3. Resultaten
3.1 Vaccinatiegraad naar sociaal-demografische kenmerken
Bijna 86 procent van de algemene Nederlandse populatie vanaf 15 jaar is gevaccineerd (geregistreerd gevaccineerd: één of meerdere coronavaccinaties geregistreerd in CIMS; zie paragraaf 2.2 voor toelichting). Het vaccinatiepercentage is bij mannen en vrouwen nagenoeg gelijk. Het percentage gevaccineerden hangt wel samen met leeftijd, opleiding, inkomen en herkomst.
Jongere mensen zijn minder vaak gevaccineerd dan oudere mensen. Ongeveer driekwart van de mensen tussen de 15 en de 35 jaar is gevaccineerd, bij mensen van 55 jaar of ouder is dit meer dan 90 procent. Wat betreft opleidingsniveau is het percentage gevaccineerden het hoogst onder hbo- en wo-opgeleiden (respectievelijk 88 en 93 procent). Personen uit huishoudens met een hoog inkomen zijn vaker gevaccineerd dan personen uit huishoudens met een laag inkomen. In de laagste inkomenskwartielgroep is 77 procent gevaccineerd; in de hoogste 91 procent. Onder mensen die in Nederland zijn geboren en van wie de ouders ook in Nederland zijn geboren (Nederlandse herkomst) is de vaccinatiegraad relatief hoog, te weten 89 procent. Dit is hoger dan onder personen die niet in Nederland zijn geboren (77 procent) en personen die wel in Nederland zijn geboren, maar van wie een of meer ouders buiten Europa zijn geboren (tweede generatie; 68 procent).
COVID-19 vaccinatiegraad ( % personen van 15 jaar en ouder dat gevaccineerd is) | COVID-19 vaccinatiegraad (marge) ( % personen van 15 jaar en ouder dat gevaccineerd is) | |
---|---|---|
Totaal | 85,8 | 85,3 - 85,3 |
Geslacht | - | |
Man | 86,0 | 85,4 - 85,4 |
Vrouw | 85,5 | 84,9 - 84,9 |
Leeftijd | - | |
15 tot 25 jaar | 77,7 | 76,2 - 76,2 |
25 tot 35 jaar | 76,9 | 75,4 - 75,4 |
35 tot 45 jaar | 82,3 | 81,0 - 81,0 |
45 tot 55 jaar | 87,3 | 86,3 - 86,3 |
55 tot 65 jaar | 92,1 | 91,3 - 91,3 |
65 tot 75 jaar | 93,8 | 93,0 - 93,0 |
75 jaar of ouder | 92,9 | 91,8 - 91,8 |
Opleidingsniveau2) | - | |
Basisonderwijs | 82,6 | 80,7 - 80,7 |
Vmbo, mbo1, avo onderbouw | 83,9 | 82,8 - 82,8 |
Havo, vwo, mbo | 84,4 | 83,7 - 83,7 |
Hbo-, wo-bachelor | 88,1 | 87,2 - 87,2 |
Hbo-, wo-master, doctor | 93,4 | 92,4 - 92,4 |
Inkomen3) | - | |
Eerste (laagste) kwartielgroep | 77,3 | 75,9 - 75,9 |
Tweede kwartielgroep | 83,6 | 82,6 - 82,6 |
Derde kwartielgroep | 88,0 | 87,3 - 87,3 |
Vierde (hoogste) kwartielgroep | 91,3 | 90,7 - 90,7 |
Herkomst | - | |
Geboren in NL, ouders eveneens | 89,0 | 88,6 - 88,6 |
Geboren in NL, ouder(s) elders in Europa | 86,4 | 83,9 - 83,9 |
Geboren in NL, ouder(s) buiten Europa | 68,1 | 65,6 - 65,6 |
Geboren in Europa (exclusief NL) | 77,1 | 74,2 - 74,2 |
Geboren buiten Europa | 77,6 | 75,6 - 75,6 |
Bron: SSW 2019-2022, CIMS peildatum 1-8-2023 (RIVM) |
3.2 Samenhang tussen vaccinatiegraad en ervaren gezondheid
Uit de logistische regressieanalyse blijkt dat er geen significant verschil is tussen ervaren gezondheid en de COVID-19-vaccinatiegraad. Zowel onder Nederlanders die hun gezondheid als (zeer) goed ervaren als onder Nederlanders die hun gezondheid als minder goed ervaren, is 85 procent gevaccineerd.
