6. Vergelijkbaarheid
6.1 Vergelijkbaarheid tussen landen
De sociale stelsels van de verschillende landen wijken te veel van elkaar af om de gegevens direct te kunnen vergelijken. Er zijn wel soortgelijke regelingen in de landen van de Europese Unie (EU), maar de voorwaarden voor het verkrijgen van een werkloosheidsuitkering als ook de bedragen verschillen sterk.
6.2 Vergelijkbaarheid in de tijd
De cijfers zijn in de periode 1952 tot heden in zekere mate vergelijkbaar. De gegevens geven een beeld van de ontwikkeling van het totaal aantal uitkeringen ingevolge de Werkloosheidswet (WW, vanaf 1952) en de Wet Werkloosheidsvoorziening (WWV, van 1965 tot 1 januari 1987). De maximale uitkeringsduur is in de tijd verschillende keren ingrijpend gewijzigd. De vergelijkbaarheid binnen bepaalde perioden is daarom beter dan over de totale periode.
Het aantal uitkeringen in het kader van de Werkloosheidswet is van 1952 tot en met 1986 vastgesteld op basis van de bij de arbeidsbureaus ingeleverde weekbriefjes. Op grond van deze weekbriefjes werd het recht op de WW-uitkering vastgesteld en kwam deze tot uitbetaling. Vanaf 1987 worden de aantallen vastgesteld op basis van de uitkeringenadministraties van de uitvoeringsinstellingen sociale zekerheid, zoals het Gemeenschappelijke Administratiekantoor (GAK). Tot en met 1989 betreft het 12-maandsgemiddelden. Vanaf 1990 gaat het om standcijfers per 31 december.
De Wet Werkloosheidsvoorziening (WWV) werd uitgevoerd door gemeenten en was bedoeld om een uitkering toe te kennen aan werkloze werknemers die geen recht meer hadden op een uitkering krachtens de werkloosheidswet (WW). Per 1 januari 1987 is de WWV opgeheven. Vanaf die datum kunnen, na beëindiging van de uitkering krachtens WW, aanspraken worden ontleend aan de Algemene Bijstandwet, van 1 januari 2004 tot 1 januari 2015 de Wet werk en bijstand (WWB) en sindsdien de Participatiewet. De aantallen betreffen 12-maandsgemiddelden.
In 1987 zijn de oude WW en de WWV samengevoegd. De vernieuwde WW was afhankelijk van leeftijd en arbeidsduur en werd ook van toepassing op dienstplichtige militairen. De WW kende vanaf 1987 een basisuitkering van een half jaar en een verlengde uitkering van maximaal vier en een half jaar en een vervolguitkering van één jaar met een mogelijke verlenging voor ouderen naar drie en een half jaar.
Werknemers en gelijkgestelden zijn verplicht verzekerd voor de WW. Leerlingen en stagiairs zijn niet verzekerd, tenzij zij een reële beloning ontvangen voor de verrichte werkzaamheden.
Ook ambtenaren vallen, sinds 2001, onder de Werkloosheidswet.
Vóór 1 oktober 2006 waren er drie soorten uitkeringen: de kortdurende uitkering, de loongerelateerde uitkering en de vervolguitkering.
Vanaf 1 oktober 2006 duurde de WW-uitkering minimaal drie en maximaal 38 maanden, wat afhankelijk was van het arbeidsverleden. Als betrokkene aan de zogeheten wekeneis voldeed, bestond er recht op drie maanden WW. Wie daarnaast ook aan de jareneis voldeed, had recht op vier tot 38 maanden. Vanaf 1 april 2019 is de maximale duur van de uitkering 24 maanden.
In de tabellen ‘Personen met WW-uitkering’ en ‘Personen met WW-uitkering; seizoengecorrigeerd’ staan aantallen vanaf 2013. De tabellen ‘Personen met een uitkering’ (zie 4.2 Gerelateerde tabellen) bevatten ook cijfers over personen met WW en beginnen vanaf 2007. Het aantal WW-uitkeringen wordt gepubliceerd in de kerncijfers (zie 4.2 Gerelateerde tabellen) en is beschikbaar vanaf 1998. Vóór de introductie van StatLine was er sprake van diverse papieren publicaties met detailtabellen.