1. Inleiding
Voorliggende publicatie geeft een beschrijving van de Nederlandse sporteconomie aan de hand van de uitkomsten van de sportrekeningen. De sportrekeningen zijn gebaseerd op nationale rekeningen; de kwantitatieve beschrijving van de totale Nederlandse economie. Vanwege de aansluiting op de nationale rekeningen en de daarin gebruikte concepten en definities zijn de sportrekeningen te classificeren als een satellietrekening van de nationale rekeningen. De sportrekeningen geven de sporteconomie weer aan de hand van de belangrijkste macro-economische variabelen zoals productie, consumptie, toegevoegde waarde en werkgelegenheid. Daar de satellietrekening – zoals gezegd – gedestilleerd is uit de beschrijving van de totale Nederlandse economie kan het aandeel van sport in de verschillende macro-economische totalen worden bepaald. Daarnaast kan voor de sporteconomie zélf worden aangegeven wat de belangrijkste goederen en diensten zijn en welke bedrijfstakken een meer of minder grote rol spelen binnen de sporteconomie.
Maar wát is de sporteconomie eigenlijk? Wat betekent sport in economische zin? Sport biedt vermaak, bevordert gezondheid en welzijn en vergroot maatschappelijke betrokkenheid. Het sporten zelf kan zelfstandig of in ongeorganiseerd verband worden beoefend, maar ook in sterk georganiseerd verband of op hoog niveau in competitieverband. Voor sommigen is (top)sport zelfs hun beroep. In 2023 deed 55,6 procent van de bevolking van 4 jaar en ouder wekelijks aan sport (53,8 procent in 2019). Sporten via een sportvereniging is hierbij overigens lang niet altijd meer de overheersende wijze van sportbeoefening. In 2023 had twee derde van de wekelijkse sporters een lidmaatschap bij een sportvereniging en/of een abonnement bij een sportaanbieder. Wekelijks sportende kinderen en jongeren zijn voornamelijk lid van een sportvereniging (70 procent en 59 procent). Wekelijks sportende volwassenen en ouderen hebben vaker een abonnement bij een sportaanbieder (32 procent en 27 procent). In 2023 was fitness/conditietraining de meest beoefende sport door Nederlanders van 12 jaar en ouder. Ongeveer een kwart van de beoefende sporten door wekelijkse sporters van 12 jaar of ouder was fitness/conditietraining.
Ook het vermaak dat sport biedt varieert van een wedstrijd van de lokale club met een handjevol toeschouwers en een kort stukje in de plaatselijke krant, tot grote evenementen met duizenden toeschouwers en integraal uitgezonden wedstijden op televisie. In 2022 bezocht 16 procent van de Nederlanders van 12 jaar en ouder maandelijks of vaker een sportwedstrijd of sportevenement. Dit is meer dan in 2020, maar minder dan in eerdere meetjaren. Door de coronamaatregelen waren er in 2020 ook minder sportwedstrijden en sportevenementen, daarnaast was het aantal bezoekers per evenement dikwijls beperkt. In ‘normale’ jaren bezocht een op de vijf mensen van 12 jaar en ouder minstens eenmaal per maand een sportwedstrijd of -evenement (21 procent in 2018). In 2022 volgde 58 procent van de Nederlanders van 6 jaar en ouder minimaal wekelijks sport via media zoals (online) kranten of tijdschriften, (online) radio of podcasts, sociale media, (online) televisie, en via (sport)websites en/of apps (dit was 55 procent in 2020 en 57 procent in 2018).
De relatie tussen sport en gezondheid kent eveneens verschillende kanten. Enerzijds is er de algemene opvatting dat sport, of in ieder geval regelmatig bewegen, goed is voor de gezondheid. Dit wordt dan ook bijgehouden. Zo voldeed in 2023 45 procent van de Nederlanders van 4 jaar en ouder aan de beweegrichtlijnen. Dit is vergelijkbaar met het voorgaande jaar en het niveau van 2016, maar minder dan in de jaren 2017-2021. Aan de andere kant leidt sporten ook tot blessures. In 2023 rapporteerde 11,2 procent van de wekelijkse sporters van 4 jaar en ouder een sportblessure opgelopen te hebben in de afgelopen drie maanden. Dit aandeel in 2023 is vergelijkbaar met eerdere jaren.
