296 | -0,278697017 | 2,285188351 | 0,819964009 |
1976 | 4,618466214 | 1,24364918 | -0,234749809 | 2,735907144 | 0,8736597 |
1977 | 4,329935617 | 1,156974353 | 0,039042553 | 3,157788584 | -0,023869873 |
1978 | 4,425672448 | 1,00493113 | 0,374316593 | 3,794665873 | -0,748241147 |
1979 | 4,579144666 | 0,905711911 | 0,576711504 | 4,36958039 | -1,272859139 |
1980 | 4,518451696 | 0,817334144 | 0,316298461 | 4,817153576 | -1,432334485 |
1981 | 5,600019592 | 0,707909485 | -0,117745501 | 5,551121552 | -0,541265943 |
1982 | 7,422300343 | 0,654807584 | -0,301357551 | 6,290037229 | 0,77881308 |
1983 | 8,97498813 | 0,686088288 | -0,322345743 | 6,812408837 | 1,798836748 |
1984 | 8,833617577 | 0,727983805 | -0,214416609 | 6,979075471 | 1,34097491 |
1985 | 8,169613776 | 0,842143904 | 0,025951563 | 6,920186528 | 0,381331782 |
1986 | 7,512817407 | 0,937653292 | 0,170054967 | 6,713380298 | -0,308271149 |
1987 | 7,248029942 | 1,005032414 | 0,088620093 | 6,436799384 | -0,282421949 |
1988 | 7,250821238 | 1,047598706 | 0,03332191 | 6,17041713 | -0,000516507 |
1989 | 6,670365168 | 1,078225086 | 0,178235313 | 5,827904025 | -0,413999255 |
1990 | 6,07812554 | 1,147414668 | 0,42658288 | 5,542833636 | -1,038705644 |
1991 | 5,752441114 | 1,113822672 | 0,213635701 | 5,460689382 | -1,035706642 |
1992 | 5,774834214 | 1,129150271 | -0,181689325 | 5,361672839 | -0,53429957 |
1993 | 6,552708137 | 0,957835607 | -0,418425317 | 5,552257287 | 0,461040559 |
1994 | 7,264314522 | 0,997903304 | -0,373273681 | 5,440893749 | 1,19879115 |
1995 | 7,007494899 | 1,035832263 | -0,174619403 | 5,09761731 | 1,048664728 |
1996 | 6,519583017 | 0,995513922 | -0,061993853 | 4,781140837 | 0,80492211 |
1997 | 5,898564702 | 1,138081477 | 0,093322425 | 4,286775556 | 0,380385244 |
1998 | 4,71501155 | 1,377248869 | 0,359356604 | 3,60499616 | -0,626590083 |
1999 | 4,05639763 | 1,587144594 | 0,579088617 | 3,102154273 | -1,211989854 |
2000 | 3,619717539 | 1,844448984 | 0,689788729 | 2,614760495 | -1,529280669 |
2001 | 3,340543672 | 2,0867067 | 0,358645713 | 2,178827159 | -1,283635901 |
2002 | 3,85206691 | 2,211459049 | -0,369033025 | 2,075436041 | -0,065795155 |
2003 | 4,841667686 | 2,211085885 | -0,866178195 | 2,179303672 | 1,317456323 |
2004 | 5,664276164 | 2,347704493 | -0,903678724 | 2,12838822 | 2,091862175 |
2005 | 5,886601661 | 2,29904774 | -0,4909341 | 2,276493427 | 1,801994595 |
2006 | 5,013161043 | 2,209409124 | 0,258884726 | 2,404223894 | 0,140643299 |
2007 | 4,164711403 | 2,009870747 | 0,805708793 | 2,684337252 | -1,335205389 |
2008 | 3,653757492 | 1,932380441 | 0,838481707 | 2,799942518 | -1,917047174 |
2009 | 4,358270419 | 1,521337905 | 0,119018993 | 3,496272234 | -0,778358713 |
2010 | 4,992539883 | 1,423187256 | -0,027571509 | 3,850678131 | -0,253753994 |
2011 | 4,980491164 | 1,484764354 | 0,035777304 | 3,932625599 | -0,472676093 |
2012 | 5,822498587 | 1,425421172 | -0,164821963 | 4,3071338 | 0,254765578 |
2013 | 7,2590598 | 1,446412594 | -0,37943178 | 4,636545378 | 1,555533607 |
2014 | 7,437457742 | 1,648839019 | -0,429546704 | 4,556673878 | 1,661491549 |
2015 | 6,892680736 | 1,796262967 | -0,340268356 | 4,493176929 | 0,943509196 |
2016 | 6,017224024 | 1,871653586 | -0,128000751 | 4,408693714 | -0,135122525 |
2017 | 5,10549015 | 2,037274534 | 0,30099333 | 4,048588237 | -1,28136595 |
2018 | 3,8000 | 2,099010344 | 0,596818227 | 3,8329 | -2,7287 |
Figuur 3.3.3.2 laat zien dat de pieken (en dalen) in de verandering van de kwantitatieve conjuncturele werkloosheid doorgaans samengaan met pieken (en dalen) in de verandering van de totale werkloosheid. De kwantitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid speelt van alle componenten de belangrijkste rol in de toename van de werkloosheid vanaf begin jaren zeventiger tot begin jaren tachtiger.
