Auteur: Marion van den Brakel en Eveline Vandewal*

Wat is genoeg om van te leven?

Over deze publicatie

De nieuwe armoedegrens ontwikkeld door het CBS, Nibud en SCP stoelt op het minimale bedrag dat nodig is om in het levensonderhoud te kunnen voorzien en mee te kunnen doen in de samenleving. Het Nibud stelt dit bedrag jaarlijks vast voor de meest voorkomende huishoudenstypen: de zogenoemde minimumvoorbeeldbegrotingen. Naast de reguliere bronnen die het Nibud hierbij gebruikt, zijn in 2023 in een enquête ook burgers geraadpleegd. In deze rapportage komen de uitkomsten van dit steekproefonderzoek aan bod en wordt hun weerslag op de minimumvoorbeeldbegrotingen besproken.

* Met dank aan Jasja Bos, Marcel Warnaar en Guus Wieman (Nibud) voor hun waardevolle input.

1. Inleiding

Het CBS heeft in samenwerking met het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) een nieuwe armoedegrens ontwikkeld (zie CBS, Nibud en SCP, 2024). Deze grens is gebaseerd op het inkomen dat minimaal nodig is om in het levensonderhoud te kunnen voorzien en mee te kunnen doen in de samenleving. Het Nibud stelt dit minimale bedrag jaarlijks vast voor de meest voorkomende huishoudenstypen: de zogenoemde minimumvoorbeeldbegrotingen. Het instituut baseert zich hiervoor onder meer op informatie van experts (o.a. Gezondheidsraad en Voedingscentrum) en prijsstatistieken van het CBS. In 2023 zijn ook burgers geraadpleegd: kleinschalig in focusgroepen samengesteld uit sociale minima, en grootschaliger in een steekproefonderzoek onder de bevolking. De uitkomsten van de focusgroepen hebben geleid tot kleine aanpassingen in de minimumvoorbeeldbegrotingen van 2023 (CBS, Nibud en SCP, 2023). In deze rapportage komen de uitkomsten van het in september 2023 gehouden steekproefonderzoek aan bod en wordt hun weerslag op de minimumvoorbeeldbegrotingen besproken.

2. Data en methode

2.1 Vragenlijst

De minimumvoorbeeldbegrotingen van het Nibud zijn grofweg ingedeeld in vier hoofdgroepen: vaste lasten, reserveringsuitgaven, huishoudelijke uitgaven, en uitgaven voor sociale participatie. Tot de vaste lasten behoren uitgaven aan onder meer huur, energie, communicatie (telefoon, internet), en verzekeringen. Uitgaven aan kleding, inboedel, en onderhoud van huis of tuin zijn reserveringsuitgaven. Huishoudelijke uitgaven zijn de boodschappen voor onder andere voeding, was- en schoonmaakartikelen en persoonlijke verzorging. Sociale participatie omvat de kosten voor het sociaal meedoen in de samenleving. Hierbij valt te denken aan een lidmaatschap van een sport-, hobby- of muziekvereniging of de bibliotheek (zie Nibud, 2023)

Doel van het steekproefonderzoek was om voor een aantal goederen en diensten (verder aangeduid met items), al dan niet opgenomen in de minimumvoorbeeldbegrotingen (MVB), na te gaan of deze wel of niet noodzakelijk zijn voor mensen die op het bestaansminimum leven (in dit artikel kortweg ook aangeduid met: sociale minima). Van elke hoofdgroep zijn in de vragenlijst items voorgelegd die in 2023 wel of juist niet tot de MVB behoren. Respondenten konden voor die items op een schaal van 1 tot 5 aangeven hoe noodzakelijk zij die achten voor sociale minima. Een 1 betekende daarbij absoluut niet noodzakelijk en een 5 absoluut wel noodzakelijk. Aanvullend werd gevraagd of (het huishouden van) de respondent een item bezit of, bij bijvoorbeeld sociale participatie, er geld aan uitgeeft. Van items die respondenten niet hebben, werd tevens vastgesteld of dit om financiële of om andere redenen was. Bij de reserveringsuitgaven en de huishoudelijke uitgaven is daarnaast ook gevraagd waar (dure of goedkope winkels) en met welke frequentie mensen items (zoals kleding en schoenen) aanschaffen, en hoeveel ze per keer gemiddeld uitgeven (aan bijv. de wekelijkse boodschappen of kleding). 

De vragenlijst is in meer blokken (thema’s) ingedeeld dan de vier hoofdgroepen die Nibud hanteert. Die thema’s zijn: 

  • woning en inboedel, 
  • televisie, internet en telefonie, 
  • verzekeringen, 
  • vervoer, 
  • voeding en andere uitgaven, 
  • kleding en schoenen,
  • sociale participatie. 

Verder zijn in de enquête vragen gesteld over het gebruik van gemeentelijke regelingen, het kunnen rondkomen, en over spaargeld. De onderwerpen gemeentelijke regelingen en rondkomen blijven hier onbesproken. De uitkomsten over spaargeld komen in dit rapport deels aan bod, maar zijn vooral gebruikt bij de bepaling van een vermogensgrens want de hoogte van het vermogen speelt in de nieuwe methodiek om armoede te meten ook mee (zie CBS, Nibud en SCP, 2024). 

2.2 Steekproef en dataverzameling

Het onderzoek is uitgevoerd via het LISS-panel van Centerdata. Dit panel bestaat uit circa 7,5 duizend panelleden die in ongeveer 5 duizend huishoudens leven. De steekproef voor het onderzoek is getrokken uit panelleden van 16 jaar of ouder die tot de huishoudenskern (die bestaat uit het hoofd en de eventuele partner) behoren. Deze kernleden hebben bovendien ingestemd met koppeling van hun gegevens aan CBS-gegevens. De bruto steekproef bestond uit 3 899 mensen en kwam tot stand door een selectie uit de laagste 15 procent inkomens en uit de hogere inkomens (een zogenaamde gestratificeerde steekproef). Bij de selectie is uitgegaan van het netto huishoudensinkomen zoals opgegeven door LISS-panelleden (zie vragenlijst), dat is gestandaardiseerd met de CBS-equivalentiefactoren (zie Wat is mijn koopkracht? | CBS). Om bij de uitkomsten lage inkomens te kunnen onderscheiden, was het van belang dat deze voldoende vertegenwoordigd waren. Met een beoogde respons van in totaal 2 500 waarin de laagste 15 procent inkomens in ieder geval niet ondervertegenwoordigd zouden zijn, zijn op basis van responspercentages uit het verleden (ruim 70 procent) alle 502 kernleden behorende tot die laagste 15 procent opgenomen in de bruto steekproef. Uit de hogere inkomens zijn aselect 3 397 kernleden getrokken. De vragenlijst is door 2 902 mensen volledig ingevuld, wat neerkomt op een responspercentage van ruim 74 procent. De respondenten hebben de vragen online beantwoord. 

2.3 Databewerking en weging

De in de enquête verzamelde gegevens van de 2 902 respondenten zijn verrijkt met het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen in decielgroepen uit de CBS-Inkomensstatistiek van 2022 en met huishoudenstype en leeftijd uit de CBS-Bevolkingsstatistiek (stand 1 september 2023). Van respondenten van wie, ondanks dat ze toestemming gegeven hebben, de CBS-gegevens niet gekoppeld konden worden is (1) het inkomen geschat, en (2) zijn de leeftijd en het huishoudenstype zoals bekend uit de LISS-achtergrondgegevens overgenomen. Dat laatste betrof 118 respondenten. Voor 65 respondenten is het inkomen geschat door het gestandaardiseerde LISS-inkomen (zie paragraaf 2.2) te vergelijken met de decielgrenzen van het CBS-inkomen1) (zie StatLine). Was er geen LISS-inkomen, dan is uitgegaan van het gemiddeld CBS- inkomen in 2022 (35,4 duizend euro). Deze respondenten kwamen zo in de zesde decielgroep terecht.

