3. Resultaten
3.1 Instroom, doorstroom en uitstroom
In 2011 kwamen er 31 duizend arbeidsmigranten naar Nederland. Ongeveer 4 op de 10 waren kennismigranten. Bijna de helft was geen kennismigrant. Van de rest is niet bekend welke type arbeidsmigrant ze zijn. Dat laatste geldt voor EU-migranten waarvan het inkomen onbekend is (12 procent). Van deze laatste groep was overigens 90 procent in 2011 of 2012 weer vertrokken. Zowel onder kennismigranten als onder overige arbeidsmigranten kwamen de meeste mensen vanuit andere EU-landen naar Nederland toe.
Categories1 | Categories2 | Aantal (x 1 000) |
---|---|---|
Kennismigranten | EU | 7,040 |
Kennismigranten | Buiten EU | 5,226 |
Overige arbeidsmigranten | EU | 9,835 |
Overige arbeidsmigranten | Buiten EU | 5,315 |
Niet ingedeeld | EU | 3,691 |
4 op de 10 arbeidsmigranten na vijf jaar nog in Nederland
Eind 2016 waren er nog 12,7 duizend arbeidsmigranten over van de 31 duizend die in 2011 naar Nederland kwamen. Hiervan verbleef het overgrote deel (11,3 duizend personen) de gehele periode in Nederland. Voor het overige deel gaat het om herintreders:arbeidsmigranten die in de tussenliggende jaren, soms meerdere keren, zijn vertrokken uit Nederland om daarna weer terug te keren.
Overige arbeidsmigranten van binnen de EU bleven relatief het vaakst, met 44 procent. Daarna volgen overige arbeidsmigranten van buiten de EU (43 procent), kennismigranten van binnen de EU (42 procent) en ten slotte kennismigranten van buiten de EU (30 procent). Ook van de groep die het vaakst bleef, was meer dan de helft binnen vijf jaar vertrokken.
Categories1 | Categories2 | Gehele periode gebleven (%) | Gedurende periode vertrokken (%) |
---|---|---|---|
Kennismigranten | EU | 42,5 | 57,5 |
Kennismigranten | Buiten EU | 30,4 | 69,6 |
Overige arbeidsmigranten | EU | 44,2 | 55,8 |
Overige arbeidsmigranten | Buiten EU | 43,5 | 56,5 |
Grootste uitstroom arbeidsmigranten in 2012
Begin 2012 waren nog 28 duizend van de 31 duizend arbeidsmigranten aanwezig in Nederland. Ongeveer 3 duizend arbeidsmigranten bleven dus korter dan een jaar in ons land. Dat komt neer op ongeveer 10 procent. In 2012 vertrok de grootste groep; vanaf 2013 nam het aantal migranten dat vertrok af. Van de personen die vertrokken, keerde een klein deel in de jaren daarna weer terug. Zo waren er bijvoorbeeld 500 migranten die vóór 2015 zijn vertrokken en in 2015 weer terugkeerden. Eind 2016 was ongeveer 40 procent van de oorspronkelijke groep arbeidsmigranten nog in Nederland. figuur 3.1.3 Door- en uitstroom van arbeidsmigranten ingeschreven bij een gemeente in Nederland in 2011 1)3.2 Kennismigranten en overige arbeidsmigranten
1 op de 5 arbeidsmigranten Poolse nationaliteit
Van alle arbeidsmigranten die in 2011 naar Nederland kwamen, had 1 op de 5 de Poolse nationaliteit. Indiase, Chinese, Duitse en Britse migranten volgen op ruime afstand met een aandeel van 6 à 7 procent. Van de ruim 6,4 duizend Poolse arbeidsmigranten was in 2016 nog iets minder dan 40 procent aanwezig in Nederland. Van de bovengenoemde nationaliteiten bleven alleen Chinezen vaker, met 46 procent.
In 2011 telde Nederland 12,3 duizend kennismigranten. De meeste kennismigranten vanbuiten de EU kwamen uit India (1,8 duizend), op ruime afstand gevolgd door Amerikanen,Japanners en Chinezen. Binnen de EU ging het vooral om kennismigranten uit Polen, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Onder de Indiase arbeidsmigranten komen relatief veelkennismigranten voor (90 procent).
