2. Cultuur en media en de Nederlandse economie
Wat is de bijdrage van cultuur en media aan de Nederlandse economie? In dit hoofdstuk wordt hierop antwoord gegeven aan de hand van verschillende macro-economische variabelen zoals het bruto binnenlands product, werkgelegenheid, de internationale handel en de consumptie. Ook worden daarbij de uitkomsten van 2022 vergeleken met 2018 om de ontwikkeling van de bijdrage van cultuur en media in beeld te brengen.
3,3 procent van bbp
Het aandeel van cultuur en media in het bruto binnenlands product (bbp) in 2022 bedroeg 3,3 procent. In 2018 was dit
3,4 procent. De bijdrage aan het bbp ging in 2022 gepaard met een werkgelegenheid van 331 duizend arbeidsjaren,
ofwel 4,1 procent van de totale werkgelegenheid in Nederland (ook 4,1 procent in 2018). Ter vergelijking met andere
satellietrekeningen: in de satellietrekening sport 2022 werd het aandeel van sport in het bbp geschat op 1,1 procent
(CBS, 2025); het aandeel van toerisme kwam in 2022 uit op 3,7 procent (CBS, Statline).
Dat het aandeel van cultuur en media in de werkgelegenheid groter is dan in het bbp impliceert dat de
arbeidsproductiviteit in de cultuur- en mediasector wat lager ligt dan die in de gehele economie. In 2022 bedroeg de
toegevoegde waarde per arbeidsjaar in de cultuur- en mediasector 90 duizend euro tegen 109 duizend euro voor de
gehele economie (zie tabel 5 in de tabellenset). Op zich is dit niet zo verwonderlijk omdat bedrijfstakken zoals de
industrie veel kapitaalsintensiever zijn de cultuur- en mediasector.
123 duizend zelfstandigen
De werkgelegenheid in de cultuur- en mediasector uitgedrukt in arbeidsjaren nam toe van 312 duizend in 2018 tot 331 duizend in 2022. In beide jaren was dit goed voor 4,1 procent van de totale werkgelegenheid. De werkgelegenheid in de cultuur- en mediasector bestaat voor ongeveer een derde uit zelfstandigen, ofwel 123 duizend werkzame personen. Dit aandeel is tweemaal zo hoog als voor de gehele economie. Het aandeel zelfstandigen is met name hoog in de bedrijfstakken Design, fotografie, vertaalbureaus (65 procent) en Kunst (56 procent). Zie voor deze details tabel 1 in de tabellenset. Het aandeel arbeidsvolume zelfstandigen van de cultuur- en mediasector in het totale arbeidsvolume van zelfstandigen was 7,7 procent. Voor het aandeel van de werknemers in het totale arbeidsvolume was dit 3,3 procent.
2015 (mln euro) | 2018 (mln euro) | 2022 (mln euro) | 2015 (%) | 2018 (%) | 2022 (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|
AANBOD | ||||||
Binnenlandse productie | 48240 | 59260 | 66820 | 3,6 | 3,8 | 3,3 |
Invoer | 20320 | 26930 | 38540 | 3,8 | 4,5 | 4,4 |
Totaal aanbod (basisprijzen) | 68560 | 86190 | 105360 | 3,6 | 4,0 | 3,7 |
Productgebonden belastingen | 2230 | 2550 | 3120 | 3,1 | 3,0 | 2,9 |
Productgebonden subsidies | 0 | 0 | 0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
Totaal aanbod (aankoopprijzen) | 70800 | 88740 | 108480 | 3,6 | 4,0 | 3,6 |
GEBRUIK | ||||||
Intermediair verbruik | 32460 | 43250 | 48090 | 4,4 | 5,1 | 4,3 |
Consumptieve bestedingen | 17100 | 18310 | 22870 | 3,5 | 3,4 | 3,4 |
Consumptie huishoudens (incl. izw's) | 12890 | 13850 | 16950 | 4,1 | 3,9 | 3,9 |
Consumptie overheid | 4210 | 4460 | 5930 | 2,4 | 2,3 | 2,5 |
Bruto investeringen | 2850 | 3320 | 3790 | 1,9 | 2,1 | 1,9 |
Voorraadverandering2 | 350 | 310 | 760 | 13,8 | 7,4 | 3,2 |
Uitvoer | 18040 | 23550 | 32970 | 3,1 | 3,4 | 3,4 |
Uitvoer uit binnenlandse productie | 11750 | 17600 | 18300 | 3,0 | 3,9 | 3,1 |
