Auteur: Judit Arends

Vrijwilligerswerk 2023

Over deze publicatie

In dit rapport staat het verrichten van vrijwilligerswerk door de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder in 2023 centraal. In dat jaar gaf 49 procent aan zich minstens één keer per jaar als vrijwilliger ingezet te hebben voor een organisatie of vereniging. Het percentage vrijwilligers is sterk toegenomen ten opzichte van voorgaande jaren, en is nu terug op het niveau van vóór de coronapandemie. In de (corona)periode van 2020-2022 deed gemiddeld 41 procent vrijwilligerswerk.

1. Inleiding

In dit rapport staat het verrichten van vrijwilligerswerk door de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder in 2023 centraal. Dit wordt sinds 2012 door het CBS gemeten in het onderzoek Sociale Samenhang en Welzijn (SSW). In het reguliere vragenblok over vrijwilligerswerk wordt informatie verzameld over het aandeel vrijwilligers in 13 soorten organisaties. Het doel is allereerst om de resultaten van dit reguliere deel en ontwikkelingen daarin ten opzichte van eerdere jaren te beschrijven. 

Daarnaast is dit onderzoek gericht op een aantal verdiepende vragen die in 2023 op verzoek van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), in overleg met de Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV) aan de enquête SSW zijn toegevoegd. In dit verdiepende deel werd in 2023 aan degenen die vrijwilligerswerk deden gevraagd naar de motieven om vrijwilligerswerk te doen. Ook is gevraagd hoe vrijwilligers voor het eerst hebben gehoord over het vrijwilligerswerk wat ze nu doen, en wat vrijwilligers belangrijk vinden dat de vereniging of organisatie waarvoor men vrijwilligerswerk doet voor de persoon regelt. Daarnaast is nagegaan of men eerder vrijwilligerswerk heeft gedaan en wat de redenen waren om ermee te stoppen. Mensen die geen vrijwilligerswerk hebben gedaan in de afgelopen 12 maanden is gevraagd wat de redenen waren om geen vrijwilligerswerk te doen.

 

2. Reguliere deel van het onderzoek

De resultaten van 2023 hebben betrekking op 7.671 respondenten in het onderzoek SSW 2023. Hiervan heeft 49 procent aangegeven in de afgelopen 12 maanden vrijwilligerswerk verricht te hebben voor één of meer organisaties of verenigingen. Dit aandeel verschilt significant met 2022 en de eerdere jaren. Er is sprake van een daling in vrijwilligers vanaf 2020, het jaar waarin de coronaepidemie opkwam, en deze daling zette zich voort in 2021, toen 39 procent vrijwilligerswerk deed. In 2022 was er sprake van een (lichte) stijging in vergelijking met 2021. In 2023 is het aandeel weer terug op het niveau van voor de coronaepidemie.

Het aandeel van de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder dat aangaf zich in de vier weken voorafgaand aan het interview ingezet te hebben als vrijwilliger voor een organisatie of vereniging, lag in 2023 op 30 procent. Dit is gelijk aan het percentage in de periode 2012-2019. In die periode bleef dit aandeel vrij stabiel, maar daalde wel fors in 2020 en 2021 (respectievelijk 21 en 22 procent). In 2022 was er sprake van een toename (27 procent) die zich dus doorzette in 2023.

2.1 Vrijwilligerswerk
JaarAfgelopen 12 maanden (% personen van 15 jaar of ouder)Afgelopen 4 weken (% personen van 15 jaar of ouder)
201250,530,7
201349,130
20144829,5
201548,731,1
201649,730,3
201748,529,8
201847,629,9
201946,730,5
202043,820,9
202138,922,3
202241,226,7
202348,729,9

2.1 Vrijwilligers naar organisaties

Er bestaan grote verschillen in de mate waarin mensen vrijwilligerswerk doen voor uiteenlopende organisaties of verenigingen. In 2023 hebben zich, net als in voorgaande jaren, relatief veel mensen ingezet als vrijwilliger bij sportverenigingen (16 procent). Dit werd gevolgd door scholen, buurt en hobbyverenigingen (10 à 11  procent), en door verzorging of gezondheidszorg en levensbeschouwelijke organisaties (8 à 9 procent). Zes procent van de bevolking deed vrijwilligerswerk voor culturele verenigingen of organisaties en vijf procent voor natuurbehoud. Voor jeugd- of buurthuiswerk, sociale hulpverlening, vluchtelingenwerk en voor arbeids- en politieke organisaties deden 2 à 4 procent mensen vrijwilligerswerk. Elf procent deed vrijwilligerswerk voor een andere organisatie die volgens hen niet in de eerder genoemde 12 organisaties paste. 

2.1.1 Percentage personen van 15 jaar of ouder dat vrijwilligerswerk doet voor een organisatie, 2012-2023
201220132014201520162017201820192020202120222023
Totaal: tenminste 1 keer per jaar vrijwillliger50,549,148,048,749,748,547,646,743,838,941,248,7
OrganisatiesSportvereniging15,814,815,114,515,314,514,615,213,011,713,415,7
OrganisatiesSchool11,811,110,811,511,611,310,210,68,36,17,410,5
OrganisatiesBuurt5,25,25,14,75,34,75,65,74,54,27,110,5
OrganisatiesHobby- of gezelligheidsvereniging5,54,94,54,95,34,54,54,74,33,96,410,5
OrganisatiesVerzorging of gezondheidszorg9,28,68,68,39,58,78,87,87,36,36,88,7
OrganisatiesLevensbeschouwelijke organisatie8,38,37,78,17,67,47,66,76,35,96,47,5
OrganisatiesCulturele vereniging5,55,44,85,05,45,05,24,84,83,75,26,1
OrganisatiesJeugd- of buurthuiswerk7,78,18,38,58,28,58,78,47,46,04,44,4
OrganisatiesSociale hulpverlening1,61,81,71,82,02,01,91,91,61,83,44,2
OrganisatiesMilieu, natuur of dierenbescherming..........3,54,7
OrganisatiesVluchtelingenwerk, mensenrechten..........2,72,9
OrganisatiesArbeids- of politieke organisatie..........1,82,3
OrganisatiesAndere organisatie7,37,26,47,07,16,67,27,16,55,68,911,1
OrganisatiesWonen2,22,02,11,92,01,82,22,21,62,0..
OrganisatiesVakbond of bedrijfsorganisatie2,52,52,42,12,82,22,22,72,12,2..
OrganisatiesPolitieke organisatie1,51,31,41,41,51,21,31,31,11,1..
Afgelopen vier weken vrijwilliger30,730,029,531,130,329,829,930,520,922,326,729,9

In 2023 is er ten opzichte van 2022 sprake van een stijging in het aandeel dat vrijwilligerswerk deed voor sportverenigingen, scholen, hobbyverenigingen, buurt, verzorging of gezondheidszorg, natuurbehoud en vrijwilligerswerk voor een andere (niet eerder genoemde) organisatie of vereniging. Het percentage dat zich vrijwillig inzette op het gebied van jeugd- of buurthuiswerk, sociale hulpverlening, levensbeschouwelijke organisaties, arbeids- of politieke organisaties, vluchtelingenwerk en culturele verenigingen verschilde in 2023 niet significant van 2022. 

Mensen kunnen voor één of meer dan één organisatie of vereniging vrijwilligerswerk doen. In 2023 deed 23 procent vrijwilligerswerk voor één organisatie of vereniging, 12 procent voor twee, 7 procent voor drie en 6 procent voor vier of meer organisaties of verenigingen. 

Er is ook variatie in de mate waarin mensen vrijwilligerswerk doen voor uiteenlopende organisaties of verenigingen in de vier weken voorafgaand aan het interview. In 2023 heeft zich 8 procent ingezet als vrijwilliger in de vier weken voorafgaand aan het interview voor sportverenigingen en 5-6 procent voor hobbyverenigingen, verzorging of gezondheidszorg, levensbeschouwelijke organisaties en voor andere organisaties. Het laagste aandeel vrijwilligers was te vinden voor arbeids- of politieke organisaties en voor vluchtelingen (1 procent). 

