Auteur: Marion van den Brakel en Eveline Vandewal
Wat is genoeg om van te leven?

3. Resultaten

Of items volgens de beslisboom 2.4.1 nodig zijn of niet, is samengevat in onderstaande tabel. Daarin is voor elk item ook te zien of het opgenomen is in de minimumvoorbeeldbegrotingen (MVB). Items die volgens de bevolking nodig zijn maar geen deel uitmaken van de MVB, of omgekeerd, zullen hierna per thema (zie paragraaf 2.1) besproken worden. Het gaat dan dus om items in de cel rechtsboven of in de cel linksonder van tabel 3.1. Waar relevant, wordt ook ingegaan op items die tot de andere twee cellen behoren. Dat is bijvoorbeeld het geval als een item in de vragenlijst op een andere manier voorgelegd is aan respondenten dan de manier zoals het item opgenomen is in de MVB.  

3.1 Items nodig geacht/items in MVB? (2023)
In MVB van 2023?
JaNee
Nodig?
JaGoed geïsoleerde woningVoldoende daglicht in woning
Goed onderhouden woningWoning in veilige buurt
Elk kind een eigen slaapkamerBalkon of tuin
KoelkastElk gezinslid vanaf 18 jaar een eigen
computer, laptop of tablet
WasmachineAuto als het gezin buiten een stad
woont1)
Vriesvak of aparte vriezerElk kind een cadeautje op de verjaardag
Magnetron of ovenViering van speciale dagen
InternettoegangElk kind een verjaardagsfeestje met
vrienden en vriendinnen
Elk gezinslid vanaf 18 jaar een eigen
smartphone
Televisie
Televisieabonnement met commerciële
zenders
Inboedelverzekering
Vrijwillige aansprakelijkheidsverzekering
Tandartsverzekering
Uitvaartverzekering
Aanvullende zorgverzekering
Elk gezinslid vanaf 12 jaar een
eigen fiets
Elk gezinslid van 4 tot 12 jaar een
eigen fiets
Iedere dag een volwaardig ontbijt
Iedere dag 250 gram groente en
twee stuks fruit
Iedere dag een warme maaltijd met vlees,
vis of vleesvervanger
Boeken of gezelschapsspellen
Schoolreisjes waarvoor een ouderbijdrage
nodig is
Jaarlijks een week op vakantie gaan
Feestkleding voor speciale gelegenheden
NeeElk gezinslid van 12 tot 18 jaar een eigen
smartphone
Berging of garage
Elk gezinslid van 12 tot 18 jaar een eigen
computer, laptop of tablet
Zonnepanelen of warmtepomp
Iedere week iets lekkers zoals snoep of chipsWasdroger
Elke twee maanden naar de kapperVaatwasser
Elk gezinslid een lidmaatschap van een
vereniging
Airconditioning
Maandelijks een uitje zoals naar de bioscoop
of uiteten gaan
Vaste telefoon2)
Streamingdienst
Spelcomputer
Rechtsbijstandverzekering
Hulp bij het stoppen met roken of
drinken3)
Alternatieve geneeswijzen3)
Elektrische fiets
Brommer of scooter
Auto als het gezin in een stad
woont1)
Regelmatig biologische
producten
Speelgoed voor kinderen
Huisdieren
Spontane koopjes, zoals nieuwe
kleding of schoenen
Genotsmiddelen zoals sigaretten
of alcohol
1) Bij autobezit in MVB geen onderscheid naar wonen in of buiten stad.
2) Voor ouderen is in de MVB wel nog een bedrag voor een vaste telefoon opgenomen.
3) Beslist o.b.v. noodzaak volgens bevolking (tertielgroepen) en vervolgens o.b.v. noodzaak volgens laagste groep (meerder- of minderheid).

