2. Doel, opzet en geschiedenis
2.1 Doel
De Enquête Beroepsbevolking (EBB) is voor een groot deel de Nederlandse versie van het Europees verplichte onderzoek de Labour Force Survey (LFS). Het doel van de LFS is internationaal vergelijkbare cijfers te maken over de beroeps- en niet-beroepsbevolking van 15 tot 90 jaar, waarbij de relatie tussen mens en arbeidsmarkt centraal staat. Op basis van dit onderzoek kunnen kenmerken van personen in verband worden gebracht met hun situatie op de arbeidsmarkt. Naast de vragen waarmee de verplichte Europese indicatoren worden gemeten bevat de EBB vragen waarmee aanvullende informatie voor Nederland wordt verzameld. Dit gebeurt bijvoorbeeld op verzoek van derden.
2.2 Opzet en geschiedenis
De EBB is een zogenaamd roterend panelonderzoek. De respondenten worden vijf maal benaderd (vijf peilingen) met tussenpozen van ongeveer drie maanden. De totale periode dat mensen deelnemen aan de enquête bedraagt daarmee twaalf maanden. Elke week wordt een nieuwe steekproefportie voor de eerste peiling aangeschreven met het verzoek de vragenlijst in te vullen. Op deze manier worden alle weken van het jaar evenredig vertegenwoordigd en vormt de data een goede afspiegeling van wat er zich gedurende het jaar afspeelt.
Het roterende paneldesign is sinds het vierde kwartaal van 1999 ingevoerd, waarmee vanaf het eerste kwartaal van 2001 over een volledig panel kon worden gepubliceerd. Hierbij werd de eerste peiling via huisbezoeken bevraagd, via de zogenaamde CAPI mode (Computer Assisted Personal Interviewing), en de interviews voor de vervolgpeilingen werden telefonisch afgenomen via de CATI mode (Computer Assisted Telephone Interviewing). Daarvoor bestond de EBB vanaf 1987 in de vorm van een doorlopend cross-sectioneel onderzoek met één CAPI peiling. Met de invoering van het roterende paneldesign nam het aantal waarnemingen per kwartaal toe zodat kwartaalcijfers mogelijk werden. Met ingang van het derde kwartaal van 2010 en het vierde kwartaal 2012 zijn er designwijzigingen doorgevoerd in de EBB. Deze wijzigingen worden in paragraaf 3.2 en 3.3 chronologisch beschreven.
Per 2021 is er een nieuwe Europese verordening voor de LFS van kracht. Het doel hiervan is onder andere het verhogen van de vergelijkbaarheid van de cijfers over de betrokken landen heen. Ook zijn een aantal kwaliteitscriteria aangescherpt. Dit vereiste in de EBB met name aanpassingen in de vragenlijst. Omdat zo’n wijziging in de waarneming kans op breuken in de uitkomsten geeft is dit moment aangegrepen om ook andere gewenste wijzigingen door te voeren. Die wijzigingen zijn onder meer ingegeven om de teruglopende respons op de enquête tegen te gaan. De belangrijkste wijzigingen zijn:
- De adressensteekproef is vervangen door een personensteekproef waardoor de respondent op naam kan worden aangeschreven en zich meer gemotiveerd voelt om mee te doen. Ook hoeft de respondent in de eerste peiling alleen nog maar vragen over zichzelf te beantwoorden wat de vragenlijst verkort en de kwaliteit van de antwoorden ten goede komt. Eerder kon één persoon uit het huishouden voor alle leden van het huishouden (proxy) de vragen beantwoorden. Met name zaken die verder in het verleden liggen (denk aan opleidingen) of de redenen die meegespeeld hebben bij het maken van keuzes zijn voor anderen soms moeilijker te beantwoorden.
- De steekproef wordt in plaats van zoals eerder in maandporties, nu in weekporties uitgezet. Daarmee wordt de verdeling van de respons over alle weken van het jaar veel gelijkmatiger waardoor de cijfers nog beter de ontwikkelingen over het jaar laten zien.
- De Europese verordening bevat een verplichting om voor een deel van de variabelen een geharmoniseerde vraagstelling te gebruiken en in een voorgeschreven volgorde in de vragenlijst op te nemen. Dit heeft vooral betrekking op de vragen waarmee de arbeidspositie (werkzaam, werkloos, niet-beroepsbevolking) wordt vastgesteld.
- De hele vragenlijst is herzien waarbij geprobeerd is alle vragen kort en bondig te formuleren met gebruikmaking van eenvoudig taalgebruik (B1 niveau taalgebruik). Zeker nu een groot deel van de respondenten de vragenlijst zonder hulp van een interviewer invult, is het van belang dat het taalgebruik toegankelijk is voor (vrijwel) iedereen. Daarnaast zijn de vraagformuleringen over de drie modes (CAWI/CATI/CAPI) gelijk getrokken.
- De respondenten worden niet langer aan het eind van de vragenlijst gevraagd of ze willen deelnemen aan de vervolgpeiling. Alle respondenten worden weer benaderd. Dit vermindert de paneluitval.
- Ook de vragenlijst van de vervolgpeilingen kan nu via internet ingevuld worden. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de wens van een deel van de respondenten om helemaal zelf te bepalen wanneer ze hiervoor tijd vrijmaken. Hiervoor is ook de programmatuur gewijzigd waarin de vragenlijst wordt opgemaakt zodat bijvoorbeeld de lay-out van het scherm automatisch aangepast wordt aan het apparaat (PC, tablet, smartphone) waarop de respondent de vragenlijst invult. Eerder was de lay-out vooral geschikt voor een PC.