2.2 Frequentie, duur en toekomstplannen

In figuur 2.2.1 is het aandeel vrijwilligers dat incidenteel (af en toe of éénmalig) of regelmatig (wekelijks of maandelijks) vrijwilligerswerk doet weergegeven. Vier op de tien vrijwilligers deden het vrijwilligerswerk wekelijks, bijna drie op de tien maandelijks. De helft deed dat af en toe en iets meer dan twee op de tien één keer per jaar. Ten opzichte van 2022 deden vrijwilligers in 2023 vaker incidenteel (af en toe of eenmalig) vrijwilligerswerk dan regelmatig (wekelijks of maandelijks)1)

2.2.1 Vrijwilligerswerk: incidenteel of regelmatig
Jaar2023 (% vrijwilligers)2022 (% vrijwilligers)
Incidenteel
(af en toe, of eenmalig)
6556
Regelmatig
(wekelijks of maandelijks)
6065

In figuur 2.2.2 is het aandeel regelmatig (wekelijks of maandelijks) of incidenteel (af en toe of éénmalig) vrijwilligerswerk van de vrijwilligers die actief zijn in de 13 soorten organisaties weergegeven. Bij 5 van de 13 soorten vrijwilligerswerk gaf meer dan de helft van de vrijwilligers aan het vrijwilligerswerk regelmatig te doen. Dit geldt vooral voor vrijwilligerswerk voor verzorging of gezondheidszorg, waarbij 45 procent wekelijks en 16 procent maandelijks het vrijwilligerswerk deed. De meeste vrijwilligers die regelmatig vrijwilligerswerk deden, deden dat vaker wekelijks dan maandelijks. 

Nagenoeg hetzelfde aandeel vrijwilligers deed regelmatig of incidenteel vrijwilligerswerk voor sociale hulpverlening, hobbyvereniging, vluchtelingenwerk, arbeid of politiek of voor een andere niet eerder genoemde organisatie. Vrijwilligerswerk vond het vaakst af en toe plaats voor een school (52 procent), voor de buurt (49 procent) en voor natuurbehoud (41 procent). 

Vergeleken met 2022 deden in 2023 vrijwilligers bij jeugd- en buurthuiswerk vaker regelmatig vrijwilligerswerk dan incidenteel. Voor school is er geen verschil in frequentie tussen 2022 en 2023. Voor de andere vrijwilligersorganisaties was vrijwilligerswerk vaker incidenteel dan regelmatig. 

2.2.2 Frequentie van vrijwilligerswerk, 2023
JaarWekelijks (% vrijwilligers)Maandelijks (% vrijwilligers)Af en toe (% vrijwilligers)Eenmalig (% vrijwilligers)
Verzorging, gezondheidszorg45,115,629,310,0
Jeugd- of buurthuiswerk37,220,232,410,2
Culturele vereniging33,419,733,713,3
Sportvereniging33,018,138,510,3
Levensbeschouwelijk32,629,030,77,8
Sociale hulpverlening30,416,333,919,3
Hobbyvereniging26,622,635,715,1
Vluchtelingenwerk25,521,033,120,5
Arbeid of politiek22,824,328,024,9
Natuurbehoud21,014,841,023,2
School16,617,651,913,9
Buurt15,417,848,618,2
Anders28,718,833,119,4

Er is sterke variatie in de tijd die vrijwilligers wekelijks in hun vrijwilligerswerk hebben gestoken. Gemiddeld besteedden vrijwilligers in 2023 4,3 uur per week aan vrijwilligerswerk. De grootste groep vrijwilligers, 42 procent, gaf aan minder dan één uur per week vrijwilligerswerk te hebben gedaan. Dit zijn vooral mensen die een paar uur per jaar actief zijn als vrijwilliger. 21 procent is van 1 tot 3 uur per week actief en 22 procent van 3 tot 8 uur. 11 procent van de vrijwilligers is wekelijks 8 tot 20 uur actief. Meer dan 20 uur vrijwilligerswerk per week is voorbehouden aan 4 procent. De meeste uren per week worden gemiddeld besteed aan verzorging of gezondheidszorg en de minste aan activiteiten voor de buurt en scholen. 

Vergeleken met 2022 is in 2023 het aandeel vrijwilligers dat minder dan één uur vrijwilligerswerk deed hoger: 42 tegen 39 procent.  

2.2.3 Uren per week besteed aan vrijwilligerswerk
JaarMinder dan 1 uur (% vrijwilligers)1 tot 3 uur (% vrijwilligers)3 tot 8 uur (% vrijwilligers)8 tot 20 uur (% vrijwilligers)20 uur of meer (% vrijwilligers)
2023422122114
2022392223124
2021322626133
2020372324124
2019342525124

Er is ook gevraagd naar hoe lang mensen hun vrijwilligerswerk al doen. Het langst deden mensen vrijwilligerswerk voor een levensbeschouwelijke organisatie (74 procent meer dan een jaar) en het kortst voor vluchtelingenwerk (52 procent voor meer dan een jaar). 

2.2.4 Duur vrijwilligerswerk naar organisatie, 2023
JaarMeer dan 1 jaar (% vrijwilligers)Minder dan 1 jaar (% vrijwilligers)Minder dan een half jaar (% vrijwilligers)Een maand (% vrijwilligers)
Levensbeschouwelijk74,47,97,89,9
Sportvereniging67,012,87,712,5
Jeugd- of buurthuiswerk66,48,311,413,9
Culturele vereniging66,18,510,415,0
Verzorging, gezondheid62,711,410,415,5
Arbeid of politiek60,211,86,921,1
Natuurbehoud59,611,87,021,6
Hobbyvereniging58,612,610,618,3
Buurt55,514,910,818,9
Sociale hulpverlening55,210,510,324,0
School52,617,08,821,7
Vluchtelingenwerk51,614,713,220,5
Anders66,011,36,815,9

Tevens is gevraagd of men van plan was om het vrijwilligerswerk voor de organisatie over een jaar nog te doen. In 2023 gaf 68 procent aan om dat van plan te zijn. In 2022 was dat 70 procent. 

Voor een levensbeschouwelijke organisatie wilde 71 procent van de vrijwilligers ook het volgend jaar zich hiervoor inzetten, 5 procent gaf aan daarmee te stoppen, en 8 procent was in het afgelopen jaar al gestopt. Daarnaast zei 16 procent dit nog niet te weten. Ook bij de andere organisaties gaf een duidelijke meerderheid (rond 60 procent) aan zich als vrijwilliger te willen blijven inzetten. De bereidheid was met achtereenvolgens 53 en 51 procent het laagst bij scholen en sociale hulpverlening. 

2.2.5 Van plan om vrijwilligerswerk over een jaar nog te doen, 2023
JaarJa (% vrijwilligers)Nee (% vrijwilligers)Al gestopt (% vrijwilligers)Weet niet (% vrijwilligers)
Levensbeschouwelijk71,25,07,716,0
Culturele vereniging64,39,312,114,4
Sportvereniging63,07,510,918,6
Jeugd- of buurthuiswerk62,810,78,018,6
Buurt58,88,97,225,1
Natuurbehoud57,49,310,722,6
Arbeid of politiek56,114,28,021,7
Hobbyvereniging55,611,610,722,0
Verzorging, gezondheidszorg55,38,013,922,8
Vluchtelingenwerk54,39,317,119,3
School53,113,414,019,5
Sociale hulpverlening51,111,316,421,2
Anders59,69,013,717,6

Vrijwilligers geven met 89 procent vaker aan gelukkig te zijn dan mensen die geen vrijwilligerswerk doen (80 procent). Het aandeel dat zich ongelukkig voelt, is bij de mensen die geen vrijwilligerswerk doen twee keer zo groot als bij de vrijwilligers. Ook zijn vrijwilligers meer tevreden met hun eigen leven dan mensen die geen vrijwilligerswerk doen. Van de vrijwilligers is 86 procent tevreden met het leven, tegenover 78 procent van degenen die geen vrijwilliger zijn. Het percentage ontevredenen is bij de niet-vrijwilligers het dubbele van dat bij de vrijwilligers.

