Alternatieve geneeswijzen: contact en opvattingen
Over deze publicatie
Van de volwassen bevolking geeft in 2018 11 procent aan het afgelopen jaar een alternatieve genezer te hebben bezocht. Deze mensen zijn hier doorgaans erg over te spreken. Het grootste deel van de bevolking prefereert reguliere geneeswijzen boven alternatieve geneeswijzen, vooral omdat zij hier meer vertrouwen in hebben.Vrouwen zeggen vaker evenveel waarde te hechten aan reguliere en alternatieve geneeswijzen dan mannen. Dit geldt ook voor 25- tot 65-jarigen ten opzichte van 18- tot 25-jarigen en 65-plussers. In lijn hiermee hebben vrouwen en 25- tot 65-jarigen vaker contact met een alternatieve genezer.
1. Inleiding
In 2018 gaf 6 procent van de Nederlandse volwassen bevolking aan in het afgelopen jaar onder behandeling te zijn geweest van een alternatieve genezer. Dit is de laatste jaren niet gewijzigd (Gezondheidsenquête; CBS, 2018). Het gaat ieder jaar om naar schatting circa 750 duizend mensen. De motieven om een alternatieve genezer te bezoeken lopen uiteen en hangen af van de aandoening of ziekte die mensen hebben (Visser en Peters, 1991;Renckens, 2004). Sommigen willen het gewoon een keer uitproberen, zijn verwezen door bekenden of denken: ‘baat het niet dan schaadt het niet’. Ook onvrede met de resultaten van de reguliere zorg kan een rol spelen of het wordt gezien als laatste redmiddel. Mensen willen vaak alles gedaan hebben om beter te worden. Een minderheid is overtuigd aanhanger van de alternatieve geneeskunde of heeft hier meer vertrouwen in dan in reguliere geneeskunde.
In de samenleving verschillen de meningen over alternatieve geneeswijzen sterk.Tegenstanders hechten veel waarde aan de bewezen effectiviteit en veiligheid van de gezondheidszorg. Van veel alternatieve zorg zou volgens hen geen overtuigend bewijs zijn dat het werkt (Renckens, 2001). Een positieve houding ten opzichte van alternatieve geneeswijzen kan voortkomen uit onvrede met reguliere behandelingen, maar ook andere zaken zoals spiritualiteit en holisme, het natuurlijke karakter van behandelingen, aandacht voor persoonlijke ervaringen en intuïtief acceptabele verklaringen voor ziekte, kunnen hierbij een rol spelen (Hoenders, Appelo en Milders, 2006).
In de Gezondheidsenquête van het CBS wordt jaarlijks gevraagd of mensen in de afgelopen twaalf maanden onder behandeling zijn geweest bij een alternatieve genezer. In dit artikel wordt op basis van het onderzoek Belevingen wat uitgebreider ingegaan op het gebruik van alternatieve geneeswijzen. Er wordt bekeken welk deel van de volwassen bevolking een alternatieve genezer raadpleegt, maar ook in welke mate mensen hier tevreden over zijn en welke alternatieve genezers het vaakst zijn bezocht. Ook wordt aandacht besteed aan de redenen waarom sommige mensen geen gebruik maken van alternatieve genezers.Er wordt daarbij steeds gekeken of er verschillen zijn naar geslacht, leeftijd, migratieachtergrond, hoogst voltooid onderwijsniveau en gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen.
Behalve het gebruik is er in dit artikel aandacht voor hoe de volwassen bevolking aankijkt tegen alternatieve geneeswijzen. Eerder onderzoek hiernaar is al van geruime tijd geleden.Allereerst wordt bekeken aan welke vorm van geneeswijzen mensen meer waarde hechten, aan reguliere geneeswijzen of aan alternatieve? Vervolgens worden enkele opvattingen ten aanzien van alternatieve geneeswijzen gepeild. In hoeverre staan mensen ervoor open als zij ernstig ziek zouden worden? En hoe denken ze over onderzoek naar de werking en risico’s van alternatieve geneeswijzen en over het opnemen van alternatieve geneeswijzen in het basispakket van de zorgverzekering? Ook hier zal worden bekeken of er verschillen bestaan tussen bevolkingsgroepen.
2. Resultaten
2.1 Contact met alternatieve genezers
Eén op de vijf volwassenen had contact met alternatieve genezer in afgelopen vijf jaarVan de bevolking van 18 jaar en ouder geeft 11 procent aan in de afgelopen twaalf maanden voor zichzelf contact te hebben gehad met een alternatieve genezer. Ter vergelijking: bijna driekwart van de volwassenen bracht in deze periode een bezoek aan de huisarts (ook gevraagd in Belevingen 2018). Van de mensen die een huisarts hebben geraadpleegd in de afgelopen twaalf maanden, ging 13 procent in hetzelfde jaar ook naar een alternatieve genezer. Van de mensen die de huisarts niet hebben bezocht, was dit 5 procent.
De osteopaat, chiropractor en acupuncturist zijn ieder met 2 procent het vaakst bezocht door de volwassen bevolking. Eveneens 2 procent zegt een andere alternatieve genezer te hebben geraadpleegd, zoals een orthomanueel therapeut of voetreflextherapeut. De open antwoorden laten verder zien dat er een grote verscheidenheid aan alternatieve genezers is gecontacteerd. Het gaat om enkele tientallen verschillende genezers.
Van de mensen die in de afgelopen twaalf maanden niet bij een alternatieve genezer zijn geweest, geeft 9 procent aan dat zij wel in de afgelopen vijf jaar contact hebben gehad met een alternatieve genezer. In totaal bezocht bijna één op de vijf volwassenen (19 procent) in de afgelopen vijf jaar een alternatieve genezer voor zichzelf. Bij 1 procent ging het om een huisarts die alternatieve geneeswijzen heeft toegepast.
Categorie | In afgelopen 12 maanden (%) | In afgelopen 5 jaar (%) | |
---|---|---|---|
Totaal | 11,2 | 19,3 | |
Geslacht | Man | 7,9 | 14,1 |
Geslacht | Vrouw | 14,3 | 24,3 |
Onderwijsniveau | Laag | 7,4 | 13,3 |
Onderwijsniveau | Middelbaar | 11,5 | 19,4 |
Onderwijsniveau | Hoog | 13,2 | 23,2 |
Vrouwen bezoeken relatief vaak een alternatief genezer
Vrouwen hebben ruim anderhalf keer zo vaak contact met alternatieve genezers als mannen. In de afgelopen vijf jaar heeft bijna een kwart van de vrouwen een alternatief genezer geraadpleegd, tegen 14 procent van de mannen. In de leeftijdsgroepen van 25 tot 65 jaar zijn de bezoekers van alternatieve genezers oververtegenwoordigd; jongeren en ouderen raadplegen duidelijk minder vaak een alternatieve genezer (tabel B.1). Verschillen naar migratieachtergrond zijn enkel zichtbaar bij het contact met alternatieve genezers in de afgelopen vijf jaar. Personen met een westerse achtergrond hebben in deze periode met 24 procent het vaakst een bezoek gebracht aan een alternatieve genezer. Personen met een niet-westerse achtergrond deden dit met 14 procent het minst vaak. Wat betreft het onderwijsniveau blijken hoger opgeleiden vaker een alternatieve genezer te raadplegen dan lager opgeleiden. Tussen inkomensgroepen bestaat geen verschil in het contact met alternatieve genezers.Bezoekers alternatieve genezers tevreden
Mensen die alternatieve genezers hebben geraadpleegd in de afgelopen vijf jaar, zijn daar doorgaans over te spreken. Gemiddeld geven zij hun alternatieve genezer een 7,9 als rapportcijfer. Het vaakst gegeven cijfer voor de alternatieve genezer is een 8 (33 procent). Zes procent heeft minder positieve ervaringen met alternatieve genezers en geeft een onvoldoende (vijf of lager), vooral omdat zij geen of beperkt resultaat zagen van de behandeling. Ook vond een aantal het behoorlijk duur.De gemiddelde beoordeling van alternatieve genezers verschilt nagenoeg niet tussen bevolkingsgroepen (tabel B.1). Alleen mensen in het hoogste inkomenskwartiel zijn met een 8,1 wat positiever over de alternatieve genezer die ze hebben bezocht dan mensen in het laagste inkomenskwartiel. De laatste groep geeft gemiddeld een 7,6.