Wederuitvoer | 6290 | 5950 | 14670 | 3,1 | 2,5 | 4,0 |
Totaal gebruik (aankoopprijzen) | 70800 | 88740 | 108480 | 3,6 | 4,0 | 3,6 |
TOEGEVOEGDE WAARDE | ||||||
Binnenlandse productie | 48240 | 59260 | 66820 | 3,6 | 3,8 | 3,3 |
Intermediair verbruik (-) | 26360 | 34870 | 36940 | 3,6 | 4,1 | 3,3 |
Toegevoegde waarde (basisprijzen) | 21890 | 24390 | 29880 | 3,5 | 3,5 | 3,4 |
Productgebonden belastingen | 2230 | 2550 | 3120 | 3,1 | 3,0 | 2,9 |
Productgebonden subsidies (-) | 0 | 0 | 0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
Toegevoegde waarde (aankoopprijzen) | 24120 | 26940 | 33000 | 3,4 | 3,4 | 3,3 |
WERKGELEGENHEID | ||||||
Aantal werknemers (x 1 000) | 242 | 254 | 269 | 3,3 | 3,2 | 3,2 |
Arbeidsjaren werknemers (x 1 000) | 196 | 206 | 220 | 3,4 | 3,3 | 3,3 |
Aantal overige werkzame personen (x 1 000) | 118 | 118 | 123 | 8,0 | 7,6 | 7,1 |
Arbeidsjaren overige werkzame personen (x 1 000) | 98 | 106 | 110 | 8,2 | 8,2 | 7,7 |
Aantal werkzame personen (x 1 000) | 360 | 372 | 392 | 4,1 | 4,0 | 3,9 |
Arbeidsjaren werkzame personen (x 1 000) | 294 | 312 | 331 | 4,2 | 4,1 | 4,1 |
1) Voor cultuur en media zijn de bedragen in deze tabel afgerond op tientallen miljoenen euros dan wel duizendtallen. Hierdoor tellen onderliggende cijfers niet altijd op tot het totaal. 2) Inclusief saldo aan- en verkopen van kostbaarheden. |
37 procent invoer
In 2022 had het totale aanbod (basisprijzen) van cultuur en media een waarde van 105 miljard euro. Dit totale aanbod
bestaat uit goederen en diensten die in Nederland zijn geproduceerd plus de invoer. In 2022 kwam 37 procent van het
aanbod van cultuur en media uit invoer. Dit is meer dan voor de gehele economie (30 procent). De belangrijkste
ingevoerde cultuur- en mediaproducten in 2022 waren reclamediensten, licenties en royalty’s en audiovisuele
apparatuur. Het aandeel van cultuur en media in de totale invoer in 2022 bedroeg 4,4 procent (4,5 procent in
2018).
Ongeveer 63 procent van het aanbod van cultuur en media kwam dus uit binnenlandse productie. De belangrijkste
goederengroepen zijn hier ook weer reclamediensten en licenties en royalty’s, maar dan gevolgd door
uitgeverijdiensten. Het aandeel van cultuur en media in de totale binnenlandse productie in 2022 bedroeg 3,3 procent
(3,8 procent in 2018).
Gebruikscategorie | Aandeel |
---|---|
Intermediair verbruik | 44 |
Consumptie huishoudens (incl. izw's) | 16 |
Consumptie overheid | 5 |
Bruto investeringen | 3 |
Voorraadverandering1) | 1 |
Uitvoer uit binnenlandse productie | 17 |
Wederuitvoer | 14 |
1)Inclusief saldo aan- en verkopen van kostbaarheden. |
Gebruikscategorie | Aandeel |
---|---|
Intermediair verbruik | 37 |
Consumptie huishoudens (incl. izw's) | 15 |
Consumptie overheid | 8 |
Bruto investeringen | 7 |
Voorraadverandering1 | 1 |
Uitvoer uit binnenlandse productie | 20 |
Wederuitvoer | 12 |
1)Inclusief saldo aan- en verkopen van kostbaarheden. |
Bijna de helft is intermediair verbruik
In 2022 werd 44 procent van cultuur en media gebruikt als input voor het produceren van andere goederen en diensten (intermediair verbruik). Voor de gehele economie was dit aandeel beduidend lager (37 procent). Het aandeel van cultuur en media in het totale intermediaire verbruik van de Nederlandse economie is met 4,3 procent dan ook relatief hoog (5,1 procent in 2018). De belangrijkste goederen en diensten binnen het intermediair verbruik zijn reclamediensten, uitgeverijdiensten, en licenties en royalty’s.