Responsanalyse liet onder meer zien dat de laagste en de hoogste inkomens ondervertegenwoordigd waren. Zo behoorde bijna 5 procent tot de laagste decielgroep en 10 procent tot de hoogste. In de populatie was dat respectievelijk 7 en 12 procent2). Ook waren respondenten tot 40 jaar met een partner ondervertegenwoordigd. Zonder kinderen was het aandeel in de netto steekproef 4,4 procent, met kinderen 4,8 procent. In de populatie was dat bijna 2 keer zoveel. De selectiviteit in de respons stemt overeen met het algemene beeld: jongeren nemen minder deel aan enquêtes dan ouderen, en mensen met een laag inkomen minder dan mensen met een hoog inkomen. Voor de selectiviteit is door weging zodanig gecorrigeerd dat de deelnemers aan het onderzoek een zo goed mogelijke representatieve vertegenwoordiging vormen van de doelpopulatie (mensen van 16 jaar of ouder in de huishoudenskern). Er is zowel gewogen naar een combinatie van huishoudenstype (alleenstaand, paar zonder kinderen, paar met kinderen, alleenstaande ouder, overig) en leeftijd (tot 40 jaar, 40 tot 65 jaar, 65 jaar of ouder) als naar decielgroepen van het (deels toegekende) inkomen (met een zogenaamde additief weegmodel). Alleenstaande ouders en overige huishoudenstypen zijn vanwege de kleine responsaantallen in de weging niet onderscheiden naar leeftijd. De andere huishoudenstypen wel. De weging zorgt ervoor dat de steekproef in ieder geval representatief is wat betreft leeftijd, huishoudenstype en inkomen van de doelgroep (mensen van 16 jaar of ouder in de huishoudenskern). Na weging blijft de vertegenwoordiging van mannen en vrouwen vrijwel gelijk aan die in de doelgroep: iets minder mannen dan vrouwen. De gewogen steekproef is dus een representatieve afspiegeling van de doelgroep naar geslacht, leeftijd, huishoudenstype en inkomen3). Gewogen uitkomsten uit de steekproef geven een beeld van de opvattingen van die doelgroep.

2.4 Presentatie uitkomsten

Vragen over noodzaak en bezit

Om af te wegen of een item wel of niet nodig is voor mensen op het bestaansminimum, is een beslisboom opgesteld. In de beslisboom spelen een rol:

  • Welk percentage van de doelgroep een item (absoluut) noodzakelijk vindt;
  • Welk percentage van de laagste 20 procent inkomens in de doelgroep een item (absoluut) noodzakelijk vindt;
  • Welk percentage van de laagste 20 procent het item bezit (of, bij bijvoorbeeld uitjes, er geld aan uitgeeft);
  • Welk percentage van de niet-bezitters het item om financiële redenen niet bezit (of er geen geld aan uitgeeft).

Anders dan in de focusgroepen, waar de mening van sociale minima telde, is het uitgangspunt van de beslisboom de mening van de bevolking, vertegenwoordigd door de mening van de doelgroep. De beslisboom gaat daarom allereerst na hoe noodzakelijk de bevolking een item vindt. Als een meerderheid van minstens twee derde het item (absoluut) noodzakelijk4) vindt, dan wordt het item nodig5) geacht om te kunnen leven en mee te kunnen doen in de samenleving. Vindt een minderheid van maximaal een derde dat, dan is het item niet nodig. Zijn de meningen in de bevolking verdeeld (percentage tussen 33 tot 67 procent), dan wordt gekeken in welke mate de laagste groep het item bezit (of er geld aan uitgeeft). Bezit meer dan de helft het item, dan beschouwen we het als nodig. Als maximaal de helft het item bezit, valt de beslissing op basis van de reden van niet-bezit. Heeft meer dan de helft van de niet-bezitters aangegeven dat het niet-bezit om financiële redenen is, dan is het item nodig. Bij maximaal de helft niet. Zijn er te weinig (minder dan 100) respondenten om het bezit te bepalen, dan geeft de mening van de laagste inkomens over de noodzakelijkheid van het item de doorslag.

Bij de berekening van een percentage zijn mensen die geen antwoord hebben gegeven (omdat ze het niet wisten of de vraag op hen niet van toepassing was) buiten beschouwing gelaten. Of een percentage kleiner is dan 33 procent, tussen 33 en 67 procent ligt, of minimaal 67 procent bedraagt (of minder of meer is dan de helft), hangt af van de marge rondom het geschatte percentage. Voor elk percentage zijn daartoe 95%-betrouwbaarheidsintervallen berekend. Voor een meerderheid van minimaal twee derde geeft de ondergrens van het interval de doorslag, voor een minderheid van een derde is dat de bovengrens. Zodra de onder- of bovengrens tussen een derde en twee derde ligt, valt het percentage met grote waarschijnlijkheid in de tweede tertielgroep en worden de meningen als verdeeld beschouwd. Een percentage is meer dan 50 als de ondergrens van het interval meer is dan 50 procent. In alle andere gevallen is het percentage 50 of kleiner. 

2.4.1 Beslisboom2.4.1 Beslisboom Noodzaak volgens laagste groep Niet-bezit laagste groep om financiële reden Bezit laagste groep Noodzaak volgens bevolking * Te weinig (<100) respondenten voor betrouwbare uitkomst Nodig Niet nodig <33% ≥67% <33 tot 67% >50% >50% >50% ≤50% ≤50% Onbekend* ≤50%2.4.1 BeslisboomNoodzaak volgenslaagste groepNiet-bezit laagste groep om financiële redenBezit laagste groepNoodzaakvolgens bevolking* Te weinig (<100) respondenten voor betrouwbare uitkomstNodigNiet nodig<33%≥67%<33 tot 67%>50%>50%>50%≤50%≤50%Onbekend*≤50%

In bijlage A is van items te zien hoeveel mensen (uit de laagste inkomensgroep) ze noodzakelijk vinden en hoe hoog het bezit is. Voor elk thema zijn de items geordend van hoog naar laag op het percentage mensen in de bevolking dat ze (absoluut) noodzakelijk vindt. In paragraaf 3 is per thema te zien welke items op basis van de beslisboom nodig zijn en welke niet, en of er in de minimumvoorbeeldbegrotingen rekening mee gehouden is. Om de gevoeligheid van de beslisboom te toetsen, zijn alternatieve bomen gebruikt om het belang van de items af te wegen. Zo is hoe noodzakelijk de bevolking een item vindt (eerste vertakking), ook op basis van de driedeling ‘<40 procent, 40 tot 60, procent, minstens 60 procent’ nagegaan. Daarnaast is een alternatieve ingang gebruikt, waarbij eerst werd bekeken of de laagste inkomens dezelfde mening hadden over de noodzaak van een item als de hogere. Was dit zo, dan werd vervolgens beslisboom 2.4.1 gevolgd. Verschilden beide groepen van mening, dan gaf net als in de focusgroepen de mening van de laagste inkomensgroep de doorslag (op basis van tertielgroepen). Bij een verdeelde mening was de beslisboom gelijk aan de tweede vertakking van boom 2.4.1 (zie bijlage B). In beide alternatieve bomen verschoven slecht een paar items van plek ten opzichte van beslisboom 2.4.1.  

Andere vragen

De meeste vragen over de reserveringsuitgaven en over huishoudelijke uitgaven (zie vragenlijst) passen niet in de beslisboom. Het gaat dan om de frequentie waarmee sociale minima kleding zouden moeten kunnen aanschaffen, de frequentie waarmee mensen zelf kleding aanschaffen en het per keer hieraan bestede bedrag. Bij de dagelijkse boodschappen betreft het de winkels waar mensen die meestal halen en het bedrag dat wekelijks uitgegeven wordt. Daarnaast is gevraagd waar mensen meestal hun meubels aanschaffen en zijn vragen over het spaargeld gesteld. De uitkomsten op de genoemde vragen komen ook in paragraaf 3 aan bod en worden waar mogelijk vergeleken met posten uit de minimumvoorbeeldbegrotingen van het Nibud.

1) Tussen het LISS-inkomen en het CBS-inkomen bestond op basis van de koppelbare respondenten een correlatie van 0,66.
2) Iemands kwintielgroep wordt bepaald op grond van de kwintielgroep van het huishouden. Van de bevolking zit dus niet telkens 20 procent in een kwintielgroep. De keuze voor volwassenen die tot de huishoudenskern behoren, bewerkstelligt ook verschil in de omvang van de groepen.   
3) De steekproef is te klein om ook andere variabelen zoals opleidingsniveau of herkomst in de weging op te nemen.  
4) Zij hebben op de schaal van 1 (absoluut niet noodzakelijk) tot 5 (absoluut wel noodzakelijk) met 4 of 5 geantwoord.
5) Om verwarring met noodzakelijkheid volgens vragen uit het steekproefonderzoek te voorkomen, spreken we van ‘nodig’ als een item dat volgens de beslisboom is.  

