ODiN 2023 Utrecht
EindrapportageOver deze publicatie
Het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) verschaft adequate informatie over de dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking beschreven naar plaats van herkomst, bestemming, tijdstip waarop het vervoer plaatsvindt, gebruikte vervoermiddelen en de reismotieven voor de verplaatsingen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De eindrapportage bevat de resultaten over het onderzoeksjaar 2023 in het meerwerkgebied Utrecht en deze worden vergeleken met de resultaten van voorgaande ODiN-jaren.
1. Inleiding
In deze rapportage staan de belangrijkste resultaten van het onderzoek Onderweg in Nederland 2023 met betrekking tot het meerwerkgebied van de provincie Utrecht.
Paragraaf 1.1 en 1.2 bevatten een beschrijving van het onderzoek en het meerwerkgebied. De belangrijkste verschillen tussen het onderzoek in 2023 in vergelijking met het jaar ervoor worden beschreven in paragraaf 1.3. In de daaropvolgende paragraaf wordt ingegaan op de betekenis van de indicatoren in deze rapportage. In paragraaf 1.5 wordt informatie over de ongewogen respons gepresenteerd. In hoofdstuk 2 worden de cijfers over het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag gepresenteerd. De samenvatting daarvan staat in hoofdstuk 3. Bijlage A bevat een beschrijving van het meerwerkgebied zoals gebruikt voor de steekproeftrekking. De marges behorende bij de gepresenteerde cijfers in hoofdstuk 2 zijn te vinden in bijlage B.
1.1 Het onderzoek
Het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) is het nationale mobiliteitsonderzoek onder inwoners van Nederland. Verplaatsingsonderzoek kent in Nederland een lange geschiedenis. Van 1978 tot en met 2003 is er het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG) dat werd uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In de periode 2004 tot en met 2009 werd het onderzoek in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerd door het bureau SocialData onder de naam Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON). Van 2010 tot en met 2017 voerde het CBS het Onderzoek Verplaatsingen in Nederland (OViN) uit. Sinds 1 januari 2018 is het verplaatsingsonderzoek sterk gewijzigd en wordt het uitgevoerd onder de naam Onderweg in Nederland (ODiN).
In deze rapportage worden de resultaten van ODiN 2023 over het meerwerkgebied van de provincie Utrecht gepresenteerd. De resultaten zijn niet enkel gebaseerd op de responsen uit de steekproef van het meerwerk, maar op alle responsen van inwoners uit de provincie Utrecht, dus ook die vanuit de landelijke steekproef. Al deze responsen zijn onderdeel van één geïntegreerd bestand en alle responsen in dat bestand worden gezamenlijk gewogen. De significante verschillen in de uitkomsten tussen de opeenvolgende jaren zijn in de tabellen aangegeven. Ze zijn getoetst op basis van statistische marges.
Het jaar 2023 is het eerste jaar sinds 2020 waarin geen mobiliteitsbeperkende maatregelen golden tegen de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-19. Begin 2022 golden nog maatregelen maar de meeste waren na een aantal maanden niet meer van kracht. Halverwege januari 2022 eindigde een periode met een harde lockdown. Het virus en de bijbehorende maatregelen hadden in 2022 een minder grote impact op de Nederlandse samenleving dan in de twee jaren daarvoor. 2022 was echter ook het jaar waarin Rusland haar buurland Oekraïne binnenviel (24 februari 2022) en daarmee een oorlog startte die wereldwijd (economische) gevolgen had en die nog steeds voortduurt.
Naast voorliggende rapportage met resultaten van ODiN 2023 betreffende Utrecht is er ook een onderzoeksbeschrijving van het ODiN 2023 en een landelijke plausibiliteitsrapportage. Deze bieden meer achtergrondinformatie over (de resultaten van) het onderzoek.