Jaar | Werkloosheidspercentage (%-verandering t.o.v. voorgaande jaar) | Kwalitatief conjunctuurgecorrigeerd (%-verandering t.o.v. voorgaande jaar) | Kwalitatief conjunctureel (%-verandering t.o.v. voorgaande jaar) | Kwantitatief conjunctuurgecorrigeerd (%-verandering t.o.v. voorgaande jaar) | Kwantitatief conjunctureel (%-verandering t.o.v. voorgaande jaar) |
---|---|---|---|---|---|
1970 | -11,1 | 5,5 | -15,7 | -1,5 | 0,6 |
1971 | 23,3 | 3,1 | -16,2 | 4,3 | 32,1 |
1972 | 47,1 | 1,0 | -3,1 | 12,4 | 36,8 |
1973 | 1,1 | -3,4 | 9,1 | 10,0 | -14,7 |
1974 | 13,6 | -0,4 | 7,2 | 10,7 | -4,0 |
1975 | 24,3 | -17,2 | -16,7 | 44,3 | 13,8 |
1976 | 11,0 | -7,3 | 3,0 | 18,2 | -2,9 |
1977 | -6,2 | -7,4 | 27,9 | 15,8 | -42,6 |
1978 | 2,2 | -14,3 | 34,2 | 24,8 | -42,6 |
1979 | 3,5 | -10,8 | 20,3 | 20,2 | -26,2 |
1980 | -1,3 | -9,8 | -15,3 | 20,5 | 3,3 |
1981 | 23,9 | -13,5 | -40,0 | 32,3 | 45,1 |
1982 | 32,5 | -7,9 | -35,0 | 21,8 | 53,7 |
1983 | 20,9 | 5,0 | -2,0 | 2,8 | 15,1 |
1984 | -1,6 | 6,6 | 32,4 | -3,5 | -37,1 |
1985 | -7,5 | 17,6 | 43,9 | -13,1 | -56,0 |
1986 | -8,0 | 12,7 | 13,2 | -11,3 | -22,6 |
1987 | -3,5 | 7,3 | -7,9 | -10,0 | 7,2 |
1988 | 0,0 | 4,3 | -5,3 | -7,4 | 8,4 |
1989 | -8,0 | 3,1 | 12,8 | -7,0 | -16,9 |
1990 | -8,9 | 6,9 | 17,3 | -8,9 | -24,1 |
1991 | -5,4 | -3,0 | -13,0 | 1,3 | 9,4 |
1992 | 0,4 | 1,4 | -29,6 | -2,7 | 31,3 |
1993 | 13,5 | -14,8 | -33,4 | 20,1 | 41,6 |
1994 | 10,9 | 4,5 | 10,9 | -5,3 | 0,9 |
1995 | -3,5 | 4,0 | 32,6 | -8,2 | -31,9 |
1996 | -7,0 | -4,1 | 13,0 | -1,9 | -14,0 |
1997 | -9,5 | 16,1 | 13,6 | -16,7 | -22,5 |
1998 | -20,1 | 24,2 | 13,4 | -21,7 | -36,0 |
1999 | -14,0 | 16,7 | 6,8 | -17,0 | -20,4 |
2000 | -10,8 | 16,7 | 0,2 | -17,5 | -10,2 |
2001 | -7,7 | 12,6 | -14,1 | -17,0 | 10,8 |
2002 | 15,3 | 6,0 | -28,9 | -5,3 | 43,5 |
2003 | 25,7 | 0,0 | -27,0 | 2,5 | 50,2 |
2004 | 17,0 | 6,4 | 0,9 | -4,1 | 13,8 |
2005 | 3,9 | -2,1 | 27,9 | 4,4 | -26,3 |
2006 | -14,8 | -4,0 | 42,2 | 5,0 | -58,0 |
2007 | -16,9 | -9,5 | 25,9 | 11,7 | -45,0 |
2008 | -12,3 | -4,0 | 2,5 | 4,9 | -15,7 |
2009 | 19,3 | -19,4 | -26,7 | 41,7 | 23,6 |
2010 | 14,6 | -6,4 | -9,1 | 13,4 | 16,7 |
2011 | -0,2 | 4,6 | 4,2 | -1,6 | -7,4 |
2012 | 16,9 | -4,1 | -13,6 | 10,8 | 23,8 |
2013 | 24,7 | 1,5 | -16,6 | 4,6 | 35,2 |
2014 | 2,5 | 14,4 | -0,1 | -10,9 | -0,9 |
2015 | -7,3 | 9,6 | 8,9 | -7,0 | -18,9 |
2016 | -12,7 | 4,4 | 14,8 | -4,2 | -27,6 |
2017 | -15,2 | 9,4 | 22,7 | -10,8 | -36,4 |
2018 | -25,6 | 3,0 | 22,7 | -5,3 | -46,0 |
3.4 Mismatches
Om meer inzicht te geven in de aard van de kwalitatieve werkloosheid is tot slot nagegaan welk soort kwalitatieve discrepantie (mismatch) hieraan het meest bijdraagt (zie Lodder, 2017a). Dat is onderzocht aan de hand van de variatie in de werkloosheid naar onderwijsniveau, regio, bedrijfstak en informatie (frictiewerkloosheid). Hierover konden gegevens worden samengesteld vanaf het verslagjaar 2003.Vanaf 2006 leverde de frictiewerkloosheid de grootste bijdrage aan de kwalitatieve werkloosheid. Alleen in de periode 2003–2005 overheerste de mismatch in de opleidingscomponent. De bijdrage van de regionale en sectorale mismatch is in de hele onderzoeksperiode relatief klein.