Leeftijd speelt echter een rol in deze cijfers. Ervaren gezondheid hangt sterk samen met leeftijd: naarmate de leeftijd toeneemt, neemt de ervaren gezondheid af. Omdat leeftijd samenhangt met de vaccinatiegraad – ouderen zijn vaker gevaccineerd dan jongeren (zie ook 3.1) – is de analyse van de vaccinatiegraad naar ervaren gezondheid afzonderlijk lastig te interpreteren. Om de relatie tussen ervaren gezondheid en leeftijd beter te kunnen onderzoeken, zijn aanvullende analyses gedaan waarbij de ervaren gezondheid per leeftijdscategorie is vergeleken. Daaruit komt naar voren dat bij de groepen 15 tot 25 jaar en 75 jaar of ouder mensen met een (zeer) goed ervaren gezondheid vaker gevaccineerd zijn dan mensen die hun gezondheid als minder goed ervaren. Bij de andere leeftijdsgroepen zijn geen verschillen gevonden. Van de 15- tot 25-jarigen die hun gezondheid als zeer goed ervaren, geeft 77 procent aan gevaccineerd te zijn. Onder leeftijdsgenoten die hun gezond als minder dan goed ervaren, was dit 71 procent. Onder 75-plussers ligt dit aandeel respectievelijk op 95 en 91 procent.
COVID-19 vaccinatiegraad (% personen dat gevaccineerd is) | ||
---|---|---|
Leeftijd | Ervaren gezondheid | |
Totaal | (Zeer) goed | 85,3 |
Totaal | Minder dan goed | 85 |
15 tot 25 jaar | (Zeer) goed | 77,2 |
15 tot 25 jaar | Minder dan goed | 70,6 |
25 tot 35 jaar | (Zeer) goed | 77 |
25 tot 35 jaar | Minder dan goed | 73,5 |
35 tot 45 jaar | (Zeer) goed | 80,8 |
35 tot 45 jaar | Minder dan goed | 77,5 |
45 tot 55 jaar | (Zeer) goed | 88,5 |
45 tot 55 jaar | Minder dan goed | 84 |
55 tot 65 jaar | (Zeer) goed | 92 |
55 tot 65 jaar | Minder dan goed | 89,8 |
65 tot 75 jaar | (Zeer) goed | 95,5 |
65 tot 75 jaar | Minder dan goed | 93,4 |
75 jaar of ouder | (Zeer) goed | 95,3 |
75 jaar of ouder | Minder dan goed | 90,8 |
Bron: CBS, GE 2019-2022 |
3.3 Samenhang tussen vaccinatiegraad en vertrouwen
Mensen met heel veel of tamelijk veel vertrouwen in de Tweede Kamer zijn vaker gevaccineerd dan mensen met niet zo veel of helemaal geen vertrouwen in de Tweede Kamer (91 procent tegenover 83 procent). Dit geldt ook voor vertrouwen in de gezondheidszorg: waar 89 procent van de mensen met ten minste tamelijk veel vertrouwen gevaccineerd is, is dit onder mensen met minder vertrouwen in de gezondheidszorg 80 procent.
COVID-19-vaccinatiegraad (% personen van 15 jaar of ouder dat gevaccineerd is) | ||
---|---|---|
Vertrouwen in Tweede Kamer | Zeer veel of tamelijk veel | 90,6 |
Vertrouwen in Tweede Kamer | Niet zo veel of helemaal geen | 83,3 |
Vetrouwen in gezondheidszorg | Zeer veel of tamelijk veel | 89,3 |
Vetrouwen in gezondheidszorg | Niet zo veel of helemaal geen | 80,1 |
Bron: CBS, SSW 2019-2022 |
3.4 Samenhang tussen vaccinatiegraad en participatie
3.4.1 Samenhang met sociaal contact en informele hulp
Er is nagenoeg geen verschil in vaccinatiegraad naar sociale contacten. Mensen die ten minste wekelijks contact hebben met familie, vrienden of buren zijn niet vaker of minder vaak gevaccineerd dan mensen die minder dan wekelijks contact hebben met hen. Het aandeel gevaccineerden verschilt ook niet naargelang mensen wel of niet informele hulp hebben gegeven aan anderen in de afgelopen vier weken: in beide groepen is 86 procent gevaccineerd.