1.2 Meerwerk Utrecht
De Provincie Utrecht en de Gemeente Utrecht hebben in 2023, evenals in de drie jaren daarvoor, een meerwerk in alle gemeenten van de provincie Utrecht laten uitvoeren. De steekproef voor het meerwerk betreft respondenten woonachtig in die regio. De totale responseis voor het meerwerkgebied is 3.924 personen. Daarvan zijn er 1.092 bedoeld voor de gemeente Utrecht en 2.832 voor de overige gemeenten in de provincie. Het meerwerkgebied is opgedeeld in 20 deelgebieden en voor elk deelgebied is er een afzonderlijke responswens van tussen de circa 250 en 550 personen. In bijlage A is de gebiedsindeling in deelgebieden in detail uitgewerkt.
1.3 Belangrijke verschillen tussen ODiN 2022 en ODiN 2023
In deze paragraaf worden de onderzoeksverschillen beschreven van ODiN 2023 ten opzichte van het voorgaande onderzoeksjaar. Daarbij gaat het met name om de verschillen die mogelijk van belang zijn bij het beoordelen van de verschillen tussen de resultaten van beide onderzoeksjaren.
In 2023 heeft het onderzoek enkele wijzigingen ondergaan die de vergelijkbaarheid met het vorige jaar licht kunnen beïnvloeden. Deze worden hieronder vermeld. Er zijn echter meer wijzigingen geweest in het onderzoeksproces. Voor een volledig overzicht van de verschillen en meer detailinformatie wordt verwezen naar de onderzoeksbeschrijving van ODiN 2023.
Wijziging herkomst
Het CBS stapt over op twee nieuwe indelingen van het persoonskenmerk herkomst over de migratieachtergrond van een persoon. Onderzocht is welke van die twee herkomstindelingen voor ODiN het beste alternatief is als het doel is de methodebreuk te minimaliseren. In plaats van de indeling naar westerse en niet-westerse migratieachtergrond kwam uit analyses de indeling naar herkomstland als beste naar voren. Het gebruik van deze indeling geeft de minste verschillen ten opzichte van de huidige herkomstvariabele. De voor ODiN gebruikte onderverdeling van herkomstland is een driedeling: Nederland, Europa (excl. Nederland) en Buiten Europa.
Bij deze indeling speelt het geboorteland van de ouders een rol indien de persoon in Nederland is geboren. Wanneer de moeder in het buitenland is geboren, dan is dat leidend in het bepalen van de herkomst. Wanneer de moeder in Nederland is geboren of het geboorteland van de moeder onbekend is, dan wordt het geboorteland van de vader gebruikt. Dit leidt tot de nu volgende toekenningen:
- Herkomstland is Nederland als de persoon en zijn beide ouders in Nederland zijn geboren.
- Herkomstland is Europa als
- de persoon in Europa (exclusief Nederland) is geboren
- òf als de persoon in Nederland is geboren en de moeder elders in Europa is geboren
- òf als de persoon en de moeder in Nederland zijn geboren en de vader elders in Europa is geboren.
- Het herkomstland wordt Buiten-Europa als
- òf als de persoon in Nederland is geboren en de moeder buiten Europa is geboren
- òf als de persoon en de moeder in Nederland zijn geboren en de vader buiten Europa is geboren.
De nieuwe herkomstindeling is in ODiN 2023 doorgevoerd in de verwerking, de weging en het databestand. Bij ODiN 2024 wordt de indeling naar herkomstland ook doorgevoerd in de steekproeftrekking en de respondentbenadering.