2.3 Verschillen in vrijwilligerswerk tussen bevolkingsgroepen

Vrijwilligers zijn vaker te vinden onder 35- tot 45-jarigen (56 procent ) en 65- tot 75-jarigen (55 procent)  dan in de andere leeftijdsgroepen. Het aandeel vrijwilligers is in 2023 het laagst onder 25- tot 35-jarigen (41 procent) en onder 75-plussers (43 procent). 

De leeftijdsgroep 35- tot 45-jarigen, met vaak schoolgaande kinderen, is vergeleken met andere leeftijdsgroepen met 29 procent vooral actief op school (tabel 2.3.2). De 65- tot 75-jarigen zetten zich in vergelijking met andere leeftijdsgroepen relatief vaak in voor organisaties op het gebied van verzorging of gezondheid en cultuur. 15- tot 25-jarigen en 65-plussers doen vaker vrijwilligerswerk bij een hobby- of gezelligheidsvereniging dan de andere leeftijdsgroepen. 65-plussers zijn vergeleken met de andere leeftijdsgroepen ook vaker actief bij een levensbeschouwelijke organisatie. 

Gemiddeld besteedt een 65-plusser die vrijwilligerswerk doet daar meer uren per week aan dan mensen jonger dan 65 jaar. 25- tot 45-jarigen spenderen de minste uren per week aan vrijwilligerswerk. 

Vergeleken met 2022 nam het aandeel vrijwilligers toe onder alle leeftijdsgroepen, de grootste toename was bij 35- tot 55-jarigen. Het aandeel vrijwilligers bij de leeftijdsgroepen 15- tot 65-jarigen is weer op hetzelfde niveau als in 2019, vóór corona. Voor 65-plussers is er een toename ten opzichte van 2019.

2.3.1 Vrijwilligerswerk naar leeftijd
Leeftijd2023 (% ten minste 1 keer afgelopen 12 maanden)2022 (% ten minste 1 keer afgelopen 12 maanden)2021 (% ten minste 1 keer afgelopen 12 maanden)2020 (% ten minste 1 keer afgelopen 12 maanden)2019 (% ten minste 1 keer afgelopen 12 maanden)
15 tot 25 jaar46,441,038,144,144,8
25 tot 35 jaar41,034,230,839,842,3
35 tot 45 jaar56,144,644,548,954,7
45 tot 55 jaar53,144,644,648,253,4
55 tot 65 jaar46,340,139,243,046,2
65 tot 75 jaar54,648,443,644,247,7
75 jaar of ouder43,034,527,335,331,7

Mannen en vrouwen hebben zich in 2023 even vaak ingezet als vrijwilliger. Wel zijn er verschillen tussen mannen en vrouwen als naar het soort organisatie wordt gekeken waarvoor vrijwilligerswerk wordt gedaan. Zo zijn vrouwen bijna twee keer zo vaak als mannen actief in de verzorging of gezondheidszorg en ruim anderhalf keer zo vaak voor een school. Mannelijke vrijwilligers zijn daarentegen actiever op het gebied van sport, hobbyverenigingen en voor arbeids- of politieke organisaties. Er is geen verschil tussen mannen en vrouwen in het gemiddeld aantal uren per week dat aan vrijwilligerswerk wordt besteed.

2.3.2 Percentage vrijwilligers naar achtergrondkenmerken, 2023
TotaalJeugd- of buurthuiswerkSchoolVerzorging of gezondheidszorgSportverenigingCulturele verenigingHobby- ofgezelligheids-verenigingLevens-beschouwelijke organisatieArbeids- of politieke organisatieSociale hulpverleningBuurtMilieu, natuur of dieren-bescherming
Totaal48,74,410,58,715,76,110,57,52,34,210,54,7
GeslachtMannen49,34,28,26,018,96,012,07,12,94,411,55,1
GeslachtVrouwen48,24,512,811,412,66,28,97,91,63,99,44,4
Leeftijd15 tot 25 jaar46,45,512,17,519,24,711,36,11,74,95,84,1
Leeftijd25 tot 35 jaar41,03,89,15,313,54,57,96,92,52,95,63,3
Leeftijd35 tot 45 jaar56,15,229,36,120,75,88,96,61,94,913,55,3
Leeftijd45 tot 55 jaar53,15,912,68,823,46,08,87,72,33,411,85,0
Leeftijd55 tot 65 jaar46,33,13,111,013,04,69,16,82,83,610,35,0
Leeftijd65 tot 75 jaar54,63,83,914,410,111,314,59,82,55,715,06,6
Leeftijd75 jaar of ouder43,02,81,48,46,77,115,19,72,04,112,83,9
OnderwijsniveauBasisonderwijs33,42,86,26,45,43,410,46,61,53,35,83,1
OnderwijsniveauVmbo, avo onderbouw, mbo142,14,26,69,212,05,011,46,81,42,88,73,9
OnderwijsniveauMbo2, 3, 4, havo, vwo49,15,110,29,816,05,710,67,71,94,110,84,1
OnderwijsniveauHbo, wo bachelor55,34,813,88,520,27,811,58,82,75,011,55,8
OnderwijsniveauWo, master, doctor58,63,515,47,621,27,98,17,14,35,313,36,5
HuishoudensinkomenEerste (laagste) kwartielgroep41,44,38,37,19,25,310,36,62,74,58,94,9
HuishoudensinkomenTweede kwartielgroep45,24,89,99,511,06,510,57,82,13,710,95,1
HuishoudensinkomenDerde kwartielgroep51,64,312,28,918,06,710,88,71,93,810,64,1
HuishoudensinkomenVierde (hoogste) kwartielgroep54,04,111,49,221,86,010,17,22,64,311,34,6
Betaald werkWel betaald werk50,24,513,18,119,55,59,57,12,53,810,24,6
Betaald werkWel, exclusief 67 jaar of ouder49,84,513,37,819,55,39,36,92,43,79,94,5
Betaald werkGeen betaald werk45,64,05,210,07,97,412,58,51,84,911,35,0
Betaald werkGeen, exclusief 67 jaar of ouder43,34,68,59,08,26,18,87,21,75,08,44,7
Geboorteland-herkomstGeboren in Nederland, 2 ouders geboren in Nederland51,94,510,59,417,56,711,17,72,44,211,54,7
Geboorteland-herkomstGeboren in Nederland, minimaal 1 ouder geboren in buitenland42,83,511,46,913,84,68,06,71,93,56,73,8
Geboorteland-herkomstGeboren in buitenland37,84,39,97,08,74,69,27,41,94,38,55,4
Kerkelijke gezindteGeen denominatie46,24,011,26,917,25,59,30,62,13,39,24,7
Kerkelijke gezindteDenominatie52,65,110,011,413,96,912,018,02,75,412,54,6
Stedelijkheid woongemeenteZeer sterk stedelijk43,03,89,86,712,86,29,05,92,64,68,74,7
Stedelijkheid woongemeenteSterk stedelijk47,04,310,37,714,65,39,27,02,14,19,14,4
Stedelijkheid woongemeenteMatig stedelijk52,13,812,210,817,85,510,88,72,34,210,34,6
Stedelijkheid woongemeenteWeinig stedelijk54,45,410,411,018,76,713,08,52,03,713,25,1
Stedelijkheid woongemeenteNiet stedelijk52,74,710,79,117,29,0013,210,32,83,815,25,4

Mensen met een hoog onderwijsniveau (afgeronde hbo, wo bachelor en wo, master, doctor) zijn vaker vrijwilliger dan mensen met een lager onderwijsniveau. Waar van de hoog opgeleiden meer dan 55 procent actief is als vrijwilliger, is dat bij de laagst opgeleiden een derde. Hoger opgeleiden zetten zich vaker dan lager opgeleiden in voor een school, een sportvereniging, culturele vereniging, arbeids- of politieke organisaties, natuurbehoud, vluchtelingenwerk en voor de buurt. Lager opgeleiden besteden gemiddeld wel meer uren per week aan vrijwilligerswerk dan hoger opgeleiden.

In 2023 deden mensen met een afgeronde vmbo, mbo of hbo-, wo-bachelor opleiding vaker vrijwilligerswerk dan in 2022. Het percentage vrijwilligers binnen de onderwijsniveaus afgeronde basisonderwijs en hbo-, wo-master, doctor is niet significant veranderd.