COVID-19 vaccinatiegraad (% personen van 15 jaar of ouder dat gevaccineerd is) | ||
---|---|---|
Contact met familie | Ten minste wekelijks | 86,0 |
Contact met familie | Minder dan wekelijks | 85,5 |
Contact met vrienden | Ten minste wekelijks | 85,1 |
Contact met vrienden | Minder dan wekelijks | 88,4 |
Contact met buren | Ten minste wekelijks | 86,8 |
Contact met buren | Minder dan wekelijks | 85,0 |
Informele hulp | Ja | 86,0 |
Informele hulp | Nee | 85,6 |
Bron: CBS, SSW 2019-2022 |
3.4.2 Samenhang met maatschappelijke participatie
Mensen die het voorgaande jaar vrijwilligerswerk hebben gedaan, zijn vaker gevaccineerd dan zij die dat niet deden (88 procent tegenover 84 procent). Ditzelfde geldt voor mensen die actief lid zijn bij een vereniging: 90 procent van de mensen die minimaal 1 keer per week actief is bij een vereniging is gevaccineerd, bij mensen die nooit actief zijn bij een vereniging is dit 82 procent. Binnen de leeftijdsgroep 15- tot 65-jarigen verschilt de vaccinatiegraad tussen mensen met en zonder betaald werk: mensen met een betaalde baan zijn vaker gevaccineerd (85 procent) dan diegenen die geen betaald werk hebben (78 procent).
COVID-19 vaccinatiegraad (% personen van 15 jaar of ouder dat gevaccineerd is) | ||
---|---|---|
Vrijwilligerswerk | Ja | 88,1 |
Vrijwilligerswerk | Nee | 84 |
Actief bij een vereniging | Minimaal 1x per week | 90,2 |
Actief bij een vereniging | Minimaal 1x per maand | 88,3 |
Actief bij een vereniging | Minder dan 1x per maand | 88,4 |
Actief bij een vereniging | Nooit | 82,1 |
Betaald werk (15-65 jaar) | Ja | 84,9 |
Betaald werk (15-65 jaar) | Nee | 77,5 |
Bron: CBS, SSW 2019-2022 |
3.5 Samenhang tussen vaccinatiegraad en religie
De vaccinatiegraad van personen van 15 jaar en ouder hangt samen met religie. Van de mensen zonder geloofsovertuiging is 89 procent gevaccineerd. Hoewel dit niet significant verschilt van het percentage Rooms-Katholieken dat gevaccineerd is (91 procent), ligt de vaccinatiegraad in deze beide groepen wel significant hoger dan onder protestanten (84 procent), moslims (59 procent) en mensen die een andere religie aanhangen (78 procent).
COVID-19 vaccinatiegraad (% personen van 15 jaar of ouder dat gevaccineerd is) | |
---|---|
Geen geloofsovertuiging | 88,6 |
Rooms-Katholiek | 90,6 |
Protestant | 84,2 |
Islam | 58,8 |
Anders | 78,4 |
Bron: CBS, SSW 2019-2022 |
3.6 Totaalmodel onderzochte indicatoren
De in de voorgaande paragrafen beschreven uitkomsten laten zien dat ervaren gezondheid, vertrouwen in de Tweede Kamer, vertrouwen in de gezondheidszorg, vrijwilligerswerk, deelname aan het verenigingsleven, het hebben van betaald werk en religie samenhangen met de vaccinatiegraad. Deze indicatoren zijn, samen met de in paragraaf 3.1 onderzochte sociaal-demografische kenmerken, in een totaalmodel1) bekeken om na te gaan welke van de onderzochte kenmerken het sterkst samenhangt met het al dan niet gevaccineerd zijn. Het model corrigeert hierbij voor de samenhangen met andere indicatoren en achtergrondkenmerken. Dit betekent dat de gerapporteerde odds ratio (OR) de kans weergeeft dat iemand in de ene subgroep gevaccineerd is, gedeeld door de kans dat iemand gevaccineerd is in de referentiegroep, ongeacht mogelijke verschillen in achtergrondkenmerken en uitkomsten op andere indicatoren in de subgroepen.