Wijziging weging
De weegvariabele Regio60 met regionale indelingen in het weegmodel van ODiN 2023 is gewijzigd vanwege het gebruik van herkomstland (in plaats van herkomst). Om voor iedere regio voldoende waarnemingen te hebben in de kruising met Herkomstland zijn een aantal regio’s met te weinig waarnemingen voor Europa (excl. Nederland) samengevoegd. Daarbij zijn 10 Utrechtse deelregio’s betrokken zoals uit onderstaande samenvoegingen blijkt:
- Vijfheerenlanden + Nieuwegein
- Utrechtse Heuvelrug (oost), Wijk bij Duurstede en Rhenen + Veenendaal en Renswoude
- Woerden + Lopik, Montfoort, IJsselstein en Oudewater
- Amersfoort (zuid), Leusden, Soest (zuid) + Woudenberg
- Utrechtse Heuvelrug (west) + Bunnik
Alle samenvoegingen leiden ertoe dat Regio60 in het weegmodel bij de kruising met herkomst vervangen is door Regio55 waardoor in het weegmodel kruising met Herkomstland mogelijk wordt. De overige drie regionale indelingen in het weegmodel zijn niet veranderd ten opzichte ODiN 2022.
1.4 Indicatoren in deze eindrapportage
Het onderzoek ODiN wordt uitgevoerd onder personen van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland. Dat wil zeggen dat personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen niet tot de doelpopulatie behoren. Voor deze rapportage over het meerwerkgebied Utrecht is de doelpopulatie niet verder afgebakend, dus deze bevat resultaten over de gehele doelpopulatie woonachtig in Nederland. Het rapportagegebied is wel geografisch afgebakend tot de provincie Utrecht. Het betreft namelijk verplaatsingen van inwoners van Nederland binnen de provincie Utrecht, vanuit de provincie en naar de provincie Utrecht. Verplaatsingen die enkel door de provincie Utrecht hebben plaatsgevonden met een vertrek- en een aankomstlocatie buiten de provincie Utrecht (transit) zijn hierin niet opgenomen.
Alle in hoofdstuk 2 opgenomen cijfers betreffen het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag. Daarbij wordt gerekend met de populatie per 1 juli van het betreffende onderzoeksjaar. De cijfers worden gepresenteerd naar vervoerwijzeklasse.
De in deze rapportage gepresenteerde indicator is het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag. Deze is enkel gebaseerd op reguliere verplaatsingen. Bij reguliere verplaatsingen gaat het om:
Dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder exclusief personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen
- op Nederlands grondgebied
- inclusief vakantieverplaatsingen
- exclusief (werkgerelateerde) serieverplaatsingen1)
- exclusief beroepsmatige verplaatsingen met een zwaar vrachtvoertuig
- exclusief ritten met een vliegtuig.
Betrouwbaarheid en significantie
In deze rapportage worden enkel cijfers gepresenteerd die statistisch betrouwbaar geacht worden. Mocht dat niet het geval zijn, dan wordt geen waarde gepresenteerd, maar in plaats daarvan een punt. Daarbij hanteren we de vuistregel dat de waarde betrouwbaar wordt geacht indien het aantal unieke respondenten dat bijdraagt aan de schatting minimaal 50 is en de relatieve marge niet groter is dan 50%. De significantie van jaar-op-jaar-verschillen is bepaald met behulp van betrouwbaarheidsintervallen waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt. In de tabellen worden significante verschillen ten opzichte van het voorgaande jaar met een asterisk weergegeven.
1.5 Ongewogen responsinformatie
In tabel 1.5.1 staan de totale responseis en behaalde responsaantallen voor de steekproef van het meerwerk Utrecht per onderzoeksjaar vermeld. Uit de tabel blijkt ook dat in 2023 zeven respondenten na de steekproeftrekking zijn verhuisd naar een locatie buiten het meerwerkgebied van de provincie Utrecht.
ODiN 2020 | ODiN 2021 | ODiN 2022 | ODiN 2023 | |
---|---|---|---|---|
Totale responseis | 3 924 | 3 924 | 3 924 | 3 924 |
Behaalde respons in meerwerkgebied | 4 365 | 4 924 | 4 603 | 4 848 |
Behaalde respons buiten meerwerkgebied | 13 | 2 | 8 | 7 |
Naast het meerwerk in de provincie Utrecht zijn er in 2023 ook andere meerwerkopdrachten voor ODiN uitgevoerd. Voor iedere opdracht is een steekproef getrokken. In tabel 1.5.2 staat voor ieder ODiN-jaar het aantal respondenten woonachtig in het meerwerkgebied Utrecht uit de diverse steekproeven vermeld. Het gaat om de landelijke steekproef, de steekproef in opdracht van de Vervoerregio Amsterdam voor de Noordvleugel en de steekproef in en in opdracht van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).