Informatie (frictiewerkloosheid) (% van beroepsbevolking) | Opleidingsniveau (% van beroepsbevolking) | Sector (% van beroepsbevolking) | Regio (% van beroepsbevolking) | |
---|---|---|---|---|
2003 | 0,242218482 | 0,655287318 | 0,327643659 | 0,119758232 |
2004 | 0,187944481 | 0,739914993 | 0,369957497 | 0,146208798 |
2005 | 0,472720025 | 0,763111339 | 0,381555669 | 0,190726606 |
2006 | 1,162316377 | 0,771889174 | 0,385944587 | 0,148143711 |
2007 | 1,530277855 | 0,75317338 | 0,37658669 | 0,155541615 |
2008 | 1,58956891 | 0,706030889 | 0,353015444 | 0,122246906 |
2009 | 0,652178787 | 0,576738571 | 0,288369286 | 0,123070254 |
2010 | 0,58542598 | 0,481343354 | 0,240671677 | 0,088174736 |
2011 | 0,994050646 | 0,304324885 | 0,152162443 | 0,070003683 |
2012 | 1,028264496 | 0,130684512 | 0,065342256 | 0,036307944 |
2013 | 0,738309009 | 0,190905484 | 0,095452742 | 0,042313579 |
2014 | 0,667663731 | 0,317246674 | 0,158623337 | 0,075758573 |
2015 | 0,880032146 | 0,330151039 | 0,16507552 | 0,080735907 |
2016 | 1,213963335 | 0,293607312 | 0,146803656 | 0,089278531 |
4. Vergelijking met economische benaderingen
4.1 Vergelijking met de neoklassieke traditie
Op basis van figuur 4.1 kunnen de uitkomsten voor de conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid met die van de NAIRU worden vergeleken. Het blijkt dat het verloop van beide indicatoren behalve in de jaren 2006 en 2007 vrijwel identiek is en dat bovendien de niveauverschillen gering zijn. Daarbij moet wel vermeld worden dat de OECD-cijfers van het werkloosheidspercentage voor de periode 1969–2002 niet exact overeenkomen met de cijfers die het CBS publiceert, van 2003–2017 komen deze wel overeen. Omdat het werkloosheidspercentage een rol speelt in de berekening van de NAIRU en de conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid kunnen hierdoor verschillen ontstaan. Wel zijn er conceptuele verschillen. Zo is bij de conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid gecorrigeerd voor conjunctuurschommelingen, terwijl bij de NAIRU is gecorrigeerd voor veranderingen in de inflatie.