Rapportcijfer (%) | |
---|---|
1 | 0,4 |
2 | 0,4 |
3 | 1,3 |
4 | 0,5 |
5 | 3,4 |
6 | 7,1 |
7 | 18,1 |
8 | 33,4 |
9 | 23,1 |
10 | 12,4 |
Meerderheid geen medische noodzaak voor gebruik alternatieve geneeswijzen Ongeveer 80 procent van de volwassen bevolking heeft in de afgelopen vijf jaar geen contact gehad met een alternatieve genezer. Daarvoor geeft de meerderheid als belangrijkste reden dat zij geen medische noodzaak hadden (61 procent). Een kleiner deel is niet naar een alternatieve genezer gegaan, omdat zij meer vertrouwen hebben in reguliere geneeswijzen (15 procent) of niet geloven in de genezende werking van alternatieve geneeswijzen (11 procent). Een nog lager aandeel is niet bekend met alternatieve geneeswijzen (6 procent), geeft aan dat deze geneeswijzen niet worden vergoed door de zorgverzekeraar (2 procent) of vindt dat er te weinig bekend is over de risico’s van alternatieve geneeswijzen (1 procent). Vier procent heeft een andere reden. Zij geven veelal aan dat ze er geen behoefte aan hadden.
Reden (%) | |
---|---|
Geen medische behoefte | 61,3 |
Meer vertrouwen in reguliere geneeswijzen | 15,4 |
Geen geloof in genezende werking | 11,5 |
Niet bekend met alternatieve geneeswijzen | 5,9 |
Worden niet vergoed door zorgverzekering | 1,7 |
Te weinig bekend over risico's | 0,7 |
Andere reden | 3,6 |
Laagopgeleiden minder bekend met alternatieve geneeswijzen dan hoogopgeleiden
Er zijn enkele verschillen tussen bevolkingsgroepen in de belangrijkste reden om geen gebruik te maken van alternatieve geneeswijzen (tabel B.2). Mannen geloven minder vaak in de genezende werking van alternatieve geneeswijzen dan vrouwen. Vrouwen geven iets vaker als belangrijkste reden dat geneeswijzen niet worden vergoed door hun zorgverzekering.Vanzelfsprekend speelt bij 18- tot 65-jarigen het ontbreken van een medische noodzaak meer dan bij ouderen van 65 jaar en ouder. Ouderen zeggen naar verhouding vaak dat ze geen alternatieve geneeswijzen gebruiken, omdat zij meer vertrouwen hebben in reguliere geneeswijzen.
Personen met een Nederlandse achtergrond geven minder vertrouwen ook vaker als belangrijkste reden dan personen met een niet-westerse achtergrond. Daar speelt mee dat personen met een niet-westerse achtergrond doorgaans jonger zijn. Bij personen met een niet-westerse achtergrond is verder ook onbekendheid met alternatieve geneeswijzen vaker de belangrijkste reden om geen alternatieve genezers te raadplegen dan voor personen met een Nederlandse achtergrond. Ook laagopgeleiden en mensen met een laag inkomen noemen onbekendheid met alternatieve geneeswijzen vaker als reden om er geen gebruik van te maken dan hoogopgeleiden en mensen met een hoog inkomen. Dat personen met een laag inkomen dit vaker als belangrijkste reden aandragen dan personen met een hoog inkomen, hangt samen met het feit dat zij relatief vaak laag zijn opgeleid. Personen met een laag inkomen zeggen ook vaker dan personen met een hoog inkomen dat ze geen gebruik maken van alternatieve geneeswijzen, omdat deze niet worden vergoed door hun zorgverzekering. Voor personen met een hoog inkomen is het ontbreken van een medische behoefte vaker de belangrijkste reden om niet naar een alternatieve genezer te stappen. Dit komt doordat zij naar verhouding vaker jonger zijn dan personen met een laag inkomen.
2.2 Voorkeur voor reguliere of alternatieve geneeswijzen
Bijna een kwart hecht evenveel waarde aan reguliere en alternatieve geneeswijzen
Het grootste deel van de volwassen Nederlandse bevolking (65 procent) verkiest reguliere geneeswijzen boven alternatieve geneeswijzen 1). Eén procent prefereert juist alternatieve geneeswijzen en 24 procent hecht evenveel waarde aan beide geneeswijzen. Een tiende van de volwassenen weet niet aan welke vorm van behandelen ze de voorkeur geven.Reguliere geneeswijzen (%) | Alternatieve geneeswijzen (%) | Beide geneeswijzen evenveel (%) | Weet niet (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 64,7 | 1,4 | 23,9 | 9,9 |
18 tot 25 jaar | 72,5 | 0,9 | 17,6 | 9,0 |
25 tot 35 jaar | 64,0 | 1,6 | 25,5 | 8,8 |
35 tot 45 jaar | 63,0 | 0,9 | 24,9 | 11,2 |
45 tot 55 jaar | 60,2 | 2,0 | 27,8 | 10,0 |
55 tot 65 jaar | 57,1 | 2,1 | 28,9 | 11,8 |
65 tot 75 jaar | 71,3 | 1,0 | 19,2 | 8,4 |
75 jaar en ouder | 69,4 | 1,0 | 19,3 | 10,3 |
Mannen prefereren vaker reguliere geneeswijzen dan vrouwen
Hoewel alle bevolkingsgroepen in meerderheid de voorkeur geven aan reguliere geneeswijzen boven alternatieve geneeswijzen, zijn er ook verschillen. Zo zeggen vrouwen (27 procent) vaker dan mannen (20 procent) evenveel waarde te hechten aan reguliere en alternatieve geneeswijzen (tabel B.3). Ook is bij hen zowel het deel dat alternatieve geneeswijzen prefereert boven reguliere geneeswijzen als het deel dat niet weet welke vorm ze verkiezen iets groter dan bij mannen. Mannen geven met 70 procent vaker de voorkeur aan reguliere geneeswijzen dan vrouwen (60 procent).Bij de leeftijdsgroepen geven 25- tot 65-jarigen vaker aan evenveel waarde te hechten aan beide geneeswijzen. Jongeren van 18 tot 25 jaar en 65-plussers verkiezen vaker reguliere geneeswijzen. Eerder bleek ook dat vrouwen en 25- tot 65-jarigen vaker een alternatieve genezer raadplegen.
Hoewel het aandeel dat contact heeft gehad met een alternatieve genezer groter is onder hoogopgeleiden dan onder laagopgeleiden, zeggen hoogopgeleiden toch vaker de voorkeur te geven aan reguliere geneeswijzen.
Ook personen met een Nederlandse achtergrond (66 procent) prefereren vaker reguliere geneeswijzen ten opzichte van personen met een westerse (60 procent) of niet-westerse achtergrond (58 procent). Dit is ook het geval bij mensen in het hoogste inkomenskwartiel (69 procent) ten opzichte van mensen in het laagste inkomenskwartiel (61 procent). Er zijn geen verschillen tussen onderwijs-, herkomst- en inkomensgroepen in het aandeel dat meer waarde hecht aan alternatieve dan aan reguliere geneeswijzen. Wel geven laagopgeleiden, personen met een westerse of niet-westerse achtergrond en personen in het laagste inkomenskwartiel relatief vaak aan dat ze niet weten aan welke geneesvorm ze meer waarde hechten. De verschillen tussen herkomst- en inkomensgroepen zijn grotendeels terug te voeren op het naar verhouding grote aantal laagopgeleiden onder personen met een niet-westerse achtergrond en onder personen met een laag inkomen.
