5. Toekomstige ontwikkeling van de bevolking
5.1 Bevolking groeit
Net als in de Bevolkingsprognose 2017–2060 en de Kernprognose 2019–2060 wordt verwacht dat het aantal overledenen gaat toenemen. Dit is het gevolg van een toenemend aantal ouderen. Na de verhoogde sterfte vanwege corona in 2020 tot en met 2022, loopt het aantal overledenen naar verwachting op van 159 duizend in 2023 tot 209 duizend rond 2055. Op de lange termijn is het aantal overledenen nagenoeg gelijk aan het aantal overleden volgens de Kernprognose 2019–2060.In 2021 ligt het aantal geboorten 16 duizend lager volgens de Bevolkingsprognose 2020–2070 dan in de Bevolkingsprognose 2017–2060 en 11 duizend lager dan in de Kernprognose 2019–2060. Ook in de jaren daarna is het aantal geboorten iets lager. Vanaf 2029 is het aantal levend geboren kinderen juist hoger. Hoewel de vruchtbaarheidsveronderstellingen naar beneden zijn aangepast, stijgt het aantal geboorten toch. Dit komt doordat de verwachtingen voor de immigratie naar boven zijn bijgesteld. Met meer immigranten zijn er ook meer vrouwen van rond de dertig jaar van wie een deel in Nederland kinderen zal krijgen.
De veronderstellingen in de Bevolkingsprognose 2020–2070 van het aantal immigranten leiden op korte termijn tot een lager aantal immigranten ten opzichte van de Kernprognose 2019–2060. In 2021 bedraagt het verschil 43 duizend en daarna loopt het af tot 4 duizend in 2025. Vanaf 2030 is het verschil ruim 5 duizend per jaar. Op de lange termijn immigreren naar verwachting ongeveer 293 duizend immigranten per jaar. De cijfers betreffen geen puntschattingen: ze zijn een inschatting van het niveau waaromheen de immigratie, onder meer als gevolg van de economische conjunctuur en internationale conflicten, zal schommelen.
De kleine verschillen op de lange termijn tussen de Bevolkingsprognose 2020–2070 en de Kernprognose 2019–2060 komen doordat er nu meer waarneemcijfers beschikbaar zijn en doordat meer gedetailleerde modellen zijn gebruikt om de aantallen immigranten in de toekomst te schatten (zie paragraaf 3.4). In de Bevolkingsprognose 2020–2070 worden wel duidelijk meer immigranten verwacht dan in de Bevolkingsprognose 2017–2060. Hier spelen ontwikkelingen zoals de Brexit een rol, net als de voortdurend stijgende trend in bijvoorbeeld de immigratie uit andere Europese landen.
Het aantal voorziene emigranten is op de korte en lange termijn lager dan in de Kernprognose 2019–2060. Het totaal aantal emigranten stijgt na een daling in 2020 (152 duizend) naar 234 duizend in 2030.
De natuurlijke aanwas, het aantal levend geboren kinderen minus het aantal overledenen, is tot 2040 positief. Ook na 2060 is de natuurlijke aanwas naar verwachting positief. Vooral in de eerstkomende jaren is de natuurlijke aanwas lager dan in de Kernprognose 2019–2060 omdat er naar verwachting minder kinderen worden geboren.
Het migratiesaldo, het aantal immigranten minus het aantal emigranten, bereikt na een dieptepunt in 2020 van 59 duizend, het hoogste punt in 2022 met 97 duizend. Daarna wordt een daling voorzien. Voor de lange termijn wordt uitgegaan van een migratiesaldo van gemiddeld 52 duizend per jaar, 11 duizend hoger dan volgens de Kernprognose 2019–2060.
Voor 2020 wordt een bevolkingsgroei van 63 duizend voorzien, 73 duizend minder dan in de Kernprognose 2019–2060 werd verwacht. Daarna wordt het verschil tussen de Kernprognose 2019–2060 en de Bevolkingsprognose 2020–2070 kleiner. Vanaf 2024 is de bevolkingsgroei volgens de Bevolkingsprognose 2020–2070 hoger. Vanaf 2023 daalt de bevolkingsgroei volgens de Bevolkingsprognose 2020–2070 tot een minimum van 31 duizend begin 2050, waarna de groei weer zal toenemen.