Voor personen van 15 jaar en ouder hangt leeftijd van alle onderzochte kenmerken het sterkst samen met de vaccinatiegraad. De odds ratio geeft aan dat de odds dat een 75-plusser gevaccineerd is (ten opzichte van de kans dat deze niet gevaccineerd is) 5 keer zo groot is als bij een 15- tot 25-jarige. Daarnaast is ook de samenhang tussen de vaccinatiegraad en religie relatief sterk. Mensen zonder geloofsovertuiging hebben een 2,8 keer hogere odds om gevaccineerd te zijn dan moslims (OR = 0,362), gegeven dat alle andere factoren gelijk blijven. Door daar rekening mee te houden – bijvoorbeeld leeftijd en herkomst – is het verschil wel kleiner geworden en is de vaccinatiegraad deels opgeschoven richting het niveau van protestanten en andersgelovigen. Personen zonder geloofsovertuiging hebben respectievelijk 2,1 en 2,2 keer hogere odds om gevaccineerd te zijn dan protestanten en andersgelovigen. De vaccinatiegraad is lager wanneer het vertrouwen in de Tweede Kamer en de gezondheidszorg lager is. De odds dat iemand met vertrouwen gevaccineerd is, is ongeveer 2 keer zo groot in vergelijking met mensen die niet zo veel of helemaal geen vertrouwen hebben in deze instituties.
1) Dit betreft een multivariaat logistisch regressiemodel op basis van de data van SSW en de uit het CIMS gekoppelde vaccinatiestatus. De variabele ‘ervaren gezondheid’ (paragraaf 3.2) kan daarin niet meegenomen worden, omdat deze data uit de GE-enquête afkomstig is. In een afzonderlijke analyse (met alle achtergrondkenmerken) binnen de GE is ‘ervaren gezondheid’ niet significant met een Waldwaarde kleiner dan 1.
Odds ratio | Wald | |
---|---|---|
Geslacht (ref = Man) | 0,0 | |
Vrouw | 0,993 | |
Leeftijd (ref = 15 tot 25 jaar) | 575,0 | |
25 tot 35 jaar | 0,819** | |
35 tot 45 jaar | 1,195* | |
45 tot 55 jaar | 1,702** | |
55 tot 65 jaar | 3,112** | |
65 tot 75 jaar | 4,863** | |
75 jaar of ouder | 5,057** | |
Opleidingsniveau (ref = Basisonderwijs) | 123,3 | |
Vmbo, mbo1, avo onderbouw | 1,022 | |
Havo, vwo, mbo | 1,172 | |
Hbo, wo-bachelor | 1,545** | |
Wo-master, doctor | 2,822** | |
Gestandaardiseerd huishoudinkomen (ref = Eerste kwartielgroep) | 146,4 | |
Tweede kwartielgroep | 1,345** | |
Derde kwartielgroep | 1,842** | |
Vierde kwartielgroep | 2,138** | |
Herkomst (ref = Geboren in NL, beide ouders geboren in NL) | 69,3 | |
Geboren in NL, één of twee ouders geboren in ander Europees land | 0,808 | |
Geboren in NL, één of twee ouders geboren in ander niet-Europees land | 0,539** | |
Geboren in buitenland, binnen Europa | 0,630** | |
Geboren in buitenland, buiten Europa | 0,927 | |
Vertrouwen in de Tweede Kamer (ref = Niet zo veel of helemaal geen) | 216,5 | |
Veel of tamelijk veel vertrouwen | 2,019** | |
Vertrouwen in de gezondheidszorg (ref = Niet zo veel of helemaal geen) | 1) | |
Veel of tamelijk veel vertrouwen | 1,821** | |
Vrijwilligerswerk (ref = Nee) | 3,5 | |
Ja | 1,092 | |
Deelname aan verenigingsleven (ref = Minimaal 1x per week) | 66,0 | |
Minimaal 1x per maand | 1,549** | |
Minder dan 1x per maand | 1,215* | |
Nooit | 1,298** | |
Betaald werk2) (ref = Nee) | 0,0 | |
Ja | 1,01 | |
Religie (ref = Geen geloofsovertuiging) | 263,7 | |
Rooms-Katholiek | 0,995 | |
Protestants | 0,487** | |
Islam | 0,362** | |
Anders | 0,450** | |
Modeleigenschappen | ||
Constante | 1,772** | 20,6 |
Aantal respondenten | 24.584 | |
* p < 0,05; ** p < 0,01. 1) Omdat ‘vertrouwen in de gezondheidszorg’ pas vanaf 2021 wordt gemeten is de odds-ratio van deze variabele gebaseerd op een beperkt model dat enkel gebruik gemaakt van data uit 2021 en 2022 (n=11.634). In het beperkte model is de Waldwaarde voor ‘vertrouwen in de gezondheidszorg’ vergelijkbaar met de Waldwaarde van ‘inkomen’. 2) In dit model zijn alle personen uit de SSW-dataset (15 jaar en ouder) meegenomen, terwijl in de bivariate analyse van het kenmerk ‘betaald werk’ enkel werd gekeken naar de respondenten van 15 tot 65 jaar. |