Ook binnen de ‘traditionele’ kunst en cultuur is er sprake van een economische arbeidsverdeling die maakt dat culturele producties deels tot het intermediair verbruik worden gerekend. Een schrijver, muzikant of programmamaker produceert niet of nauwelijks rechtstreeks voor de consument, maar voor een uitgever of producent. Deze laatste neemt uiteindelijk het economisch risico om de culturele uiting daadwerkelijk aan de man te brengen.
2 000 euro per huishouden
De consumptie van cultuur en media door huishoudens in 2022 bedroeg 16,9 miljard euro en was daarmee goed voor 3,9
procent van de totale consumptie van huishoudens (ook 3,9 procent in 2018). Omgerekend per huishouden was dit in 2022
ruim 2 000 euro. De belangrijkste goederengroepen binnen de consumptie van huishoudens waren uitgeverijdiensten,
kunst, en audiovisuele apparatuur.
De consumptie van de overheid bestond in 2022 voor 2,5 procent uit cultuur en media (2,3 procent in 2018). Deze
consumptie door de overheid bestond voor ongeveer veertig procent uit gesubsidieerd cultuuronderwijs. Gesubsidieerd
onderwijs wordt grotendeels uit collectieve middelen gefinancierd en door de overheid ‘namens’ de
huishoudens geconsumeerd. In werkelijkheid zijn het uiteraard gewoon personen die dit onderwijs genieten.
Investeringen en voorraadvorming
Het aandeel van cultuur en media in de investeringen bedroeg 1,9 procent in 2022 (2,1 procent in 2018). Het gaat hier bijvoorbeeld om cultuur- en mediaproducten die tot de investeringen worden gerekend zoals audiovisuele apparatuur, boekbind- en drukmachines en architectendiensten. Voor een deel ook uit zogenaamde investeringen in eigen beheer. Dit zijn onder andere originele kunstwerken die beschouwd worden als kapitaalgoed en in de vorm van licenties en royalty’s inkomen genereren voor de betreffende kunstenaars. Daarnaast zijn de investeringen in (culturele) gebouwen e.d. van de bedrijfstakken Kunst en Bibliotheken, musea, en natuurbehoud én Openbaar bestuur en overheidsdiensten, ook gerekend tot de investeringen van cultuur en media. Deze gebouwen staan grotendeels in dienst van cultuur en media en zijn daarom gerekend tot de investeringen van de cultuur- en mediasector.
Het aandeel van cultuur en media in de post voorraadverandering in 2022 bedroeg 3,2 procent (7,4 procent in 2018). Onder de voorraadverandering vallen onder andere ook aangekochte museumstukken. Dit varieert van schilderijen tot botten van dinosaurussen. Deze goederen worden niet als investering beschouwd omdat ze niet primair gezien worden als productiemiddel, maar hoofdzakelijk als een (kunst)object dat door de jaren heen zijn waarde behoudt.
30 procent uitvoer
Het aandeel van cultuur en media in de totale uitvoer in 2022 was 3,4 procent (ook 3,4 procent in 2018). In 2022 werd van
alle cultuur en media 30 procent uitgevoerd; voor de gehele economie was dit 32 procent van alle producten. Voor
cultuur en media bestond deze uitvoer voor 56 procent uit uitvoer uit binnenlandse productie. Voor de gehele
economie is dit 61 procent. Vergeleken met de totale economie leunt de uitvoer van cultuur en media dus iets minder
op uitvoer uit binnenlandse productie (en meer op wederuitvoer).
De belangrijkste posten in de uitvoer uit binnenlandse productie waren reclamediensten en de opbrengst uit
licenties en royalty’s. Laatst genoemde post betreft in principe vergoedingen voor het exploiteren van in
Nederland geproduceerde culturele uitingen (een boek, muziek, film of televisieprogrammaformat e.d.). Echter, er is
ook sprake van invoer van licenties en royalty’s door in Nederland gevestigde buitenlandse bedrijven die deze
rechten aankopen (invoeren) van hun moederbedrijf en deze vervolgens weer verkopen aan buitenlandse afnemers
(uitvoeren). Hierbij gaat het niet om in Nederland geproduceerde culturele uitingen. Voor 2021 waren deze
geldstromen grotendeels het gevolg van het feit dat dergelijke bedrijven in Nederland geen bronbelasting
hoefden te betalen over hun licenties en royalty’s4). Verder worden ook voorstellingen van Nederlandse artiesten in het
buitenland gerekend tot de uitvoer.