Naast de kennismigranten waren er ongeveer 15 duizend overige arbeidsmigranten. Ruim 4 duizend daarvan waren Polen, gevolgd door Chinezen (bijna 1,7 duizend).
Categories1 | Categories2 | Aantal (x 1 000) |
---|---|---|
Kennismigranten | India | 1,826 |
Kennismigranten | Polen | 1,108 |
Kennismigranten | Verenigd Koninkrijk | 1,101 |
Overige arbeidsmigranten | Polen | 4,113 |
Overige arbeidsmigranten | China | 1,653 |
Overige arbeidsmigranten | Duitsland | 0,621 |
Overige arbeidsmigranten jonger dan kennismigranten
Het merendeel van de arbeidsmigranten kwam op relatief jonge leeftijd naar Nederland.Bijna de helft van de arbeidsmigranten was bij binnenkomst tussen de 20 en 30 jaar. Onder de overige arbeidsmigranten lag dat aandeel net boven de 50 procent. Kennismigranten kwamen doorgaans op wat latere leeftijd binnen. Het aandeel dertigers is relatief groot onder kennismigranten.
Leeftijd speelt nauwelijks een rol bij het vertrek van arbeidsmigranten. Arbeidsmigranten jonger dan 30 jaar en degenen van 50 jaar of ouder vertrokken verhoudingsgewijs iets vaker dan dat ze bleven. Het verschil bedraagt echter niet meer dan enkele procenten.
Categories1 | Kennismigranten (%) | Overige arbeidsmigranten (%) |
---|---|---|
Tot 20 jaar | 0,4 | 3,5 |
20 tot 30 jaar | 44,4 | 51,0 |
30 tot 40 jaar | 38,2 | 29,0 |
40 tot 50 jaar | 12,6 | 11,6 |
50 jaar of ouder | 4,5 | 4,9 |
Ongeveer twee derde van de binnengekomen arbeidsmigranten was man. Met name onder kennismigranten (77 procent) en overige arbeidsmigranten van buiten de EU (71 procent) was het aandeel mannen relatief groot. Daarentegen was de man-vrouwverhouding onder overige arbeidsmigranten uit de EU vrijwel gelijk.
Minder eenpersoonshuishoudens, meer paren met kinderen
Voor veel arbeidsmigranten is het soort huishouden waar ze deel van uitmaken veranderd sinds ze in 2011 naar Nederland kwamen. Onder kennismigranten die tenminste tot 1 januari 2016 zijn gebleven, was het aandeel eenpersoonshuishoudens begin 2016 meer dan gehalveerd, vergeleken met dat bij binnenkomst in 2011. Ook onder overige arbeidsmigranten was dit aandeel fors gekrompen. Vooral onder kennismigranten steeg het aandeel paren met kinderen tussen 2011 en 2016: begin 2016 was dit aandeel ruim drie keer zo groot bij de blijvers dan vijf jaar eerder. Ook onder overige arbeidsmigranten was de toename van het aandeel paren met kinderen het grootst. Hierbij speelt vermoedelijk gezinshereniging een rol, waarbij bijvoorbeeld de partner van de arbeidsmigrant later naar Nederland is overgekomen. De cijfers in dit onderzoek zijn gebaseerd op de huishoudenssituatie in Nederland. Het is daarbij onbekend of er sprake is van gezinshereniging of dat men in Nederland een partner heeft gevonden, waarmee men is gaan samenwonen (en kinderen heeft gekregen).