Woning en inboedel

Een goed geïsoleerde woning is volgens de beslisboom nodig voor sociale minima, net als voldoende daglicht en wonen in een veilige buurt. Uit het steekproefonderzoek blijkt dat bij een ruime meerderheid van de laagste inkomensgroep (minstens 80 procent, zie bijlage A) de woning deze kenmerken heeft. Ook zegt een relatief kleine groep (5 procent in 2023) van de laagste inkomens zich vaak onveilig te voelen in de buurt, al is dat wel meer dan hij de hoogste inkomens (zie StatLine). Er wordt dus veel belang gehecht aan goede isolatie, wonen in een veilige buurt en voldoende daglicht in de woning, en in de praktijk blijkt het (bij de laagste inkomens) eerder regel dan uitzondering. Ook een eigen slaapkamer voor ieder kind en een balkon of tuin worden nodig geacht door de respondenten van het steekproefonderzoek. De meesten uit de laagste-inkomensgroep (89 procent) hebben aangegeven een balkon of tuin te hebben, maar een eigen slaapkamer voor elk kind is bij een minderheid van 46 procent het geval (zie bijlage A). Een berging of garage wordt niet nodig gevonden voor sociale minima. Een goed onderhouden woning tot slot is volgens de respondenten in het steekproefonderzoek het belangrijkste kenmerk van de woning. Omdat de tot nu toe gehanteerde normwaarden voor de huur in de MVB gezien de huidige woningmarkt te laag werden bevonden voor de nieuwe armoedegrens, is uitgegaan van aangepaste normwaarden die rekening houden met enkele kenmerken van de woning, zoals bijvoorbeeld het energielabel (zie CBS, Nibud en SCP, 2024).6) Voor klein onderhoud aan huis en tuin is een aparte post in de MVB opgenomen, gebaseerd op analyses op het CBS-Budgetonderzoek. 

Wat de witgoedapparatuur uit de inboedel betreft sluiten de uitkomsten van de enquête en de MVB op elkaar aan: een koelkast, wasmachine, vriezer en magnetron of oven worden nodig geacht voor sociale minima en zitten in de MVB. Een wasdroger, vaatwasser, airconditioning en zonnepanelen of warmtepomp vindt men niet nodig en deze apparaten behoren ook niet tot de MVB. In de enquête is niet gevraagd naar de noodzaak van bepaalde meubels voor sociale minima. Wel is gevraagd waar meubels meestal worden aangeschaft. De laagste inkomensgroep gaat bij de aanschaf doorgaans voor meubels van goedkopere merken of winkels (Ikea of Leen Bakker) of koopt tweedehands meubels. De hogere inkomens kopen juist vaak meubels van merken of winkels met een gemiddelde prijs (Goossens, Pronto). In de MVB wordt rekening gehouden met het prijspeil in goedkope winkels. Wel wordt gekeken naar de kwaliteit. Voor de meeste meubels wordt in de MVB een afschrijftermijn van tien jaar gehanteerd. Daarom wordt ook niet uitgegaan van tweedehands meubels, omdat die afschrijftermijn van tien jaar daarbij twijfelachtig is. 

3.2 Waar worden meubels aangeschaft, 2023
 Nieuwe designmeubels of nieuwe meubels van duurdere merken of winkels* (%)Nieuwe meubels van merken of winkels met een gemiddelde prijs* (%)Nieuwe meubels van goedkopere merken of winkels* (%)Tweedehands meubels* (%)Niet van toepassing, koopt nooit meubels (%)
Laagts 20 procent
inkomens
219,940,431,95,9
Hoogste 80 procent
inkomens
9,546,828,910,44,4
*Significant verschil (p<0,05) tussen laagste 20 procent en hoogste 80 procent inkomens.

Telefoon, televisie en internet

In het algemeen vindt men een vaste telefoon niet nodig voor sociale minima. Een vaste telefoon maakt echter voor ouderen wel onderdeel uit van de MVB. De meeste mensen van 65 jaar of ouder in de laagste inkomensgroep gaven in het steekproefonderzoek aan een vaste telefoon te hebben (63 procent). In de jongere groepen ging het om een minderheid: tot 45 jaar was het 18 procent en in de groep van 45 tot 65 jaar 34 procent. Daarmee ligt het voor de hand in de MVB telefoonbezit voor alleen ouderen mee te blijven tellen. 