3. Resultaten

Of items volgens de beslisboom 2.4.1 nodig zijn of niet, is samengevat in onderstaande tabel. Daarin is voor elk item ook te zien of het opgenomen is in de minimumvoorbeeldbegrotingen (MVB). Items die volgens de bevolking nodig zijn maar geen deel uitmaken van de MVB, of omgekeerd, zullen hierna per thema (zie paragraaf 2.1) besproken worden. Het gaat dan dus om items in de cel rechtsboven of in de cel linksonder van tabel 3.1. Waar relevant, wordt ook ingegaan op items die tot de andere twee cellen behoren. Dat is bijvoorbeeld het geval als een item in de vragenlijst op een andere manier voorgelegd is aan respondenten dan de manier zoals het item opgenomen is in de MVB.  

3.1 Items nodig geacht/items in MVB? (2023)
In MVB van 2023?
JaNee
Nodig?
JaGoed geïsoleerde woningVoldoende daglicht in woning
Goed onderhouden woningWoning in veilige buurt
Elk kind een eigen slaapkamerBalkon of tuin
KoelkastElk gezinslid vanaf 18 jaar een eigen
computer, laptop of tablet
WasmachineAuto als het gezin buiten een stad
woont1)
Vriesvak of aparte vriezerElk kind een cadeautje op de verjaardag
Magnetron of ovenViering van speciale dagen
InternettoegangElk kind een verjaardagsfeestje met
vrienden en vriendinnen
Elk gezinslid vanaf 18 jaar een eigen
smartphone
Televisie
Televisieabonnement met commerciële
zenders
Inboedelverzekering
Vrijwillige aansprakelijkheidsverzekering
Tandartsverzekering
Uitvaartverzekering
Aanvullende zorgverzekering
Elk gezinslid vanaf 12 jaar een
eigen fiets
Elk gezinslid van 4 tot 12 jaar een
eigen fiets
Iedere dag een volwaardig ontbijt
Iedere dag 250 gram groente en
twee stuks fruit
Iedere dag een warme maaltijd met vlees,
vis of vleesvervanger
Boeken of gezelschapsspellen
Schoolreisjes waarvoor een ouderbijdrage
nodig is
Jaarlijks een week op vakantie gaan
Feestkleding voor speciale gelegenheden
NeeElk gezinslid van 12 tot 18 jaar een eigen
smartphone
Berging of garage
Elk gezinslid van 12 tot 18 jaar een eigen
computer, laptop of tablet
Zonnepanelen of warmtepomp
Iedere week iets lekkers zoals snoep of chipsWasdroger
Elke twee maanden naar de kapperVaatwasser
Elk gezinslid een lidmaatschap van een
vereniging
Airconditioning
Maandelijks een uitje zoals naar de bioscoop
of uiteten gaan
Vaste telefoon2)
Streamingdienst
Spelcomputer
Rechtsbijstandverzekering
Hulp bij het stoppen met roken of
drinken3)
Alternatieve geneeswijzen3)
Elektrische fiets
Brommer of scooter
Auto als het gezin in een stad
woont1)
Regelmatig biologische
producten
Speelgoed voor kinderen
Huisdieren
Spontane koopjes, zoals nieuwe
kleding of schoenen
Genotsmiddelen zoals sigaretten
of alcohol
1) Bij autobezit in MVB geen onderscheid naar wonen in of buiten stad.
2) Voor ouderen is in de MVB wel nog een bedrag voor een vaste telefoon opgenomen.
3) Beslist o.b.v. noodzaak volgens bevolking (tertielgroepen) en vervolgens o.b.v. noodzaak volgens laagste groep (meerder- of minderheid).

Woning en inboedel

Een goed geïsoleerde woning is volgens de beslisboom nodig voor sociale minima, net als voldoende daglicht en wonen in een veilige buurt. Uit het steekproefonderzoek blijkt dat bij een ruime meerderheid van de laagste inkomensgroep (minstens 80 procent, zie bijlage A) de woning deze kenmerken heeft. Ook zegt een relatief kleine groep (5 procent in 2023) van de laagste inkomens zich vaak onveilig te voelen in de buurt, al is dat wel meer dan hij de hoogste inkomens (zie StatLine). Er wordt dus veel belang gehecht aan goede isolatie, wonen in een veilige buurt en voldoende daglicht in de woning, en in de praktijk blijkt het (bij de laagste inkomens) eerder regel dan uitzondering. Ook een eigen slaapkamer voor ieder kind en een balkon of tuin worden nodig geacht door de respondenten van het steekproefonderzoek. De meesten uit de laagste-inkomensgroep (89 procent) hebben aangegeven een balkon of tuin te hebben, maar een eigen slaapkamer voor elk kind is bij een minderheid van 46 procent het geval (zie bijlage A). Een berging of garage wordt niet nodig gevonden voor sociale minima. Een goed onderhouden woning tot slot is volgens de respondenten in het steekproefonderzoek het belangrijkste kenmerk van de woning. Omdat de tot nu toe gehanteerde normwaarden voor de huur in de MVB gezien de huidige woningmarkt te laag werden bevonden voor de nieuwe armoedegrens, is uitgegaan van aangepaste normwaarden die rekening houden met enkele kenmerken van de woning, zoals bijvoorbeeld het energielabel (zie CBS, Nibud en SCP, 2024).6) Voor klein onderhoud aan huis en tuin is een aparte post in de MVB opgenomen, gebaseerd op analyses op het CBS-Budgetonderzoek. 

Wat de witgoedapparatuur uit de inboedel betreft sluiten de uitkomsten van de enquête en de MVB op elkaar aan: een koelkast, wasmachine, vriezer en magnetron of oven worden nodig geacht voor sociale minima en zitten in de MVB. Een wasdroger, vaatwasser, airconditioning en zonnepanelen of warmtepomp vindt men niet nodig en deze apparaten behoren ook niet tot de MVB. In de enquête is niet gevraagd naar de noodzaak van bepaalde meubels voor sociale minima. Wel is gevraagd waar meubels meestal worden aangeschaft. De laagste inkomensgroep gaat bij de aanschaf doorgaans voor meubels van goedkopere merken of winkels (Ikea of Leen Bakker) of koopt tweedehands meubels. De hogere inkomens kopen juist vaak meubels van merken of winkels met een gemiddelde prijs (Goossens, Pronto). In de MVB wordt rekening gehouden met het prijspeil in goedkope winkels. Wel wordt gekeken naar de kwaliteit. Voor de meeste meubels wordt in de MVB een afschrijftermijn van tien jaar gehanteerd. Daarom wordt ook niet uitgegaan van tweedehands meubels, omdat die afschrijftermijn van tien jaar daarbij twijfelachtig is. 

3.2 Waar worden meubels aangeschaft, 2023
 Nieuwe designmeubels of nieuwe meubels van duurdere merken of winkels* (%)Nieuwe meubels van merken of winkels met een gemiddelde prijs* (%)Nieuwe meubels van goedkopere merken of winkels* (%)Tweedehands meubels* (%)Niet van toepassing, koopt nooit meubels (%)
Laagts 20 procent
inkomens
219,940,431,95,9
Hoogste 80 procent
inkomens
9,546,828,910,44,4
*Significant verschil (p<0,05) tussen laagste 20 procent en hoogste 80 procent inkomens.

Telefoon, televisie en internet

In het algemeen vindt men een vaste telefoon niet nodig voor sociale minima. Een vaste telefoon maakt echter voor ouderen wel onderdeel uit van de MVB. De meeste mensen van 65 jaar of ouder in de laagste inkomensgroep gaven in het steekproefonderzoek aan een vaste telefoon te hebben (63 procent). In de jongere groepen ging het om een minderheid: tot 45 jaar was het 18 procent en in de groep van 45 tot 65 jaar 34 procent. Daarmee ligt het voor de hand in de MVB telefoonbezit voor alleen ouderen mee te blijven tellen. 

