PBL/CBS Regionale prognose 2016-2040: Monitoring

2. Monitoring op nationaal niveau

Bevolking

De PBL/CBS Regionale bevolkings- en huishoudensprognose bestaat uit een regionale uitsplitsing van de nationale CBS Bevolkingsprognose en de nationale CBS Huishoudensprognose. Hierdoor vertalen prognosefouten op het nationale niveau zich door naar de onderliggende regionale niveaus.

De prognose van het aantal inwoners in Nederland volgens de lange termijn CBS Bevolkingsprognose 2015–2060 (Van Duin, Stoeldraijer, Nicolaas, Ooijevaar en Sprangers, 2015) sluit goed aan op de waarnemingen (grafiek 2.1). Per 1 januari 2016 was de bevolking met slechts 4,9 duizend onderschat, terwijl deze begin 2017 met slechts 5,6 duizend was overschat. Per 1 januari 2018 was de overschatting opgelopen tot 14,0 duizend; het werkelijke aantal inwoners op die dag bedroeg 17,18 miljoen. De bevolking van Nederland is dus de laatste drie jaar wat minder snel gegroeid dan in de CBS Bevolkingsprognose van 2015 werd verwacht, maar het verschil tussen de geprognosticeerde en werkelijk aantallen is beperkt.

2.1 Waarneming en prognose van de bevolking per 1 januari
JaarWaarneming (mln personen)Prognose (mln personen)
200015,864
200115,987
200216,105
200316,193
200416,258
200516,306
200616,334
200716,358
200816,405
200916,486
201016,575
201116,656
201216,73
201316,78
201416,829
201516,90116,901
201616,97916,974
201717,08217,087
201817,18117,195
201917,273
202017,338
202117,4
202217,459
202317,515
202417,567
202517,616
202617,664
202717,71
202817,754
202917,796
203017,837
203117,876
203217,913
203317,947
203417,98
203518,009
203618,035
203718,058
203818,078
203918,095
204018,108

Componenten van de bevolkingsgroei

De beperkte overschatting van de bevolkingsgroei in de periode 2015–2017 in de CBS Bevolkingsprognose is vooral het gevolg van een te hoog ingeschatte immigratie in 2016(er kwamen in werkelijkheid 8,5 duizend minder immigranten dan verwacht) en een te hoog ingeschat aantal geboorten in 2017 (er werden 169,8 duizend kinderen levend geboren terwijl er van 176,5 duizend werd uitgegaan). De sterfte en emigratie in de afgelopen drie jaar was accuraat ingeschat.

2.2 Waarneming en prognose van de bevolkingsgroei
JaarGeboorte (x1 000 )Sterfte (x1 000 )Immigratie (x1 000 )Emigratie (x1 000 )Geboorte, prognose (x1 000 )Sterfte, prognose (x1 000 )Immigratie, prognose (x1 000 )Emigratie, prognose (x1 000 )
2000206,6140,5132,979
2001202,6140,4133,482,6
2002202,1142,4121,396,9
2003200,3141,9104,5104,8
2004194136,694110,2
2005187,9136,492,3119,7
2006185,1135,4101,2132,5
2007181,3133116,8122,6
2008184,6135,1143,5117,8
2009184,9134,2146,4111,9
2010184,4136,1154,4121,4
2011180,1135,7163133,2
2012176140,8158,4144,5
2013171,3141,2164,8145,7
2014175,2139,2182,9147,9175,2139,2182,9147,9
2015170,5147,1204,6149,5170147,2197,7147,1
2016172,5149230,7151,5172,7148239,2151
2017169,8150,2235154,3176,5149236,1155,8
2018179,8149,9208,5160,2
2019183,2150,8195,7163,5
2020185,3151,8193,4165,1
2021187,3152,8190,8165,9
2022189,2154,7187,8166,8
2023190,9156,7185,4167,7
2024192,4158,7184,6168,5
2025193,5160,9184,6169,3
2026194,2163,1184,5169,8
2027194,7165,2184,6170,2
2028195,1167,3184,6170,2
2029195,3169,3184,6169,8
2030195,3171,3184,7169,7
2031195,1173,4184,8169,6
2032194,7175,5184,8169,3
2033194177,7184,8169,1
2034193,1179,9184,9168,8
2035192182,1184,9168,6
2036190,7184,3185168,3
2037189,4186,5185,1168,2
2038188,1188,4185,1168,2
2039186,8190,3185,2168,2
2040185,7191,9185,3168,3

Huishoudens

Het aantal particuliere huishoudens in Nederland in de periode 2015–2017 was in werkelijkheid lager dan was verwacht volgens de CBS Huishoudensprognose 2015–2060 (Van Duin, Stoeldraijer, Van Roon en Harmsen, 2016): per 1 januari 2016 bedroeg de overschatting 13,1 duizend huishoudens, begin 2017 waren dat er 17,9 duizend en een jaar later 25,9 duizend (grafiek 2.3). Deze overschatting hangt deels samen met de overschatting van de bevolkingsgroei. Maar ook een breuk in de CBS Huishoudensstatistiek speelt hierbij een rol. In 2014 en 2015 is het CBS overgegaan op een verbeterde waarneemmethode van het aantal instellingsbewoners, waarbij nu meer informatiebronnen worden gebruikt. Ook is de afbakening van de institutionele huishoudens veranderd: daartoe worden vanaf 2014 ook asielzoekerscentra gerekend. Personen die eerst als een particulier huishouden werden gezien (het ging hierbij voornamelijk om eenpersoonshuishoudens), worden in de nieuwe methodiek niet meer tot de huishoudens geteld. Als gevolg van de nieuwe methodiek is het werkelijke aantal particuliere huishoudens 17 duizend lager (en het aantal instellingsbewoners evenveel hoger dan de cijfers die zijn gebruikt in de regionale prognose). Ten slotte is de huishoudensgroei ook nog overschat doordat kinderen later uit huis gingen dan verwacht, waardoor er minder nieuwe huishoudens werden gevormd.