Voorstanders reguliere geneeswijzen: weinig vertrouwen in alternatieve geneeswijzen
Twee derde van de volwassenen die de voorkeur geven aan reguliere geneeswijzen geeft hiervoor als reden hier meer vertrouwen in te hebben dan in alternatieve geneeswijzen (tabel B.4). Ruim 20 procent gelooft niet dat alternatieve geneeswijzen werkelijk genezen, 12 procent vindt dat er te weinig bekend is over de risico’s van alternatieve geneeswijzen, 8 procent is er niet mee bekend en 3 procent geeft aan dat alternatieve geneeswijzen niet worden vergoed door de zorgverzekering. Vier procent heeft nog een andere reden waarom zij meer waarde hechten aan reguliere geneeswijzen dan aan alternatieve geneeswijzen. Zij wijzen er vooral op dat de werking van reguliere geneeswijzen wetenschappelijk is vastgesteld in tegenstelling tot bij alternatieve geneeswijzen.Reden (%) | |
---|---|
Meer vertrouwen in reguliere geneeswijzen | 66,8 |
Geen geloof in genezende werking alternatieve geneeswijzen | 21,3 |
Te weinig bekend over risico's | 12,5 |
Niet bekend met alternatieve geneeswijzen | 7,9 |
Worden niet vergoed door zorgverzekering | 3,2 |
Andere reden | 3,8 |
Mannelijke voorstanders reguliere geneeswijzen: weinig geloof in werking alternatieve geneeswijzen
Ongeloof in de werking van alternatieve geneeswijzen is voor mannen vaker dan voor vrouwen een reden om de voorkeur te geven aan reguliere geneeswijzen (tabel B.4). Vrouwen zeggen vaker dat zij te weinig bekend zijn met de risico’s van alternatieve geneeswijzen.Onbekendheid met de risico’s speelt ook meer bij jongere leeftijdsgroepen dan bij oudere. Voor 22 procent van de 18- tot 25-jarigen is dit een reden om reguliere geneeswijzen te prefereren boven alternatieve geneeswijzen tegen ongeveer 8 procent van de 65-plussers. Personen met een Nederlandse achtergrond hechten vaker meer waarde aan reguliere geneeswijzen dan aan alternatieve geneeswijzen, omdat ze hier meer vertrouwen in hebben dan personen met een westerse of niet-westerse achtergrond.
Ook hoog- en middelbaar opgeleiden hebben meer vertrouwen in reguliere geneeswijzen in vergelijking met laagopgeleiden. Bij hoogopgeleiden speelt ook vaker een rol dat de werking van alternatieve geneeswijzen niet wetenschappelijk bewezen is.
Ten slotte zegt een naar verhouding groot deel van de personen met een niet-westerse achtergrond en van de laagopgeleiden niet bekend te zijn met alternatieve geneeswijzen. Dit blijkt ook bij personen in het laagste inkomenskwartiel vaker het geval ten opzichte van personen in een hoger inkomenskwartiel. Hier speelt mee dat personen met een laag inkomen relatief vaak een niet-westerse achtergrond hebben en laagopgeleid zijn.
Voorstanders alternatieve geneeswijzen: reguliere genezers teveel gericht op symptoombestrijding
Eén procent van de volwassen bevolking hecht meer waarde aan alternatieve geneeswijzen dan aan reguliere geneeswijzen. Zij vinden veelal dat alternatieve genezers werken aan de oorzaken van het probleem, terwijl reguliere genezers volgens hen vooral bezig zijn met het bestrijden van klachten. Verder onderschrijven ze de holistische aanpak van de meeste alternatieve geneeswijzen. Lichaam, geest en ziel zijn volgens hen één en moeten daarom tezamen worden behandeld. Ook zegt een aantal dat reguliere geneeswijzen en medicijnen vaak schadelijker zijn dan de alternatieve varianten.2.3 Opvattingen over alternatieve geneeswijzen
Alternatieve geneeswijzen voor 3 op 10 volwassenen geen optie bij ernstige ziekte
Het grootste deel van de volwassen bevolking (45 procent) kan niet op voorhand zeggen of zij in het geval van een ernstige ziekte alternatieve geneeswijzen zouden overwegen. Een kwart zou hier wel gebruik van maken. Een iets groter aandeel (29 procent) zegt dit niet te zullen doen.Ja (%) | Misschien (%) | Nee (%) | |
---|---|---|---|
Totaal | 25,4 | 45,4 | 29,3 |
18 tot 25 jaar | 28,0 | 51,9 | 20,1 |
25 tot 35 jaar | 33,6 | 42,6 | 23,8 |
35 tot 45 jaar | 29,6 | 46,6 | 23,8 |
45 tot 55 jaar | 25,0 | 45,3 | 29,7 |
55 tot 65 jaar | 25,3 | 47,4 | 27,3 |
65 tot 75 jaar | 15,6 | 44,4 | 39,9 |
75 jaar en ouder | 18,2 | 37,4 | 44,4 |
Ouderen het vaakst negatief over alternatieve geneeswijzen bij ernstige ziekte
Vrouwen en personen met een niet-westerse achtergrond zeggen vaker dat zij alternatieve geneeswijzen zouden overwegen bij een ernstige ziekte dan mannen en personen met een Nederlandse achtergrond (tabel B.5). De laatstgenoemde groepen zijn hier vaker nog niet zeker van.Bij de leeftijdsgroepen geven 65-plussers met ruim 40 procent het vaakst aan dat zij alternatieve geneeswijzen niet in overweging zullen nemen bij een ernstige ziekte. Dit is ruim twee keer zo vaak als bij jongeren van 18 tot 25 jaar. Jongere en middelbare leeftijdsgroepen staan vaker positief tegenover alternatieve behandeling bij een ernstige ziekte of twijfelen hier nog over. Ook laagopgeleiden geven vaker aan alternatieve geneeswijzen niet in overweging te zullen nemen bij een ernstige ziekte, terwijl hoog- en middelbaar opgeleiden vaker aangeven dit (mogelijk) wel te zullen doen. Hier speelt mee dat laagopgeleiden gemiddeld wat ouder zijn.
Bij de inkomensgroepen zijn de grootste verschillen zichtbaar in het aandeel dat nog niet precies weet of zij alternatieve geneeswijzen zouden overwegen in het geval zij ernstig ziek worden; van de hoogste inkomens weet 48 procent het niet zeker, tegen 37 procent van de laagste inkomens. Het aandeel dat dit wel in overweging zou nemen, alsook het aandeel dat dit niet zou doen, is hoger bij personen met een laag inkomen. Verschillen in leeftijd en onderwijsniveau spelen hierbij een rol.
Meerderheid vindt dat alternatieve genezers een diploma moeten hebben
In Nederland is er een groot aanbod van alternatieve therapeuten en artsen die lid zijn van een beroepsvereniging. Zij hebben vaak een opleiding gevolgd aan een particuliere beroepsopleiding. Daarnaast had in 2003 ongeveer 10 procent van de beoefenaars van alternatieve geneeswijzen een regulier artsdiploma. Zij mogen alternatieve en reguliere werkzaamheden combineren. Naast deze georganiseerde beoefenaars zijn er ook alternatieve therapeuten die niet georganiseerd of niet gediplomeerd zijn (Van Dijk, 2006). De meerderheid van de volwassen bevolking vindt dat alternatieve genezers een diploma moeten hebben; 41 procent vindt dat zij over een diploma als arts moeten beschikken, 43 procent vindt dat dit een diploma voor alternatieve geneeswijzen moet zijn. Bijna 10 procent vindt een diploma niet belangrijk en 7 procent heeft geen antwoord gegeven.Diploma als arts (%) | Diploma voor alternatieve geneeswijzen (%) | Diploma is niet belangrijk (%) | Geen antwoord (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 40,8 | 43,2 | 8,6 | 7,3 |
Nederlandse achtergrond | 42,1 | 43,3 | 7,4 | 7,2 |
Westerse achtergrond | 38,3 | 43,9 | 8 | 9,8 |
Niet-westerse achtergrond | 34,8 | 41,9 | 17,1 | 6,3 |
Voor bijna 2 op de 10 niet-westerse inwoners diploma alternatieve genezer niet van belang
Vrouwen vinden het vaker belangrijk dat een alternatieve genezer een diploma heeft dan mannen (tabel B.6). Het aandeel dat graag ziet dat alternatieve genezers over een artsendiploma beschikken, verschilt niet tussen beiden. Vrouwen zijn vooral vaker van mening dat een alternatieve genezer een diploma voor alternatieve geneeskunde moet hebben. Dit geldt ook voor hoog- en middelbaar opgeleiden ten opzichte van laagopgeleiden.Van alle leeftijdsgroepen vindt ongeveer 84 procent het relevant dat een alternatieve genezer over een diploma beschikt. Alleen vinden 18- tot 65-jarigen vaker dat dit een diploma voor alternatieve geneeswijzen moet zijn en zijn 65-plussers vaker voorstander van een artsendiploma.