In de MVB is gerekend met één pc of laptop per huishouden. Voor kinderen in het voorgezet onderwijs is daarbovenop uitgegaan van een laptop of tablet per kind. De uitkomsten van het steekproefonderzoek laten zien dat iedere volwassene in een huishouden op het sociaal minimum een eigen computer, laptop of tablet zou moeten hebben. De meerderheid van de laagste inkomensgroep (76 procent) geeft bovendien aan dat iedere volwassene in het huishouden dat heeft. Dit zou voor huishoudens met meer dan één volwassene een extra bedrag voor een pc of laptop betekenen in de MVB. Verder blijkt uit het steekproefonderzoek dat men een eigen computer, laptop of tablet voor kinderen van 12 tot 18 jaar in een huishouden op het sociaal minimum niet nodig vindt. In gezinnen met kinderen vindt ruim een kwart het (absoluut) noodzakelijk7), wat evenveel is als gemiddeld (zie Bijlage A). Tegelijkertijd is er in de meeste gezinnen een computer, laptop of tablet voor ieder kind van 12 tot 18 jaar aanwezig (69 procent). De MVB dekken daarmee voor sociale minima met kinderen van 12 tot 18 jaar weliswaar meer af dan wat men volgens het steekproefonderzoek nodig acht, maar experts en focusgroepen zien een laptop of tablet voor middelbare scholieren als wel noodzakelijk, zeker voor onderwijsdoeleinden. Ook gemeenten bieden in het kader van minimaregelingen vaak laptops aan voor kinderen tussen 12 en 18. Daarnaast is het in eerste instantie niet consistent om voor elke volwassene wel een laptop of tablet mee te gaan tellen in de MVB, maar de 12- tot 18-jarigen niet. 

Tot de MVB behoort een smartphone voor kinderen van 12 tot 18 jaar. Uit het steekproefonderzoek komt echter naar voren dat men dit niet nodig vindt. Ook in gezinnen gaat het met 30 procent om een minderheid die het (absoluut) noodzakelijk vindt. In de meeste gezinnen hebben de 12- tot 18-jarige kinderen echter wel een smartphone: 85 procent geeft het aan. Dit hoge percentage duidt op handhaving van de post in de MVB.   

Verzekeringen

Volgens het steekproefonderzoek zijn een inboedelverzekering, een vrijwillige aansprakelijkheidsverzekering8), een tandartsverzekering, een aanvullende zorgverzekering en een uitvaartverzekering nodig voor sociale minima. Een rechtsbijstandsverzekering is dat niet. Dit stemt overeen met de verzekeringen die opgenomen zijn in de MVB. De aanvullende zorgverzekering zou daarbij brillen of contactlenzen, orthodontie, (extra) fysiotherapie en anticonceptie vanaf 21 jaar zeker moeten dekken, en kosten hiervoor worden in de regel geheel of gedeeltelijk vergoed. Alternatieve geneeswijzen en hulp bij het stoppen met roken of drinken hoeven volgens de respondenten niet onder een aanvullende zorgverzekering te vallen (zie tabel 3.1 rechtsonder). In de praktijk is dat soms wel het geval. Aanvullende zorgverzekeringen vergoeden vaak een groot scala aan mogelijke kosten. Het is niet mogelijk om per item te kijken of men daarvoor verzekerd wil zijn of niet. 

Vervoersmiddelen

Wat vervoersmiddelen betreft is de enige discrepantie tussen de MVB en het steekproefonderzoek de auto, en dan alleen voor huishoudens die buiten de stad wonen. Met een auto wordt geen rekening gehouden in de MVB, terwijl de respondenten die wel nodig vinden voor huishoudens op het sociaal minimum die buiten de stad wonen. De minderheid van de huishoudens in de laagste inkomenskwartielgroep (42 procent) bezit een auto. In de hoogste kwartielgroep is het autobezit 2 keer zo groot. Daarnaast loopt het autobezit uiteen van 53 procent in zeer sterk stedelijke tot 81 procent in niet-stedelijke gebieden (Kampert et al., 2023). 

Het Nibud maakt geen onderscheid in minimumvoorbeeldbegrotingen voor stedelijke en niet-stedelijke gebieden. Ook zijn verschillende armoedegrenzen voor stedelijk en niet-stedelijk niet wenselijk (CBS,  Nibud en SCP, 2023). Gezien de hoogte van de kosten van een auto zouden die grenzen dan ook sterk uiteenlopen. Omdat het niet voor iedereen noodzakelijk wordt geacht, blijft de auto in eerste instantie buiten de MVB. Wel is duidelijk dat dit een belangrijke, persoonlijk onvermijdbare uitgave kan zijn. In specifieke toepassingen, zoals voor adviezen aan gemeenten, zal dit inzicht wel gebruikt kunnen worden. 

Voeding en andere uitgaven

Het bedrag voor voeding in de MVB is afkomstig van een dieet van het Voedingscentrum, dat is opgesteld aan de hand van de Richtlijnen voor gezonde voeding. In het dieet worden de benodigde voedingswaarden gegarandeerd met voldoende variatie aan producten. De uitkomsten van het steekproefonderzoek stemmen grotendeels overeen met posten voor voeding in het MVB. Iedere dag een volwaardig ontbijt, een warme maaltijd met vlees(vervanger) of vis en dagelijks voldoende groente en fruit vinden verreweg de meesten nodig (bijlage A) en maken onderdeel uit van de MVB. Regelmatig biologische producten consumeren wordt niet nodig gevonden en deze zitten ook niet als post in de MVB. In de keuze voor voedingsmiddelen van het Voedingscentrum wordt ook beperkt rekening gehouden met de sociale aspecten van voeding, zoals af en toe een zoete of hartige snack of een glas alcohol per week. In het steekproefonderzoek  vindt een minderheid een snack  noodzakelijk. Aangezien het om een klein bedrag gaat en het dieet van het Voedingscentrum het belangrijkste uitgangspunt is, blijft de snack onderdeel van de MVB. Het vervangen van de snack door een gelijksoortig product qua voedingswaarde zal maar weinig verschil uitmaken. 

Waar de boodschappen worden gedaan, verschilt tussen de laagste en hogere inkomens. Hogere inkomens kopen vaker in bij duurdere supermarkten, zoals AH en Jumbo, en bij de bakker, groenteboer of slager. Maar ook in de laagste groep koopt de meerderheid bij duurdere supermarkten in. Beide groepen gaan net zo vaak naar de markt of naar goedkopere supermarkten (Aldi, Lidl) voor hun dagelijkse boodschappen. Voor de MVB wordt de prijsinformatie van verschillende supermarkten gebruikt. Deze wordt gewogen naar omzet. Er blijkt dat veel artikelen worden aangeschaft tijdens kortingsacties, ook bij de duurdere supermarkten. Daarmee wordt dus rekening gehouden bij het samenstellen van de MVB. 

3.3 Waar worden dagelijkse boodschappen gehaald, 2023
 Bij duurdere supermarkten* (%)Bij bakker, slager of groenteboer* (%)Bij goedkopere supermarkten (%)Op de markt (%)Bij de voedselbank* (%)Anders (%)
Laagts 20 procent
inkomens
5719,768,629,71,95,7
Hoogste 80 procent
inkomens
75,532,962,327,70,14,9
*Significant verschil (p<0,05) tussen laagste 20 procent en hoogste 80 procent inkomens.

Een kappersbezoek maakt onderdeel uit van de MVB, maar wordt niet nodig geacht voor sociale minima. In de laagste inkomensgroep geeft minder dan de helft (43 procent) elke twee maanden geld uit aan de kapper. Bij de hogere inkomens is dat met 61 procent beduidend meer. Van de lage inkomens die niet regelmatig (elke twee maanden) naar de kapper gaan, is dat bij een kwart om financiële redenen. Bij de hogere inkomens is dat 16 procent.  

Over noodzaak van kappersbezoek is veel discussie. Dat bleek in de focusgroepen (CBS, Nibud en SCP, 2023), in discussies met experts en ook hier uit het steekproefonderzoek. Iemands haardracht kan daarbij een rol spelen, maar dit onderzoek laat zien dat de meerderheid een of andere vorm van af en toe zelf het haar knippen of meer dan twee maanden tussen knipbeurten acceptabel acht. Besloten is de frequentie van het kappersbezoek in de MVB terugbrengen: de ene keer naar de kapper en de andere keer zelf (of niet) knippen, voor zowel volwassenen als kinderen. 

Andere uitgaven, zoals bijvoorbeeld uitgaven aan speelgoed, huisdieren, sigaretten of alcohol behoren niet tot de MVB en zijn volgens de respondenten ook niet nodig voor sociale minima. Boeken en gezelschapsspellen zouden minima wel moeten hebben en daar is ook ruimte voor in de MVB (zie Sociale participatie). Ook voor niet-gratis schoolboeken is een bedrag in de MVB van gezinnen met kinderen opgenomen. 