2.3 Waarneming en prognose van het aantal huishoudens per 1 januari
JaarWaarnemingen (mln huishoudens)Prognose (mln huishoudens)
20006,801
20016,867
20026,934
20036,996
20047,049
20057,091
20067,146
20077,191
20087,242
20097,313
20107,386
20117,444
20127,513
20137,569
20147,59
20157,6657,665
20167,7217,734
20177,7947,812
20187,8587,884
20197,939
20207,983
20218,027
20228,072
20238,115
20248,156
20258,196
20268,233
20278,268
20288,302
20298,333
20308,363
20318,389
20328,413
20338,434
20348,454
20358,471
20368,486
20378,499
20388,511
20398,522
20408,531

Verhuizingen

De nationale bevolkingsprognose bevat geen prognose van het aantal verhuizingen in Nederland aangezien dit geen effect heeft op de bevolkingsgroei van Nederland. Wel is dit een belangrijke component van de PBL/CBS Regionale bevolkings- en huishoudensprognose,dit omdat verhuizingen een grote rol spelen bij de ontwikkeling van de bevolking (en huishoudens) van gemeenten. Van alle componenten van regionale bevolkingsgroei zijn de binnenlandse verhuizingen, oftewel verhuizingen binnen en tussen gemeenten, het moeilijkst te prognosticeren. Dit komt voor een belangrijk deel door sterk fluctuerende trends in het verleden, als gevolg van de afhankelijkheid van economische conjunctuurgolven en in het kielzog hiervan de woningbouw. Met het aantrekken van de economie na de crisis liep het aantal verhuizingen in Nederland weer op, en wel veel sterker dan in de prognose was verwacht (grafiek 2.4). In de periode 2015 tot en met 2017 werd het aantal verhuizingen met 171 duizend onderschat, ofwel met 8 procent. In de prognose van 2016 werd ervan uitgegaan dat in 2015 de top van de toename van het aantal verhuizingen vanaf 2013 al was bereikt, terwijl de groei in werkelijkheid verder ging.

2.4 Waarneming en prognose van de binnenlandse verhuizingen
JaarWaarnemingen (1 000 verhuizingen)Prognose (1 000 verhuizingen)
2000614,1
2001610,2
2002628,9
2003616,2
2004617,9
2005642,1
2006652,3
2007646,6
2008649,3
2009597,5
2010589,9
2011593,7
2012609,9
2013614,2
2014654,5
2015697,6691,2
2016767,5697,3
2017796,6702,6
2018705,5
2019709,7
2020715,4
2021718,9
2022723,3
2023726,7
2024730,6
2025731
2026732,8
2027732,7
2028733,4
2029733,3
2030734,5
2031734,9
2032733,8
2033735,5
2034734
2035735,5
2036735,5
2037735,6
2038736,8
2039737
2040

Woningvoorraad

Anders dan in de (nationale) CBS Huishoudensprognose, speelt de woningbouw een belangrijke rol in de PBL/CBS Regionale prognose. Er bestaat een duidelijke koppeling tussen de ontwikkeling van de woningvoorraad en die van het aantal huishoudens in een gemeente. Om deze reden wordt bij de modellering van de binnenlandse migratie (binnen een straal van 35 kilometer) in de regionale prognose gebruik gemaakt van woningbouwveronderstellingen (zie ook De Jong en Ritsema van Eck, 2017, en De Jong, Huisman en Stoeldraijer, 2019).
Evenals bij de bevolkingsomvang en het aantal particuliere huishoudens is ook de ontwikkeling van de woningvoorraad in Nederland overschat in de prognose (grafiek 2.5).Vergeleken met de overschatting van 26 duizend huishoudens per 1 januari 2018, is de overschatting van de netto toename van de woningvoorraad in de periode 2015–2017 relatief klein, namelijk 13 duizend woningen. In 2015 kwamen er 4 duizend woningen minder bij dan verwacht, terwijl dit er in 2016 ruim 12 duizend en in 2017 bijna 5 duizend meer waren. Dit duidt erop dat werd verondersteld dat de woningbouw sneller zou aantrekken dan in werkelijkheid het geval was. Zo werd de waargenomen terugval in 2016 niet voorzien en was de toename in 2016 en 2017 in werkelijkheid minder sterk dan van tevoren ingeschat. Opmerkelijk in dit kader is wel dat het aantal waargenomen verhuizingen in 2016 en 2017 fors steeg (zie grafiek 2.4), terwijl de woningbouw amper toenam.

2.5 Waarneming en prognose van de netto verandering van de woningvoorraad
JaarWaarnemingen (1 000 woningen)Prognose (1 000 woningen)
200553,7
200654,6
200761,6
200861,3
200967,9
201045,4
201148,5
201267
201385,6
201452,652,6
201553,249,1
201644,957,1
201754,859,7
201858,4
201956,2
202052,1
202150,3
202249,4
202348,6
202447,3
202542,2
202637,9
202736,2
202835
202933,2
203031,4
203123,7
203221,1
203318,6
203416,5
203514,6
203613,5
203712
203810,6
20399,5
20408,6