ODiN 20181) | ODiN 2019 | ODiN 2020 | ODiN 2021 | ODiN 2022 | ODiN 2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 4 513 | 3 650 | 8 483 | 9 362 | 8 611 | 8 974 |
Landelijke steekproef | 4 512 | 3 648 | 4 117 | 4 436 | 4 005 | 4 125 |
Steekproef Noordvleugel | 1 | 2 | 1 | 0 | 2 | 0 |
Steekproef MRDH | - | 0 | 0 | 2 | 1 | 1 |
Steekproef Utrecht | - | - | 4 365 | 4 924 | 4 603 | 4 848 |
1) Dit is inclusief de inwoners van de voormalige Zuid-Hollandse gemeenten Leerdam en Zederik die op 1-1-2019 (samen met het Utrechtse Vianen) zijn opgegaan in de nieuwe Utrechtse gemeente Vijfheerenlanden. |
Uit tabel 1.5.2 valt ook op te maken dat in 2023 een persoon uit de steekproef van de metropoolregio Rotterdam Den Haag heeft gerespondeerd. Dit komt omdat deze persoon na de steekproeftrekking en voor het responsmoment verhuisd is vanuit die regio naar het meerwerkgebied Utrecht.
Tabel 1.5.3 bevat het aantal respondenten woonachtig in het meerwerkgebied Utrecht per deelregio uit de steekproeftrekking naar type steekproef.
Landelijke steekproef | Steekproef Noordvleugel | Steekproef MRDH | Steekproef Utrecht | Totaal | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 4 125 | 1 | 0 | 4 848 | 8 974 |
De Ronde Venen en Stichtse Vecht (noord) | 166 | 0 | 0 | 127 | 293 |
Stichtse Vecht (zuid) | 147 | 0 | 0 | 188 | 335 |
Woerden | 166 | 0 | 0 | 217 | 383 |
Lopik, Montfoort, IJsselstein en Oudewater | 200 | 0 | 0 | 252 | 452 |
Vijfheerenlanden | 155 | 1 | 0 | 168 | 324 |
De Bilt en Zeist (noord) | 178 | 0 | 0 | 118 | 296 |
Zeist (zuid) | 173 | 0 | 0 | 196 | 369 |
Nieuwegein | 169 | 0 | 0 | 172 | 341 |
Houten | 181 | 0 | 0 | 298 | 479 |
Utrechtse Heuvelrug (west) en Bunnik | 159 | 0 | 0 | 170 | 329 |
Utrechtse Heuvelrug (oost), Wijk bij Duurstede en Rhenen | 151 | 0 | 0 | 179 | 330 |
Renswoude en Veenendaal | 195 | 0 | 0 | 302 | 497 |
Baarn, Eemnes en Soest (noord) | 165 | 0 | 0 | 273 | 438 |
Amersfoort (zuid), Leusden, Soest (zuid) en Woudenberg | 215 | 0 | 0 | 224 | 439 |
Amersfoort (midden) | 322 | 0 | 0 | 307 | 629 |
Amersfoort (noord) en Bunschoten | 239 | 0 | 0 | 309 | 548 |
Utrecht: West, Noordwest en Overvecht | 291 | 0 | 0 | 396 | 687 |
Utrecht: Noordoost en Oost | 267 | 0 | 0 | 281 | 548 |
Utrecht: Binnenstad, Zuid en Zuidwest | 310 | 0 | 0 | 354 | 664 |
Utrecht: Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern | 276 | 0 | 0 | 317 | 593 |
2. Gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag
Deze paragraaf bevat cijfers over het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag naar klassen van vervoerwijzen. Deze indicator is gebaseerd op verplaatsingsinformatie en daarmee op de hoofdvervoerwijze van een verplaatsing2). De personen betreffen alle inwoners van Nederland van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens.