Categories1 | 2011 (%) | 2016 (%) |
---|---|---|
Eenpersoonshuishouden | 66,9 | 29,7 |
Paar zonder kinderen | 22,3 | 33,8 |
Paar met kinderen | 8,4 | 34,1 |
Eenouderhuishouden | 0,8 | 1,5 |
Institutioneel huishouden | 0,1 | 0 |
Overig huishouden | 1,4 | 0,9 |
Kennismigranten nog aanwezig op 1 januari 2016. |
Categories1 | 2011 (%) | 2016 (%) |
---|---|---|
Eenpersoonshuishouden | 60,5 | 30,4 |
Paar zonder kinderen | 24,9 | 29,9 |
Paar met kinderen | 10 | 32,5 |
Eenouderhuishouden | 2,2 | 4,7 |
Institutioneel huishouden | 0,5 | 1,4 |
Overig huishouden | 1,6 | 1,1 |
Overige arbeidsmigranten nog aanwezig op 1 januari 2016. |
Kennismigrant vaker werknemer dan overige arbeidsmigrant
Om een beter beeld te krijgen van de ontwikkeling in de sociaaleconomische positie van
arbeidsmigranten, is gekeken naar de voornaamste inkomensbron. Van deze migranten
was het overgrote deel, zowel eind 2012 als vier jaar later, werkzaam als werknemer. Bij
kennismigranten was dit aandeel in 2016 anderhalf keer zo groot als bij de overige
arbeidsmigranten. Het aandeel werknemers is tussen eind 2012 en eind 2016 afgenomen,
zowel onder kennismigranten als onder overige arbeidsmigranten. Er is een lichte
verschuiving naar zelfstandigen zichtbaar. Zelfstandigen kwamen eind 2016 vooral voor
onder overige arbeidsmigranten, met 11 procent. Onder kennismigranten bedroeg dit
4 procent.
Niet alle blijvers hebben een betaalde werkkring. Van de overige arbeidsmigranten die in
Nederland zijn gebleven, steeg het aandeel uitkeringsontvangers van 9 naar 12 procent.
Van een aanzienlijk deel van de overige arbeidsmigranten (17 procent) is geen inkomensbron bekend. Daarbij kan meespelen dat ze bijvoorbeeld inkomen uit het buitenland
hebben, leven van het inkomen van de partner of zwart verdienen. Ook kan het voorkomen
dat men tijdelijk geen inkomen heeft en leeft van eerder verdiend inkomen, of dat men
Nederland heeft verlaten zonder zich uit de BRP uit te schrijven.
Tot slot valt op dat het aandeel kennismigranten dat in Nederland is gebleven en niet als
werknemer of zelfstandige te boek staat, in vier jaar tijd is verdubbeld. Eind 2012 had
4 procent een uitkering, een studie of een onbekende inkomensbron; vier jaar later was dit
9 procent. Onder overige arbeidsmigranten is de groep die geen betaald werk had
aanzienlijk groter. Het aandeel dat geen betaald werk had, is echter stabiel gebleven op
30 procent onder overige arbeidsmigranten tussen 2012 en 2016.
Categories1 | Categories2 | Werknemer (%) | Zelfstandige (%) | Uitkering (%) | Studerend (%) | Overig zonder inkomen (%) |
---|---|---|---|---|---|---|
Kennismigranten | 2012 | 94,7 | 1,5 | 0,8 | 0 | 2,9 |
Kennismigranten | 2016 | 86,5 | 4,5 | 2,5 | 0,1 | 6,4 |
Overige arbeidsmigranten | 2012 | 61,4 | 8,4 | 8,6 | 2,1 | 19,5 |
Overige arbeidsmigranten | 2016 | 58,1 | 11,3 | 12,1 | 1,6 | 16,9 |
Arbeidsmigranten nog aanwezig op 31 december 2016. |
Kennismigrant: onderzoek en advies, ICT
Eind 2016 werkten kennismigranten verhoudingsgewijs vaak in de specialistische zakelijke
diensten, bijvoorbeeld bij onderzoek- en adviesbureaus. Iets minder dan 1 op de 5
kennismigranten was op dat moment actief in deze sector. Dat is meer dan het dubbele van
het gemiddelde over alle werkenden in Nederland. Ook werkten relatief veel kennismigranten in de nijverheid (15 procent) en de ICT (13 procent); 7 procent van de kennismigranten was werkzaam in het onderwijs.