2.3.3 Vrijwilligerswerk naar onderwijsniveau, 2023 en 2022
vrijwilliger2023 (% personen van 15 jaar of ouder)2022 (% personen van 15 jaar of ouder)
Totaal48,741,2
Basisonderwijs33,427,4
Vmbo,avo,onderbouw mbo42,132,7
Mbo 2, 3, 4, havo, vwo49,140,1
Hbo, wo bachelor55,350,3
Wo, master, doctor58,654,2

Mensen uit huishoudens met een hoog inkomen doen met 54 procent over het algemeen vaker vrijwilligerswerk dan mensen uit huishoudens met een laag inkomen (41 procent). Het verschil zit voornamelijk op het gebied van sport (22 versus 9 procent). 

Mensen met betaald werk zijn met 50 procent vaker vrijwilliger dan mensen zonder betaald werk (46 procent). Dit verschil hangt echter samen met verschillen tussen werkenden en niet-werkenden in leeftijd en onderwijsniveau. Aangezien mensen zonder betaald werk relatief vaak 67 jaar of ouder zijn, is voor een betere vergelijking deze analyse ook uitgevoerd zonder de 67-plussers. Dit resulteert in een wat lager percentage vrijwilligers onder mensen zonder betaald werk. Als we naar het gemiddeld aantal uren per week kijken, dan valt op dat mensen zonder betaald werk meer tijd besteden aan vrijwilligerswerk dan mensen met betaald werk. Dit geldt ook als 67-plussers niet meegenomen worden bij mensen zonder betaald werk. 

Ook de migratieachtergrond is onderscheidend; 52 procent van de 15-plussers met een Nederlandse achtergrond (geboren in Nederland, 2 ouders geboren in Nederland) is vrijwilliger, bij degenen die zelf in het buitenland zijn geboren is dat 38 procent en bij mensen geboren in Nederland met minimaal 1 ouder geboren in het buitenland, de tweede generatie, is dat 43 procent.

Personen die zichzelf rekenen tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering zijn met 53 procent ook vaker actief als vrijwilliger dan mensen zonder denominatie (46 procent). Mensen met denominatie doen vaker vrijwilligerswerk voor een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie (18 procent) maar ook zetten zij zich vaker in voor andere organisaties, zoals verzorging of gezondheidszorg, hobby- of gezelligheidsvereniging en voor de buurtorganisaties dan mensen zonder denominatie. Andersom zetten mensen zonder denominatie zich vaker in als vrijwilliger voor een sportvereniging.

Inwoners van niet of weinig stedelijke woongemeenten doen ten slotte vaker vrijwilligerswerk dan inwoners van (zeer) sterk stedelijke woongemeenten. 

Incidenteel vrijwilligerswerk doen en toekomstplannen

Vrijwilligers van 15 tot 65 jaar verrichtten vaker incidenteel (af en toe en eenmalig) vrijwilligerswerk (69 procent) dan vrijwilligers van 65 jaar of ouder (52 procent). Vrijwilligers met betaald werk verrichtten vaker incidenteel vrijwilligerswerk dan vrijwilligers zonder betaald werk: 69 tegen 54 procent. Mannen en vrouwen en hoog- en laagopgeleiden verschilden niet in de frequentie.

Jongeren van 15 tot 25 jaar waren minder vaak van plan om met het vrijwilligerswerk door te gaan dan de andere leeftijdsgroepen. Iets minder dan de helft van de 15- tot 25-jarigen wilde doorgaan (47 procent), terwijl van de 35-plussers meer dan 70 procent dat wilde. Hoger opgeleiden waren vaker van plan om door te gaan met het vrijwilligerswerk dan laagopgeleiden.  Mannen en vrouwen verschilden niet in hun toekomstplannen. 

2.3.4 Van plan om vrijwilligerswerk over een jaar nog te doen, naar persoonskenmerken, 2023
Kenmerk2023 (% vrijwilligers)
Totaal68,0
Leeftijd
15 tot 25 jaar46,5
25 tot 35 jaar65,3
35 tot 45 jaar71,0
45 tot 55 jaar73,3
55 tot 65 jaar73,2
65 tot 75 jaar73,3
75 jaar of ouder70,1
Onderwijsniveau
Basisonderwijs53,2
Vmbo,avo,onderbouw mbo59,6
Mbo 2,3,4,havo,vwo67,7
Hbo,wo bachelor72,1
Wo,master,doctor75,9
Geslacht
Mannen68,1
Vrouwen67,5

1) De vraag hoe vaak mensen vrijwilligerswerk hebben gedaan is voor elke vrijwilligersorganisatie gesteld. Omdat mensen voor één of meer dan één organisatie of vereniging vrijwilligerswerk kunnen doen en de frequentie (incidenteel of regelmatig) kan variëren per organisatie, telt het totaal niet op tot 100%. 

3. Aanvullend deel van het onderzoek in 2023

Het voornaamste doel van de aanvullende vragen over vrijwilligerswerk in 2023 was om meer informatie te verkrijgen over de motieven om vrijwilligerswerk te gaan doen, de manier van het eerste contact, wat de organisatie kan doen voor de vrijwilliger en redenen om te stoppen of om geen vrijwilligerswerk te doen. 

3.1 Motieven om vrijwilligerswerk te doen

In tabel 3.1.1 zijn de resultaten van de vraag naar motieven om vrijwilligerswerk te gaan doen, weergegeven. In de Technische toelichting zijn de acht antwoordcategorieën (motieven) nader beschreven. Respondenten konden meerdere motieven aangeven. 

Er zijn twee motieven die er uitspringen: het fijn vinden om iets voor een ander te doen (54 procent) en het zelf leuk vinden om vrijwilligerswerk te doen (53 procent). Voor een derde ligt de motivatie bij een zinvolle tijdsbesteding, voor ongeveer een kwart is het motief sociale contacten of men doet het uit een plichtsgevoel. Het leren van nieuwe dingen geeft 17 procent als motief aan, en een beperkt deel van 3 procent ziet vrijwilligerswerk als een opstap naar een betaalde baan. 

3.1.1 Motieven om vrijwilligerswerk te doen, 2023
TotaalSport-verenigingSchoolBuurtHobby- of gezelligheids-verenigingVerzorging, gezondheidszorgLevens-beschouwelijke organisatieCulturele verenigingJeugd- of buurt-huiswerkSociale hulpverleningNatuur of dieren-beschermingVluchtelingen-werk, mensenrechtenArbeids- of politieke organisatieAndere organisatie
Motievenfijn vinden om iets voor een ander te doen 53,951,459,161,752,465,267,557,163,772,758,072,951,058,8
Motievenzelf leuk vinden om te doen53,256,953,855,158,646,649,867,659,446,955,943,258,557,8
Motieveneen zinvolle tijdbesteding vinden34,128,032,136,433,636,747,341,540,644,443,342,649,941,0
Motievenvanwege de sociale contacten27,528,022,134,534,725,027,935,138,327,229,726,232,433,3
Motieveneen plicht vinden24,731,030,124,117,923,832,918,421,125,725,130,935,522,4
Motievennieuwe dingen leren16,614,918,415,421,016,618,124,823,823,223,625,324,820,6
Motievenkans op een baan te vergroten3,31,84,12,13,63,22,84,85,25,64,97,15,73,6
Motieveneen andere reden8,39,99,25,66,07,25,05,48,47,46,710,57,88,2

Een uitsplitsing naar de 13 organisaties laat zien dat het motief ‘het fijn vinden om iets voor een ander te doen’ zeer belangrijk is voor vrijwilligers op het gebied van vluchtelingenwerk, sociale hulpverlening, verzorging of gezondheidszorg, en voor levensbeschouwelijke organisaties. Meer dan 65 procent van de vrijwilligers bij deze organisaties gaf aan dat dit een belangrijke reden was om vrijwilligerswerk te doen. 