Jaar | Werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid (% van beroepsbevolking) | NAIRU (OECD) (% van beroepsbevolking) |
---|---|---|---|
1969 | 1,809458206 | 2,184110689 | 2,68 |
1970 | 1,609246909 | 2,271033696 | 2,92 |
1971 | 1,983689949 | 2,440716519 | 3,12 |
1972 | 2,918376737 | 2,759491512 | 3,28 |
1973 | 2,949125943 | 2,944126898 | 3,48 |
1974 | 3,349138417 | 3,253943946 | 3,72 |
1975 | 4,162117639 | 3,620850647 | 3,86 |
1976 | 4,618466214 | 3,979556324 | 4,07 |
1977 | 4,329935617 | 4,314762936 | 4,38 |
1978 | 4,425672448 | 4,799597002 | 4,83 |
1979 | 4,579144666 | 5,275292301 | 5,34 |
1980 | 4,518451696 | 5,63448772 | 5,89 |
1981 | 5,600019592 | 6,259031037 | 6,56 |
1982 | 7,422300343 | 6,944844813 | 7,26 |
1983 | 8,97498813 | 7,498497125 | 7,89 |
1984 | 8,833617577 | 7,707059276 | 8,22 |
1985 | 8,169613776 | 7,762330431 | 8,281 |
1986 | 7,512817407 | 7,65103359 | 8,243 |
1987 | 7,248029942 | 7,441831798 | 8,148 |
1988 | 7,250821238 | 7,218015836 | 7,989 |
1989 | 6,670365168 | 6,90612911 | 7,761 |
1990 | 6,07812554 | 6,690248304 | 7,529 |
1991 | 5,752441114 | 6,574512054 | 7,306 |
1992 | 5,774834214 | 6,49082311 | 7,107 |
1993 | 6,552708137 | 6,510092895 | 6,988 |
1994 | 7,264314522 | 6,438797053 | 6,867 |
1995 | 7,007494899 | 6,133449574 | 6,678 |
1996 | 6,519583017 | 5,77665476 | 6,374 |
1997 | 5,898564702 | 5,424857034 | 5,998 |
1998 | 4,71501155 | 4,982245029 | 5,609 |
1999 | 4,05639763 | 4,689298867 | 5,19 |
2000 | 3,619717539 | 4,459209479 | 4,911 |
2001 | 3,340543672 | 4,26553386 | 4,746 |
2002 | 3,85206691 | 4,28689509 | 4,739 |
2003 | 4,841667686 | 4,390389557 | 4,829 |
2004 | 5,664276164 | 4,476092713 | 4,92 |
2005 | 5,886601661 | 4,575541167 | 4,956 |
2006 | 5,013161043 | 4,613633018 | 4,906 |
2007 | 4,164711403 | 4,694207999 | 4,856 |
2008 | 3,653757492 | 4,732322959 | 4,873 |
2009 | 4,358270419 | 5,017610139 | 5,011 |
2010 | 4,992539883 | 5,273865386 | 5,217 |
2011 | 4,980491164 | 5,417389953 | 5,445 |
2012 | 5,822498587 | 5,732554972 | 5,708 |
2013 | 7,2590598 | 6,082957973 | 5,956 |
2014 | 7,437457742 | 6,205512896 | 6,078 |
2015 | 6,892680736 | 6,289439896 | 6,078 |
2016 | 6,017224024 | 6,2803473 | 5,998 |
2017 | 5,10549015 | 6,085862771 | 5,7 |
2018 | 3,8 | 5,931873337 | 5,3 |
Bron: CBS, OECD |
4.2 Vergelijking met de neokeynesiaanse traditie
De kwalitatieve conjunctuurgecorrigeerde en kwantitatieve conjunctuurgecorrigeerde componenten zijn qua concepten vergelijkbaar met die in de neokeynesiaanse traditie, maar de uitkomsten zijn verschillend. Dit heeft ermee te maken dat de conjuncturele werkloosheid bij bijvoorbeeld Muysken (1984) en Van den Berg (1982) nog een stijgende trend bevat, die in de statistische benadering eruit is gehaald (‘detrending’). Voor een feitelijke vergelijking met de cijfers voor de periode waarvoor een vergelijking mogelijk was (1969–1983) wordt verwezen naar Lodder (2017a). De overeenstemming in concepten komt tot uitdrukking in formule (6). De uitkomsten hiervoor bij de statistische benadering wordt getoond in figuur 4.2.1.
Jaar | Werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Kwalitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Kwantitatieve conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid (% van beroepsbevolking) | Conjuncturele werkloosheid (% van beroepsbevolking) |
---|---|---|---|---|---|
1969 | 1,809458206 | 2,184110689 | 1,546218687 | 0,637892002 | -0,374652483 |
1970 | 1,609246909 | 2,271033696 | 1,630829425 | 0,640204271 | -0,661786787 |
1971 | 1,983689949 | 2,440716519 | 1,679922733 | 0,760793786 | -0,457026569 |
1972 | 2,918376737 | 2,759491512 | 1,697095546 | 1,062395966 | 0,158885225 |
1973 | 2,949125943 | 2,944126898 | 1,641793039 | 1,30233386 | 0,004999044 |
1974 | 3,349138417 | 3,253943946 | 1,636055241 | 1,617888705 | 0,095194471 |
1975 | 4,162117639 | 3,620850647 | 1,335662296 | 2,285188351 | 0,541266992 |