Categories1 | Categories2 | (%) |
---|---|---|
Specialistische zakelijke diensten | Kennis- migranten | 18,7 |
Specialistische zakelijke diensten | Overige arbeids- migranten | 4,6 |
Specialistische zakelijke diensten | Nederland totaal | 8,3 |
Nijverheid (geen bouw)en energie | Kennis- migranten | 15,5 |
Nijverheid (geen bouw)en energie | Overige arbeids- migranten | 6,1 |
Nijverheid (geen bouw)en energie | Nederland totaal | 9,3 |
Informatie en communicatie | Kennis- migranten | 13,2 |
Informatie en communicatie | Overige arbeids- migranten | 2,4 |
Informatie en communicatie | Nederland totaal | 3,1 |
Overige arbeidsmigrant: vaak uitzendkracht en in de horeca
Overige arbeidsmigranten werkten voor het grootste deel in de verhuur en overige zakelijke diensten: bijna 1 op de 3 werkte eind 2016 in deze sector. Dit is ook de sector waar uitzendkrachten onder vallen. Ook de horeca was bij deze groep in trek, met bijna 20 procent. Hoewel het aandeel overige arbeidsmigranten in de bouw klein was, is het aandeel wel groter dan gemiddeld in Nederland. Daarnaast werkte 3 procent van de overige arbeidsmigranten in de landbouw in 2016. In de landbouw werken vooral seizoenswerkers en die behoren niet tot de onderzoekspopulatie. Daarnaast kunnen arbeidsmigranten echter vanuit de zakelijke dienstverlening via uitzendbureaus aan de slag zijn gegaan in de landbouw. Het is niet bekend welk deel van de arbeidsmigranten als uitzendkracht in de landbouw aan de slag is gegaan.
Categories1 | Categories2 | (%) |
---|---|---|
Verhuur en overige zakelijke diensten | Overige arbeids- migranten | 31,5 |
Verhuur en overige zakelijke diensten | Kennis- migranten | 9,3 |
Verhuur en overige zakelijke diensten | Nederland totaal | 13,0 |
Horeca | Overige arbeids- migranten | 19,7 |
Horeca | Kennis- migranten | 0,9 |
Horeca | Nederland totaal | 4,6 |
Bouwnijverheid | Overige arbeids- migranten | 5,8 |
Bouwnijverheid | Kennis- migranten | 1,7 |
Bouwnijverheid | Nederland totaal | 5,0 |
Kennismigranten vooral in Groot-Amsterdam
Het aandeel kennismigranten per 10 duizend inwoners was bij binnenkomst in 2011 het grootst in de COROP-regio Groot-Amsterdam, gevolgd door de agglomeratie ‘s-Gravenhage en Delft en Westland (met name gemeente Delft). Ook in de regio’s Groot-Rijnmond en Zuidoost-Noord-Brabant (met Eindhoven als kern) woonden relatief veel kenniswerkers. In Groot-Amsterdam werkten de meeste kenniswerkers eind 2011 in de handel en in de specialistische zakelijke diensten, terwijl ze in Zuidoost-Noord-Brabant vooral ingezet werden in de industrie en verhuur en overige zakelijke dienstverlening.
Overige arbeidsmigranten in Delft en Westland
Overige arbeidsmigranten waren vooral te vinden in Delft en Westland (in het bijzonder gemeente Westland) en in mindere mate in Groot-Amsterdam en de agglomeratie ‘s-Gravenhage. Sterke concentraties van deze groep bevinden zich doorgaans in gebieden met relatief veel land- en tuinbouw, waaronder Leiden en Bollenstreek, en Flevoland. Ook in het zuidelijke deel van Noord-Brabant, Limburg en Zeeland waren relatief veel overige arbeidsmigranten.