Het zélf leuk vinden om vrijwilligerswerk te doen is een andere belangrijke reden. Meer dan 65 procent van de vrijwilligers bij een culturele vereniging noemde dit motief, en rond de 60 procent bij jeugd- of buurthuiswerk, hobby- of gezelligheidsvereniging en arbeids- of politieke organisatie. 

Vooral voor vrijwilligers die zich inzetten voor jeugd- of buurthuiswerk zijn sociale contacten ook een belangrijke reden om vrijwilligerswerk te doen. Voor de helft van de vrijwilligers bij een arbeids- of politieke organisatie is zinvolle tijdsbesteding een belangrijk motief.

Vrouwen vonden het motief om iets voor een ander te doen vaker belangrijk dan mannen. Mannen gaven daarentegen vaker aan dan vrouwen dat ze vrijwilligerswerk doen vanwege sociale contacten. Voor jongeren (15 tot 35 jaar) zijn de motieven ‘nieuwe dingen leren’ en ‘meer kans op een baan’ belangrijker dan voor ouderen.

3.1.2 Motieven van vrijwilligers naar persoonskenmerken, 2023 (% vrijwilligers)
Voor een ander te doenLeuk vindenZinvolle tijdsbestedingSociale contactenEen plicht vindenNieuwe dingen lerenMeer kans op een baanAndere reden
GeslachtMannen51,053,335,529,424,215,82,78,0
GeslachtVrouwen56,753,032,725,625,117,43,98,6
Leeftijd15 tot 25 jaar45,951,927,125,215,130,08,511,1
Leeftijd25 tot 35 jaar60,057,538,325,426,124,06,69,3
Leeftijd35 tot 45 jaar57,054,035,126,432,014,43,111,1
Leeftijd45 tot 55 jaar57,155,130,024,532,714,12,39,7
Leeftijd55 tot 65 jaar55,050,732,627,824,712,71,67,7
Leeftijd65 tot 75 jaar52,351,840,332,320,312,30,43,4
Leeftijd75 jaar of ouder46,150,036,733,815,87,90,23,4
OnderwijsniveauBasisonderwijs39,136,921,720,511,813,61,29,4
OnderwijsniveauVmbo, avo onderbouw, mbo146,246,927,230,014,614,43,76,7
OnderwijsniveauMbo2, 3, 4, havo, vwo54,655,233,228,223,117,43,29,1
OnderwijsniveauHbo, wo bachelor58,858,239,526,429,117,53,88,4
OnderwijsniveauWo, master, doctor58,855,440,027,736,517,32,87,9
Betaald werkWel betaald werk55,553,831,224,927,817,13,39,5
Betaald werkGeen betaald werk50,151,740,733,517,615,43,25,5
Betaald werkGeen, exclusief 67 jaar of ouder51,651,645,033,718,221,66,98,1

Mensen die geen betaald werk hebben noemen de motieven ‘zinvolle tijdsbesteding’ en ‘sociale contacten’ veel vaker dan mensen met een betaalde baan. Mensen zonder betaald werk vonden het ook minder vaak een plicht om vrijwilligerswerk te doen dan mensen met een betaalde baan. Dat geldt ook als er alleen naar 67-minners zonder betaald werk gekeken wordt. Wel gaven 67-minners zonder betaald werk vaker als motief meer kans op een baan aan dan 67-minners met betaald werk. 

De vraag over motieven om vrijwilligerswerk te doen is ook gemeten in 2022, 2019 en 2017. De verdeling van de motieven is vergelijkbaar tussen de jaren: de motieven het fijn vinden om iets voor een ander te doen en het zelf leuk vinden om vrijwilligerswerk te doen zijn de meest genoemde motieven, gevolgd door een zinvolle tijdsbesteding en vanwege sociale contacten. Een beperkt deel ziet vrijwilligerswerk als een opstap naar een betaalde baan. 

3.1.3 Motieven om vrijwilligerswerk te doen1)
vrijwilliger2023 (% vrijwilligers)2022 (% vrijwilligers)2019 (% vrijwilligers)2017 (% vrijwilligers)
Voor een ander te doen53,957,149,953,7
Leuk vinden53,258,354,256,9
Zinvolle tijdbesteding34,137,037,432,6
Sociale contacten27,531,829,927,5
Een plicht vinden24,727,526,128,4
Nieuwe dingen leren16,616,616,616,6
Meer kans op een baan3,33,75,25,8
Andere reden8,313,09,66,9
1)Meerdere antwoorden mogelijk.

3.2 Hoe eerst gehoord over de mogelijkheid van vrijwilligerswerk 

Vrijwilligers waren gevraagd hoe ze voor het eerst hebben gehoord over de mogelijkheid om vrijwilligerswerk te gaan doen voor de desbetreffende organisatie. Hierbij zijn zeven antwoordmogelijkheden voorgelegd (via de organisatie of vereniging waar u vrijwilligerswerk voor heeft gedaan, via familie, vrienden of bekenden, via informatie in de krant of in een tijdschrift, via informatie op internet, via uw studie of werk, via het UWV of een andere uitkeringsinstantie, of anders). 

De meeste vrijwilligers hoorden van het vrijwilligerswerk via familie, vrienden of bekenden of via een organisatie of vereniging waar men eerder vrijwilligerswerk voor heeft gedaan. 

3.2.1 Hoe men voor het eerst hoorde over de mogelijkheid om vrijwilligerswerk te gaan doen voor de vereniging of organisatie, 2023 (% vrijwilligers)
Jeugd- of buurt-huiswerkSchoolVerzorging of gezondheidszorgSportverenigingCulturele verenigingHobby-verenigingLevens-beschouwelijke organisatieArbeids- of politieke organisatieSociale hulpverleningBuurtNatuurbehoudVluchtelingenwerkAnders
Eerste contactVia familie, vrienden of bekenden45,030,849,333,846,345,343,335,043,549,937,235,743,7
Eerste contactVia een organisatie of vereniging waar u eerder
vrijwilligerswerk voor heeft gedaan
23,920,712,836,024,024,82,322,814,016,718,221,319,4
Eerste contactVia informatie in de krant of in een tijdschrift2,21,44,21,06,04,12,04,710,26,111,27,17,5
Eerste contactVia informatie op internet5,95,26,92,09,05,22,314,413,24,918,418,48,3
Eerste contactVia uw studie of werk5,213,514,23,07,54,82,59,614,72,58,58,18,0
Eerste contactVia het UWV of een andere uitkeringsinstantie1,80,41,40,00,80,90,80,71,20,70,70,61,1
Eerste contactAnders21,527,412,025,514,614,017,714,18,516,09,58,315,2

Als we per vrijwilligersorganisatie naar de antwoorden kijken dan valt op dat vrijwilligers voor school, verzorging of gezondheidszorg en sociale hulpverlening ook via hun studie of werk over de mogelijkheid van hun vrijwilligerswerk hebben gehoord. Internet was ook een relevante informatiebron voor vrijwilligers voor natuurbehoud, vluchtelingenwerk en arbeids- of politieke organisaties.

3.3 Wat de organisatie kan regelen of terugdoen voor de vrijwilligers

In 2023 is aan mensen die hebben aangegeven vrijwilligerswerk te hebben gedaan, de vraag gesteld wat zij belangrijk vonden dat de vereniging of organisatie waarvoor zij vrijwilligerswerk deden voor ze regelt of terugdoet. Hierbij zijn negen antwoorden voorgelegd: goede inwerkperiode of regelmatig contact met coördinator, scholing voor vrijwilligers, financiële vergoeding, cadeau of attentie als waardering, uitspreken van een compliment of bedankje als waardering, een jaarlijks uitje of feestavond, heldere taakomschrijvingen, vrijheid om werk naar eigen inzicht in te vullen en iets anders. In tabel 3.3.2 zijn de resultaten van degenen die antwoord gaven op deze vraag weergegeven. Hierbij dient opgemerkt te worden dat 10 procent van de vrijwilligers geen antwoord gaf op deze vraag.