Het aandeel personen met een niet-westerse achtergrond dat een diploma voor alternatieve genezers niet van belang vindt (17 procent) is ruim twee keer zo groot als bij personen met een Nederlandse achtergrond (7 procent). De laatste groep ziet vooral liever dat alternatieve genezers een artsendiploma hebben. Dit komt doordat personen met een Nederlandse achtergrond doorgaans ouder zijn dan personen met een niet-westerse achtergrond. Ook personen in de laagste inkomensgroep hechten minder belang aan een diploma voor alternatieve genezeres dan personen met een hoger inkomen.
Personen die in de afgelopen vijf jaar contact hebben gehad met een alternatieve genezer geven met 88 tegen 83 procent wat vaker aan dat een alternatieve genezer gediplomeerd moet zijn dan personen die een dergelijk contact niet hebben gehad. Daarbij zijn bezoekers van alternatieve genezers vaker voorstander van een diploma voor alternatieve geneeswijzen, terwijl personen die in de afgelopen vijf geen bezoek hebben gebracht vaker vinden dat dit een artsendiploma moet zijn.
Meerderheid vindt onderzoek naar alternatieve geneeswijzen belangrijk
Bijna acht op de tien volwassenen vindt onderzoek naar de werking en risico’s van alternatieve geneeswijzen belangrijk. Vier procent deelt deze mening niet en 9 procent neemt een neutraal standpunt in en is het er niet mee eens, maar ook niet mee oneens. Verder weet 8 procent niet of zij dit onderzoek belangrijk vinden. Eveneens een meerderheid vindt dat de overheid moet meebetalen aan onderzoek naar de werking en risico’s van alternatieve geneeswijzen, al is dit deel met 64 procent duidelijk kleiner dan het deel dat dit onderzoek belangrijk vindt. 13 procent geeft aan dat de overheid niet moet bijdragen, 15 procent is neutraal en 9 procent weet het niet.(Helemaal) mee eens (%) | Niet mee eens, niet mee oneens (%) | (Helemaal) mee oneens (%) | Weet ik niet (%) | |
---|---|---|---|---|
Onderzoek naar de werking en risico's van alternatieve geneeswijzen is belangrijk | 79,2 | 8,5 | 4,4 | 7,8 |
Overheid moet meebetalen aan onderzoek naar de werking en risico's van alternatieve geneeswijzen | 63,8 | 14,9 | 12,8 | 8,5 |
Mannen minder positief over onderzoek naar werking van alternatieve geneeswijzen
Mannen vinden minder vaak dan vrouwen dat onderzoek naar de werking en risico’s van alternatieve geneeswijzen belangrijk is (tabel B.7). Ook zijn zij minder vaak van mening dat de overheid moet meebetalen aan dit onderzoek. Naast dat vrouwen vaker vinden dat de overheid moet bijdragen aan onderzoek naar de werking en risico’s van alternatieve geneeswijzen, is bij hen ook het aandeel dat niet weet of de overheid dit moet doen iets groter dan bij mannen.Van de leeftijdsgroepen vinden 75-plussers onderzoek naar de werking en risico’s van alternatieve geneeswijzen het minst vaak belangrijk en ook over het meebetalen van de overheid aan dit onderzoek zijn ze minder positief. Deze leeftijdsgroep weet relatief vaak niet of zij dit onderzoek belangrijk vindt en of de overheid hieraan zou moeten bijdragen. Hoewel het aandeel 18- tot 25-jarigen dat onderzoek naar de werking en risico’s van alternatieve geneeswijzen belangrijk vindt vrijwel even groot is als dit aandeel bij de 25- tot 75-jarigen, zijn zij minder vaak van mening dat de overheid dit moet meefinancieren.
Personen met een Nederlandse achtergrond zijn vaker van mening dat onderzoek naar de werking en risico’s van alternatieve geneeswijzen belangrijk is dan personen met een niet-westerse achtergrond.
Hoog en middelbaar opgeleiden vinden nader onderzoek ook vaker van belang dan laagopgeleiden, net als voor personen met een hoog inkomen ten opzichte van personen met een laag inkomen. De verschillen tussen inkomensgroepen zijn het gevolg van het relatief grote aandeel laagopgeleiden onder personen met een laag inkomen. Personen met een niet-westerse achtergrond, laagopgeleiden en personen met een laag inkomen geven relatief vaak aan niet te weten of dit onderzoek belangrijk is. Zij weten ook vaker niet of de overheid hieraan moet meebetalen.
Personen met een Nederlandse achtergrond, hoogopgeleiden en personen met een laag inkomen nemen bij deze kwestie naar verhouding vaak een neutraal standpunt in; zij zijn het niet eens noch mee oneens dat de overheid moet meebetalen aan alternatieve geneeswijzen. Dat personen met een laag inkomen naar verhouding vaak laagopgeleid en een niet-westerse achtergrond hebben, speelt mee bij de verschillen tussen inkomensgroepen.
Meerderheid voorstander van opname alternatieve geneeswijzen in basispakket
In Nederland worden alternatieve geneeswijzen niet vergoed vanuit de basisverzekering. Mensen kunnen hiervoor een aanvullende verzekering afsluiten. De meerderheid van de volwassen bevolking is het hier niet mee eens en vindt dat alternatieve geneeswijzen moeten worden opgenomen in het basispakket van de zorgverzekering: 22 procent vindt dat dit voor alle alternatieve geneeswijzen moet gelden en 38 procent voor één of enkele. Bijna 30 procent vindt dat alternatieve geneeswijzen niet in het basispakket thuishoren. Daarnaast geeft 11 procent geen antwoord.Personen die vinden dat één of enkele vormen van alternatieve geneeskunde in de basisverzekering moeten worden opgenomen, zeggen het vaakst dat dit moet gelden voor de acupuncturist (59 procent), gevolgd door de chiropractor (49 procent) en homeopaat (42 procent). 15 procent kan niet aangeven welke alternatieve genezers zouden moeten worden vergoed vanuit de basisverzekering.
Alle alternatieve geneeswijzen (%) | Een of enkele alternatieve geneeswijzen (%) | Nee (%) | Geen antwoord (%) | |
---|---|---|---|---|
Opname alternatieve geneeswijzen in basispakket | 22,1 | 37,8 | 29,5 | 10,6 |
Kwart vrouwen: alle alternatieve geneeswijzen moeten in basispakket
Ruim een kwart van de vrouwen (26 procent) vindt dat alle alternatieve geneeswijzen moeten worden opgenomen in het basispakket van de zorgverzekering (tabel B.8). Van de mannen is dit 18 procent. Zij vinden met 35 tegen 24 procent vaker dan vrouwen dat alternatieve geneeswijzen hier niet thuishoren.Jongeren tussen de 18 en 25 jaar zijn met 44 procent ook relatief vaak tegen het opnemen van alternatieve geneeswijzen in het basispakket. Bij de oudere leeftijdsgroepen ligt dit aandeel tussen de 22 en 34 procent. Daarbij dient opgemerkt te worden dat een relatief groot deel van de 65-plussers (ongeveer 15 procent) geen antwoord heeft gegeven op de vraag of alternatieve geneeswijzen in het basispakket thuishoren. Hier speelt mee dat zij vaker laagopgeleid zijn; 16 procent van de laagopgeleiden heeft geen antwoord gegeven tegen 7 procent van de hoogopgeleiden.
Een ander verschil naar onderwijsniveau is dat laagopgeleiden met 29 procent bijna twee keer zo vaak voorstander zijn van het opnemen van alle alternatieve geneeswijzen in het basispakket dan hoogopgeleiden (15 procent). Ook personen met een niet-westerse achtergrond en personen in het laagste inkomenskwartiel zijn deze mening vaker toegedaan dan personen met een Nederlandse achtergrond en personen in het hoogste inkomenskwartiel. Hoogopgeleiden, personen met een Nederlandse achtergrond en personen in het hoogste inkomenskwartiel vinden vaker dat het moet gaan om één of enkele vormen van alternatieve geneeskunde, of zij zijn tegen het opnemen van alternatieve geneeswijzen in het basispakket.
Conclusie
Bijna twee op de tien mensen geven in het onderzoek Belevingen aan dat zij in de afgelopen vijf jaar contact hebben gehad met een alternatieve genezer. Het gaat naar verhouding vaak om een bezoek aan de osteopaat, chiropractor of acupuncturist. Mensen zijn doorgaans te spreken over de alternatieve genezer die zij (het vaakst) hebben bezocht.Vrouwen, 25- tot 65-jarigen en hoogopgeleiden zijn oververtegenwoordigd onder de bezoekers van alternatieve genezers. Mannen, 18- tot 25-jarigen, 65-plussers en laagopgeleiden gaan hier duidelijk minder vaak heen. Deze bevindingen komen overeen met eerder onderzoek (CBS, 2018; Van Dijk, 2006).