Binnen Utrecht
In tabel 2.1 wordt het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag gepresenteerd binnen het meerwerkgebied van de provincie Utrecht naar vervoerwijzeklasse.
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | verschil 2023 t.o.v. 2022 (%) | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 161,9 | 169,6* | 185,2* | 181,6 | -2 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 55,3 | 56,3 | 60,9* | 60,1 | -1 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 3,2 | 3,3 | 5,0* | 6,1* | +20 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch)1) | 54,9 | 55,7 | 67,8* | 67,0 | -1 |
Lopen | 43,7 | 49,2* | 46,7 | 43,4* | -7 |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 4,8 | 5,1 | 4,8 | 5,0 | +5 |
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar. 1) 'Fiets' omvat ook de speedpedelec. |
Uit de gegevens van tabel 2.1 volgt dat in 2023 per dag per duizend personen 181,6 verplaatsingen zijn gemaakt die volledig binnen het meerwerkgebied van de provincie Utrecht vielen. Dat aantal is stabiel ten opzichte van 2022. Voor de vervoerwijzeklassen openbaar vervoer en lopen zijn er wel significante verschillen. Bij openbaar vervoer is de procentuele toename 20 procent. Voor lopen is er sprake van een afname van 7 procent. Van de verplaatsingen die geheel binnen de provincie Utrecht worden gemaakt, wordt het meest gebruik gemaakt van de fiets en de personenauto.
Uit de verdeling van het aantal verplaatsingen per duizend personen van 6 jaar of ouder per dag in 2023 blijkt dat binnen het meerwerkgebied Utrecht 37 procent van alle verplaatsingen zijn gemaakt met de fiets. Met de personenauto (als bestuurder of passagier) gaat het om 33 procent. Ook lopen nam met een aandeel van 24 procent in de modal split een belangrijke plaats in. Het openbaar vervoer had een aandeel van 3 procent in het aantal verplaatsingen dat binnen het meerwerkgebied plaatsvond. Even groot is het aandeel van het aantal verplaatsingen met ‘Overige vervoerwijzen’ waaronder de bestelauto, brom- en snorfiets.
Vanuit Utrecht
In tabel 2.2 wordt het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag gepresenteerd vanuit het meerwerkgebied van de provincie Utrecht naar vervoerwijzeklasse.
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | verschil 2023 t.o.v. 2022 (%) | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 24,8 | 26,3 | 31,3* | 34,7* | +11 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 18,1 | 19,6 | 22,4* | 24,1* | +8 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 3,7 | 3,3 | 5,1* | 7,1* | +39 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch)1) | 1,4 | 1,6 | 1,8 | 1,9 | +9 |
Lopen | . | . | . | . | . |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 1,4 | 1,7 | 1,8 | 1,4 | -18 |
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar. 1) 'Fiets' omvat ook de speedpedelec. |
Uit de cijfers in tabel 2.2 is af te leiden dat er in 2023 ten opzichte van 2022 een significante stijging is van het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per duizend personen per dag vanuit de provincie Utrecht. Dit geldt niet alleen voor het totaal, maar ook voor de vervoerwijzeklassen personenauto en openbaar vervoer. Het totaal steeg met 11 procent naar 34,7 verplaatsingen per 1.000 personen per dag. Openbaar vervoer steeg met 39 procent en personenauto steeg met 8 procent ten opzichte van het voorgaande jaar.