Corop | Kennismigranten |
---|---|
Oost-Groningen (CR) | 0,4 |
Delfzijl en omgeving (CR) | 1,2 |
Overig Groningen (CR) | 6,7 |
Noord-Friesland (CR) | 0,9 |
Zuidwest-Friesland (CR) | 0,8 |
Zuidoost-Friesland (CR) | 1,5 |
Noord-Drenthe (CR) | 1 |
Zuidoost-Drenthe (CR) | 0,6 |
Zuidwest-Drenthe (CR) | 0,9 |
Noord-Overijssel (CR) | 1 |
Zuidwest-Overijssel (CR) | 1,4 |
Twente (CR) | 3,2 |
Veluwe (CR) | 3,3 |
Achterhoek (CR) | 0,4 |
Arnhem/Nijmegen (CR) | 3,8 |
Zuidwest-Gelderland (CR) | 1,6 |
Utrecht (CR) | 5,1 |
Kop van Noord-Holland (CR) | 1,5 |
Alkmaar en omgeving (CR) | 2 |
IJmond (CR) | 2,5 |
Agglomeratie Haarlem (CR) | 9 |
Zaanstreek (CR) | 3,6 |
Groot-Amsterdam (CR) | 36,1 |
Het Gooi en Vechtstreek (CR) | 4,9 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek (CR) | 8,9 |
Agglomeratie 's-Gravenhage (CR) | 17,5 |
Delft en Westland (CR) | 16 |
Oost-Zuid-Holland (CR) | 1,4 |
Groot-Rijnmond (CR) | 7,2 |
Zuidoost-Zuid-Holland (CR) | 2,2 |
Zeeuwsch-Vlaanderen (CR) | 6,3 |
Overig Zeeland (CR) | 2,3 |
West-Noord-Brabant (CR) | 3,8 |
Midden-Noord-Brabant (CR) | 2,9 |
Noordoost-Noord-Brabant (CR) | 2,6 |
Zuidoost-Noord-Brabant (CR) | 10,4 |
Noord-Limburg (CR) | 3 |
Midden-Limburg (CR) | 2,6 |
Zuid-Limburg (CR) | 4,7 |
Flevoland (CR) | 3,2 |
Corop | Overige arbeidsmigranten |
---|---|
Oost-Groningen (CR) | 2,8 |
Delfzijl en omgeving (CR) | 4,9 |
Overig Groningen (CR) | 9,3 |
Noord-Friesland (CR) | 3,5 |
Zuidwest-Friesland (CR) | 2,2 |
Zuidoost-Friesland (CR) | 2,3 |
Noord-Drenthe (CR) | 1,9 |
Zuidoost-Drenthe (CR) | 4,8 |
Zuidwest-Drenthe (CR) | 3,5 |
Noord-Overijssel (CR) | 3,9 |
Zuidwest-Overijssel (CR) | 6,2 |
Twente (CR) | 5,1 |
Veluwe (CR) | 7,8 |
Achterhoek (CR) | 2,8 |
Arnhem/Nijmegen (CR) | 4,5 |
Zuidwest-Gelderland (CR) | 5,3 |
Utrecht (CR) | 6,5 |
Kop van Noord-Holland (CR) | 6,9 |
Alkmaar en omgeving (CR) | 4,7 |
IJmond (CR) | 6,8 |
Agglomeratie Haarlem (CR) | 7,8 |
Zaanstreek (CR) | 8,7 |
Groot-Amsterdam (CR) | 18,5 |
Het Gooi en Vechtstreek (CR) | 6,3 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek (CR) | 13,7 |
Agglomeratie 's-Gravenhage (CR) | 15,5 |
Delft en Westland (CR) | 38,5 |
Oost-Zuid-Holland (CR) | 5,5 |
Groot-Rijnmond (CR) | 10,7 |
Zuidoost-Zuid-Holland (CR) | 4,5 |
Zeeuwsch-Vlaanderen (CR) | 14,2 |
Overig Zeeland (CR) | 9,5 |
West-Noord-Brabant (CR) | 7,9 |
Midden-Noord-Brabant (CR) | 7,7 |
Noordoost-Noord-Brabant (CR) | 5 |
Zuidoost-Noord-Brabant (CR) | 12,7 |
Noord-Limburg (CR) | 10,7 |
Midden-Limburg (CR) | 8,5 |
Zuid-Limburg (CR) | 7,3 |
Flevoland (CR) | 10,3 |
Verdubbeling kennismigranten met koopwoning
Vooral onder kennismigranten zijn veranderingen in het eigendom van de woning opgetreden tussen 1 januari 2012 en 1 januari 2016. Zo is onder kennismigranten die begin 2016 nog steeds in Nederland stonden ingeschreven, het aandeel huishoudens dat in een koopwoning woont ruim verdubbeld. Bij de overige arbeidsmigranten is dat percentage nagenoeg gelijk gebleven. Het aandeel bewoners van een koopwoning is onder huishoudens van kennismigranten die begin 2016 nog steeds in Nederland woonden, bijna dubbel zo groot als onder overige arbeidsmigranten. Daarbij dient een kanttekening te worden geplaatst: niet iedereen die in een koopwoning woont, is daarvan de eigenaar. Zo was bij 67 procent van de migrantenhuishoudens met een koopwoning begin 2016 de migrant (of de hoofdkostwinner van het gezin) daadwerkelijk zelf eigenaar van de woning. Bij de kennismigranten lag dit aandeel een stuk hoger (77 procent) dan bij de overige arbeidsmigranten (52 procent). In het algemeen zullen arbeidsmigranten die wel in een koopwoning wonen maar geen eigenaar zijn, waarschijnlijk inwonen bij de eigenaar van de koopwoning. Het is niet bekend of ze daar huur voor betalen.