Kleding en schoenen

Het minimumbedrag voor kleding in de MVB is gebaseerd op verschillende kledingpakketten voor zowel mannen als vrouwen en voor verschillende leeftijdsgroepen: kinderen tot 12 jaar, kinderen van 12 tot 18 jaar en volwassenen. Deze kledingpakketten omvatten alle artikelen die een persoon nodig heeft over een bepaalde periode: drie jaar voor kinderen en vijf jaar voor volwassenen. Dat wil niet zeggen dat elk kledingstuk drie c.q. vijf jaar meegaat, maar dat het totale pakket in gemiddeld drie c.q. vijf jaar vervangen is. Het steekproefonderzoek bevestigt dat voor kinderen beduidend vaker kleding aangeschaft zou moeten worden dan voor volwassenen, en voor jongere kinderen vaker dan voor oudere (figuur 3.4). Dat is ook precies wat in de praktijk gebeurt (figuur 3.5). 

Het is goed om verder te onderzoeken of de hogere frequentie van het kopen bij 0- tot 4-jarigen ook gepaard gaat met meer aankopen en wat de prijzen zijn van de gekochte kledingstukken om te zien of er meer differentiatie moet komen tussen de MVB-maandbedragen van 0- tot 4-jarigen en 4- tot 12-jarigen. Het maandbedrag voor 12- tot 18-jarigen is al hoger dan voor 4- tot 12-jarigen, gezien de groeispurt en het feit dat de kledingstukken groter en daarmee duurder zijn dan voor 4- tot 12-jarigen. 

3.4 Mening over aanschaf kleding door sociale minima, 2023
 Elke maand (%)1 keer per 3 maanden (%)1 keer per half jaar (%)1 keer per jaar (%)Minder dan 1 keer per jaar (%)Nooit (%)
Volwassene3,528,147,615,84,60,4
Kind 12 tot 18 jaar9,44736,45,40,80,9
Kind 4 tot 12 jaar15,653,925,83,30,70,7
Kind 0 tot 4 jaar33,648,312,92,90,91,4

3.5 Aanschaf kleding door sociale minima, 2023
 Elke maand (%)1 keer per 3 maanden (%)1 keer per half jaar (%)1 keer per jaar (%)Minder dan 1 keer per jaar (%)Nooit (%)
Volwassene9,329,739,314,270,5
Kind 12 tot 18 jaar16,74429,52,416,3
Kind 4 tot 12 jaar22,652,517,81,11,74,3
Kind 0 tot 4 jaar31,846,79,21,31,19,9

De prijzen van kleding komen in de MVB tot stand op basis van transactiedata die het Nibud uitvraagt voor verschillende winkels in het goedkope segment. Uit het steekproefonderzoek blijkt dat de laagste inkomensgroep meestal kleding aanschaft in goedkoop tot gemiddeld geprijsde winkels. Het Nibud gaat in de MVB uit van de kwartielprijs (het bedrag waar 25 procent van de prijzen onder valt, en 75 procent erboven), dus over het algemeen goedkopere merken of winkels. Om rekenschap te geven van het hergebruik van kleding door kinderen, worden de kledingbedragen voor kinderen (als er meerdere kinderen in een huishouden zijn met hetzelfde geslacht/dezelfde genderidentiteit) gecorrigeerd. Dat de laagste inkomens ook in gemiddeld geprijsde winkels shoppen (bijna 40 procent), kan ervoor pleiten in de toekomst prijzen boven de kwartielprijzen (bijvoorbeeld de mediaan) te gaan hanteren.  

3.6 Aanschaf kleding en schoenen, 2023
 Nieuwe designkleding en -schoenen (%)Nieuwe kleding en schoenen van duurdere merken of winkels* (%)Nieuwe kleding en schoenen van merken of winkels met gemiddelde prijs* (%)Nieuw kleding en schoenen van goedkoperse merken of winkels* (%)Tweedehands kleding en schoenen* (%)
Laagts 20 procent
inkomens
08,138,636,716,5
Hoogste 80 procent
inkomens
0,819,652,321,26
*Significant verschil (p<0,05) tussen laagste 20 procent en hoogste 80 procent inkomens.

Sociale participatie

Sociale participatie wordt in de MVB gezien als noodzakelijk en maakt onderdeel uit van de nieuwe armoedegrens (CBS, Nibud en SCP, 2024). Ook de Commissie Sociaal Minimum (2023) onderschreef het belang van sociale participatie als onderdeel van een minimumpakket. Binnen sociale participatie is het belangrijk dat mensen keuzes kunnen maken in activiteiten die bij persoonlijke voorkeuren passen. In 2009 is voor sociale participatie een pakket samengesteld zoals vermeld in onderstaande tabel. Dat wil niet zeggen dat iedereen elk onderdeel hoeft te doen, maar wel dat er ruimte voor moet zijn. Net zoals niet iedereen de precieze items uit het dieet van het Voedingscentrum hoeft te volgen. 

3.7 Minimale uitgaven aan sociale participatie, 2023
maandelijks bedrag (€)
Contributies en abonnementenper kind 4 tot 12 jaar12,50
Contributies en abonnementenper persoon vanaf 12 jaar19,00
Contributies en abonnementenper huishouden2,50
Bezoek ontvangenper persoon10,50
Bezoek ontvangenper huishouden14,50
Op bezoek gaanper persoon6,50
Vakantie/uitgaanper persoon19,00
Vakantie/uitgaanper huishouden25,00
Vervoerper kind 4 tot 12 jaar2,50
Vervoerper persoon vanaf 12 jaar14,50
Bron: Hoff et al. (2009), berekeningen Nibud

Over sociale participatie zijn in het steekproefonderzoek acht items aan de respondent voorgelegd. Twee items (schoolreisjes en feestkleding) worden nodig geacht en zijn ook opgenomen in de MVB. Het vieren van verjaardagen en andere speciale dagen en een verjaardagscadeautje voor kinderen zijn volgens het steekproefonderzoek ook nodig, maar zijn niet expliciet opgenomen in de MVB. Deze vormen van sociale participatie vallen onder de posten ‘op bezoek gaan’ en ‘bezoek ontvangen’. Daarnaast houden de MVB zoals zichtbaar in tabel 3.7 rekening met een budget voor een jaarlijkse vakantie of zo nu en dan een uitje. Uit de uitkomsten van het steekproefonderzoek blijkt dat maandelijkse uitjes niet, maar vakanties wel nodig gevonden worden voor sociale minima. Dit onderschrijft het samenvoegen van beide vormen van sociale participatie in de MVB: uitgangspunt is zoals gezegd niet dat beide hoeven, maar dat er keuze is. Lidmaatschap van een vereniging wordt door de respondenten niet nodig gevonden. Een bedrag voor contributies en abonnementen blijft echter in de MVB: vrijwel alle gemeenten geven aan hiervoor bijzondere bijstand te verlenen, bijvoorbeeld in de vorm van stadspassen.

Sparen voor onverwachte kosten

Onderdeel van het pakket voor de MVB is een lijst van noodzakelijke meubels, apparaten en andere onderdelen van de inboedel zoals stoffering, linnengoed en keukeninventaris. Aan de hand van passende prijzen (in principe de eerste kwartiel-prijs) en afschrijvingstermijnen wordt dit teruggerekend naar een maandbedrag. Dit bedrag zou een huishouden maandelijks opzij moeten zetten om op tijd het inboedelstuk te kunnen vervangen zonder daarvoor een lening af te hoeven sluiten. Dat maandbedrag varieert van 75 euro voor alleenstaanden tot ongeveer 125 euro voor paren met drie kinderen. 

De meeste mensen vinden dat sociale minima maandelijks 25 tot 100 euro opzij moeten zetten om onverwachte kosten te kunnen betalen, zoals het repareren of vervangen van een wasmachine. Deze inschatting van mensen ligt onder wat volgens de MVB nodig is voor vervanging van alle mogelijke inboedelstukken. Dat is echter geen reden het bedrag in de MVB aan te passen. De vraag in het onderzoek beperkt zich door het voorbeeld tot vervanging of reparatie van witgoed. Het inboedelpakket van de MVB bevat echter meer dan alleen witgoedapparatuur.