Het grootste deel van de Nederlandse bevolking hecht meer waarde aan reguliere geneeswijzen, vooral omdat zij hier meer vertrouwen in hebben dan in alternatieve geneeswijzen. Vrouwen en 25- tot 65-jarigen zeggen naar verhouding vaak dat zij evenveel waarde hechten aan beide geneeswijzen. Dit is in lijn met het feit dat deze groepen vaker een bezoek brengen aan een alternatieve genezer. Bij de onderwijsgroepen is het beeld anders. Hoewel het aandeel dat contact heeft gehad met een alternatieve genezer groter is onder hoogopgeleiden dan onder laagopgeleiden, zeggen hoogopgeleiden tegelijkertijd vaker reguliere geneeswijzen te prefereren boven alternatieve geneeswijzen.
Bij een ernstige ziekte zegt 29 procent geen gebruik te zullen maken van alternatieve geneeswijzen. Een kwart geeft aan dit wel te zullen doen. Een relatief grote groep(45 procent) weet nog niet of zij dit zouden overwegen. Vooral ouderen geven relatief vaak aan geen alternatieve geneeswijzen in overweging te zullen nemen bij ernstige ziekte.
Bijna acht op de tien volwassenen vindt onderzoek naar de werking en risico’s van alternatieve geneeswijzen belangrijk. Een kleiner maar nog steeds substantieel deel van 64 procent vindt dat de overheid aan dergelijk onderzoek moet meebetalen. Mannen en 75-plussers zijn minder vaak van mening dat onderzoek naar alternatieve geneeswijzenbelangrijk is en dat de overheid dit moet meefinancieren dan vrouwen en jongere leeftijdsgroepen. Hoog- en middelbaar opgeleiden vinden dit vaker dan laagopgeleiden.
Tot slot vindt de meerderheid van de bevolking dat alternatieve geneeswijzen in het basispakket van de zorgverzekering opgenomen moeten worden, iets dat nu niet in het geval is. Dit moet volgens 22 procent voor alle alternatieve geneeswijzen gelden en volgens 38 procent voor één of enkele. Deze laatste groep zegt het vaakst dat dit moet gelden voor de acupuncturist, gevolgd door de chiropractor en de homeopaat. Hier moet wel worden opgemerkt dat in de vraag niet is vermeld dat opname van alternatieve geneeswijzen zal leiden tot een hogere premie, of dat iets anders uit het basispakket gehaald zal moeten worden om de premie gelijk te laten zijn. De vraag is of dan nog steeds een meerderheid voorstander is van opname van alternatieve geneeswijzen in het basispakket.
Literatuur
Dijk, P. van (2006). Omvang alternatieve geneeswijzen in Nederland. Tijdschrift Integrale Geneeskunde, TIG jaarboek, 21–22 (2005–2006), 13–22.
Gezondheidsraad (1993). Alternatieve behandelwijzen en wetenschappelijk onderzoek. Advies, augustus 1993.
Hoenders, H.J.R., M.T. Appelo en C.F.A. Milders (2006). Complementaire en alternatieve geneeswijzen (CAG) en psychiatrie. Meningen van patiënten en psychiaters. Tijdschrift voor psychiatrie, 48(9), 733–737.
Renckens, C.N.M. (2001). De geschiedenis van de Vereniging tegen de Kwakzalverij. Geraadpleegd op 8 april 2019.
Renckens, C.N.M. (2004). Dwaalwegen in de geneeskunde. Over alternatieve geneeswijzen,modeziekten en kwakzalverij. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam.
KNMG (2008). Gedragsregel – De arts en niet-reguliere behandelwijzen. Koninklijk Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst, Utrecht.
Visser, G.J. en L. Peters (1991). Haalbaarheidsonderzoek substitutie-effecten alternatieve geneeswijzen. NIVEL, Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg,Utrecht.
StatLine
CBS StatLine (2018). Gezondheid en zorggebruik; persoonskenmerken.Technische toelichting
Vraagstellingen
Over het contact met alternatieve genezers zijn de volgende vragen gesteld:— Heeft de respondent in de afgelopen twaalf maanden voor zichzelf persoonlijk (dus geen telefonisch) contact gehad met één of meer van de volgende alternatieve genezers. Dit kan ook de huisarts zijn die alternatieve geneeswijzen toepast. De opties waren (meerdere antwoorden mogelijk): acupuncturist, antroposoof, chiropractor, fytotherapeut of kruidengenezer, gebedsgenezer of religieus genezer, haptonoom,homeopaat, magnetiseur of paranormaal genezer, natuurgenezer, osteopaat, huisarts die alternatieve geneeswijzen toepast, of een andere alternatieve genezer (zo ja,welke). De vraagstelling is dus iets anders dan in de Gezondheidsenquête, waar wordt gevraagd of mensen onder behandeling zijn.
— Bij geen contact in de afgelopen twaalf maanden: heeft de respondent dit wel gehad in de afgelopen vijf jaar, en met welke alternatief genezer (zelfde antwoordopties als hierboven).
— Aan bezoekers van alternatief genezers in de afgelopen vijf jaar:
— Wat voor soort alternatief genezer hebben zij het vaakst geraadpleegd?
— Een rapportcijfer van 1 tot 10 voor de vaakst bezochte alternatieve genezers. Bij een onvoldoende (1 tot en met 5) is gevraagd om een toelichting.
— Aan personen die geen contact hebben gehad: wat was de belangrijkste reden voor geen contact. Antwoordmogelijkheden: geen medische behoefte, geen geloof in genezende werking, meer vertrouwen in reguliere geneeswijzen, te weinig bekend over risico’s, niet bekend met alternatieve geneeswijzen, niet vergoed door zorgverzekering of een andere reden (en zo ja welke reden).
Om inzicht te krijgen in de voorkeuren van de Nederlandse bevolking is gevraagd of respondenten meer waarde hechten aan reguliere geneeswijzen, aan alternatieve geneeswijzen of aan beide geneeswijzen evenveel. Bij een voorkeur voor reguliere geneeswijzen volgde vraag wat daarvoor de reden is. Antwoordmogelijkheden (meerdere antwoorden mogelijk): geen geloof in genezende werking, meer vertrouwen in reguliere geneeswijzen, te weinig bekend over risico’s, niet bekend met alternatieve geneeswijzen,niet vergoed door zorgverzekering of een andere reden (en zo ja welke reden).
Om de opvattingen ten aanzien van alternatieve geneeswijzen te onderzoeken werden eerst de volgende twee vragen voorgelegd:
— Zou u in het geval van een ernstige ziekte alternatieve geneeswijzen overwegen(ja/misschien/nee)?
— Vindt u dat een alternatief genezer een diploma moet hebben (ja, een diploma als arts/ja, een diploma voor alternatieve geneeswijzen/nee, dat is voor mij niet belangrijk’)?
Daarna volgden twee stellingen met antwoordopties ‘helemaal mee eens’, ‘mee eens’, ‘niet mee eens, niet mee oneens’, ‘mee oneens’, ‘helemaal mee oneens’ en ‘weet ik niet’:
— Onderzoek naar de werking en risico’s van alternatieve geneeswijzen is belangrijk.
— De overheid moet meebetalen aan onderzoek naar de werking en risico’s van alternatieve geneeswijzen.
Tot slot kregen respondenten de vraag of zij vinden dat alternatieve geneeswijzen moeten worden opgenomen in het basispakket van de zorgverzekering. Aan respondenten die vinden dat één of enkele alternatieve geneeswijzen in het basispakket horen, is gevraagd welke geneeswijzen dit dan zijn (meerdere antwoorden mogelijk). De antwoordopties waren: acupunctuur, antroposofie, chiropractie, fytotherapie of kruidengeneeswijze, gebeds- of religieuze geneeswijze, haptonomie, homeopathie, magnetisme of paranormale geneeswijze, natuurgeneeswijze, osteopathie en een andere alternatieve geneeswijze.