1976 | 4,618466214 | 3,979556324 | 1,24364918 | 2,735907144 | 0,638909891 |
1977 | 4,329935617 | 4,314762936 | 1,156974353 | 3,157788584 | 0,01517268 |
1978 | 4,425672448 | 4,799597002 | 1,00493113 | 3,794665873 | -0,373924554 |
1979 | 4,579144666 | 5,275292301 | 0,905711911 | 4,36958039 | -0,696147635 |
1980 | 4,518451696 | 5,63448772 | 0,817334144 | 4,817153576 | -1,116036024 |
1981 | 5,600019592 | 6,259031037 | 0,707909485 | 5,551121552 | -0,659011444 |
1982 | 7,422300343 | 6,944844813 | 0,654807584 | 6,290037229 | 0,477455529 |
1983 | 8,97498813 | 7,498497125 | 0,686088288 | 6,812408837 | 1,476491004 |
1984 | 8,833617577 | 7,707059276 | 0,727983805 | 6,979075471 | 1,126558301 |
1985 | 8,169613776 | 7,762330431 | 0,842143904 | 6,920186528 | 0,407283345 |
1986 | 7,512817407 | 7,65103359 | 0,937653292 | 6,713380298 | -0,138216182 |
1987 | 7,248029942 | 7,441831798 | 1,005032414 | 6,436799384 | -0,193801856 |
1988 | 7,250821238 | 7,218015836 | 1,047598706 | 6,17041713 | 0,032805402 |
1989 | 6,670365168 | 6,90612911 | 1,078225086 | 5,827904025 | -0,235763942 |
1990 | 6,07812554 | 6,690248304 | 1,147414668 | 5,542833636 | -0,612122764 |
1991 | 5,752441114 | 6,574512054 | 1,113822672 | 5,460689382 | -0,822070941 |
1992 | 5,774834214 | 6,49082311 | 1,129150271 | 5,361672839 | -0,715988896 |
1993 | 6,552708137 | 6,510092895 | 0,957835607 | 5,552257287 | 0,042615242 |
1994 | 7,264314522 | 6,438797053 | 0,997903304 | 5,440893749 | 0,825517469 |
1995 | 7,007494899 | 6,133449574 | 1,035832263 | 5,09761731 | 0,874045325 |
1996 | 6,519583017 | 5,77665476 | 0,995513922 | 4,781140837 | 0,742928257 |
1997 | 5,898564702 | 5,424857034 | 1,138081477 | 4,286775556 | 0,473707669 |
1998 | 4,71501155 | 4,982245029 | 1,377248869 | 3,60499616 | -0,267233479 |
1999 | 4,05639763 | 4,689298867 | 1,587144594 | 3,102154273 | -0,632901237 |
2000 | 3,619717539 | 4,459209479 | 1,844448984 | 2,614760495 | -0,83949194 |
2001 | 3,340543672 | 4,26553386 | 2,0867067 | 2,178827159 | -0,924990188 |
2002 | 3,85206691 | 4,28689509 | 2,211459049 | 2,075436041 | -0,43482818 |
2003 | 4,841667686 | 4,390389557 | 2,211085885 | 2,179303672 | 0,451278128 |
2004 | 5,664276164 | 4,476092713 | 2,347704493 | 2,12838822 | 1,188183451 |
2005 | 5,886601661 | 4,575541167 | 2,29904774 | 2,276493427 | 1,311060495 |
2006 | 5,013161043 | 4,613633018 | 2,209409124 | 2,404223894 | 0,399528025 |
2007 | 4,164711403 | 4,694207999 | 2,009870747 | 2,684337252 | -0,529496596 |
2008 | 3,653757492 | 4,732322959 | 1,932380441 | 2,799942518 | -1,078565467 |
2009 | 4,358270419 | 5,017610139 | 1,521337905 | 3,496272234 | -0,65933972 |
2010 | 4,992539883 | 5,273865386 | 1,423187256 | 3,850678131 | -0,281325503 |
2011 | 4,980491164 | 5,417389953 | 1,484764354 | 3,932625599 | -0,436898789 |
2012 | 5,822498587 | 5,732554972 | 1,425421172 | 4,3071338 | 0,089943615 |
2013 | 7,2590598 | 6,082957973 | 1,446412594 | 4,636545378 | 1,176101827 |
2014 | 7,437457742 | 6,205512896 | 1,648839019 | 4,556673878 | 1,231944845 |
2015 | 6,892680736 | 6,289439896 | 1,796262967 | 4,493176929 | 0,60324084 |
2016 | 6,017224024 | 6,2803473 | 1,871653586 | 4,408693714 | -0,263123276 |
2017 | 5,10549015 | 6,085862771 | 2,037274534 | 4,048588237 | -0,980372621 |
2018 | 3,8000 | 5,931873337 | 2,099010344 | 3,8329 | -2,1319 |
2019 |
5. Conclusies
In dit artikel staan de componenten van werkloosheid volgens een nieuwe binnen
het CBS ontwikkelde statistische methode centraal. Volgens deze methode worden
componenten van werkloosheid samengesteld vanuit een statistische basis, in plaats
van een economische basis. Terwijl in de economische – dit wil zeggen de neoklassieke
en de neokeynesiaanse – benaderingen zoals die in de wetenschappelijke literatuur te
vinden zijn, de theorie het vertrekpunt vormt en wordt toegewerkt naar het schatten van
een model met data, wordt in de statistische benadering de route andersom genomen.