3.8 Maandelijks opzij te zetten bedrag door sociale minima, 2023
 Minder dan 25 euro* (%)25 tot 50 euro* (%)50 tot 100 euro (%)100 tot 150 euro (%)150 euro of meer* (%)
Totaal8,643,829,511,86,2
Laagts 20 procent
inkomens
12,437,329,611,59,3
Hoogste 80 procent
inkomens
844,929,511,95,7
*Significant verschil (p<0,05) tussen laagste 20 procent en hoogste 80 procent inkomens.

6) In de MVB werd voor de energielasten tot nu toe uitgegaan van een huurwoning met label C. Dat betekent dat de woning redelijk goed geïsoleerd is.
7) De steekproefomvang is onvoldoende voor een cijfer over gezinnen in de laagste inkomensgroep. 
8) Deze vergoedt de schade die iemand toebrengt aan anderen. Een aansprakelijkheidsverzekering is verplicht voor bezitters van een auto, motor, scooter, brommer of snorfiets.

4. Conclusie

Het CBS heeft in 2023 een enquête gehouden om na te gaan wat mensen minimaal nodig vinden om te kunnen leven en mee te kunnen doen in de samenleving. De uitkomsten van het steekproefonderzoek zijn vergeleken met het hiervoor door Nibud samengestelde minimaal benodigde budget (de zogenoemde minimumvoorbeeldbegrotingen, MVB). Conclusie is dat de posten uit de MVB grotendeels afdekken wat mensen minimaal nodig vinden. Voor drie posten zullen de MVB aangepast worden. In plaats van één laptop of tablet per huishouden (en een laptop of tablet voor elke middelbare scholier in het huishouden) zal gerekend worden met een laptop of tablet per volwassene in het huishouden. Verder wordt de frequentie van kappersbezoek gehalveerd. De grootste aanpassing is echter de huur: er zijn nieuwe normbedragen afgeleid, die recht doen aan de huidige woningmarkt en deels rekening houden met kenmerken van de woning die in het steekproefonderzoek als noodzakelijk naar voren kwamen, zoals een goed geïsoleerde woning (zie CBS, Nibud en SCP, 2024).

Literatuur

CBS, Nibud en SCP (2023). Op weg naar een nieuwe armoedegrens. Tussenrapport van het gezamenlijke project ‘Uniformering armoedeafbakening’. CBS, Nibud en SCP werken aan nieuwe armoedegrens | CBS

CBS, Nibud en SCP (2024). Een nieuwe methode om armoede in Nederland te meten. Verantwoording en toelichting. 

Commissie Sociaal Minimum (2023). Een zeker bestaan. Naar een toekomstbestendig stelsel van het sociaal minimum. Rapport I.

Hoff, S., C. van Gaalen, A. Soede, A. Luten, C. Vrooman en S. Lamers (2009). Genoeg om van te leven: focusgroepen in discussie over de minimale kosten van levensonderhoud. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. 

Kampert, A., H. Molnár-in ‘t Veld, J. Nijenhuis en J. van Beuningen (2023). Wie rijdt er elektrisch? Statistische Trends, november. Den Haag/Heerlen: CBS.

Bijlage A: overzicht uitkomsten

Een donkerblauwe kleur in tabel A1 (een H) betekent dat minstens twee derde het item noodzakelijk vindt, bij een middelblauwe kleur (een M) ligt het aandeel tussen een derde en twee derde en bij een lichtblauwe kleur (een L) is het minder dan een derde. Een donkergroene kleur (een H) in de tabellen A2, A3 en A4 betekent dat het bezit (of niet-bezit om financiële redenen) meer dan 50 procent is, bij een lichtgroene kleur (een L) is het maximaal 50 procent. Hierbij is telkens op de in paragraaf 2.4 beschreven manier rekening gehouden met de marges. Met een * is aangegeven of de mening over de noodzaak (en het bezit/er geld aan uitgeven) significant verschilt tussen de laagste inkomensgroep enerzijds en de hogere groepen anderzijds.