Tabellenbijlage
Contact in afgelopen 12 maanden (in %) | Contact in afgelopen 5 jaar (in %) | Gemiddeld rapportcijfer1) | |
---|---|---|---|
Totaal | 11,2 | 19,3 | 7,9 |
Geslacht: Man | 8,0 | 14,2 | 7,9 |
Geslacht: Vrouw | 14,2 | 24,2 | 7,9 |
Leeftijd: 18 tot 25 jaar | 5,5 | 13,4 | 7,7 |
Leeftijd: 25 tot 35 jaar | 11,7 | 22,1 | 7,7 |
Leeftijd: 35 tot 45 jaar | 13,7 | 21,2 | 8,0 |
Leeftijd: 45 tot 55 jaar | 13,5 | 22,3 | 8,1 |
Leeftijd: 55 tot 65 jaar | 15,1 | 23,5 | 7,9 |
Leeftijd: 65 tot 75 jaar | 8,7 | 15,6 | 8,1 |
Leeftijd: 75 jaar of ouder | 6,1 | 11,7 | 7,6 |
Herkomst: Nederlandse achtergrond | 11,0 | 19,5 | 7,9 |
Herkomst: Westerse achtergrond | 14,2 | 24,4 | 8,0 |
Herkomst: Niet-westerse achtergrond | 9,8 | 13,5 | 7,9 |
Onderwijsniveau: Laag | 7,4 | 13,3 | 7,7 |
Onderwijsniveau: Middelbaar | 11,5 | 19,4 | 8,1 |
Onderwijsniveau: Hoog | 13,2 | 23,2 | 7,9 |
Huishoudensinkomen: Eerste kwartiel | 8,5 | 16,4 | 7,6 |
Huishoudensinkomen: Tweede kwartiel | 11,1 | 18,9 | 7,9 |
Huishoudensinkomen: Derde kwartiel | 11,8 | 20,1 | 8,0 |
Huishoudensinkomen: Vierde kwartiel | 12,3 | 20,6 | 8,1 |
1) Het gaat hier om het oordeel van bezoekers die in de afgelopen vijf jaar contact hebben gehad met een alternatieve genezer. |
Geen medische behoefte | Geen geloof in genezende werking alternatieve geneeswijzen | Meer vertrouwen in reguliere geneeswijzen | Te weinig bekend over risisco's alternatieve geneeswijzen | Niet bekend met alternatieve geneeswijzen | Geen vergoeding alternatieve geneeswijzen door zorgverzekering | Andere reden | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 61,3 | 11,5 | 15,4 | 0,7 | 5,9 | 1,7 | 3,6 |
Geslacht: Man | 60,7 | 12,9 | 15,8 | 0,5 | 5,8 | 1,2 | 3,1 |
Geslacht: Vrouw | 61,9 | 9,9 | 15,0 | 0,9 | 5,9 | 2,3 | 4,2 |
Leeftijd: 18 tot 25 jaar | 65,6 | 13,6 | 11,4 | 0,3 | 7,5 | 0,4 | 1,2 |
Leeftijd: 25 tot 35 jaar | 63,9 | 10,5 | 12,3 | 0,3 | 8,6 | 0,6 | 3,9 |
Leeftijd: 35 tot 45 jaar | 64,5 | 10,5 | 12,8 | 0,5 | 5,1 | 1,9 | 4,8 |
Leeftijd: 45 tot 55 jaar | 60,4 | 12,4 | 15,4 | 0,7 | 4,2 | 2,9 | 4,1 |
Leeftijd: 55 tot 65 jaar | 63,1 | 8,4 | 15,7 | 2,0 | 4,7 | 1,6 | 4,5 |
Leeftijd: 65 tot 75 jaar | 55,7 | 12,0 | 20,6 | 0,3 | 5,3 | 2,8 | 3,3 |
Leeftijd: 75 jaar of ouder | 55,0 | 13,8 | 20,0 | 0,5 | 6,8 | 1,1 | 2,9 |
Herkomst: Nederlandse achtergrond | 61,7 | 11,5 | 16,2 | 0,7 | 4,8 | 1,6 | 3,4 |
Herkomst: Westerse achtergrond | 59,2 | 14,5 | 15,0 | 0,0 | 5,8 | 2,5 | 3,0 |
Herkomst: Niet-westerse achtergrond | 60,1 | 8,9 | 11,1 | 0,6 | 12,1 | 1,8 | 5,4 |
Onderwijsniveau:Laag | 59,6 | 11,2 | 13,6 | 0,9 | 8,8 | 2,2 | 3,7 |
Onderwijsniveau:Middelbaar | 62,3 | 10,4 | 15,8 | 0,7 | 5,6 | 1,9 | 3,3 |
Onderwijsniveau:Hoog | 62,3 | 13,8 | 16,4 | 0,5 | 3,2 | 1,0 | 2,8 |
Huishoudensinkomen: Eerste kwartiel | 55,9 | 11,9 | 15,8 | 0,7 | 9,1 | 2,0 | 4,5 |
Huishoudensinkomen: Tweede kwartiel | 62,0 | 10,1 | 14,6 | 0,7 | 5,5 | 3,1 | 3,9 |
Huishoudensinkomen: Derde kwartiel | 62,6 | 10,5 | 15,7 | 0,9 | 5,5 | 1,5 | 3,3 |
Huishoudensinkomen: Vierde kwartiel | 63,2 | 13,0 | 15,8 | 0,4 | 4,1 | 0,6 | 2,9 |
Reguliere geneeswijzen | Alternatieve geneeswijzen | Beiden evenveel | Weet niet | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 64,7 | 1,4 | 23,9 | 9,9 |
Geslacht: Man | 69,9 | 0,9 | 20,3 | 9,0 |
Geslacht: Vrouw | 59,6 | 2,0 | 27,5 | 10,9 |
Leeftijd: 18 tot 25 jaar | 72,5 | 0,9 | 17,6 | 9,0 |
Leeftijd: 25 tot 35 jaar | 64,0 | 1,6 | 25,5 | 8,8 |
Leeftijd: 35 tot 45 jaar | 63,0 | 0,9 | 24,9 | 11,2 |
Leeftijd: 45 tot 55 jaar | 60,2 | 2,0 | 27,8 | 10,0 |
Leeftijd: 55 tot 65 jaar | 57,1 | 2,1 | 28,9 | 11,8 |
Leeftijd: 65 tot 75 jaar | 71,3 | 1,0 | 19,2 | 8,4 |
Leeftijd: 75 jaar of ouder | 69,4 | 1,0 | 19,3 | 10,3 |
Herkomst: Nederlandse achtergrond | 66,3 | 1,5 | 23,6 | 8,6 |
Herkomst: Westerse achtergrond | 60,3 | 1,3 | 24,7 | 13,6 |
Herkomst: Niet-westerse achtergrond | 58,5 | 1,1 | 25,4 | 15,1 |
Onderwijsniveau: Laag | 62,3 | 1,0 | 21,9 | 14,8 |
Onderwijsniveau: Middelbaar | 63,7 | 1,5 | 25,9 | 8,9 |
Onderwijsniveau: Hoog | 69,4 | 1,6 | 23,2 | 5,8 |
Huishoudensinkomen: Eerste kwartiel | 60,6 | 1,2 | 25,0 | 13,2 |
Huishoudensinkomen: Tweede kwartiel | 63,7 | 1,5 | 22,6 | 12,3 |
Huishoudensinkomen: Derde kwartiel | 64,5 | 1,5 | 25,2 | 8,8 |
Huishoudensinkomen: Vierde kwartiel | 68,9 | 1,4 | 22,5 | 7,2 |