Het voorgaande illustreert dat naast het sporten zelf er allerlei activiteiten zijn die daar voor nodig zijn (accommodaties, sportkleding, sportartikelen e.d.) dan wel uit voortvloeien (wedstrijdbezoek, mediagebruik, horecadiensten e.d.). In een satellietrekening sport worden al deze aan sport gerelateerde goederen en diensten samengebracht en uitgedrukt in geld. Sport wordt beschreven als een ‘gewone’ bedrijfstak die goederen en diensten produceert en daarmee een bijdrage levert aan de Nederlandse economie en werkgelegenheid.
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft een aantal kernindicatoren in het domein sport en bewegen vastgesteld.1) Deze kernindicatoren zijn door de minister benoemd om de ontwikkelingen in de sport en de daaraan gerelateerde zaken, in de tijd op hoofdlijnen te kunnen volgen. Het bevat indicatoren over de deelname aan sport, maar ook over het aanbod van sportaccommodaties en het aantal blessures zoals hiervoor al genoemd. In deze lijst van zo’n twintig kernindicatoren komen ook twee indicatoren voor die afkomstig zijn uit de satellietrekening sport, te weten het bruto binnenlands product (bbp) van de sporteconomie en de werkgelegenheid in de sporteconomie.
Wat is een satellietrekening sport?
Deze twee indicatoren – en de satellietrekening sport in zijn algemeenheid – brengen de verschillende facetten van sport onder een noemer, namelijk onder die van de nationale rekeningen. De nationale rekeningen beschrijven alle transacties in de Nederlandse economie op een consistente en boekhoudkundig sluitende wijze. Bij het samenstellen van de satellietrekening sport wordt van al deze transacties bepaald welk deel hiervan sport betreft of hieraan gerelateerd is. Met uitzondering van de werkgelegenheid, worden al deze transacties uitgedrukt in hun monetaire waarde zodat ze op het punt van waarde met elkaar en met de rest van de economie vergeleken kunnen worden.
In de satellietrekening sport wordt dus op systematische wijze voor alle goederen en diensten zoals onderscheiden in de nationale rekeningen, bepaald wat het aan sport gerelateerde deel is. Dit gebeurt voor verschillende macro-economische variabelen zoals productie, invoer, consumptie en uitvoer. Soms is dit makkelijk te bepalen omdat het aan sport gerelateerde deel apart wordt onderscheiden (bijvoorbeeld de goederengroep sportartikelen). Soms is het moeilijker te bepalen en wordt op basis van aanvullende bronnen het aan sport gerelateerde deel uit een groter geheel gefilterd (bijvoorbeeld de zorgkosten voortvloeiend uit sportblessures uit de totale zorgkosten). Het uiteindelijke resultaat is een consistente en sluitende beschrijving van de sporteconomie die vergeleken kan worden met de totale Nederlandse economie.
Om de satellietrekening sport op te kunnen stellen is een duidelijke afbakening van de sporteconomie nodig. Op EU-niveau is afgesproken wat in termen van goederen en diensten al dan niet tot de sporteconomie wordt gerekend. De uitkomsten in dit rapport volgen de meest recente richtlijnen hiervoor (Vilnius 3.0; zie hoofdstuk 3 en de Technische Toelichting).
Historie en achtergrond
De satellietrekening sport wordt in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) samengesteld. Een eerste proeve van een satellietrekening is opgesteld voor het jaar 2006 in samenwerking met de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (CBS/HAN 2012a). Dit heeft ook geresulteerd in een handboek voor het samenstellen van de satellietrekening sport (CBS/HAN 2012b). Samen met de richtlijnen voor het samenstellen van een satellietrekening sport genoemd in de Vilniusdefinitie ligt dit handboek ten grondslag aan de satellietrekening sport zoals die momenteel periodiek door het CBS wordt samengesteld. Na de eerste satellietrekening voor 2006 heeft het CBS ook voor de jaren 2008 en 2010 een satellietrekening sport gepubliceerd (CBS 2013), voor het jaar 2012 (CBS 2015), 2015 (CBS 2019) en 2019 (CBS 2021).