Begonnen wordt met data en vervolgens wordt naar een interpretatie toegewerkt.
De statistische benadering komt tot concepten van enerzijds de conjuncturele en
conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid en anderzijds van de kwalitatieve en kwantitatieve
werkloosheid. Van de diverse combinaties zijn schattingen gepresenteerd.
De interpretatie die wordt gegeven aan de diverse componenten laat zien dat de
statistische decompositie raakvlakken heeft met de neoklassieke traditie en de logische
decompositie met de neokeynesiaanse traditie. De conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid
is qua uitkomsten goed vergelijkbaar met de NAIRU uit de neoklassieke traditie, maar
er zijn wel conceptuele verschillen. Zo is bij de conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid
gecorrigeerd voor conjunctuurschommelingen, terwijl bij de NAIRU is gecorrigeerd
voor veranderingen in de inflatie. De conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid is geen
evenwichtswerkloosheid, omdat vraag en aanbod niet met elkaar in evenwicht zijn. De
kwalitatieve en kwantitatieve componenten zijn qua concepten vergelijkbaar met de
neokeynesiaanse traditie, maar de uitkomsten zijn verschillend.
De cijfermatige uitkomsten van de statistische analyse in dit artikel kunnen als volgt
worden samengevat:
1. De kwantitatieve conjunctuurgecorrigeerde component van de werkloosheid is het meest
bepalend geweest voor de ontwikkeling van de werkloosheid in de periode 1969–2018,
gevolgd door de kwalitatieve conjunctuurgecorrigeerde component. De conjuncturele
componenten hebben aanzienlijk minder bijgedragen aan de werkloosheid.
2. Sinds 2006 leverde de frictiewerkloosheid de grootste bijdrage aan de kwalitatieve
werkloosheid. In de periode 2003–2005 was de variatie in de opleidingscomponent het
meest bepalend. De variatie in de regionale component is gering.
De statistische analyse van componenten van werkloosheid biedt mogelijk aanknopingspunten voor beleid. Voor het arbeidsmarktbeleid kunnen de resultaten van deze analyse
een relevante aanvulling zijn op de reguliere (seizoen- en niet-seizoengecorrigeerde)
maand- en kwartaalcijfers van de werkloosheid. Kwalitatieve werkloosheid vereist
immers een andere aanpak dan kwantitatieve werkloosheid. Het ligt voor de hand dat
het versterken van het arbeidsaanbod de kwalitatieve werkloosheid vermindert, terwijl
het versterken van de vraagkant, door het creëren van arbeidsplaatsen, de kwantitatieve
werkloosheid verlaagt.
De methode en resultaten in dit artikel maken deel uit van een lopend onderzoeksproject en dragen een voorlopig karakter. Na afronding van het project wordt besloten of en in welke vorm het CBS regulier gaat publiceren over de componenten van werkloosheid.
Referenties
Berg, D.J. van den (1982). Specification and estimation of the unemployment-vacancy curve in the period 1957–1979. Economist, Volume 130, Issue 3.
Bierings, H. (1996). Mismatches on the Labour Market and Structural Unemployment. RUL, Maastricht.
Brakel, J. van den, en S. Krieg (2010). Schatten van maandcijfers over de beroepsbevolking. CBS.
Driehuis, W. (1979). Werkloosheid als object van macro-economisch onderzoek. Beleid en Maatschappij 1979.
Driehuis, W. (1986). Unemployment in the Netherlands, 1960–1983. Economica, 53, pp. 297–312.
Erken, H., E. van Loon, W. Verbeek (2015). Mismatch on the Dutch labour market in the Great Recession. CPB Discussion Paper 303. CPB, Den Haag.
Gechert, S., K. Rietzler, S. Tober (2015). The European Commission’s New NAIRU: Does it deliver? IMK.
Guichard, S., en E. Rusticelli (2011). Reassessing the NAIRU after the crisis. OECD Economics, WP, N. 918. OECD, Parijs.
Kuipers, S.K., en F.H. Buddenberg (1978). Unemployment on Account of Market Imperfections in the Netherlands since the Second World War. De Economist 126, 390–412 (1978).
Logeay, C., en S. Tober (2004). Explaining the time-varying Nairu in the Euro Area. Eurostat, Luxemburg.
Lunsing, H. (2011). Potentiële groei en evenwichtswerkloosheid. CPB, Den Haag. Muysken, J. (1984). Structurele en conjuncturele werkloosheid, Maandschrift Economie, jg. 48.
Lodder, B. (2017a). Components of Unemployment. CBS discussion paper, 2017/23 (pdf).
Lodder, B. (2017b). Componenten van werkloosheid. NAD-paper. NAD, Utrecht.
Lodder, B. (2019a). Conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid. CBS discussion paper.
