Vrijwilligerswerk 2021
Over deze publicatie
In dit rapport staat het verrichten van vrijwilligerswerk door de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder in 2021 centraal. In dat jaar gaf 39 procent aan zich minstens één keer per jaar als vrijwilliger ingezet te hebben voor een organisatie of vereniging. Er is sprake van een daling ten opzichte van voorgaande jaren. In de periode 2012-2019 deed gemiddeld 49 procent vrijwilligerswerk, in het eerste coronajaar in 2020 was dat al gedaald naar 44 procent.
In 2021 is het reguliere deel over vrijwilligerswerk aangevuld met een aantal verdiepende vragen. Met een rapportcijfer is vastgesteld hoe tevreden de vrijwilligers zijn met het vrijwilligerswerk dat ze doen. Gemiddeld gaf men een 7,6 voor de tevredenheid. Aanvullend is gevraagd of men vrijwilligerswerk heeft gedaan voor een buurt- of inwonersinitiatief. Drie procent deed dat in 2021.
1. Inleiding
Op verzoek van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), is in 2021 in samenspraak met de Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (Vereniging NOV) een verdiepende module vrijwilligerswerk toegevoegd aan het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn 2021 (S&W). Dit betreft een aanvulling op het reguliere deel in S&W op basis waarvan informatie over het aandeel vrijwilligers in 13 soorten organisaties is verzameld.
Uit het reguliere vragenblok over vrijwilligerswerk blijkt dat in de periode 2012-2019 gemiddeld 49 procent van de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder aangaf zich minstens één keer per jaar als vrijwilliger ingezet te hebben voor een organisatie of vereniging. In 2020 was, (mede) door corona en daaraan gerelateerde maatregelen zoals lockdowns, het percentage vrijwilligers gedaald naar 44 procent. De meeste vrijwilligers zetten zich in voor sportverenigingen, scholen, jeugdwerk, verzorging en levensbeschouwelijke organisaties. Vrijwilligers werden vaker aangetroffen onder hoger opgeleiden en 35- tot 55-jarigen.
In 2021 is het reguliere deel aangevuld met een aantal verdiepende vragen. Aan degenen die vrijwilligerswerk deden werd onder andere gevraagd naar de tevredenheid over het vrijwilligerswerk. Naast het verrichten van vrijwilligerswerk voor een organisatie of vereniging kunnen mensen zich ook vrijwillig inzetten buiten een formele organisatie of vereniging om, zoals voor een burgercollectief of inwonersinitiatief. Voorbeelden hiervan zijn het samen opruimen van afval in de buurt, het oprichten van een broodfonds, of een andere samenwerking van burgers met een maatschappelijk doel. Ook is gevraagd of men vrijwilligerswerk heeft gedaan voor een burgercollectief of inwonersinitiatief, of een aanvraag van Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) een reden is geweest dat men geen vrijwilligerswerk deed en of werkgevers rekening houden met werknemers die vrijwilligerswerk doen.
In dit rapport staat het verrichten van vrijwilligerswerk door de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder in 2021 centraal. Het doel is allereerst om de resultaten van het reguliere deel en ontwikkelingen daarin ten opzichte van eerdere jaren te beschrijven. Daarnaast is dit onderzoek gericht op de verdiepende vragen.
Opgemerkt moet worden dat 2021 (net als 2020) een bijzonder jaar was vanwege corona en de maatregelen zoals lockdowns. Hiermee moet bij de interpretatie van de gegevens rekening worden gehouden. De verwachting is dat, door de beperktere mogelijkheden om vrijwilligerswerk te doen, het aandeel vrijwilligers in 2021 nog verder afnam.
2. Reguliere deel van het onderzoek
De resultaten in 2021 hebben betrekking op 6 690 respondenten in het onderzoek S&W 2021. Hiervan heeft 39 procent aangegeven in de afgelopen 12 maanden vrijwilligerswerk verricht te hebben voor één of meer organisaties of verenigingen. Dit aandeel verschilt significant met de eerdere jaren. Er was sprake van een daling in vrijwilligers vanaf 2020, en deze daling zet zich voort in 2021.