B4: Redenen voorkeur reguliere geneeswijzen boven alternatieve geneeswijzen naar achtergrondkenmerken (in %), 2018
Meer vertrouwen in reguliere geneeswijzen Gelooft niet dat alternatieve geneeswijzen genezen Te weinig bekend over risico's alternatieve geneeswijzen Geen vergoeding alternatieve geneeswijzen door zorgverzekering Niet bekend met alternatieve geneeswijzen Andere reden
Totaal 66,8 21,3 12,5 3,2 7,9 3,8
Geslacht: Man 67,6 23,5 10,4 2,8 7,2 3,5
Geslacht: Vrouw 65,8 18,8 14,9 3,6 8,8 4,1
Leeftijd: 18 tot 25 jaar 64,2 25,7 21,7 4,9 9,7 6,2
Leeftijd: 25 tot 35 jaar 65,7 20,6 13,6 4,7 12,0 1,9
Leeftijd: 35 tot 45 jaar 67,4 22,5 12,9 2,3 6,9 6,3
Leeftijd: 45 tot 55 jaar 67,1 22,9 10,1 2,8 6,2 4,0
Leeftijd: 55 tot 65 jaar 68,4 15,0 14,1 2,4 6,8 3,1
Leeftijd: 65 tot 75 jaar 68,4 20,0 7,4 2,9 6,3 2,1
Leeftijd: 75 jaar of ouder 64,8 23,2 8,4 2,4 8,6 2,9
Herkomst: Nederlandse achtergrond 68,4 21,3 13,0 3,3 6,6 3,8
Herkomst: Westerse achtergrond 60,3 24,2 12,7 3,5 8,0 3,4
Herkomst: Niet-westerse achtergrond 60,5 18,6 8,3 2,5 17,8 3,6
Onderwijsniveau: Laag 61,8 21,5 11,1 3,7 12,6 1,6
Onderwijsniveau: Middelbaar 68,2 19,7 12,5 3,6 7,6 3,9
Onderwijsniveau: Hoog 68,5 23,7 13,5 2,4 4,3 5,2
Huishoudensinkomen: Eerste kwartiel 64,7 23,4 11,3 3,0 12,8 2,7
Huishoudensinkomen: Tweede kwartiel 68,6 17,6 11,3 3,9 7,7 3,4
Huishoudensinkomen: Derde kwartiel 66,5 19,6 13,2 3,9 7,1 4,3
Huishoudensinkomen: Vierde kwartiel 67,7 24,0 13,1 1,9 5,6 4,3
Meer vertrouwen in reguliere geneeswijzen | Gelooft niet dat alternatieve geneeswijzen genezen | Te weinig bekend over risico's alternatieve geneeswijzen | Geen vergoeding alternatieve geneeswijzen door zorgverzekering | Niet bekend met alternatieve geneeswijzen | Andere reden | |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 66,8 | 21,3 | 12,5 | 3,2 | 7,9 | 3,8 |
Geslacht: Man | 67,6 | 23,5 | 10,4 | 2,8 | 7,2 | 3,5 |
Geslacht: Vrouw | 65,8 | 18,8 | 14,9 | 3,6 | 8,8 | 4,1 |
Leeftijd: 18 tot 25 jaar | 64,2 | 25,7 | 21,7 | 4,9 | 9,7 | 6,2 |
Leeftijd: 25 tot 35 jaar | 65,7 | 20,6 | 13,6 | 4,7 | 12,0 | 1,9 |
Leeftijd: 35 tot 45 jaar | 67,4 | 22,5 | 12,9 | 2,3 | 6,9 | 6,3 |
Leeftijd: 45 tot 55 jaar | 67,1 | 22,9 | 10,1 | 2,8 | 6,2 | 4,0 |
Leeftijd: 55 tot 65 jaar | 68,4 | 15,0 | 14,1 | 2,4 | 6,8 | 3,1 |
Leeftijd: 65 tot 75 jaar | 68,4 | 20,0 | 7,4 | 2,9 | 6,3 | 2,1 |
Leeftijd: 75 jaar of ouder | 64,8 | 23,2 | 8,4 | 2,4 | 8,6 | 2,9 |
Herkomst: Nederlandse achtergrond | 68,4 | 21,3 | 13,0 | 3,3 | 6,6 | 3,8 |
Herkomst: Westerse achtergrond | 60,3 | 24,2 | 12,7 | 3,5 | 8,0 | 3,4 |
Herkomst: Niet-westerse achtergrond | 60,5 | 18,6 | 8,3 | 2,5 | 17,8 | 3,6 |
Onderwijsniveau: Laag | 61,8 | 21,5 | 11,1 | 3,7 | 12,6 | 1,6 |
Onderwijsniveau: Middelbaar | 68,2 | 19,7 | 12,5 | 3,6 | 7,6 | 3,9 |
Onderwijsniveau: Hoog | 68,5 | 23,7 | 13,5 | 2,4 | 4,3 | 5,2 |
Huishoudensinkomen: Eerste kwartiel | 64,7 | 23,4 | 11,3 | 3,0 | 12,8 | 2,7 |
Huishoudensinkomen: Tweede kwartiel | 68,6 | 17,6 | 11,3 | 3,9 | 7,7 | 3,4 |
Huishoudensinkomen: Derde kwartiel | 66,5 | 19,6 | 13,2 | 3,9 | 7,1 | 4,3 |
Huishoudensinkomen: Vierde kwartiel | 67,7 | 24,0 | 13,1 | 1,9 | 5,6 | 4,3 |
Toelichting: Redenen voorkeur reguliere geneeswijzen
De reden(en) om reguliere geneeswijzen te verkiezen boven alternatieve geneeswijzen is voor twee groepen op een andere manier vastgesteld. De eerste groep bestaat uit mensen die in de afgelopen vijf jaar een alternatieve genezer hebben bezocht én mensen die dit niet hebben gedaan vanwege het ontbreken van een medische noodzaak. Zij konden meerdere redenen aangeven voor hun voorkeur voor een reguliere arts; 79 procent geeftéén reden, 17 procent twee redenen, en 4 procent drie of meer redenen.De tweede groep is samengesteld uit mensen die in de afgelopen vijf jaar geen alternatieve genezer hebben bezocht, maar wel een medische noodzaak hadden. Zij zijn op een eerder moment gevraagd naar de belangrijkste reden waarom zij geen gebruik hebben gemaakt van alternatieve geneeswijzen (zie ook paragraaf 2.1).Vanwege de overlap in antwoordopties zijn beide groepen samengenomen. Doordat de eerste groep meerdere antwoorden kon geven in tegenstelling tot de tweede groep, kan het aandeel dat een bepaalde reden geeft om reguliere geneeswijzen te prefereren boven alternatieve geneeswijzen enigszins vertekend zijn.
