4. Conclusies en aanbevelingen
4.1 Conclusies
Deze studie is een eerste vingeroefening om de potentie van de Materiaalmonitor te onderzoeken als bron om zicht te krijgen op het potentieel per sector om te besparen op grondstoffen, door deze efficiënter in te zetten en door minder afval te produceren. De cijfers uit de MM geven een goede indicatie van de grootte van de materiaalstromen (grondstoffen, producten en residuen) die door een economische sector worden ingezet in het productieproces en die er als output weer uitkomen. De afgeleide indicatoren geven een eerste indicatie van de efficiëntie van de productieprocessen.
Om een goed beeld te krijgen van in welke sector grondstofbesparingswinst te behalen valt is het echter essentieel om de economische activiteiten en de materialen in meer detail in beeld te brengen. Er is een aantal bijzondere sectoren waarbij extra goed moet worden opgelet bij de interpretatie van de resultaten. Ook is goede kennis van de sectoren en de productieprocessen belangrijk, zeker als er ook nog onderscheid moet worden gemaakt tussen afval dat vermijdelijk en onvermijdelijk is. Dit is met de MM tot op zekere hoogte mogelijk. Het is dan wel nodig om de resultaten te controleren op plausibiliteit met behulp van stakeholders en beschikbare microdata.
Een vergelijking tussen sectoren is niet zinvol omdat deze ieder hun eigen productieprocessen en specifieke gebruik van grondstoffen hebben. Om de prestatie van individuele sectoren goed te kunnen beoordelen zou 1) naar ontwikkelingen per sector in de tijd kunnen worden gekeken en 2) een vergelijking kunnen worden gemaakt met vergelijkbare sectoren in het buitenland. Hierbij is vereist dat de data robuust genoeg zijn om reële ontwikkelingen in de tijd te meten, en dat er data voor buitenlandse sectoren beschikbaar zijn.
4.2 Aanbevelingen
De interpretatie van de resultaten is voor een aantal sectoren lastig als gevolg van de concepten en definities die voor de MM gehanteerd worden. Om de cijfers beter te kunnen inzetten voor beleidsmaatregelen worden aanbevelingen voor twee sporen gedaan.
Spoor 1: Verfijning van de Materiaalmonitor
Door de MM op een aantal punten aan te passen kunnen de cijfers op een eenduidigere manier geïnterpreteerd worden. Dit kan op de volgende manieren:
- Materialen (grondstoffen, producten en residuen) omzetten in droge stof zodat de toename/afname van water in producten geen rol meer speelt, en de relatie tussen het aanbod en gebruik van materialen zuiverder wordt.
- Meer detail aanbrengen in de verschillende soorten materialen. Dit kan tot op zekere hoogte al met huidige cijfers uit de Materiaalmonitor maar een check op de cijfers is dan nodig.
- Energiedragers die niet-energetisch worden ingezet en terecht komen in producten apart weergeven. Dit kan op basis van beschikbare CBS-data.
- Per sector ontwikkelingen in de tijd weergeven of een vergelijking maken met sectoren in het buitenland. Dit geeft een beter beeld van hoe een sector er voor staat, en wat dus de potentie is qua grondstofbesparingswinst. Het is nog wel de vraag of er geschikte brondata beschikbaar zijn. Daarnaast is het de vraag in hoeverre de buitenlandse sectoren vergelijkbaar zijn met Nederlandse.
- Verbeteren van de cijfers over de inzet van residuen. Met deze cijfers zou je ook indicatoren kunnen afleiden over de primaire versus secundaire inzet van materialen. Voor cijfers over het gebruik van secundaire producten per sector is echter geen harde bron aanwezig. Het CBS werkt wel aan het uitvragen van deze cijfers middels een enquête maar dit zal pas op de (lange) termijn effect hebben.
Omdat het van tevoren niet zeker is dat de implementatie van bovenstaande punten voldoende beleidsrelevante informatie oplevert raden wij aan om een analyse van de bruikbaarheid van de data te doen op een eerder samengestelde Materiaalmonitor over 2016 waar punten 1 en 2 al in geïmplementeerd zijn. Punt 3 zou hier nog aan toegevoegd kunnen worden. Ondanks dat het hier een oudere versie betreft denken we dat deze tabel meer inzicht kan opleveren in de bruikbaarheid van de cijfers uit de MM. Om een beter beeld te krijgen van het economisch belang van de verschillende sectoren zouden naast het aantal bedrijven ook cijfers over de toegevoegde waarde en het aantal werknemers gepresenteerd kunnen worden.
Spoor 2: Benadering vanuit de micro-data
Het CBS is in opdracht van het ministerie van EZK gestart met het koppelen van informatie over bedrijven uit de klimaatsector bestaande uit de sectoren delfstoffenwinning, industrie, waterbedrijven en afvalbeheer, en bouwnijverheid, om meer zicht te krijgen in de verduurzaming van de industrie (MVI - Monitor Verduurzaming Industrie). In de MVI worden ook data uit de enquête bedrijfsafvalstoffen (BAS) en de enquête over industriële productie (PRODCOM) gekoppeld. Voor de bedrijven die in beide enquêtes voorkomen kun je een indicator voor materiaalefficiëntie afleiden op bedrijfsniveau. In een haalbaarheidsonderzoek moet worden nagegaan hoe bruikbaar de data uit de MVI zijn voor het onderzoeken van beleidsmaatregelen gericht op het zuiniger omgaan met grondstoffen. Er zou onder andere onderzocht moeten worden welk aandeel van de bedrijven in beide enquêtes voorkomt, wat de kwaliteit van de data is, hoe representatief de groep bedrijven is en wat de eigenschappen van deze bedrijven zijn.