Van de verplaatsingen die beginnen in het meerwerkgebied Utrecht en eindigen op een bestemming buiten het meerwerkgebied is in 2023 69 procent gemaakt met de personenauto als bestuurder of als passagier. Ongeveer 20 procent van de verplaatsingen met een eindpunt buiten het meerwerkgebied werden gemaakt met bus, tram, metro of de trein. Voor de fiets gaat het om 5 procent. In tabel 2.2 is de waarde voor lopen vervangen door een punt omdat er te weinig waarnemingen waren.
Naar Utrecht
In tabel 2.3 wordt het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag gepresenteerd naar het meerwerkgebied van de provincie Utrecht naar vervoerwijzeklasse.
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | verschil 2023 t.o.v. 2022 (%) | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 25,5 | 26,8 | 32,5* | 36,2* | +12 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 18,7 | 20,0 | 23,2* | 25,5* | +10 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 3,7 | 3,2 | 5,3* | 7,0* | +32 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch)1) | 1,4 | 1,6 | 1,8 | 1,9 | +6 |
Lopen | . | . | . | . | . |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 1,4 | 1,7 | 2,0 | 1,5 | -22 |
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar. 1) 'Fiets' omvat ook de speedpedelec. |
Voor verplaatsingen die beginnen buiten het meerwerkgebied Utrecht en eindigen op een bestemming binnen het meerwerkgebied zien we verschillen bij dezelfde soort verschillen ten opzichte van 2022 als bij de verplaatsingen vanuit het meerwerkgebied.
Voor de modal split van reguliere verplaatsingen naar het meerwerkgebied gelden vrijwel dezelfde percentages als bij de modal split van het aantal reguliere verplaatsingen vanuit het meerwerkgebied.
Binnen, vanuit en naar Utrecht
Vergelijken we de cijfers in de drie tabellen, dan blijkt dat van alle verplaatsingen die een relatie hebben met het meerwerkgebied Utrecht 72 procent plaats vond binnen het meerwerkgebied. Voor 14 procent van de verplaatsingen geldt dat deze binnen het meerwerkgebied startten en erbuiten eindigden en eveneens 14 procent startte buiten het meerwerkgebied en eindigde binnen het meerwerkgebied Utrecht. Merk op dat verplaatsingen die enkel door de provincie Utrecht hebben plaatsgevonden met een vertrek- en een aankomstlocatie buiten de provincie Utrecht (transit) ook hier buiten beschouwing zijn gelaten.
3. Samenvatting
Deze rapportage bevat gegevens over het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per duizend personen per dag naar vervoerwijze door inwoners van 6 jaar of ouder binnen, vanuit en naar het meerwerkgebied Utrecht, dat alle gemeenten van de provincie Utrecht omvat. De belangrijkste resultaten uit dit onderzoek zijn:
Binnen de provincie Utrecht:
- Het aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag binnen de provincie Utrecht is in 2023 stabiel gebleven ten opzichte van 2022.
- Voor de vervoerwijzeklasse openbaar vervoer is er een procentuele toename van 20 procent. Voor lopen is er sprake van een afname van 7 procent.
Vanuit en naar de provincie Utrecht:
- Het aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag vanuit de provincie Utrecht en het aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag naar de provincie Utrecht is in 2023 significant toegenomen ten opzichte van 2022.
- De vervoerwijzeklassen met een toename, zowel vanuit als naar de provincie Utrecht, zijn personenauto en openbaar vervoer.
Verdeling binnen, vanuit en naar de provincie Utrecht:
- Van alle verplaatsingen die een relatie hebben met de provincie Utrecht, vond 72 procent plaats binnen de provincie, 14 procent startte binnen de provincie en eindigde erbuiten en ditzelfde percentage startte buiten de provincie en eindigde binnen het meerwerkgebied Utrecht.
Bijlage A: Gebiedsindeling Utrecht
Deze bijlage bevat de geografische indeling die is toegepast bij de steekproeftrekking voor het meerwerkgebied van de provincie Utrecht. In tabel A.1 staat deze indeling in regio's met vermelding van gemeentecodes en wijk- of buurtcodes.