Lodder, B. (2019b). Componenten van werkloosheid - Methodologie en interpretatie. CBS paper.
Turner, D., L. Boone, C. Giorno, M. Meacci, D. Rae en P. Richardson (2001). Estimating the structural rate of unemployment for the OECD countries. OECD Economic Studies No. 33, 2001/II (pdf).
Tabellenbijlage
CG | Con | U | Q | N | |
---|---|---|---|---|---|
Conjunctuurgecorrigeerde werkloosheid | Conjuncturele werkloosheid | Werkloosheid | Kwalitatieve werkloosheid | Kwantitatieve werkloosheid | |
% van beroepsbevolking | |||||
1969 | 2,2 | -0,4 | 1,8 | 1,8 | 0,0 |
1970 | 2,3 | -0,7 | 1,6 | 1,6 | 0,0 |
1971 | 2,4 | -0,5 | 2,0 | 2,0 | 0,0 |
1972 | 2,8 | 0,2 | 2,9 | 1,4 | 1,6 |
1973 | 2,9 | 0,0 | 2,9 | 1,4 | 1,5 |
1974 | 3,3 | 0,1 | 3,3 | 1,5 | 1,8 |
1975 | 3,6 | 0,5 | 4,2 | 1,1 | 3,1 |
1976 | 4,0 | 0,6 | 4,6 | 1,0 | 3,6 |
1977 | 4,3 | 0,0 | 4,3 | 1,2 | 3,1 |
1978 | 4,8 | -0,4 | 4,4 | 1,4 | 3,0 |
1979 | 5,3 | -0,7 | 4,6 | 1,5 | 3,1 |
1980 | 5,6 | -1,1 | 4,5 | 1,1 | 3,4 |
1981 | 6,3 | -0,7 | 5,6 | 0,6 | 5,0 |
1982 | 6,9 | 0,5 | 7,4 | 0,4 | 7,1 |
1983 | 7,5 | 1,5 | 9,0 | 0,4 | 8,6 |
1984 | 7,7 | 1,1 | 8,8 | 0,5 | 8,3 |
1985 | 7,8 | 0,4 | 8,2 | 0,9 | 7,3 |
1986 | 7,7 | -0,1 | 7,5 | 1,1 | 6,4 |
1987 | 7,4 | -0,2 | 7,2 | 1,1 | 6,2 |
1988 | 7,2 | 0,0 | 7,3 | 1,1 | 6,2 |
1989 | 6,9 | -0,2 | 6,7 | 1,3 | 5,4 |
1990 | 6,7 | -0,6 | 6,1 | 1,6 | 4,5 |
1991 | 6,6 | -0,8 | 5,8 | 1,3 | 4,4 |
1992 | 6,5 | -0,7 | 5,8 | 0,9 | 4,8 |
1993 | 6,5 | 0,0 | 6,6 | 0,5 | 6,0 |
1994 | 6,4 | 0,8 | 7,3 | 0,6 | 6,6 |
1995 | 6,1 | 0,9 | 7,0 | 0,9 | 6,1 |
1996 | 5,8 | 0,7 | 6,5 | 0,9 | 5,6 |
1997 | 5,4 | 0,5 | 5,9 | 1,2 | 4,7 |
1998 | 5,0 | -0,3 | 4,7 | 1,7 | 3,0 |
1999 | 4,7 | -0,6 | 4,1 | 2,2 | 1,9 |
2000 | 4,5 | -0,8 | 3,6 | 2,5 | 1,1 |
2001 | 4,3 | -0,9 | 3,3 | 2,4 | 0,9 |
2002 | 4,3 | -0,4 | 3,9 | 1,8 | 2,0 |
2003 | 4,4 | 0,5 | 4,8 | 1,3 | 3,5 |
2004 | 4,5 | 1,2 | 5,7 | 1,4 | 4,2 |
2005 | 4,6 | 1,3 | 5,9 | 1,8 | 4,1 |
2006 | 4,6 | 0,4 | 5,0 | 2,5 | 2,5 |
2007 | 4,7 | -0,5 | 4,2 | 2,8 | 1,3 |
2008 | 4,7 | -1,1 | 3,7 | 2,8 | 0,9 |
2009 | 5,0 | -0,7 | 4,4 | 1,6 | 2,7 |
2010 | 5,3 | -0,3 | 5,0 | 1,4 | 3,6 |
2011 | 5,4 | -0,4 | 5,0 | 1,5 | 3,5 |
2012 | 5,7 | 0,1 | 5,8 | 1,3 | 4,6 |
2013 | 6,1 | 1,2 | 7,3 | 1,1 | 6,2 |
2014 | 6,2 | 1,2 | 7,4 | 1,2 | 6,2 |
2015 | 6,3 | 0,6 | 6,9 | 1,5 | 5,4 |