Ja | Misschien | Nee | |
---|---|---|---|
Totaal | 25,4 | 45,4 | 29,3 |
Geslacht: Man | 23,0 | 47,2 | 29,8 |
Geslacht: Vrouw | 27,7 | 43,6 | 28,7 |
Leeftijd: 18 tot 25 jaar | 28,0 | 51,9 | 20,1 |
Leeftijd: 25 tot 35 jaar | 33,6 | 42,6 | 23,8 |
Leeftijd: 35 tot 45 jaar | 29,6 | 46,6 | 23,8 |
Leeftijd: 45 tot 55 jaar | 25,0 | 45,3 | 29,7 |
Leeftijd: 55 tot 65 jaar | 25,3 | 47,4 | 27,3 |
Leeftijd: 65 tot 75 jaar | 15,6 | 44,4 | 39,9 |
Leeftijd: 75 jaar of ouder | 18,2 | 37,4 | 44,4 |
Herkomst: Nederlandse achtergrond | 23,4 | 47,5 | 29,1 |
Herkomst: Westerse achtergrond | 29,9 | 38,7 | 31,4 |
Herkomst: Niet-westerse achtergrond | 33,9 | 37,7 | 28,4 |
Onderwijsniveau: Laag | 21,2 | 40,2 | 38,5 |
Onderwijsniveau: Middelbaar | 27,1 | 48,0 | 24,9 |
Onderwijsniveau: Hoog | 26,4 | 45,7 | 27,9 |
Huishoudensinkomen: Eerste kwartiel | 29,8 | 36,5 | 33,7 |
Huishoudensinkomen: Tweede kwartiel | 24,8 | 44,8 | 30,4 |
Huishoudensinkomen: Derde kwartiel | 23,8 | 49,3 | 26,8 |
Huishoudensinkomen: Vierde kwartiel | 24,3 | 47,7 | 28,0 |
Diploma als arts | Diploma voor alternatieve geneeswijzen | Diploma is niet belangrijk | Geen antwoord | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 40,8 | 43,2 | 8,6 | 7,3 |
Geslacht: Man | 41,4 | 40,3 | 10,4 | 7,9 |
Geslacht: Vrouw | 40,3 | 46,0 | 6,9 | 6,8 |
Leeftijd: 18 tot 25 jaar | 37,5 | 46,9 | 7,5 | 8,1 |
Leeftijd: 25 tot 35 jaar | 32,0 | 49,4 | 11,5 | 7,1 |
Leeftijd: 35 tot 45 jaar | 35,2 | 48,9 | 9,5 | 6,3 |
Leeftijd: 45 tot 55 jaar | 41,2 | 43,3 | 8,3 | 7,3 |
Leeftijd: 55 tot 65 jaar | 42,2 | 45,6 | 6,6 | 5,7 |
Leeftijd: 65 tot 75 jaar | 52,7 | 32,1 | 6,9 | 8,3 |
Leeftijd: 75 jaar of ouder | 45,8 | 33,2 | 11,2 | 9,9 |
Herkomst: Nederlandse achtergrond | 42,1 | 43,3 | 7,4 | 7,2 |
Herkomst: Westerse achtergrond | 38,3 | 43,9 | 8,0 | 9,8 |
Herkomst: Niet-westerse achtergrond | 34,8 | 41,9 | 17,1 | 6,3 |
Onderwijsniveau: Laag | 42,4 | 37,3 | 10,4 | 9,9 |
Onderwijsniveau: Middelbaar | 40,0 | 45,5 | 8,7 | 5,7 |
Onderwijsniveau: Hoog | 40,6 | 45,9 | 7,0 | 6,5 |
Huishoudensinkomen: Eerste kwartiel | 37,3 | 40,2 | 13,2 | 9,3 |
Huishoudensinkomen: Tweede kwartiel | 43,2 | 41,7 | 7,3 | 7,7 |
Huishoudensinkomen: Derde kwartiel | 40,1 | 44,7 | 8,2 | 6,9 |
Huishoudensinkomen: Vierde kwartiel | 42,3 | 44,5 | 6,9 | 6,3 |
Contact alternatieve genezer in afgelopen 5 jaar: Nee | 43,6 | 39,5 | 9,0 | 7,8 |
Contact alternatieve genezer in afgelopen 5 jaar: Ja | 29,1 | 58,5 | 7,0 | 5,4 |
Contact alternatieve genezer in afgelopen 12 maanden: Nee | 42,6 | 40,9 | 8,8 | 7,7 |
Contact alternatieve genezer in afgelopen 12 maanden: Ja | 26,5 | 61,8 | 6,9 | 4,9 |
Onderzoek naar werking en risico’s alternatieve geneeswijzen | Onderzoek naar werking en risico’s alternatieve geneeswijzen | Onderzoek naar werking en risico’s alternatieve geneeswijzen | Onderzoek naar werking en risico’s alternatieve geneeswijzen | Overheid moet meebetalen aan onderzoek naar werking en risico’s | Overheid moet meebetalen aan onderzoek naar werking en risico’s | Overheid moet meebetalen aan onderzoek naar werking en risico’s | Overheid moet meebetalen aan onderzoek naar werking en risico’s | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(Helemaal) mee eens | Niet mee eens, niet mee oneens | (Helemaal) mee oneens | Weet ik niet | (Helemaal) mee eens | Niet mee eens, niet mee oneens | (Helemaal) mee oneens | Weet ik niet | |
Totaal | 79,2 | 8,5 | 4,4 | 7,8 | 63,8 | 14,9 | 12,8 | 8,5 |
Geslacht: Man | 78,5 | 9,1 | 5,4 | 7,1 | 62,0 | 15,5 | 15,3 | 7,2 |
Geslacht: Vrouw | 80,0 | 8,0 | 3,5 | 8,5 | 65,6 | 14,2 | 10,3 | 9,8 |
Leeftijd: 18 tot 25 jaar | 77,4 | 12,3 | 5,8 | 4,5 | 53,9 | 21,5 | 18,9 | 5,7 |
Leeftijd: 25 tot 35 jaar | 81,6 | 9,2 | 2,6 | 6,6 | 63,8 | 17,9 | 11,7 | 6,6 |
Leeftijd: 35 tot 45 jaar | 82,2 | 7,3 | 3,8 | 6,7 | 62,4 | 14,9 | 15,0 | 7,8 |
Leeftijd: 45 tot 55 jaar | 80,5 | 7,5 | 4,9 | 7,1 | 65,5 | 15,5 | 11,2 | 7,8 |
Leeftijd: 55 tot 65 jaar | 80,7 | 8,1 | 3,8 | 7,4 | 70,4 | 13,0 | 8,7 | 7,9 |
Leeftijd: 65 tot 75 jaar | 77,9 | 6,2 | 5,4 | 10,5 | 65,9 | 10,2 | 12,7 | 11,2 |
Leeftijd: 75 jaar of ouder | 70,0 | 11,3 | 5,3 | 13,4 | 60,4 | 11,2 | 13,5 | 14,9 |
Herkomst: Nederlandse achtergrond | 80,4 | 8,8 | 4,1 | 6,7 | 63,2 | 15,9 | 13,1 | 7,8 |
Herkomst: Westerse achtergrond | 78,1 | 6,9 | 6,4 | 8,6 | 64,6 | 11,1 | 14,9 | 9,4 |
Herkomst: Niet-westerse achtergrond | 72,6 | 8,5 | 4,6 | 14,3 | 67,4 | 11,6 | 8,9 | 12,0 |
Onderwijsniveau: Laag | 70,0 | 9,4 | 6,0 | 14,6 | 60,3 | 11,9 | 13,0 | 14,8 |
Onderwijsniveau: Middelbaar | 80,9 | 8,9 | 3,8 | 6,4 | 66,3 | 14,5 | 12,4 | 6,7 |
Onderwijsniveau: Hoog | 85,8 | 7,5 | 4,1 | 2,6 | 63,5 | 18,0 | 13,6 | 4,9 |
Huishoudensinkomen: Eerste kwartiel | 75,5 | 8,1 | 3,9 | 12,5 | 63,0 | 11,5 | 12,1 | 13,4 |
Huishoudensinkomen: Tweede kwartiel | 75,4 | 8,6 | 5,0 | 11,0 | 63,7 | 14,0 | 12,2 | 10,1 |
Huishoudensinkomen: Derde kwartiel | 80,7 | 8,4 | 4,7 | 6,2 | 64,4 | 16,0 | 12,0 | 7,6 |
Huishoudensinkomen: Vierde kwartiel | 82,9 | 8,9 | 4,1 | 4,1 | 63,6 | 16,7 | 14,5 | 5,2 |
Ja, alle alternatieve geneeswijzen | Ja, een of enkele alternatieve geneeswijzen | Nee | Geen antwoord | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 22,1 | 37,8 | 29,5 | 10,6 |
Geslacht: Man | 18,4 | 36,6 | 34,9 | 10,1 |
Geslacht: Vrouw | 25,6 | 39,0 | 24,2 | 11,1 |
Leeftijd: 18 tot 25 jaar | 13,7 | 32,7 | 43,9 | 9,8 |
Leeftijd: 25 tot 35 jaar | 19,7 | 41,3 | 32,1 | 6,9 |
Leeftijd: 35 tot 45 jaar | 23,0 | 39,1 | 27,6 | 10,3 |
Leeftijd: 45 tot 55 jaar | 24,8 | 41,9 | 23,9 | 9,4 |
Leeftijd: 55 tot 65 jaar | 26,2 | 42,0 | 21,6 | 10,2 |
Leeftijd: 65 tot 75 jaar | 22,1 | 33,5 | 30,4 | 14,0 |
Leeftijd: 75 jaar of ouder | 22,4 | 28,3 | 33,5 | 15,8 |
Herkomst: Nederlandse achtergrond | 20,0 | 38,7 | 30,7 | 10,5 |
Herkomst: Westerse achtergrond | 21,9 | 39,6 | 27,4 | 11,2 |
Herkomst: Niet-westerse achtergrond | 35,3 | 30,8 | 23,3 | 10,6 |
Onderwijsniveau: Laag | 28,6 | 28,7 | 27,1 | 15,6 |
Onderwijsniveau: Middelbaar | 23,6 | 39,4 | 27,5 | 9,5 |
Onderwijsniveau: Hoog | 14,7 | 43,6 | 34,9 | 6,9 |
Huishoudensinkomen: Eerste kwartiel | 28,8 | 32,1 | 26,6 | 12,5 |
Huishoudensinkomen: Tweede kwartiel | 25,0 | 36,1 | 26,9 | 12,0 |
Huishoudensinkomen: Derde kwartiel | 21,3 | 39,0 | 28,5 | 11,2 |
Huishoudensinkomen: Vierde kwartiel | 16,2 | 41,1 | 34,5 | 8,2 |