In de MVB is gerekend met één pc of laptop per huishouden. Voor kinderen in het voorgezet onderwijs is daarbovenop uitgegaan van een laptop of tablet per kind. De uitkomsten van het steekproefonderzoek laten zien dat iedere volwassene in een huishouden op het sociaal minimum een eigen computer, laptop of tablet zou moeten hebben. De meerderheid van de laagste inkomensgroep (76 procent) geeft bovendien aan dat iedere volwassene in het huishouden dat heeft. Dit zou voor huishoudens met meer dan één volwassene een extra bedrag voor een pc of laptop betekenen in de MVB. Verder blijkt uit het steekproefonderzoek dat men een eigen computer, laptop of tablet voor kinderen van 12 tot 18 jaar in een huishouden op het sociaal minimum niet nodig vindt. In gezinnen met kinderen vindt ruim een kwart het (absoluut) noodzakelijk7), wat evenveel is als gemiddeld (zie Bijlage A). Tegelijkertijd is er in de meeste gezinnen een computer, laptop of tablet voor ieder kind van 12 tot 18 jaar aanwezig (69 procent). De MVB dekken daarmee voor sociale minima met kinderen van 12 tot 18 jaar weliswaar meer af dan wat men volgens het steekproefonderzoek nodig acht, maar experts en focusgroepen zien een laptop of tablet voor middelbare scholieren als wel noodzakelijk, zeker voor onderwijsdoeleinden. Ook gemeenten bieden in het kader van minimaregelingen vaak laptops aan voor kinderen tussen 12 en 18. Daarnaast is het in eerste instantie niet consistent om voor elke volwassene wel een laptop of tablet mee te gaan tellen in de MVB, maar de 12- tot 18-jarigen niet. 

Tot de MVB behoort een smartphone voor kinderen van 12 tot 18 jaar. Uit het steekproefonderzoek komt echter naar voren dat men dit niet nodig vindt. Ook in gezinnen gaat het met 30 procent om een minderheid die het (absoluut) noodzakelijk vindt. In de meeste gezinnen hebben de 12- tot 18-jarige kinderen echter wel een smartphone: 85 procent geeft het aan. Dit hoge percentage duidt op handhaving van de post in de MVB.   

Verzekeringen

Volgens het steekproefonderzoek zijn een inboedelverzekering, een vrijwillige aansprakelijkheidsverzekering8), een tandartsverzekering, een aanvullende zorgverzekering en een uitvaartverzekering nodig voor sociale minima. Een rechtsbijstandsverzekering is dat niet. Dit stemt overeen met de verzekeringen die opgenomen zijn in de MVB. De aanvullende zorgverzekering zou daarbij brillen of contactlenzen, orthodontie, (extra) fysiotherapie en anticonceptie vanaf 21 jaar zeker moeten dekken, en kosten hiervoor worden in de regel geheel of gedeeltelijk vergoed. Alternatieve geneeswijzen en hulp bij het stoppen met roken of drinken hoeven volgens de respondenten niet onder een aanvullende zorgverzekering te vallen (zie tabel 3.1 rechtsonder). In de praktijk is dat soms wel het geval. Aanvullende zorgverzekeringen vergoeden vaak een groot scala aan mogelijke kosten. Het is niet mogelijk om per item te kijken of men daarvoor verzekerd wil zijn of niet. 

Vervoersmiddelen

Wat vervoersmiddelen betreft is de enige discrepantie tussen de MVB en het steekproefonderzoek de auto, en dan alleen voor huishoudens die buiten de stad wonen. Met een auto wordt geen rekening gehouden in de MVB, terwijl de respondenten die wel nodig vinden voor huishoudens op het sociaal minimum die buiten de stad wonen. De minderheid van de huishoudens in de laagste inkomenskwartielgroep (42 procent) bezit een auto. In de hoogste kwartielgroep is het autobezit 2 keer zo groot. Daarnaast loopt het autobezit uiteen van 53 procent in zeer sterk stedelijke tot 81 procent in niet-stedelijke gebieden (Kampert et al., 2023). 

Het Nibud maakt geen onderscheid in minimumvoorbeeldbegrotingen voor stedelijke en niet-stedelijke gebieden. Ook zijn verschillende armoedegrenzen voor stedelijk en niet-stedelijk niet wenselijk (CBS,  Nibud en SCP, 2023). Gezien de hoogte van de kosten van een auto zouden die grenzen dan ook sterk uiteenlopen. Omdat het niet voor iedereen noodzakelijk wordt geacht, blijft de auto in eerste instantie buiten de MVB. Wel is duidelijk dat dit een belangrijke, persoonlijk onvermijdbare uitgave kan zijn. In specifieke toepassingen, zoals voor adviezen aan gemeenten, zal dit inzicht wel gebruikt kunnen worden. 