2.1 Vrijwilligers naar organisaties
Van de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder gaf in 2021 22 procent aan zich in de vier weken voorafgaand aan het interview ingezet te hebben als vrijwilliger voor een organisatie of vereniging (tabel 2.1.1). Dit percentage bleef vrij stabiel in de periode 2012-2019 (30 procent), maar is sinds 2020 fors gedaald.
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal: tenminste 1 keer per jaar vrijwillliger | 50,5 | 49,1 | 48,0 | 48,7 | 49,7 | 48,5 | 47,6 | 46,7 | 43,8 | 38,9 | |
Organisaties | Sportvereniging | 15,8 | 14,8 | 15,1 | 14,5 | 15,3 | 14,5 | 14,6 | 15,2 | 13,0 | 11,7 |
Organisaties | Verzorging | 9,2 | 8,6 | 8,6 | 8,3 | 9,5 | 8,7 | 8,8 | 7,8 | 7,3 | 6,3 |
Organisaties | School | 11,8 | 11,1 | 10,8 | 11,5 | 11,6 | 11,3 | 10,2 | 10,6 | 8,3 | 6,1 |
Organisaties | Jeugdwerk | 7,7 | 8,1 | 8,3 | 8,5 | 8,2 | 8,5 | 8,7 | 8,4 | 7,4 | 6,0 |
Organisaties | Levensbeschouwelijke organisatie | 8,3 | 8,3 | 7,7 | 8,1 | 7,6 | 7,4 | 7,6 | 6,7 | 6,3 | 5,9 |
Organisaties | Wijk of buurt | 5,2 | 5,2 | 5,1 | 4,7 | 5,3 | 4,7 | 5,6 | 5,7 | 4,5 | 4,2 |
Organisaties | Hobbyverenigingen | 5,5 | 4,9 | 4,5 | 4,9 | 5,3 | 4,5 | 4,5 | 4,7 | 4,3 | 3,9 |
Organisaties | Culturele verenigingen | 5,5 | 5,4 | 4,8 | 5,0 | 5,4 | 5,0 | 5,2 | 4,8 | 4,8 | 3,7 |
Organisaties | Vakbond of bedrijfsorganisatie | 2,5 | 2,5 | 2,4 | 2,1 | 2,8 | 2,2 | 2,2 | 2,7 | 2,1 | 2,2 |
Organisaties | Wonen | 2,2 | 2,0 | 2,1 | 1,9 | 2,0 | 1,8 | 2,2 | 2,2 | 1,6 | 2,0 |
Organisaties | Sociale hulpverlening | 1,6 | 1,8 | 1,7 | 1,8 | 2,0 | 2,0 | 1,9 | 1,9 | 1,6 | 1,8 |
Organisaties | Politieke organisatie | 1,5 | 1,3 | 1,4 | 1,4 | 1,5 | 1,2 | 1,3 | 1,3 | 1,1 | 1,1 |
Organisaties | Andere organisatie | 7,3 | 7,2 | 6,4 | 7,0 | 7,1 | 6,6 | 7,2 | 7,1 | 6,5 | 5,6 |
Afgelopen vier weken vrijwilliger | 30,7 | 30,0 | 29,5 | 31,1 | 30,3 | 29,8 | 29,9 | 30,5 | 20,9 | 22,3 | |
Er bestaan verschillen in de mate waarin mensen vrijwilligerswerk doen voor uiteenlopende organisaties of verenigingen. In 2021 zetten zich relatief veel mensen in als vrijwilliger bij sportverenigingen (12 procent), net als in de voorgaande jaren, gevolgd door verzorging, scholen, jeugdorganisaties, levensbeschouwelijke organisaties en een andere organisatie die niet in de eerder genoemde 12 organisaties past (6 procent). Vier procent van de bevolking deed vrijwilligerswerk ten behoeve van de wijk of buurt, of voor hobby- of gezelligheidsverenigingen en voor culturele verenigingen of organisaties. Voor vakbonden of bedrijfsorganisaties en organisaties voor wonen, politieke organisaties en sociale hulpverlening zijn relatief weinig vrijwilligers actief: 1-2 procent.
