1. Inleiding
De uitgaven van huishoudens aan elektriciteit en gas maken vanzelfsprekend onderdeel uit van de CPI. De uitgaven aan elektriciteit en gas bestaan uit verschillende componenten: leverings- en transportkosten, energiebelastingen en btw. Een deel van deze kosten zijn vaste kosten (een vast bedrag per jaar) en een deel zijn variabele kosten (een bedrag afhankelijk van het verbruik). Omdat de overheid een deel van het energieverbruik als basisbehoefte ziet krijgen huishoudens een deel van de energiebelasting terug. Dit is de teruggave energiebelasting (ook wel vermindering van de energiebelasting genoemd). De teruggave energiebelasting wordt uitgekeerd per elektriciteitsaansluiting.
Vanwege de koppeling van de teruggave energiebelasting met de elektriciteitsrekening is deze teruggave in de CPI tot op heden altijd in mindering gebracht op de prijs van elektriciteit. Dit betekent dat als de teruggave groter wordt, dit in de CPI te zien is als een prijsdaling van elektriciteit. Het heeft geen effect op de prijsontwikkeling van gas. Het betekent ook dat de totale uitgaven van huishoudens aan elektriciteit door de teruggave lager uitvallen (dan zonder de teruggave of een minder grote teruggave) en dat hierdoor ook de weging van elektriciteit in de CPI lager uitvalt.
De teruggave energiebelasting wordt in 2022 verhoogd naar 824,77 euro. Dit was 558,56 euro in 2021. Daarnaast wordt in 2022 ook de energiebelasting op elektriciteit verlaagd. Met de prijzen van januari 2021 zou een gemiddelde elektriciteitsrekening in 2021 uitkomen op 312 euro (871 euro minus de teruggave energiebelasting van bijna 559 euro1)). Door de hogere teruggave en de verlaging van de energiebelasting kan de prijs van elektriciteit in 2022 negatief worden als de teruggave volledig met de elektriciteitsrekening verrekend wordt en de prijs van elektriciteit in 2022 daalt. Dit geeft problemen voor de berekening van de CPI. Een prijsindex kan namelijk niet negatief worden en de prijsontwikkeling van elektriciteit zou geen weging meer hebben omdat consumenten er (netto) geen geld meer aan uitgeven.