2.3 Herberekening vanaf 2013
Op basis van de EBB wordt elke maand gepubliceerd over de werkzame en werkloze beroepsbevolking, uitgesplitst naar leeftijd en geslacht. Deze cijfers worden berekend met een structureel tijdreeksmodel (van den Brakel en Krieg, 2009). Behalve deze cijfers worden er ook maandelijks stroomcijfers gepubliceerd, d.w.z. de aantallen personen die van de ene deelpopulatie overgaan in een andere deelpopulatie (werkzaam, werkloos, niet-beroepsbevolking). Ook deze stroomcijfers worden maandelijks met een structureel tijdreeksmodel berekend (Krieg en van den Brakel, 2013).
Door de nieuwe en de oude methode in delen van 2020 en 2021 tegelijkertijd uit te voeren (zie paragraaf 3.1) en met behulp van tijdreeksmodellen zijn de maandcijfers vergelijkbaar gemaakt op het niveau van de nieuwe reeks vanaf 2003, zodat toch een ononderbroken reeks kon blijven bestaan (Van den Brakel, Souren en Krieg, 2022). Voor deze cijfers waren al tijdreeksmodellen in gebruik die ook al rekening hielden met breuken als gevolg van herontwerpen in 2010 en 2012.
Daarnaast publiceert het CBS kwartaalcijfers uit de EBB naar kenmerken van het werk zoals het soort arbeidsrelatie of persoonskenmerken zoals het onderwijsniveau. Daarvoor waren nog geen tijdreeksmodellen in gebruik. Kwartaalcijfers worden in principe gebaseerd op de waarnemingen van alle peilingen in het desbetreffende kwartaal. Voor de jaarcijfers wordt het gemiddelde van de kwartaalcijfers genomen.
Doordat de vragenlijst in het herontwerp van 2021 op meerderde punten sterk is gewijzigd, zouden kwartaalcijfers over bijvoorbeeld het aantal flexibele arbeidsrelaties omvangrijke breuken hebben gehad. Ook was het panel op basis van de nieuwe methode nog in opbouw in 2021 waardoor de marges groot zouden zijn gedurende 2021 als alleen de data met de nieuwe methode gebruikt zouden worden. Daarom is voor een aantal kerncijfers per kwartaal, een structureel tijdreeksmodel ontwikkeld dat gebruik maakt van data verzameld volgens beide designs en waarbij via een beproefde methode voor de breuken gecorrigeerd kan worden zodat een nieuwe ononderbroken reeks ontstaat vanaf 2013 (Krieg en Smeets, 2021). Ook kan er bij het schatten rekening worden gehouden met het wegvallen van de huis-aan-huis benadering vanwege coronamaatregelen in 2020 en 2021. Tot slot kunnen er nu ook seizoengecorrigeerde kwartaalcijfers gepubliceerd worden. Het model is gebaseerd op hetzelfde model dat ook gebruikt wordt voor de maandcijfers van de EBB (Van den Brakel en Krieg, 2009) dat ook is aangepast voor breuken in 2021 (Van den Brakel, Souren en Krieg, 2022).
Het tijdreeksmodel is ontwikkeld voor de kerncijfers in tabel 2.3.1. Vanaf begin 2022 publiceert het CBS op basis van tijdreeksmodellen voor deze kerncijfers, vanaf verslagjaar 2013. De voor de breuken gecorrigeerde cijfers uit het tijdreeksmodel voor maandcijfers over de werkzame- en werkloze beroepsbevolking naar leeftijd en geslacht en die voor de kerncijfers per kwartaal zijn aan de weging van de kwartaalbestanden vanaf 2013 opgelegd zodat alle uitkomsten die met de EBB berekend worden consistent aan elkaar zijn.
Werkzame beroepsbevolking: | vaste arbeidsrelatie | |
---|---|---|
Werkzame beroepsbevolking: | flexibele arbeidsrelatie | |
Werkzame beroepsbevolking: | zelfstandige zonder personeel | |
Werkzame beroepsbevolking: | zelfstandige met personeel | |
Werkzame beroepsbevolking: | arbeidsduur: minder dan 20 uur per week | |
Werkzame beroepsbevolking: | arbeidsduur: 20 tot 35 uur per week | |
Werkzame beroepsbevolking: | arbeidsduur: 35 uur of meer per week | |
Werkzame beroepsbevolking: | onderbenutte deeltijdwerkers (wil meer uren werken en is direct beschikbaar daarvoor) | |
Nettoarbeidsparticipatie: | onderwijsniveau: laag of onbekend | |
Nettoarbeidsparticipatie: | onderwijsniveau: middel | |
Nettoarbeidsparticipatie: | onderwijsniveau: hoog | |
Niet-beroepsbevolking: | wel direct beschikbaar, niet recent gezocht | |
Niet-beroepsbevolking: | niet beschikbaar, wel gezocht | |
Niet-beroepsbevolking: | niet beschikbaar, niet gezocht | |
Werkloze beroepsbevolking: | kortdurig | |
Werkloze beroepsbevolking: | langdurig of onbekend | |