Voeding en andere uitgaven

Het bedrag voor voeding in de MVB is afkomstig van een dieet van het Voedingscentrum, dat is opgesteld aan de hand van de Richtlijnen voor gezonde voeding. In het dieet worden de benodigde voedingswaarden gegarandeerd met voldoende variatie aan producten. De uitkomsten van het steekproefonderzoek stemmen grotendeels overeen met posten voor voeding in het MVB. Iedere dag een volwaardig ontbijt, een warme maaltijd met vlees(vervanger) of vis en dagelijks voldoende groente en fruit vinden verreweg de meesten nodig (bijlage A) en maken onderdeel uit van de MVB. Regelmatig biologische producten consumeren wordt niet nodig gevonden en deze zitten ook niet als post in de MVB. In de keuze voor voedingsmiddelen van het Voedingscentrum wordt ook beperkt rekening gehouden met de sociale aspecten van voeding, zoals af en toe een zoete of hartige snack of een glas alcohol per week. In het steekproefonderzoek  vindt een minderheid een snack  noodzakelijk. Aangezien het om een klein bedrag gaat en het dieet van het Voedingscentrum het belangrijkste uitgangspunt is, blijft de snack onderdeel van de MVB. Het vervangen van de snack door een gelijksoortig product qua voedingswaarde zal maar weinig verschil uitmaken. 

Waar de boodschappen worden gedaan, verschilt tussen de laagste en hogere inkomens. Hogere inkomens kopen vaker in bij duurdere supermarkten, zoals AH en Jumbo, en bij de bakker, groenteboer of slager. Maar ook in de laagste groep koopt de meerderheid bij duurdere supermarkten in. Beide groepen gaan net zo vaak naar de markt of naar goedkopere supermarkten (Aldi, Lidl) voor hun dagelijkse boodschappen. Voor de MVB wordt de prijsinformatie van verschillende supermarkten gebruikt. Deze wordt gewogen naar omzet. Er blijkt dat veel artikelen worden aangeschaft tijdens kortingsacties, ook bij de duurdere supermarkten. Daarmee wordt dus rekening gehouden bij het samenstellen van de MVB. 

3.3 Waar worden dagelijkse boodschappen gehaald, 2023
 Bij duurdere supermarkten* (%)Bij bakker, slager of groenteboer* (%)Bij goedkopere supermarkten (%)Op de markt (%)Bij de voedselbank* (%)Anders (%)
Laagts 20 procent
inkomens
5719,768,629,71,95,7
Hoogste 80 procent
inkomens
75,532,962,327,70,14,9
*Significant verschil (p<0,05) tussen laagste 20 procent en hoogste 80 procent inkomens.

Een kappersbezoek maakt onderdeel uit van de MVB, maar wordt niet nodig geacht voor sociale minima. In de laagste inkomensgroep geeft minder dan de helft (43 procent) elke twee maanden geld uit aan de kapper. Bij de hogere inkomens is dat met 61 procent beduidend meer. Van de lage inkomens die niet regelmatig (elke twee maanden) naar de kapper gaan, is dat bij een kwart om financiële redenen. Bij de hogere inkomens is dat 16 procent.  

Over noodzaak van kappersbezoek is veel discussie. Dat bleek in de focusgroepen (CBS, Nibud en SCP, 2023), in discussies met experts en ook hier uit het steekproefonderzoek. Iemands haardracht kan daarbij een rol spelen, maar dit onderzoek laat zien dat de meerderheid een of andere vorm van af en toe zelf het haar knippen of meer dan twee maanden tussen knipbeurten acceptabel acht. Besloten is de frequentie van het kappersbezoek in de MVB terugbrengen: de ene keer naar de kapper en de andere keer zelf (of niet) knippen, voor zowel volwassenen als kinderen. 

Andere uitgaven, zoals bijvoorbeeld uitgaven aan speelgoed, huisdieren, sigaretten of alcohol behoren niet tot de MVB en zijn volgens de respondenten ook niet nodig voor sociale minima. Boeken en gezelschapsspellen zouden minima wel moeten hebben en daar is ook ruimte voor in de MVB (zie Sociale participatie). Ook voor niet-gratis schoolboeken is een bedrag in de MVB van gezinnen met kinderen opgenomen. 

Kleding en schoenen

Het minimumbedrag voor kleding in de MVB is gebaseerd op verschillende kledingpakketten voor zowel mannen als vrouwen en voor verschillende leeftijdsgroepen: kinderen tot 12 jaar, kinderen van 12 tot 18 jaar en volwassenen. Deze kledingpakketten omvatten alle artikelen die een persoon nodig heeft over een bepaalde periode: drie jaar voor kinderen en vijf jaar voor volwassenen. Dat wil niet zeggen dat elk kledingstuk drie c.q. vijf jaar meegaat, maar dat het totale pakket in gemiddeld drie c.q. vijf jaar vervangen is. Het steekproefonderzoek bevestigt dat voor kinderen beduidend vaker kleding aangeschaft zou moeten worden dan voor volwassenen, en voor jongere kinderen vaker dan voor oudere (figuur 3.4). Dat is ook precies wat in de praktijk gebeurt (figuur 3.5). 