Categories1 | Categories2 | Huur (overige verhuurder) (%) | Huur (corporatiewoning) (%) | Koop (%) | Onbekend (%) |
---|---|---|---|---|---|
Kennismigranten | 2012 | 64,2 | 9,1 | 16,5 | 10,2 |
Kennismigranten | 2016 | 48,9 | 8,3 | 40,1 | 2,7 |
Overige arbeidsmigranten | 2012 | 47,6 | 20,3 | 21,3 | 10,9 |
Overige arbeidsmigranten | 2016 | 41,2 | 31,6 | 21,8 | 5,3 |
Arbeidsmigranten nog aanwezig op 1 januari 2016. |
Tot slot valt bij overige arbeidsmigranten op dat het aandeel blijvers met een huurwoning steeg, met name door groei van het aandeel bewoners van een corporatiewoning. Dit aandeel is begin 2016 ruim anderhalf keer zo groot als begin 2012. Dit kunnen corporatiewoningen zijn die bijvoorbeeld op basis van inschrijftijd zijn toegewezen, nadat arbeidsmigranten enige tijd op een wachtlijst hebben gestaan. Maar het kan ook gaan om (onzelfstandige) woonruimte in speciaal op arbeidsmigranten gerichte wooncomplexen of om arbeidsmigranten die een corporatiewoning huren als onderhuurder van de hoofdhuurder.
Begin 2016 bestond 57 procent van de bewoonde woningen in Nederland uit een koopwoning en 42 procent uit een huurwoning. Weliswaar is dit cijfer niet helemaal vergelijkbaar met het aandeel personen dat in een koop- of huurwoning woont, maar deze cijfers wijzen erop dat arbeidsmigranten minder vaak dan niet-arbeidsmigranten in koopwoningen wonen.
Huishoudens van arbeidsmigranten woonden begin 2016 vaker in een appartement (60 procent) dan in een eengezinswoning. Dit gold met name voor kennismigranten. De woningen van kennismigranten hadden vaker een hogere WOZ-waarde dan de woningen van overige arbeidsmigranten. De helft van de kennismigranten bewoonde woningen met een WOZ-waarde tussen de 150 en 300 duizend euro. Daarnaast was bijna een kwart van de kennismigranten te vinden in een woning met een WOZ-waarde van boven de 300 duizend euro. Van de overige arbeidsmigranten woonde meer dan helft in een woning met een relatief lage WOZ-waarde, namelijk minder dan 150 duizend euro.
Kennismigranten woonden niet alleen vaker in een koopwoning en in een woning met een relatief hoge WOZ-waarde, ook woonden ze vaker in een grotere woning met een oppervlakte van minimaal 150 m2 dan overige arbeidsmigranten. Huishoudens van kennismigranten woonden begin 2016 het vaakst in een woning met een oppervlak tussen de 100 en 150 m2, met bijna een derde. Onder de overige arbeidsmigranten kwam een woning tussen de 75 en 100 m2 het vaakst voor, met ruim een kwart.
Categories1 | Kennismigranten (%) | Overige arbeidsmigranten (%) |
---|---|---|
Minder dan 50 m2 | 8,1 | 10,1 |
50 tot 75 m2 | 19,2 | 23,7 |
75 tot 100 m2 | 25,7 | 27,4 |
100 tot 150 m2 | 32,2 | 26,9 |
150 tot 250 m2 | 11,6 | 6,5 |
250 m2 of meer | 3,1 | 5,3 |