Van alle vrijwilligers gaf bijna de helft (47 procent) aan dat zij het belangrijk vinden dat de vereniging of organisatie waarvoor zij vrijwilligerswerk doen een compliment of bedankje als waardering uitspreekt. Bijna 30 procent noemde dat het belangrijk is dat er vrijheid is om het werk naar eigen inzicht in te vullen. Een goede inwerkperiode of regelmatig contact met de coördinator en een heldere taakomschrijving werd door 17 procent van de vrijwilligers belangrijk gevonden. In mindere mate speelden redenen als scholing voor vrijwilligers, jaarlijkse uitjes en een cadeau of attentie een rol. Slechts 5 procent vond dat het belangrijk is dat er een financiële vergoeding is en 8 procent gaf aan dat er iets anders belangrijk is.

3.3.1 Wat belangrijk is dat de organisatie regelt voor vrijwilligers, 2023
vrijwilliger2023 (% vrijwilligers)
Uitspreken van een compliment of
bedankje als waardering
46,9
Vrijheid om werk naar eigen inzicht in
te vullen
28,7
Heldere taakomschrijving17,3
Goede inwerkperiode en regelmatig
contact met coördinator
17,2
Jaarlijks uitje of feestavond13,2
Cadeau of attentie als waardering11,9
Scholing voor vrijwilligers10,6
Financiële vergoeding4,5
Iets anders8,0

Als we per vrijwilligersorganisatie naar de antwoorden kijken dan valt op dat naast compliment of bedankje en vrijheid om het werk in te vullen, ‘goede begeleiding’ belangrijk is voor vrijwilligers in de organisaties voor vluchtelingenwerk, sociale hulpverlening, natuurbehoud, arbeids- of politieke organisaties en culturele verenging. Verder vond een kwart van de vrijwilligers voor vluchtelingenwerk heldere taakomschrijving belangrijk. Voor de vrijwilligers voor sociale hulpverlening, vluchtelingenwerk en natuurbehoud is scholing ook van belang; rond 20 procent vond dat belangrijk. 

3.3.2 Wat belangrijk gevonden wordt dat de organisatie regelt, vrijwilligers van 15 jaar of ouder, 2023 (%)
Compliment of bedankjeVrijheid om werk in te vullenHeldere taakomschrijvingGoede begeleidingJaarlijks uitje of feestavondCadeau/attentieScholingFinanciële vergoedingIets anders
Totaal: tenminste 1 keer per jaar vrijwillliger46,928,717,317,213,211,910,64,58,0
OrganisatiesSportvereniging53,726,319,216,316,713,78,74,56,1
OrganisatiesSchool51,125,619,914,49,310,311,05,37,5
OrganisatiesBuurt47,633,616,018,216,110,710,53,56,6
OrganisatiesHobbyvereniging45,930,714,917,818,213,311,05,07,2
OrganisatiesVerzorging of gezondheidszorg49,534,219,322,311,916,014,15,67,1
OrganisatiesLevensbeschouwelijke organisatie49,534,219,519,910,610,011,33,25,4
OrganisatiesCulturele verenigingen55,438,821,123,816,615,413,14,37,5
OrganisatiesJeugd- of buurthuiswerk49,235,419,419,519,618,213,46,08,8
OrganisatiesSociale hulpverlening52,834,621,627,812,113,421,56,28,6
OrganisatiesNatuurbehoud46,639,619,126,614,912,818,06,68,2
OrganisatiesVluchtelingenwerk43,735,225,029,910,912,819,96,88,9
OrganisatiesArbeids- of politieke organisatie46,739,918,824,414,89,717,26,09,9
OrganisatiesAndere organisatie48,732,919,120,416,914,014,14,58,6

Wat vrijwilligers belangrijk vinden dat de organisatie regelt of terugdoet voor vrijwilligers verschilt niet alleen tussen de soorten vrijwilligersorganisaties, maar ook tussen bevolkingsgroepen. Zo noemden vrouwen ‘een complimentje geven of bedankje uitspreken’ en ‘heldere taakomschrijving’ vaker dan mannen. Daarentegen vonden mannen ‘jaarlijks uitjes of feestavond’ vaker van belang dan vrouwen. Leeftijdsgroepen verschillen ook in de redenen die ze belangrijk achten; oudere vrijwilligers vinden een compliment geven of bedankje uitspreken minder vaak belangrijk dan jongere vrijwilligers. Daarentegen vonden jongere vrijwilligers financiële vergoeding, een cadeau of attentie en heldere taakomschrijving vaker van belang dan oudere vrijwilligers.
Vrijwilligers met een lager onderwijsniveau vonden een compliment of bedankje, vrijheid om werk in te vullen en heldere taakomschrijving minder van belang dan vrijwilligers met een hoger onderwijsniveau. 

3.3.3 Wat belangrijk gevonden wordt dat de organisatie regelt naar achtergrondkenmerken, vrijwilligers van 15 jaar of ouder, 2023 (%)
Compliment of bedankjeVrijheid om werk in te vullenHeldere taakomschrijvingGoede begeleidingJaarlijks uitje of feestavondCadeau/attentieScholingFinanciële vergoedingIets anders
GeslachtMannen43,329,015,216,116,311,49,64,08,3
GeslachtVrouwen50,028,519,418,310,212,511,65,07,7
Leeftijd15 tot 25 jaar50,627,623,021,016,219,113,211,35,6
Leeftijd25 tot 35 jaar52,033,328,620,213,315,614,04,58,2
Leeftijd35 tot 45 jaar50,924,317,213,512,010,111,23,97,9
Leeftijd45 tot 55 jaar46,426,516,017,511,412,99,63,39,6
Leeftijd55 tot 65 jaar45,631,011,016,914,37,98,63,68,9
Leeftijd65 tot 75 jaar42,933,915,117,812,210,09,22,56,9
Leeftijd75 jaar of ouder36,124,39,312,914,27,38,02,49,0
OpleidingsniveauBasisonderwijs30,415,77,812,011,610,55,15,611,9
OpleidingsniveauVmbo, avo onderbouw, mbo139,623,213,813,714,311,27,65,78,0
OpleidingsniveauMbo2, 3, 4, havo, vwo47,327,417,616,914,413,711,74,77,4
OpleidingsniveauHbo, wo bachelor52,732,320,719,314,112,711,54,07,5
OpleidingsniveauWo, master, doctor53,437,019,219,99,99,411,52,88,3
Betaald werkWel betaald werk48,928,818,516,513,212,310,04,67,3
Betaald werkGeen betaald werk42,328,614,618,913,411,211,94,39,7
Betaald werkGeen, exclusief 67 jaar of ouder45,928,418,823,213,014,315,16,911,8

3.4 Voornaamste reden gestopt en geen vrijwilligerswerk gedaan

Bijna 4 op de 10 (38 procent) respondenten gaven aan dat ze ooit maar niet in het afgelopen jaar vrijwilligerswerk voor een organisatie of vereniging hadden gedaan of dat ze vóór het vrijwilligerswerk dat ze in de afgelopen 12 maanden hebben gedaan nog ander vrijwilligerswerk deden. Aan deze respondenten is vervolgens de vraag gesteld wat de voornaamste reden was dat ze hiermee zijn gestopt. Negen antwoordmogelijkheden zijn voorgelegd: verandering in gezinssituatie, verhuizing, mantelzorg geven, betaalde baan gevonden, het oneens zijn met de koers van de organisatie, onenigheid met leden van de organisatie, geen zin meer hebben, gezondheid, of iets anders. Respondenten konden meerdere antwoorden kiezen.

De voornaamste redenen waren: geen zin meer hebben (13 procent), verandering in de gezinssituatie (12 procent), gezondheidsproblemen (11 procent) of het vinden van een betaalde baan (10 procent). Voor 33 procent was iets anders de reden om op te houden. De verdeling van de voornaamste redenen waarom men is gestopt is vergelijkbaar met die in 2020 en 2017. 