Het is goed om verder te onderzoeken of de hogere frequentie van het kopen bij 0- tot 4-jarigen ook gepaard gaat met meer aankopen en wat de prijzen zijn van de gekochte kledingstukken om te zien of er meer differentiatie moet komen tussen de MVB-maandbedragen van 0- tot 4-jarigen en 4- tot 12-jarigen. Het maandbedrag voor 12- tot 18-jarigen is al hoger dan voor 4- tot 12-jarigen, gezien de groeispurt en het feit dat de kledingstukken groter en daarmee duurder zijn dan voor 4- tot 12-jarigen. 

3.4 Mening over aanschaf kleding door sociale minima, 2023
 Elke maand (%)1 keer per 3 maanden (%)1 keer per half jaar (%)1 keer per jaar (%)Minder dan 1 keer per jaar (%)Nooit (%)
Volwassene3,528,147,615,84,60,4
Kind 12 tot 18 jaar9,44736,45,40,80,9
Kind 4 tot 12 jaar15,653,925,83,30,70,7
Kind 0 tot 4 jaar33,648,312,92,90,91,4

3.5 Aanschaf kleding door sociale minima, 2023
 Elke maand (%)1 keer per 3 maanden (%)1 keer per half jaar (%)1 keer per jaar (%)Minder dan 1 keer per jaar (%)Nooit (%)
Volwassene9,329,739,314,270,5
Kind 12 tot 18 jaar16,74429,52,416,3
Kind 4 tot 12 jaar22,652,517,81,11,74,3
Kind 0 tot 4 jaar31,846,79,21,31,19,9

De prijzen van kleding komen in de MVB tot stand op basis van transactiedata die het Nibud uitvraagt voor verschillende winkels in het goedkope segment. Uit het steekproefonderzoek blijkt dat de laagste inkomensgroep meestal kleding aanschaft in goedkoop tot gemiddeld geprijsde winkels. Het Nibud gaat in de MVB uit van de kwartielprijs (het bedrag waar 25 procent van de prijzen onder valt, en 75 procent erboven), dus over het algemeen goedkopere merken of winkels. Om rekenschap te geven van het hergebruik van kleding door kinderen, worden de kledingbedragen voor kinderen (als er meerdere kinderen in een huishouden zijn met hetzelfde geslacht/dezelfde genderidentiteit) gecorrigeerd. Dat de laagste inkomens ook in gemiddeld geprijsde winkels shoppen (bijna 40 procent), kan ervoor pleiten in de toekomst prijzen boven de kwartielprijzen (bijvoorbeeld de mediaan) te gaan hanteren.  

3.6 Aanschaf kleding en schoenen, 2023
 Nieuwe designkleding en -schoenen (%)Nieuwe kleding en schoenen van duurdere merken of winkels* (%)Nieuwe kleding en schoenen van merken of winkels met gemiddelde prijs* (%)Nieuw kleding en schoenen van goedkoperse merken of winkels* (%)Tweedehands kleding en schoenen* (%)
Laagts 20 procent
inkomens
08,138,636,716,5
Hoogste 80 procent
inkomens
0,819,652,321,26
*Significant verschil (p<0,05) tussen laagste 20 procent en hoogste 80 procent inkomens.

Sociale participatie

Sociale participatie wordt in de MVB gezien als noodzakelijk en maakt onderdeel uit van de nieuwe armoedegrens (CBS, Nibud en SCP, 2024). Ook de Commissie Sociaal Minimum (2023) onderschreef het belang van sociale participatie als onderdeel van een minimumpakket. Binnen sociale participatie is het belangrijk dat mensen keuzes kunnen maken in activiteiten die bij persoonlijke voorkeuren passen. In 2009 is voor sociale participatie een pakket samengesteld zoals vermeld in onderstaande tabel. Dat wil niet zeggen dat iedereen elk onderdeel hoeft te doen, maar wel dat er ruimte voor moet zijn. Net zoals niet iedereen de precieze items uit het dieet van het Voedingscentrum hoeft te volgen. 