In het voorliggende rapport wordt de satellietrekening over 2022 gepresenteerd. Deze satellietrekening sport is gebaseerd op de definitieve nationale rekeningen van 2022.
De definitieve nationale rekeningen hebben op het gebied van de onderscheiden goederen en diensten en bedrijfstakken, het meeste detail en bieden daarom de beste aanknopingspunten om er de aan sport gerelateerde goederen en diensten uit te destilleren. Eens in de vijf jaar vindt een revisie van de nationale rekeningen plaats. 2) Bij een revisie worden veranderingen in concepten, classificaties, methoden en bronnen in één keer in de nationale rekeningen doorgevoerd. Daarbij wordt het revisiejaar opnieuw aangesloten op de niveaus en de structuur van de bronstatistieken. Ook wordt de tijdreeks gereviseerd zodat deze aansluit bij het revisiejaar en de jaren volgtijdelijk vergelijkbaar blijven. 3)
De op het eerste gezicht wat lange tijd tussen het verslagjaar en het jaar van verschijnen wordt verklaard door het feit dat de satellietrekening sport in zijn huidige opzet wordt samengesteld op basis van de definitieve cijfers uit de nationale rekeningen. In 2024 kwamen de jaarcijfers over 2022 beschikbaar ná revisie.
Zowel de revisie van de nationale rekeningen als de nieuwe afbakening van de sporteconomie volgens Vilnius 3.0 hebben een effect op de uitkomsten. Om de cijfers met eerdere jaren vergelijkbaar te houden, zijn deze effecten zo goed mogelijk teruggelegd in de tijdreeks zoals beschreven in hoofdstuk 2. Hierdoor wijken de cijfers over 2019 en eerdere jaren af van de cijfers uit eerdere publicatie over de sporteconomie. In de Technische Toelichting staat aangegeven waar de verschillen vooral een rol spelen.
Inhoud rapport
Hoofdstuk 2 begint met een vergelijking van de sporteconomie met de totale Nederlandse economie. Allereerst zal ingegaan worden op de belangrijkste macro-economische ontwikkelingen in de periode 2006-2022. De consumptieve bestedingen, de productie en de toegevoegde waarde staan hierbij centraal. Vervolgens zullen enkele structurele karakteristieken van de sporteconomie zelf worden uitgelicht aan de hand van de cijfers over het jaar 2022. Het zal zo niet alleen duidelijk worden welke producten en bedrijfstakken belangrijk zijn binnen de sporteconomie, maar ook welke bedrijfstakken het meest profiteren van het fenomeen sport. Hoofdstuk 3 gaat in op de nieuwe tweedeling volgens Vilnius 3.0 in characteristic goods en connected goods. Vervolgens wordt in de hoofdstukken 4 tot en met 10 steeds een onderdeel van de sporteconomie uitgelicht, bijvoorbeeld sportdeelname, sportbenodigdheden, onderwijs of media. In deze hoofdstukken wordt in meer detail beschreven om welke aan sport gerelateerde goederen en diensten het precies gaat en welke ontwikkelingen er zichtbaar zijn in de bestedingen en toegevoegde waarde in de periode 2019-2022. Deze hoofdstukken bieden inzicht in de ontwikkelingen die ten grondslag liggen aan de macro-economische cijfers zoals gepresenteerd in hoofdstuk 2.
Deze rapportage is voorzien van een Technische Toelichting en een Tabellenbijlage. In de Technische Toelichting worden de methode en gehanteerde uitgangspunten bij het samenstellen van de voorliggende satellietrekening nader toegelicht. Ten slotte bevat de Tabellenbijlage onder andere de gedetailleerde tabellenset die ten grondslag ligt aan de cijfers en het verhaal zoals in deze publicatie gepresenteerd.
1) Zie https://www.sportenbewegenincijfers.nl/kernindicatoren. De cijfers genoemd in deze inleiding zijn, tenzij anders vermeld, afkomstig van deze website, geraadpleegd op 21 januari 2025.
2) Zie voor meer informatie over de revisie van verslagjaar 2021: Revisiepublicatie nationale rekeningen, verslagjaar 2021 | CBS.
3) Zie voor meer informatie over revisie van de tijdreeksen: Nationale rekeningen: revisie tijdreeksen 1995-2021