3.4.1 Voornaamste reden waarom men is gestopt
Reden2023 (% personen van 15 jaar of ouder )2020 (% personen van 15 jaar of ouder )2017 (% personen van 15 jaar of ouder )
Iets anders333332
Geen zin meer hebben131212
Verandering in gezinssituatie121012
Gezondheid111010
Het vinden van een betaalde baan10109
Verhuizing999
Het geven van mantelzorg344
Oneens met de koers van de organisatie232
Onenigheid met leden van de organisatie112
Geen antwoord6810

Respondenten die geen vrijwilligerswerk hadden gedaan in de afgelopen 12 maanden en respondenten die aangaven nooit vrijwilligerswerk te hebben gedaan kregen de vraag voorgelegd wat de redenen waren dat zij geen vrijwilligerswerk hebben gedaan. De helft gaf aan geen tijd te hebben voor vrijwilligerswerk. 16 procent koos voor het antwoord dat vrijwilligerswerk doen hen niet aanspreekt en 18 procent noemde een andere reden. 15 procent gaf aan dat ze niet konden vanwege hun gezondheid en drie procent koos voor de redenen ‘Ik denk dat ik er niet de juiste vaardigheden voor heb’ en 5 procent ‘Ik weet niet hoe ik geschikt vrijwilligerswerk kan vinden’. De verdeling van redenen is vergelijkbaar met die van 2020. De reden spreekt me niet aan is gedaald in 2023. 

3.4.2 Redenen geen vrijwilligerswerk gedaan
Reden2020 (% personen van 15 jaar of ouder nooit vrijwilligerswerk gedaan)2023 (% personen van 15 jaar of ouder nooit vrijwilligerswerk gedaan)
Geen tijd5250
Spreekt niet aan2216
Gezondheid1515
Weet niet hoe te vinden35
Niet de juiste vaardigheden33
Andere reden2018

4. Samenvatting en conclusie

4.1 Vrijwilligerswerk: het reguliere onderzoeksdeel 

In 2023 gaf 49 procent van de bevolking van 15 jaar of ouder aan zich minstens één keer per jaar als vrijwilliger ingezet te hebben voor een organisatie of vereniging. Er is sprake van een forse stijging ten opzichte van 2022, toen 41 procent vrijwilligerswerk deed. Tussen 2012 en 2019 was dat gemiddeld 49 procent. In 2020 daalde het percentage vrijwilligers naar 44 procent, in 2021 daalde het verder naar 39 procent, en in 2022 steeg het licht naar 41 procent. De daling vanaf 2020 was het gevolg van corona en daaraan gerelateerde maatregelen zoals lockdowns. Immers, veel vrijwilligerswerk was niet mogelijk door de maatregelen. Ook het aandeel dat in de afgelopen vier weken vrijwilligerswerk deed is gestegen van 27 procent in 2022 naar 30 procent in 2023. In 2023 waren er meer vrijwilligers voor sportverenigingen, scholen, hobbyverenigingen, buurt, verzorging of gezondheidszorg, natuurbehoud en vrijwilligerswerk voor een andere organisatie of vereniging dan in 2022. 

De meeste vrijwilligers zetten zich, net als in voorgaande jaren, in voor sportverenigingen, gevolgd door scholen, buurt, hobbyvereniging, verzorging of gezondheidszorg en levensbeschouwelijke organisaties. In 2023 deden vrijwilligers vaker incidenteel (af en toe of eenmalig) vrijwilligerswerk dan in 2022. Het aandeel vrijwilligers dat regelmatig (wekelijks of maandelijks) vrijwilligerswerk deed, lag in 2023 juist iets lager dan in 2022. Gemiddeld besteedden vrijwilligers iets meer dan 4 uur per week aan vrijwilligerswerk. Vergeleken met 2022 is in 2023 het aandeel vrijwilligers dat minder dan één uur vrijwilligerswerk deed hoger.

Er zijn verschillen tussen bevolkingsgroepen. Zo zijn vrijwilligers vaker te vinden onder 35- tot 45-jarigen en 65- tot 75-jarigen dan in de andere leeftijdsgroepen. Het aandeel vrijwilligers is in 2023 het laagst onder 25- tot 35-jarigen en onder 75-plussers. Vrouwen en mannen doen even vaak vrijwilligerswerk. Wel verschillen mannen en vrouwen naar het soort organisatie waarvoor ze het vrijwilligerswerk doen: vrouwen zijn bijvoorbeeld bijna twee keer zo vaak als mannen actief in de verzorging of gezondheidszorg, terwijl mannen actiever zijn op het gebied van sport. Mensen met een hoog onderwijsniveau en een hoog huishoudensinkomen zijn vaker vrijwilliger dan mensen met een lager onderwijsniveau en een laag huishoudensinkomen. Wel besteden laagopgeleiden gemiddeld meer uur per week aan vrijwilligerswerk dan hoger opgeleiden. Mensen met een Nederlandse achtergrond zijn vaker vrijwilliger dan degenen met een migratieachtergrond. Verschillen zijn ook te zien tussen personen die zich al dan niet rekenen tot een kerkelijke gezindte. Mensen die behoren tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering zijn vaker actief als vrijwilliger dan mensen zonder denominatie. Maar ook inwoners van niet of weinig stedelijke woongemeenten zijn vaker vrijwilliger dan degenen in (zeer) sterk stedelijke woongemeenten. 

4.2 Vrijwilligerswerk: het aanvullende onderzoeksdeel 

Het voornaamste doel van de aanvullende vragen over vrijwilligerswerk was om meer informatie te verkrijgen over een aantal aspecten van vrijwilligerswerk, waaronder de motieven om vrijwilligerswerk te gaan doen, de manier van het eerste contact, wat de organisatie kan doen voor de vrijwilliger en redenen om te stoppen of om geen vrijwilligerswerk te doen.

De vaakst genoemde motieven om vrijwilligerswerk te doen zijn ‘het zelf leuk vinden om te doen’ en ‘het fijn vinden om iets voor een ander te doen’. Ook zinvolle tijdsbesteding als motief wordt relatief vaak genoemd. Een beperkt deel van 3 procent ziet vrijwilligerswerk als een opstap naar een betaalde baan. Voor jongeren is naast het leren van nieuwe dingen, het vergroten van de kans op een baan belangrijker dan voor ouderen. Mensen die geen betaald werk hebben noemen de motieven ‘zinvolle tijdsbesteding’ en ‘sociale contacten’ veel vaker dan mensen met een betaalde baan. Mensen zonder betaald werk vonden het ook minder vaak een plicht om vrijwilligerswerk te doen dan mensen met een betaalde baan. 

De meeste vrijwilligers hoorden van het vrijwilligerswerk via familie, vrienden of bekenden of via een organisatie of vereniging waar men eerder vrijwilligerswerk voor heeft gedaan. 

Van alle vrijwilligers gaf bijna de helft aan dat zij het belangrijk vinden dat de vereniging of organisatie waarvoor zij vrijwilligerswerk doen een compliment of bedankje als waardering uitspreekt. Bijna 30 procent noemde dat het belangrijk is dat er vrijheid is om het werk naar eigen inzicht in te vullen. Een goede inwerkperiode of regelmatig contact met de coördinator en een heldere taakomschrijving werd door 17 procent van de vrijwilligers belangrijk gevonden. In mindere mate speelden redenen als scholing, jaarlijkse uitjes en een cadeau of attentie een rol. Slechts 5 procent vond dat het belangrijk is dat er een financiële vergoeding is.

Bijna 40 procent van de respondenten gaf aan dat ze ooit vrijwilligerswerk voor een organisatie of vereniging hadden gedaan of dat ze vóór het vrijwilligerswerk dat ze in de afgelopen 12 maanden hebben gedaan nog ander vrijwilligerswerk hadden gedaan. De voornaamste redenen waarom mensen met vrijwilligerswerk gestopt zijn, zijn geen zin meer hebben, verandering in de gezinssituatie, gezondheidsproblemen, het vinden van een betaalde baan of “iets anders”. 

Technische toelichting

Data 

Voor dit rapport is gebruik gemaakt van gegevens uit het onderzoek Sociale Samenhang en Welzijn (SSW) over de periode 2012 tot en met 2023. In dit onderzoek is onder meer gevraagd naar de sociale en maatschappelijke participatie van mensen van 15 jaar of ouder, waaronder het verrichten van vrijwilligerswerk. In totaal zijn in de periode 2012/2023 gegevens beschikbaar van 91.338 personen (2012: 7.949, 2013: 7.384, 2014: 7.627, 2015: 7.614, 2016: 7.467, 2017: 7.654, 2018: 7.853, 2019: 7.652, 2020: 7.836, 2021: 6.690, 2022: 7.941 en 7.671 in 2023).