2016 | 6,3 | -0,3 | 6,0 | 1,7 | 4,3 |
2017 | 6,1 | -1,0 | 5,1 | 2,3 | 2,8 |
Q_cg | Q_con | N_cg | N_con | U | |
---|---|---|---|---|---|
Kwalitatieve conjunctuur- gecorrigeerde werkloosheid | Kwalitatieve conjuncturele werkloosheid | Kwantitatieve conjunctuur- gecorrigeerde werkloosheid | Kwantitatieve conjuncturele werkloosheid | Werkloosheid | |
% van beroepsbevolking | |||||
1969 | 1,5 | 0,3 | 0,6 | -0,6 | 1,8 |
1970 | 1,6 | 0,0 | 0,6 | -0,6 | 1,6 |
1971 | 1,7 | 0,3 | 0,8 | -0,8 | 2,0 |
1972 | 1,7 | -0,3 | 1,1 | 0,5 | 2,9 |
1973 | 1,6 | -0,2 | 1,3 | 0,2 | 2,9 |
1974 | 1,6 | -0,1 | 1,6 | 0,2 | 3,3 |
1975 | 1,3 | -0,3 | 2,3 | 0,8 | 4,2 |
1976 | 1,2 | -0,2 | 2,7 | 0,9 | 4,6 |
1977 | 1,2 | 0,0 | 3,2 | 0,0 | 4,3 |
1978 | 1,0 | 0,4 | 3,8 | -0,7 | 4,4 |
1979 | 0,9 | 0,6 | 4,4 | -1,3 | 4,6 |
1980 | 0,8 | 0,3 | 4,8 | -1,4 | 4,5 |
1981 | 0,7 | -0,1 | 5,6 | -0,5 | 5,6 |
1982 | 0,7 | -0,3 | 6,3 | 0,8 | 7,4 |
1983 | 0,7 | -0,3 | 6,8 | 1,8 | 9,0 |
1984 | 0,7 | -0,2 | 7,0 | 1,3 | 8,8 |
1985 | 0,8 | 0,0 | 6,9 | 0,4 | 8,2 |
1986 | 0,9 | 0,2 | 6,7 | -0,3 | 7,5 |
1987 | 1,0 | 0,1 | 6,4 | -0,3 | 7,2 |
1988 | 1,0 | 0,0 | 6,2 | 0,0 | 7,3 |
1989 | 1,1 | 0,2 | 5,8 | -0,4 | 6,7 |
1990 | 1,1 | 0,4 | 5,5 | -1,0 | 6,1 |
1991 | 1,1 | 0,2 | 5,5 | -1,0 | 5,8 |
1992 | 1,1 | -0,2 | 5,4 | -0,5 | 5,8 |
1993 | 1,0 | -0,4 | 5,6 | 0,5 | 6,6 |
1994 | 1,0 | -0,4 | 5,4 | 1,2 | 7,3 |
1995 | 1,0 | -0,2 | 5,1 | 1,0 | 7,0 |
1996 | 1,0 | -0,1 | 4,8 | 0,8 | 6,5 |
1997 | 1,1 | 0,1 | 4,3 | 0,4 | 5,9 |
1998 | 1,4 | 0,4 | 3,6 | -0,6 | 4,7 |
1999 | 1,6 | 0,6 | 3,1 | -1,2 | 4,1 |
2000 | 1,8 | 0,7 | 2,6 | -1,5 | 3,6 |
2001 | 2,1 | 0,4 | 2,2 | -1,3 | 3,3 |
2002 | 2,2 | -0,4 | 2,1 | -0,1 | 3,9 |
2003 | 2,2 | -0,9 | 2,2 | 1,3 | 4,8 |
2004 | 2,3 | -0,9 | 2,1 | 2,1 | 5,7 |
2005 | 2,3 | -0,5 | 2,3 | 1,8 | 5,9 |
2006 | 2,2 | 0,3 | 2,4 | 0,1 | 5,0 |
2007 | 2,0 | 0,8 | 2,7 | -1,3 | 4,2 |
2008 | 1,9 | 0,8 | 2,8 | -1,9 | 3,7 |
2009 | 1,5 | 0,1 | 3,5 | -0,8 | 4,4 |
2010 | 1,4 | 0,0 | 3,9 | -0,3 | 5,0 |
2011 | 1,5 | 0,0 | 3,9 | -0,5 | 5,0 |
2012 | 1,4 | -0,2 | 4,3 | 0,3 | 5,8 |
2013 | 1,4 | -0,4 | 4,6 | 1,6 | 7,3 |
2014 | 1,6 | -0,4 | 4,6 | 1,7 | 7,4 |
2015 | 1,8 | -0,3 | 4,5 | 0,9 | 6,9 |
2016 | 1,9 | -0,1 | 4,4 | -0,1 | 6,0 |
2017 | 2,0 | 0,3 | 4,0 | -1,3 | 5,1 |
2018 | 2,1 | 0,6 | 3,8 | -2,7 | 3,8 |