Regionale indeling | Gemeentecode | Wijknummers | Buurtcodes | |
---|---|---|---|---|
De Ronde Venen en Stichtse Vecht (noord) | ||||
De Ronde Venen | 736 | - | - | |
Stichtse Vecht - Loenen aan de Vecht | 1904 | 3 | - | |
Stichtse Vecht - Nieuwer Ter Aar | 1904 | 4 | - | |
Stichtse Vecht - Vreeland | 1904 | 6 | - | |
Stichtse Vecht - Nigtevecht | 1904 | 8 | - | |
Stichtse Vecht - Nieuwersluis | 1904 | 9 | - | |
Stichtse Vecht - Loenersloot | 1904 | 10 | - | |
Stichtse Vecht (zuid) | ||||
Stichtse Vecht - Maarssen | 1904 | 1 | - | |
Stichtse Vecht - Breukelen | 1904 | 2 | - | |
Stichtse Vecht - Kockengen | 1904 | 5 | - | |
Stichtse Vecht - Tienhoven | 1904 | 7 | - | |
Stichtse Vecht - Oud Zuilen | 1904 | 11 | - | |
Stichtse Vecht - Maarssenbroek | 1904 | 12 | - | |
Woerden | ||||
Woerden | 632 | - | - | |
Lopik | 331 | - | - | |
Montfoort | 335 | - | - | |
IJsselstein | 353 | - | - | |
Oudewater | 589 | - | - | |
Vijfheerenlanden | ||||
Vijfheerenlanden | 1961 | - | - | |
De Bilt | 310 | - | - | |
Zeist - Huis ter Heide, Bosch en Duin | 355 | 5 | - | |
Zeist (zuid) | ||||
Centrum Zeist | 355 | 1 | - | |
Zeist-Noord | 355 | 2 | - | |
Zeist-West | 355 | 3 | - | |
Zeist-Oost, Zeister Bos en omgeving | 355 | 4 | - | |
Nieuwegein | ||||
Nieuwegein | 356 | - | - | |
Houten | ||||
Houten | 321 | - | - | |
Utrechtse Heuvelrug (west) en Bunnik | ||||
Bunnik | 312 | - | - | |
Utrechtse Heuvelrug - Doorn | 1581 | 0 | - | |
Utrechtse Heuvelrug - Driebergen-Rijssenburg | 1581 | 1 | - | |
Utrechtse Heuvelrug - Maarn | 1581 | 4 | - | |
Utrechtse Heuvelrug (oost), Wijk bij Duurstede en Rhenen | ||||
Rhenen | 340 | - | - | |
Wijk bij Duurstede | 352 | - | - | |
Utrechtse Heuvelrug - Leersum | 1581 | 2 | - | |
Utrechtse Heuvelrug - Amerongen | 1581 | 3 | - | |
Renswoude en Veenendaal | ||||
Renswoude | 339 | - | - | |
Veenendaal | 345 | - | - | |
Baarn, Eemnes en Soest (noord) | ||||
Baarn | 308 | - | - | |
Eemnes | 317 | - | - | |
Soest - ’t Hart-Soestdijk | 342 | 1 | - | |
Soest - Klaarwater | 342 | 2 | - | |
Soest - Boerenstreek | 342 | 3 | - | |
Soest - de Eng-Soest-Midden | 342 | 4 | - | |
Soest - Smitsveen | 342 | 5 | - | |
Soest - Overhees | 342 | 6 | - | |
Amersfoort (zuid), Leusden, Soest (zuid) en Woudenberg | ||||
Amersfoort (zuid) | 307 | - | 0307308, 0307309, | |
03071201, 03071202, | ||||
03073401 t/m 03073403, | ||||
Leusden | 327 | - | - | |
Soest - Soest-Zuid | 342 | 7 | - | |
Soest - Soesterberg | 342 | 8 | - | |
Woudenberg | 351 | - | - | |
Amersfoort (midden)1) | ||||
Amersfoort (midden) | 307 | - | 03070100 t/m 03070108, 03070200, | |
03070202, 03070204, 03070300 t/m 03070307, | ||||
03070401, 03070402, 03070504, 03070505, | ||||
03070600, 03070601, 03070603, | ||||
03070700 t/m 03070702, 03070800, 03070801, | ||||
03070803, 03070900, 03070902, 03070903, | ||||
03070905, 03070906, | ||||
03071000 t/m 03071004, 03071100, 03071101, | ||||
03071203 t/m 03071205, 03071300 t/m 03071302, | ||||