5.2 Bevolking wordt ouder
De bijstellingen in de Bevolkingsprognose 2020–2070 hebben tot gevolg dat Nederland tot 2038 volgens de nieuwe berekeningen minder inwoners zal hebben dan eerder werd verwacht (zie paragraaf 2). In 2060 ligt het inwonertal 279 duizend hoger dan volgens de Kernprognose 2019–2060.Het aantal inwoners jonger dan 20 jaar neemt na een kleine daling toe tot 4,1 miljoen rond 2045. Daarna zet weer een kleine daling in, gevolgd door een stijging. Vanwege de bijgestelde geboorte- en immigratieveronderstellingen ligt het aantal kinderen lager dan in de Kernprognose 2019–2060, vooral gedurende de eerste twintig jaar van de prognose.
Voor 20- tot 65-jarigen wordt onder invloed van de corona-epidemie (minder migratie) tussen 2020 en 2027 maar een beperkte toename voorzien. Daarna zet een daling in tot 10,2 miljoen in 2038. Na 2038 zet een stijging in. Tot 2030 is het aantal 20- tot 65-jarigen lager dan in de Kernprognose 2019–2060 werd verwacht. Daarna is het aantal in de Bevolkingsprognose 2020–2070 hoger, tot 296 duizend in 2060.
Het aantal 65-plussers loopt naar verwachting op van 3,5 miljoen eind 2020 naar 4,8 miljoen rond 2040. Vergeleken met de Kernprognose 2019–2060 voorziet de Bevolkingsprognose 2020–2070 maximaal 41 duizend minder 65-plussers rond diezelfde periode.
5.3 Bevolking wordt diverser
De bevolking met een Nederlandse achtergrond zal volgens de Bevolkingsprognose 2020–2070 afnemen van 13,2 miljoen eind 2020 naar 11,8 miljoen in 2070. Het aantal inwoners met een migratieachtergrond stijgt naar verwachting van 4,2 miljoen nu naar 8,7 miljoen in 2070.Het aantal mensen met een Nederlandse achtergrond is in 2060 naar verwachting 181 duizend lager dan was voorspeld in de Bevolkingsprognose 2017–2060. Het aantal mensen met een migratieachtergrond is in 2060 bijna 1,6 miljoen hoger dan in de Bevolkingsprognose 2017–2060. Dit is met name het gevolg van aangepaste veronderstellingen voor de migratie, die ook al waren aangepast in de Kernprognose 2019–2060. In de Kernprognose 2019–2060 wordt de bevolking echter niet in detail onderscheiden naar migratieachtergrond. Wel is doorgerekend wat de wijzigingen in de verwachtingen voor migratie, geboorte en sterfte ten opzichte van de Bevolkingsprognose 2017–2060 betekenen voor het voorziene aantal inwoners met een Nederlandse of een migratieachtergrond (CBS, 2019b). Op basis hiervan bedraagt het verschil in het aantal mensen met een migratieachtergrond tussen de Bevolkingsprognose 2020–2070 en de Kernprognose 2019–2060 ongeveer 300 duizend in 2060. In de eerste paar jaren van de huidige prognose is het aantal mensen met een migratieachtergrond naar verwachting lager dan in de Kernprognose 2019–2060 werd verwacht.
Het aandeel inwoners met een migratieachtergrond stijgt volgens de Bevolkingsprognose 2020–2070 naar 42 procent in 2070. Momenteel is dat 25 procent. De Bevolkingsprognose 2020–2070 voorziet dat 55 procent van de bevolking met een migratieachtergrond in het buitenland geboren zal zijn (eerste generatie) en 45 procent in Nederland (tweede generatie). Momenteel is 54 procent van de bevolking met een migratieachtergrond in het buitenland geboren.