Bijlage A1 Noodzakelijkheid items naar inkomenskwintielgroepen, 2023Bijlage A1 Noodzakelijkheid items naar inkomenskwintielgroepen, 2023
Bijlage A1 Noodzakelijkheid items naar inkomenskwintielgroepen, 2023
Totaal Hogere kwintielgroep Laagste kwintiel-groep
Woning
Goed geïsoleerd 85,3 Percentage significant ≥ 67 85,2 Percentage significant ≥ 67 86,0 Percentage significant ≥ 67
Goed onderhouden 80,6 Percentage significant ≥ 67 79,6 Percentage significant ≥ 67 86,5 Percentage significant ≥ 67 *
Voldoende daglicht 80,0 Percentage significant ≥ 67 79,6 Percentage significant ≥ 67 82,4 Percentage significant ≥ 67
Veilige buurt 74,0 Percentage significant ≥ 67 72,7 Percentage significant ≥ 67 81,7 Percentage significant ≥ 67 *
Balkon of tuin 45,9 Percentage tussen 33 en 67 43,9 Percentage tussen 33 en 67 57,3 Percentage tussen 33 en 67 *
Elk kind een eigen slaapkamer 35,5 Percentage tussen 33 en 67 33,6 Percentage tussen 33 en 67 45,9 Percentage tussen 33 en 67 *
Berging of garage 29,4 Percentage significant <33 26,5 Percentage significant <33 46,2 Percentage tussen 33 en 67 *
Zonnepanelen of warmtepomp 20,2 Percentage significant <33 19,1 Percentage significant <33 26,2 Percentage significant <33 *
Inboedel
Koelkast 97,9 Percentage significant ≥ 67 97,9 Percentage significant ≥ 67 97,9 Percentage significant ≥ 67
Wasmachine 91,6 Percentage significant ≥ 67 91,4 Percentage significant ≥ 67 92,5 Percentage significant ≥ 67
Vriesvak of aparte vriezer 78,8 Percentage significant ≥ 67 78,1 Percentage significant ≥ 67 83,1 Percentage significant ≥ 67
Magnetron of oven 55,0 Percentage tussen 33 en 67 53,6 Percentage tussen 33 en 67 62,6 Percentage tussen 33 en 67 *
Wasdroger 14,5 Percentage significant <33 13,2 Percentage significant <33 21,6 Percentage significant <33 *
Vaatwasser 10,9 Percentage significant <33 10,3 Percentage significant <33 14,5 Percentage significant <33
Airconditioning 5,9 Percentage significant <33 4,7 Percentage significant <33 13,0 Percentage significant <33 *
Telefoon, internet, televisie
Internettoegang 89,0 Percentage significant ≥ 67 88,6 Percentage significant ≥ 67 91,4 Percentage significant ≥ 67
Elk gezinslid ≥18 jaar eigen smartphone 63,8 Percentage tussen 33 en 67 63,8 Percentage tussen 33 en 67 63,7 Percentage tussen 33 en 67
Televisie 56,6 Percentage tussen 33 en 67 55,7 Percentage tussen 33 en 67 61,6 Percentage tussen 33 en 67
Elk gezinslid ≥18 jaar eigen device 1) 41,5 Percentage tussen 33 en 67 40,0 Percentage tussen 33 en 67 50,0 Percentage tussen 33 en 67 *
Televisieabonnement met commerciele zenders 33,2 Percentage tussen 33 en 67 32,1 Percentage tussen 33 en 67 38,9 Percentage tussen 33 en 67
Elk gezinslid 12-17 jr eigen smartphone 30,0 Percentage significant <33 29,2 Percentage significant <33 34,8 Percentage tussen 33 en 67
Elk gezinslid 12-17 jr eigen device 1) 26,8 Percentage significant <33 25,5 Percentage significant <33 34,2 Percentage tussen 33 en 67 *
Vaste telefoon 18,2 Percentage significant <33 17,6 Percentage significant <33 21,7 Percentage significant <33
Streamingdienst 8,9 Percentage significant <33 8,4 Percentage significant <33 11,4 Percentage significant <33
Spelcomputer 3,9 Percentage significant <33 3,2 Percentage significant <33 7,4 Percentage significant <33 *
Verzekeringen
Inboedelverzekering 73,3 Percentage significant ≥ 67 73,3 Percentage significant ≥ 67 73,5 Percentage significant ≥ 67
Vrijwillige aansprakelijkheidsverzekering 58,7 Percentage tussen 33 en 67 58,4 Percentage tussen 33 en 67 60,6 Percentage tussen 33 en 67
Tandartsverzekering 55,5 Percentage tussen 33 en 67 53,8 Percentage tussen 33 en 67 65,6 Percentage tussen 33 en 67 *
Uitvaartverzekering 50,9 Percentage tussen 33 en 67 48,9 Percentage tussen 33 en 67 62,7 Percentage tussen 33 en 67 *
Aanvullende zorgverzekering 46,0 Percentage tussen 33 en 67 43,4 Percentage tussen 33 en 67 60,3 Percentage tussen 33 en 67 *
Rechtsbijstandverzekering 40,0 Percentage tussen 33 en 67 38,8 Percentage tussen 33 en 67 47,3 Percentage tussen 33 en 67 *
Vervoer
Elk gezinslid ? 12 jaar eigen fiets 89,6 Percentage significant ≥ 67 89,6 Percentage significant ≥ 67 89,3 Percentage significant ≥ 67
Elk gezinslid van 4 - 11 jr eigen fiets 71,8 Percentage significant ≥ 67 72,2 Percentage significant ≥ 67 69,7 Percentage tussen 33 en 67
Auto als het gezin buiten een stad woont 56,7 Percentage tussen 33 en 67 55,3 Percentage tussen 33 en 67 64,9 Percentage tussen 33 en 67 *
Auto als het gezin in een stad woont 13,3 Percentage significant <33 12,3 Percentage significant <33 19,2 Percentage significant <33 *
Elektrische fiets 2,8 Percentage significant <33 2,5 Percentage significant <33 4,9 Percentage significant <33
Brommer of scooter 2,1 Percentage significant <33 1,6 Percentage significant <33 5,2 Percentage significant <33 *
Voeding
Dagelijks een volwaardig ontbijt 93,8 Percentage significant ≥ 67 94,1 Percentage significant ≥ 67 91,8 Percentage significant ≥ 67
Dagelijks 250 gram groente en 2 stuks fruit 86,5 Percentage significant ≥ 67 86,0 Percentage significant ≥ 67 89,2 Percentage significant ≥ 67
Dagelijks warme maaltijd met vlees(vervanger) of vis 79,5 Percentage significant ≥ 67 79,0 Percentage significant ≥ 67 81,9 Percentage significant ≥ 67
Iedere week iets lekkers (b.v. snoep, chips) 27,1 Percentage significant <33 26,4 Percentage significant <33 31,5 Percentage tussen 33 en 67
Regelmatig biologische producten 15,1 Percentage significant <33 14,6 Percentage significant <33 18,0 Percentage significant <33
Andere uitgaven
Speelgoed voor kinderen 55,0 Percentage tussen 33 en 67 56,0 Percentage tussen 33 en 67 48,8 Percentage tussen 33 en 67
Boeken of gezelschapsspellen 45,1 Percentage tussen 33 en 67 45,5 Percentage tussen 33 en 67 42,5 Percentage tussen 33 en 67
Elke twee maanden naar de kapper 30,2 Percentage significant <33 30,8 Percentage significant <33 26,7 Percentage significant <33
Huisdieren 14,3 Percentage significant <33 12,9 Percentage significant <33 22,8 Percentage significant <33 *
Spontane koopjes b.v. nieuwe kleding / schoenen 6,1 Percentage significant <33 5,4 Percentage significant <33 10,0 Percentage significant <33 *
Genotsmiddelen zoals sigaretten of alcohol 3,6 Percentage significant <33 3,0 Percentage significant <33 7,0 Percentage significant <33 *
Sociale participatie
Elk kind een cadeautje op de verjaardag 88,2 Percentage significant ≥ 67 88,5 Percentage significant ≥ 67 86,5 Percentage significant ≥ 67
Schoolreisjes, ouderbijdrage nodig 78,8 Percentage significant ≥ 67 78,4 Percentage significant ≥ 67 80,7 Percentage significant ≥ 67
Viering van speciale dagen 75,4 Percentage significant ≥ 67 75,7 Percentage significant ≥ 67 73,8 Percentage significant ≥ 67
Elk kind verjaardagsfeestje met vrienden en vriendinnen 63,5 Percentage tussen 33 en 67 63,7 Percentage tussen 33 en 67 62,1 Percentage tussen 33 en 67
Elk gezinslid 1 lidmaatschap vereniging 56,7 Percentage tussen 33 en 67 57,4 Percentage tussen 33 en 67 52,3 Percentage tussen 33 en 67
Jaarlijks een week op vakantie gaan 49,3 Percentage tussen 33 en 67 49,5 Percentage tussen 33 en 67 48,5 Percentage tussen 33 en 67
Feestkleding voor speciale gelegenheden 41,1 Percentage tussen 33 en 67 39,2 Percentage tussen 33 en 67 52,2 Percentage tussen 33 en 67 *
Maandelijks uitje zoals naar bioscoop of uiteten 14,1 Percentage significant <33 12,8 Percentage significant <33 21,1 Percentage significant <33 *
* Significant verschil (p<0,05) tussen de laagste en de hogere groepen 1) Vaste computer, laptop of tablet