03071400 t/m 03071403, 03071500 t/m 03071503, | ||||
03071600 t/m 03071603, 03071700 t/m 03071707, | ||||
3071800 t/m 03071804, 03072007, 03072500, | ||||
03072501, 03072600 t/m 03072603, | ||||
03072900 t/m 03072902, 03073000, 03073001, | ||||
03073106, 03073301, 03073302 | ||||
Amersfoort (noord) en Bunschoten | ||||
Amersfoort (noord) | 307 | 19 | 03071900 t/m 03071906, 03072000 t/m 03072006, | |
03072100 t/m 03072108, 03072201, 03072400, | ||||
03072402 t/m 03072405, 03072407, | ||||
03072700, 03072701, 03072709, | ||||
03072800 t/m 03072804, 03073100 t/m 03073105, | ||||
03073201, 03073303, 03073304 | ||||
Bunschoten | 313 | - | - | |
Utrecht: West, Noordwest en Overvecht | ||||
West | 344 | 1 | - | |
Noordwest | 344 | 2 | - | |
Overvecht | 344 | 3 | - | |
Utrecht: Noordoost en Oost | ||||
Noordoost | 344 | 4 | - | |
Oost | 344 | 5 | - | |
Utrecht: Binnenstad, Zuid en Zuidwest | ||||
Binnenstad | 344 | 6 | - | |
Zuid | 344 | 7 | - | |
Zuidwest | 344 | 8 | - | |
Utrecht: Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern | ||||
Leidsche Rijn | 344 | 9 | - | |
Vleuten-De Meern | 344 | 10 | - | |
Bijlage B: Marges
In deze bijlage staan de schattingen (waarden) van resultaten van ODiN 2023 uit hoofdstuk 2 vermeld samen met de onder- en bovengrens van het betrouwbaarheidsinterval en de relatieve marge in procenten. De onder- en bovengrens begrenzen het interval waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt.
Waarde | Ondergrens 95%-interval | Bovengrens 95%-interval | Relatieve marge (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 181,6 | 176,2 | 187,1 | 3,0 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 60,1 | 57,4 | 62,9 | 4,6 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 6,1 | 5,4 | 6,7 | 11,2 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch) | 67,0 | 64,1 | 70,0 | 4,4 |
Lopen | 43,4 | 41,4 | 45,4 | 4,7 |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 5,0 | 4,1 | 5,9 | 17,7 |
Waarde | Ondergrens 95%-interval | Bovengrens 95%-interval | Relatieve marge (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 34,7 | 33,3 | 36,2 | 4,2 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 24,1 | 22,9 | 25,3 | 5,0 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 7,1 | 6,5 | 7,7 | 8,9 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch) | 1,9 | 1,6 | 2,3 | 17,4 |
Lopen | . | . | . | . |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 1,4 | 1,1 | 1,8 | 24,1 |
Waarde | Ondergrens 95%-interval | Bovengrens 95%-interval | Relatieve marge (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 36,2 | 34,7 | 37,8 | 4,2 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 25,5 | 24,3 | 26,8 | 5,0 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 7,0 | 6,4 | 7,6 | 9,0 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch) | 1,9 | 1,5 | 2,2 | 17,6 |
Lopen | . | . | . | . |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 1,5 | 1,2 | 1,9 | 22,9 |