De wederuitvoer van cultuur en media bestond in 2022 voor 43 procent uit audiovisuele apparatuur en voor 41 procent
uit licenties en royalty’s. Wederuitvoer bestaat uit goederen die weliswaar door bedrijven in Nederland worden
uitgevoerd, maar niet in Nederland zijn geproduceerd. Het is met name de handels- en vervoerssector die hier geld
aan verdient.
Productgebonden belastingen en subsidies
Productgebonden belastingen en subsidies zijn belastingen en subsidies die geheven respectievelijk uitgekeerd worden
per eenheid product. Voorbeelden hiervan zijn de accijnzen op benzine en alcohol. Het belangrijkste voorbeeld is
echter de btw. De prijs waartegen producten door de producent worden aangeboden, wordt door de overheid via
productgebonden belastingen kunstmatig verhoogd. Hier staan de productgebonden subsidies tegenover, die juist
bedoeld zijn om de verkoopprijs te drukken. Voor de gehele Nederlandse economie zijn de productgebonden belastingen
echter veel hoger dan de subsidies. Per saldo werkt dit dus prijsverhogend.
In 2022 bedroeg het saldo van productgebonden belastingen en subsidies voor cultuur en media 3,1 miljard euro of wel 3,0 procent van het saldo van de economie als geheel (ook 3,0 procent in 2018). Dit bedrag bestaat praktisch volledig
uit de btw. Productgebonden subsidies zijn overigens niet de enige subsidies die de overheid aan de cultuur- en
mediasector verstrekt. Het bedrag dat de overheid in de vorm van niet-productgebonden subsidies en
inkomensoverdrachten aan de cultuur- en mediasector verstrekt is vele malen groter (zie hoofdstuk 4).
Ontwikkeling cultuur en media
Om de ontwikkeling van cultuur in media in breder perspectief te plaatsen, kan naar de verschillende economische grootheden worden gekeken zoals bijvoorbeeld de productie, invoer of de consumptie. Wanneer een ontwikkeling verschilt van de totale economie, leidt tot een verandering van het aandeel van cultuur en media in de totale economie.
Tussen 2018 en 2022 nam voor praktisch alle macro-economische grootheden van cultuur en media de nominale waarde toe. Echter, voor veel grootheden bleef de ontwikkeling achter in vergelijking met de ontwikkeling van de totale economie. Zo nam het aanbod van goederen en diensten gerelateerd aan cultuur en media met 22,2 procent toe terwijl dit voor de gehele economie met 33,1 procent groeide. Dit verschil wordt voornamelijk verklaart door de groei van de binnenlandse productie, deze was voor cultuur en media met 12,8 procent een stuk lager dan voor de gehele economie (29 procent).
Navenant aan het aanbod lag ook de ontwikkeling van het gebruik van cultuur en media gerelateerde goederen en diensten lager dan de totale economie. Dat gold voor het intermediaire verbruik, de bruto investeringen en de uitvoer uit binnenlandse productie.
Door lagere groei van de binnenlandse productie van cultuur en media in vergelijking met de totale economie, bleef ook de groei van de bruto toegevoegde van cultuur en media wat achter. Hierdoor was het aandeel van cultuur en media in het bruto binnenlands product (bbp) met 3,3 procent net iets kleiner dan het aandeel in 2018 (3,4 procent).
Voor wat betreft de werkgelegenheid groeide de cultuur- en mediasector in lijn met de gehele economie. Het aantal arbeidsjaren nam tussen 2018 en 2022 toe van 312 duizend naar 331 duizend; het aandeel in de totale werkgelegenheid bleef daarbij gelijk (4,1 procent).
4)Bij rente, royalty's of dividend ontvangen uit een ander land, wordt bij de uitbetaling vaak belasting ingehouden. Dit heet bronbelasting. Als Nederland een verdrag heeft met het land waarvan de inkomsten afkomstig zijn, dan is er misschien recht op (gedeeltelijke) vrijstelling of teruggaaf van de in te houden, of ingehouden belasting. Per 1 januari 2021 is deze belastingregel veranderd en wordt er in Nederland wel bronbelasting geheven over licenties en royalty’s. Zie: https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/winst/bronbelasting-rente-en-royalty/