Vrijwilligerswerk 2023

Er is aan respondenten gevraagd of zij in de 12 maanden voorafgaand aan de enquête vrijwilligerswerk hebben gedaan voor bepaalde organisaties of verenigingen. Daarbij werden 13 typen organisaties of verenigingen onderscheiden. 

De vraag luidde als volgt: “De volgende vragen gaan over vrijwilligerswerk doen voor organisaties of verenigingen. Het kan daarbij gaan om bestuurlijk werk, collecteren of andere activiteiten. 
Kunt u bij de volgende organisaties en verenigingen steeds aangeven of u daarvoor in de afgelopen 12 maanden, dus sinds < Sysdate - 12 maanden >, als vrijwilliger bepaald soort werk heeft gedaan?

Heeft u vrijwilligerswerk gedaan voor (1) … (13) in de afgelopen 12 maanden? 

  1. jeugd- of buurthuiswerk, zoals scouting, 
  2. een school, zoals oudercommissie, bestuur, leesouder of hulp op school,
  3. verzorging of gezondheidszorg, zoals ouderenzorg, kinderopvang of hulp in ziekenhuis of hospice,
  4. een sportvereniging, zoals trainer, kantinedienst, zaalbeheer of bestuur,
  5. kunst of cultuur, zoals een muziek- of toneelvereniging, bibliotheek of museum,
  6. een hobby- of gezelligheidsvereniging,
  7. een religieuze of levensbeschouwelijke groepering, zoals activiteiten voor een kerk of moskee,
  8. een politieke partij of actiegroep of voor een vakbond,
  9. sociale hulpverlening, voedselbank, rechtshulp of slachtofferhulp,
  10. de wijk of de buurt,
  11. milieu, natuurbehoud of dierenbescherming,
  12. vluchtelingenwerk, mensenrechten of ontwikkelingssamenwerking,
  13. een andere vereniging of organisatie?”

Daarnaast is voor elke organisatie waarvoor vrijwilligerswerk werd gedaan een aantal vervolgvragen gesteld over de frequentie (“Hoe vaak heeft u dit vrijwilligerswerk gedaan in de afgelopen 12 maanden?”), de hoeveelheid tijd dat aan vrijwilligerswerk besteed wordt (“Om hoeveel uur vrijwilligerswerk ging het dan?”). Ook is gevraagd  of mensen de afgelopen 4 weken vrijwilligerswerk hebben gedaan voor een organisatie (“Heeft u dit vrijwilligerswerk gedaan in de afgelopen vier weken?”), hoe lang mensen dit vrijwilligerswerk doen (“Hoe lang doet of deed u dit vrijwilligerswerk?”) en over de toekomst (“Bent u van plan dit vrijwilligerswerk over een jaar nog te doen?”).

Aanvullende vrijwilligersvragen 

Motieven. Aan respondenten die hebben aangegeven in de afgelopen 12 maanden vrijwilligerswerk te hebben gedaan, is de vraag gesteld: ‘’Om welke reden(en) bent u vrijwilligerswerk gaan doen?’’. Hierbij zijn acht antwoorden voorgelegd: 1) Omdat u het fijn vond om iets voor een ander te doen, 2) Omdat u het zelf leuk vond om te doen, 3) Omdat u het een zinvolle tijdbesteding vond, 4) Omdat u het uw plicht vond, 5) Vanwege de sociale contacten, 6) Om nieuwe dingen te leren, 7) Om de kans op een baan te vergroten en 8) Andere reden. Respondenten konden meerdere antwoorden kiezen.

Eerste contact. Vrijwilligers waren gevraagd hoe ze voor het eerst hebben gehoord over de mogelijkheid om vrijwilligerswerk te gaan doen voor de desbetreffende organisatie: ‘’Hoe hoorde u voor het eerst over de mogelijkheid om vrijwilligerswerk te gaan doen voor deze vereniging of organisatie?”. Hierbij zijn zeven antwoorden voorgelegd: 1) Via een organisatie of vereniging waar u eerder vrijwilligerswerk voor heeft gedaan, 2) Via familie, vrienden of bekenden, 3) Via informatie in de krant of in een tijdschrift, 4) Via informatie op internet, 5) Via uw studie of werk, 6) Via het UWV of een andere uitkeringsinstantie en  7) Anders. Respondenten konden meerdere antwoorden kiezen.

Wat de organisatie kan regelen of terugdoen. In 2023 is de vraag gesteld aan mensen die hebben aangegeven vrijwilligerswerk te hebben gedaan, wat zij belangrijk vonden dat de vereniging of organisatie waarvoor zij vrijwilligerswerk deden voor ze regelt of terugdoet. De vraag luidde als volgt: “Wat vindt u belangrijk dat de vereniging of organisatie waarvoor u vrijwilligerswerk doet voor u regelt of terugdoet? Meerdere antwoorden mogelijk.“ Hierbij zijn negen antwoorden voorgelegd: 1) Goede inwerkperiode of regelmatig contact met coördinator, 2) Scholing voor vrijwilligers, 3) Financiële vergoeding, 4) Cadeau of attentie als waardering, 5) Uitspreken van een compliment of bedankje als waardering, 6) Een jaarlijks uitje of feestavond, 7) Heldere taakomschrijvingen, 8) Vrijheid om werk naar eigen inzicht in te vullen en 9) Iets anders. Respondenten konden meerdere antwoorden kiezen.

Redenen gestopt en geen vrijwilligerswerk. De vraag voor mensen die in de afgelopen 12 maanden geen vrijwilligerswerk hebben gedaan luidde als volgt: “Heeft u ooit vrijwilligerswerk voor een organisatie of vereniging gedaan? Ook als dit incidenteel was, mag u dit meetellen.” Voor vrijwilligers luidde de vraag als volgt: “Heeft u langer dan 12 maanden geleden nog ander vrijwilligerswerk gedaan waar u inmiddels mee gestopt bent? Ook als dit incidenteel was, mag u dit meetellen”. Indien het antwoord ja was is de vraag gesteld wat de voornaamste reden was dat men hiermee is gestopt. De volgende negen antwoordopties waren aangeboden: 1) Verandering in mijn gezinssituatie, 2) Verhuizing, 3) Mantelzorg gegeven, 4) Betaalde baan gevonden, 5) Oneens met de koers van de organisatie, 6) Onenigheid met leden van de organisatie, 7) Geen zin meer, 8) Mijn gezondheid en 9) Anders.

Mensen die hebben aangegeven geen vrijwilligerswerk te hebben gedaan in de afgelopen 12 maanden en die nooit vrijwilligerswerk hebben gedaan, zijn gevraagd naar de reden(en) hiervoor. Respondenten konden de volgende redenen kiezen: 1) Ik kan dit niet vanwege mijn gezondheid, 2) Ik denk dat ik er niet de juiste vaardigheden voor heb, 3) Ik weet niet hoe ik geschikt vrijwilligerswerk kan vinden, 4) Vrijwilligerswerk doen spreekt mij niet zo aan, 5) Ik heb er geen tijd voor en 6) Andere reden. Respondenten konden meerdere antwoorden kiezen.

Persoonskenmerken en andere kenmerken 

Informatie over herkomst, het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen (ingedeeld in kwartielgroepen) en stedelijkheid van de woongemeente is afkomstig uit registers en is aan de enquêtegegevens gekoppeld. Respondenten is gevraagd naar hun geslacht, leeftijd en hoogst voltooide onderwijsniveau. Het hoogst voltooide onderwijsniveau bestaat uit de categorieën ‘basisonderwijs’, ’vmbo, avo onderbouw, mbo1’, ‘mbo2, 3, 4, havo, vwo’, ‘hbo, wo bachelor’ en ‘wo, master, doctor’. Religiositeit is vastgesteld aan de hand van denominatie. Gevraagd is of men zich wel of niet tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering rekent. Betaald werk is vastgesteld met de vraag: “Heeft u op dit moment betaald werk? Ook 1 uur per week of een kortere periode telt al mee, evenals freelance werk”.