Bijlage A2 Bezit items naar inkomenskwintielgroepen, 2023Bijlage A2 Bezit items naar inkomenskwintielgroepen, 2023
Bijlage A2 Bezit items naar inkomenskwintielgroepen, 2023
Totaal Hogere kwintielgroep Laagste kwintiel-groep
Woning
Goed geïsoleerd 75,8 Percentage significant ≤50 78,3 Percentage significant ≤50 61,5 Percentage significant ≤50 *
Goed onderhouden 89,9 Percentage significant ≤50 91,9 Percentage significant ≤50 78,3 Percentage significant ≤50 *
Voldoende daglicht 96,7 Percentage significant ≤50 97,3 Percentage significant ≤50 92,8 Percentage significant ≤50 *
Veilige buurt 95,8 Percentage significant ≤50 97,1 Percentage significant ≤50 88,2 Percentage significant ≤50 *
Balkon of tuin 95,6 Percentage significant ≤50 96,8 Percentage significant ≤50 88,5 Percentage significant ≤50 *
Elk kind een eigen slaapkamer 87,4 Percentage significant ≤50 90,5 Percentage significant ≤50 65,4 Percentage significant ≤50 *
Berging of garage 90,2 Percentage significant ≤50 91,7 Percentage significant ≤50 81,1 Percentage significant ≤50 *
Zonnepanelen of warmtepomp 47,3 Percentage significant <50 50,3 Percentage significant ≤50 29,4 Percentage significant <50 *
Inboedel
Koelkast 99,4 Percentage significant ≤50 99,6 Percentage significant ≤50 98,6 Percentage significant ≤50
Wasmachine 98,3 Percentage significant ≤50 98,8 Percentage significant ≤50 95,3 Percentage significant ≤50 *
Vriesvak of aparte vriezer 97,2 Percentage significant ≤50 97,8 Percentage significant ≤50 94,3 Percentage significant ≤50 *
Magnetron of oven 97,5 Percentage significant ≤50 98,0 Percentage significant ≤50 95,1 Percentage significant ≤50 *
Wasdroger 64,3 Percentage significant ≤50 67,5 Percentage significant ≤50 46,5 Percentage significant <50 *
Vaatwasser 76,5 Percentage significant ≤50 81,5 Percentage significant ≤50 48,3 Percentage significant <50 *
Airconditioning 20,7 Percentage significant <50 21,4 Percentage significant <50 16,6 Percentage significant <50
Telefoon, internet, televisie
Internettoegang 98,7 Percentage significant ≤50 98,9 Percentage significant ≤50 97,2 Percentage significant ≤50
Elk gezinslid ? 18 jaar eigen smartphone 94,0 Percentage significant ≤50 95,1 Percentage significant ≤50 86,7 Percentage significant ≤50 *
Televisie 93,7 Percentage significant ≤50 95,1 Percentage significant ≤50 85,7 Percentage significant ≤50 *
Elk gezinslid ? 18 jaar eigen device1) 80,7 Percentage significant ≤50 81,3 Percentage significant ≤50 76,2 Percentage significant ≤50
Televisieabonnement met commerciële zenders 80,0 Percentage significant ≤50 82,4 Percentage significant ≤50 66,7 Percentage significant ≤50 *
Elk gezinslid 12-17 jr eigen smartphone 78,1 Percentage significant ≤50 78,6 Percentage significant ≤50 .
Elk gezinslid 12-17 jr eigen device1) 63,9 Percentage significant ≤50 64,6 Percentage significant ≤50 .
Vaste telefoon 43,8 Percentage significant <50 45,1 Percentage significant <50 36,4 Percentage significant <50 *
Streamingdienst 63,3 Percentage significant ≤50 65,9 Percentage significant ≤50 47,6 Percentage significant <50 *
Spelcomputer 35,6 Percentage significant <50 36,0 Percentage significant <50 33,4 Percentage significant <50
Verzekeringen
Inboedelverzekering 93,1 Percentage significant ≤50 94,9 Percentage significant ≤50 82,6 Percentage significant ≤50 *
Vrijwillige aansprakelijkheidsverzekering 80,1 Percentage significant ≤50 81,5 Percentage significant ≤50 72,2 Percentage significant ≤50 *
Tandartsverzekering 64,9 Percentage significant ≤50 64,8 Percentage significant ≤50 65,4 Percentage significant ≤50
Uitvaartverzekering 60,5 Percentage significant ≤50 60,6 Percentage significant ≤50 59,9 Percentage significant ≤50
Aanvullende zorgverzekering 73,2 Percentage significant ≤50 73,8 Percentage significant ≤50 69,8 Percentage significant ≤50
Rechtsbijstandverzekering 60,4 Percentage significant ≤50 63,4 Percentage significant ≤50 41,9 Percentage significant <50 *
Vervoer
Elk gezinslid ? 12 jaar eigen fiets 90,8 Percentage significant ≤50 91,7 Percentage significant ≤50 85,0 Percentage significant ≤50 *
Elk gezinslid van 4 - 11 jr eigen fiets 88,1 Percentage significant ≤50 89,6 Percentage significant ≤50 .
Auto als het gezin buiten een stad woont 85,7 Percentage significant ≤50 89,7 Percentage significant ≤50 62,1 Percentage significant ≤50 *
Auto als het gezin in een stad woont 85,7 Percentage significant ≤50 89,7 Percentage significant ≤50 62,1 Percentage significant ≤50 *
Elektrische fiets 41,7 Percentage significant <50 44,4 Percentage significant <50 25,6 Percentage significant <50 *
Brommer of scooter 9,1 Percentage significant <50 9,5 Percentage significant <50 7,0 Percentage significant <50
Voeding
Dagelijks een volwaardig ontbijt 86,1 Percentage significant ≤50 87,2 Percentage significant ≤50 80,0 Percentage significant ≤50 *
Dagelijks 250 gram groente en 2 stuks fruit 75,1 Percentage significant ≤50 75,8 Percentage significant ≤50 71,3 Percentage significant ≤50
Dagelijks warme maaltijd 84,3 Percentage significant ≤50 85,6 Percentage significant ≤50 76,5 Percentage significant ≤50 *
met vlees(vervanger) of vis
Iedere week iets lekkers (b.v. snoep, chips) 72,7 Percentage significant ≤50 74,6 Percentage significant ≤50 61,7 Percentage significant ≤50 *
Regelmatig biologische producten 39,6 Percentage significant <50 42,1 Percentage significant <50 25,8 *
Andere uitgaven
Speelgoed voor kinderen 70,8 Percentage significant ≤50 72,6 Percentage significant ≤50 .
Boeken of gezelschapsspellen 69,4 Percentage significant ≤50 71,6 Percentage significant ≤50 55,0 Percentage significant ≤50 *
Elke twee maanden naar de kapper 58,5 Percentage significant ≤50 61,2 Percentage significant ≤50 42,8 Percentage significant <50 *
Huisdieren 50,8 Percentage significant ≤50 51,5 Percentage significant ≤50 46,9 Percentage significant <50
Spontane koopjes b.v. nieuwe kleding / schoenen 65,0 Percentage significant ≤50 67,5 Percentage significant ≤50 50,4 Percentage significant ≤50 *
Genotsmiddelen zoals sigaretten of alcohol 56,7 58,3 46,8 *
Sociale participatie
Elk kind een cadeautje op de verjaardag 94,1 Percentage significant ≤50 95,1 Percentage significant ≤50 87,2 Percentage significant ≤50 *
Schoolreisjes, ouderbijdrage nodig 89,6 Percentage significant ≤50 90,8 Percentage significant ≤50 .
Viering van speciale dagen 89,3 Percentage significant ≤50 90,9 Percentage significant ≤50 79,3 Percentage significant ≤50 *
Elk kind verjaardagsfeestje 79,7 Percentage significant ≤50 82,3 Percentage significant ≤50 62,6 Percentage significant ≤50 *
met vrienden en vriendinnen
Elk gezinslid 1 lidmaatschap vereniging 59,1 Percentage significant ≤50 62,0 Percentage significant ≤50 41,9 Percentage significant <50 *
Jaarlijks een week op vakantie gaan 79,5 Percentage significant ≤50 83,5 Percentage significant ≤50 55,6 Percentage significant ≤50 *
Feestkleding voor speciale gelegenheden 72,4 Percentage significant ≤50 74,1 Percentage significant ≤50 61,8 Percentage significant ≤50 *
Maandelijks uitje zoals naar bioscoop of uiteten 54,5 Percentage significant ≤50 56,6 Percentage significant ≤50 42,2 Percentage significant <50 *
* Significant verschil (p<0,05) tussen de laagste en de hogere groepen
¹⁾ Vaste computer, laptop of tablet

Bijlage A3 Bezit items bij gezinnen ¹⁾ , 2023Bijlage A3 Bezit items bij gezinnen ¹⁾ , 2023
Bijlage A3 Bezit items bij gezinnen ¹⁾ , 2023
Telefoon, internet, televisie
Elk gezinslid 12-17 jr eigen smartphone 84,8 H
Elk gezinslid 12-17 jr eigen device ²⁾ 69,5 H
Vervoer
Elk gezinslid van 4 - 11 jr eigen fiets 93,4 H
Andere uitgaven
Speelgoed voor kinderen 80,2 H
Sociale participatie
Schoolreisjes, ouderbijdrage nodig 92,8 H
¹⁾ Cijfer alleen gegeven als bezit in laagste groep onbekend
²⁾ Vaste computer, laptop of tablet

Bijlage A4 Niet-bezit om financiële redenen¹⁾Bijlage A4 Niet-bezit om financiële redenen¹⁾
Bijlage A4 Niet-bezit om financiële redenen¹⁾
Niet-bezit
Inboedel
Wasdroger 22,8 L
Vaatwasser 26,1 L
Airconditioning 32,8 L
Telefoon, internet, televisie
Vaste telefoon 12,8 L
Spelcomputer 23,3 L
Verzekeringen
Rechtsbijstandverzekering 41,6 L
Vervoer
Elektrische fiets 29,5 L
Brommer of scooter 18,6 L
Voeding
Regelmatig biologische producten 47,7 L
Andere uitgaven
Boeken of gezelschapsspellen 30,9 L
Elke twee maanden naar de kapper 26,7 L
Sociale participatie
Elk gezinslid 1 lidmaatschap vereniging 35,7 L
Maandelijks uitje zoals naar bioscoop of uiteten 48,1 L

Bijlage B: alternatieve beslisboom

Bijlage B: alternatieve beslisboomBijlage B: alternatieve beslisboom Noodzaak vlg. laagste groep Noodzaak vlg. laagste groep Bezit laagste groep Noodzaak vlg. bevolking Noodzaak vlg. laagste groep Bezit laagste groep Financiële reden Noodzaak % laagste groep = % hogere groep? Ja >50% ≤50% ≤50% ≤50% ≥67% <33 tot 67% <33% <33 tot 67% Nee Onbekend* Onbekend* * Te weinig (<100) respondenten voor betrouwbare uitkomst Nodig Niet nodig >50% ≤50% >50% ≤50% >50% ≥67% <33% >50%Bijlage B: alternatieve beslisboomNoodzaak vlg.laagste groepNoodzaak vlg.laagste groepBezit laagste groepNoodzaakvlg. bevolkingNoodzaak vlg.laagste groepBezit laagste groepFinanciëleredenNoodzaak% laagste groep = % hogere groep?Ja>50%≤50%≤50%≤50%≥67%<33 tot 67%<33%<33 tot 67%NeeOnbekend*Onbekend** Te weinig (<100) respondenten voor betrouwbare uitkomstNodigNiet nodig>50%≤50%>50%≤50%>50%≥67%<33%>50%