Auteur: Elianne Derksen, Luca Janssen, Maartje Tummers-van der Aa
COVID-19-vaccinatiegedrag

1. Inleiding

In het voorjaar van 2020 leidde de snelle verspreiding van het coronavirus (dat resulteert in de ziekte COVID-19) tot een wereldwijde pandemie. De Nederlandse aanpak om het virus onder controle te krijgen werd aangeduid als een ‘intelligente lockdown’, die begon in maart 2020. Deze had tot doel om groepsvorming te voorkomen, maar contact in kleine groepen niet onmogelijk te maken en de samenleving op afstand draaiende te houden (1,5-metersamenleving). Het advies was om zoveel mogelijk thuis te blijven en thuis te werken. De lockdown kende perioden van versoepelingen en inperkingen, waarbij bijvoorbeeld de scholen de deuren moesten sluiten en verschillende beroepsgroepen zoals de horeca en kappers tijdelijk geen mensen mochten ontvangen of onder strikte voorwaarden. In juni 2020 was het voor iedereen mogelijk om zich te laten testen bij verschillende GGD-testlocaties door het hele land. Vanaf januari 2021 kwamen in Nederland vaccins beschikbaar tegen het coronavirus. De bevolking werd op volgorde uitgenodigd om een coronavaccinatie te halen. Het vaccinatieprogramma prioriteerde hierbij zorgpersoneel (werkzaam in verpleeghuizen, gehandicaptenzorg en thuiszorg), verpleeghuisbewoners en verstandelijk beperkten in instellingen. Vervolgens werden mensen met een medische indicatie en mensen van 60 jaar of ouder uitgenodigd om een coronavaccinatie te halen. Daarna werd overig zorgpersoneel uitgenodigd. Tot slot kregen ook alle andere mensen van 18 tot 60 jaar zonder medische indicatie een uitnodiging en konden kinderen van 6 maanden tot en met 17 jaar met een medisch verhoogd risico op een ernstig beloop van het coronavirus een vaccinatie krijgen. Iedereen die dat wilde kreeg de kans om zich te laten vaccineren. Mede als gevolg van de lockdowns, het test- en quarantainebeleid, vaccinaties en immuniteit door doorgemaakte besmettingen daalden uiteindelijk de besmettingsgraad en de ziekenhuisopnames, waarna op 10 mei 2022 de laatste coronamaatregelen in Nederland werden opgeheven (RIVM, 2023).

Voor beleid is het van belang om inzicht te krijgen in welke groepen in meer of mindere mate hebben gekozen om zich te laten vaccineren. In dit rapport wordt de vaccinatiegraad van verschillende groepen onderzocht in relatie tot ervaren gezondheid en kenmerken van sociale samenhang. Met vaccinatiegraad wordt hier bedoeld: mensen die minstens één vaccinatie tegen COVID-19 hebben gehad. Deze definitie wijkt af van de definitie die het RIVM gebruikt, waarin alleen mensen worden meegenomen die de volledige vaccinatiereeks hebben afgerond.

Bepaalde factoren of kenmerken kunnen bepalend zijn of iemand zich laat vaccineren of niet. Deze factoren worden ‘determinanten’ genoemd. Onderzoek naar de determinanten  van vaccinatie bij volwassenen in het algemeen, afgezien van COVID-19-vaccinatie, is in Nederland beperkt. Dit komt onder andere doordat vaccinaties van volwassenen niet centraal worden bijgehouden. Europees onderzoek laat zien dat sociaal-demografische kenmerken een rol spelen in de vaccinatie (Jain, Hoek, Boccia, & Thomas, 2017). Alleen wonen, wonen in een achterstandswijk, het hebben van een lager inkomen en/of een lagere opleiding en herkomst hangen samen met een lagere vaccinatiegraad. Uit steekproefonderzoek in Vlaanderen blijkt verder dat de vaccinatiegraad voor de griepprik hoger is onder ouderen, personen die met anderen samenwonen en onder personen met een medische aandoening (Maertens, et al., 2022). Hoewel gedateerd, toont onderzoek onder zorgmedewerkers aan dat vergelijkbare determinanten ook in Nederland van toepassing zijn (Hopman, et al., 2011).

Gegevens over COVID-19-vaccinaties worden in tegenstelling tot andere vaccinaties van volwassenen in Nederland wel landelijk geregistreerd. Dit biedt meer mogelijkheden voor onderzoek naar de COVID-19-vaccinatiegraad. Er zijn al verschillende onderzoeken gedaan naar determinanten van COVID-19-vaccinatie onder verschillende groepen (RIVM, 2021). Daaruit blijkt dat oudere mensen vaker gevaccineerd zijn dan jongere mensen. Verder zijn onder andere mensen met wantrouwen richting de overheid, zwangere vrouwen en gereformeerden minder vaak dan gemiddeld gevaccineerd. Deze onderzoeksresultaten zijn echter gebaseerd op gegevens uit cohortonderzoek of onderzochte determinanten op wijkniveau (RIVM, 2021; Labuschagne, et al., 2023), waarbij niet de gehele Nederlandse bevolking in het onderzoek is meegenomen. Recenter onderzoek onder de bevolking bevestigt de bevindingen over de relatie tussen sociaal-demografische kenmerken en de vaccinatiegraad (Pijpers, et al., 2023; Roekel, et al., 2023). Het in dit rapport gepresenteerde onderzoek maakt eveneens gebruik van het landelijke register van COVID-19-vaccinaties en vormt een aanvulling op eerdere studies naar de COVID-19-vaccinatiegraad door naast sociaal-demografische kenmerken ook kenmerken van gezondheid en sociale samenhang te onderzoeken. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De selectie van kenmerken is bepaald in overleg met VWS.

Dit rapport beschrijft de samenhang tussen de COVID-19-vaccinatiegraad en kenmerken met betrekking tot gezondheid, vertrouwen, participatie en religie, waarbij rekening wordt gehouden met verschillen in sociaal-demografische kenmerken. De uitkomsten zijn gebaseerd op analyse van databestanden waarin gegevens uit het COVID-vaccinatieregister gekoppeld zijn met gegevens uit CBS-enquêtes. Het rapport geeft antwoord op de volgende vragen:

  • Wat is de samenhang tussen de COVID-19-vaccinatiegraad en de ervaren, algemene staat van gezondheid?
  • Wat is de samenhang tussen de COVID-19-vaccinatiegraad en vertrouwen in de Tweede Kamer en de gezondheidszorg.
  • Wat is de samenhang tussen de COVID-19-vaccinatiegraad en participatie-indicatoren? Daarbij gaat het om sociale contacten, informele hulp en maatschappelijke participatie.
  • Wat is de samenhang tussen de COVID-19-vaccinatiegraad en religie?

Daarnaast is onderzocht welke van voorgenoemde kenmerken het sterkst samenhangen met de COVID-19-vaccinatiegraad. Bij alle analyses is rekening gehouden met de verschillen in vaccinatiegraad naar persoonskenmerken.