3.7 Minimale uitgaven aan sociale participatie, 2023
maandelijks bedrag (€)
Contributies en abonnementenper kind 4 tot 12 jaar12,50
Contributies en abonnementenper persoon vanaf 12 jaar19,00
Contributies en abonnementenper huishouden2,50
Bezoek ontvangenper persoon10,50
Bezoek ontvangenper huishouden14,50
Op bezoek gaanper persoon6,50
Vakantie/uitgaanper persoon19,00
Vakantie/uitgaanper huishouden25,00
Vervoerper kind 4 tot 12 jaar2,50
Vervoerper persoon vanaf 12 jaar14,50
Bron: Hoff et al. (2009), berekeningen Nibud

Over sociale participatie zijn in het steekproefonderzoek acht items aan de respondent voorgelegd. Twee items (schoolreisjes en feestkleding) worden nodig geacht en zijn ook opgenomen in de MVB. Het vieren van verjaardagen en andere speciale dagen en een verjaardagscadeautje voor kinderen zijn volgens het steekproefonderzoek ook nodig, maar zijn niet expliciet opgenomen in de MVB. Deze vormen van sociale participatie vallen onder de posten ‘op bezoek gaan’ en ‘bezoek ontvangen’. Daarnaast houden de MVB zoals zichtbaar in tabel 3.7 rekening met een budget voor een jaarlijkse vakantie of zo nu en dan een uitje. Uit de uitkomsten van het steekproefonderzoek blijkt dat maandelijkse uitjes niet, maar vakanties wel nodig gevonden worden voor sociale minima. Dit onderschrijft het samenvoegen van beide vormen van sociale participatie in de MVB: uitgangspunt is zoals gezegd niet dat beide hoeven, maar dat er keuze is. Lidmaatschap van een vereniging wordt door de respondenten niet nodig gevonden. Een bedrag voor contributies en abonnementen blijft echter in de MVB: vrijwel alle gemeenten geven aan hiervoor bijzondere bijstand te verlenen, bijvoorbeeld in de vorm van stadspassen.

Sparen voor onverwachte kosten

Onderdeel van het pakket voor de MVB is een lijst van noodzakelijke meubels, apparaten en andere onderdelen van de inboedel zoals stoffering, linnengoed en keukeninventaris. Aan de hand van passende prijzen (in principe de eerste kwartiel-prijs) en afschrijvingstermijnen wordt dit teruggerekend naar een maandbedrag. Dit bedrag zou een huishouden maandelijks opzij moeten zetten om op tijd het inboedelstuk te kunnen vervangen zonder daarvoor een lening af te hoeven sluiten. Dat maandbedrag varieert van 75 euro voor alleenstaanden tot ongeveer 125 euro voor paren met drie kinderen. 

De meeste mensen vinden dat sociale minima maandelijks 25 tot 100 euro opzij moeten zetten om onverwachte kosten te kunnen betalen, zoals het repareren of vervangen van een wasmachine. Deze inschatting van mensen ligt onder wat volgens de MVB nodig is voor vervanging van alle mogelijke inboedelstukken. Dat is echter geen reden het bedrag in de MVB aan te passen. De vraag in het onderzoek beperkt zich door het voorbeeld tot vervanging of reparatie van witgoed. Het inboedelpakket van de MVB bevat echter meer dan alleen witgoedapparatuur.

3.8 Maandelijks opzij te zetten bedrag door sociale minima, 2023
 Minder dan 25 euro* (%)25 tot 50 euro* (%)50 tot 100 euro (%)100 tot 150 euro (%)150 euro of meer* (%)
Totaal8,643,829,511,86,2
Laagts 20 procent
inkomens
12,437,329,611,59,3
Hoogste 80 procent
inkomens
844,929,511,95,7
*Significant verschil (p<0,05) tussen laagste 20 procent en hoogste 80 procent inkomens.

6) In de MVB werd voor de energielasten tot nu toe uitgegaan van een huurwoning met label C. Dat betekent dat de woning redelijk goed geïsoleerd is.
7) De steekproefomvang is onvoldoende voor een cijfer over gezinnen in de laagste inkomensgroep. 
8) Deze vergoedt de schade die iemand toebrengt aan anderen. Een aansprakelijkheidsverzekering is verplicht voor bezitters van een auto, motor, scooter, brommer of snorfiets.