In vergelijking met 2020 is er sprake van een daling in het aandeel dat in 2021 vrijwilligerswerk deed voor scholen, jeugdwerk en culturele verenigingen.
Er is sterke variatie in de tijd die vrijwilligers wekelijks in hun vrijwilligerswerk hebben gestoken. Gemiddeld besteedden vrijwilligers in 2021 iets meer dan 4 uur per week aan vrijwilligerswerk. De grootste groep vrijwilligers, 32 procent, gaf aan minder dan één uur per week vrijwilligerswerk te hebben gedaan. Dit zijn mensen die een paar uur per jaar actief zijn als vrijwilliger. Een kwart (26 procent) is van 1 tot 3 uur per week actief en eveneens een kwart (26 procent) 3 tot 8 uur. 13 procent van de vrijwilligers is wekelijks 8 tot 20 uur actief. Meer dan 20 uur vrijwilligerswerk per week is voorbehouden aan 3 procent. De meeste uren per week werden gemiddeld besteed aan sociale hulpverlening en de minste aan activiteiten voor scholen.
Vergeleken met 2020 is in 2021 het aandeel vrijwilligers dat minder dan één uur vrijwilligerswerk per week deed lager: 32 tegen 37 procent, en het aandeel dat 1 tot 3 uur vrijwilligerswerk deed hoger: 26 tegen 23 procent (figuur 2.1.2).
Jaar | Minder dan 1 uur (% vrijwilligers) | 1 tot 3 uur (% vrijwilligers) | 3 tot 8 uur (% vrijwilligers) | 8 tot 20 uur (% vrijwilligers) | 20 uur of meer (% vrijwilligers) |
---|---|---|---|---|---|
2021 | 32 | 26 | 26 | 13 | 3 |
2020 | 37 | 23 | 24 | 12 | 4 |
2.2 Verschillen in vrijwilligerswerk tussen bevolkingsgroepen
In 2021 zijn vrijwilligers vaker te vinden onder de middelbare leeftijdsgroepen dan in de jongere en oudere leeftijdsgroepen (tabel 2.2.2). Het aandeel vrijwilligers is het hoogst onder 35- tot 55-jarigen (45 procent) en het laagst onder 75-plussers (27 procent) en onder 25- tot 35-jarigen (31 procent). De leeftijdsgroep 35- tot 45-jarigen, met vaak schoolgaande kinderen, is vergeleken met andere leeftijdsgroepen met 19 procent vooral actief op school. Mensen boven de 55 jaar zetten zich in vergelijking met andere leeftijdsgroepen relatief vaak in voor organisaties op het gebied van verzorging. De leeftijdsgroep 55- tot 65-jarigen doet vaker werk-gerelateerd vrijwilligerswerk dan de andere leeftijdsgroepen, en 65- tot 75- jarigen zijn relatief vaak vrijwilliger bij hobbyvereniging en bij levensbeschouwelijke organisaties. Gemiddeld besteedt een 65-plusser die vrijwilligerswerk doet daar wel meer uren aan dan mensen jonger dan 65 jaar. 65- tot 75-jarigen spenderen de meeste uren per week aan vrijwilligerswerk en 35- tot 45-jarigen de minste uren.
Vergeleken met 2020 is het aandeel vrijwilligers in 2021 afgenomen onder 15- tot 35-jarigen en 75-plussers (figuur 2.2.1). Bij de andere leeftijdsgroepen zijn er geen verschillen tussen de jaren.
vrijwilliger | 2021 (% ) | 2020 (% ) |
---|---|---|
Totaal | 38,9 | 43,8 |
15 tot 25 jaar | 38,1 | 44,1 |
25 tot 35 jaar | 30,8 | 39,8 |
35 tot 45 jaar | 44,5 | 48,9 |
45 tot 55 jaar | 44,6 | 48,2 |
55 tot 65 jaar | 39,2 | 43,0 |
65 tot 75 jaar | 43,6 | 44,2 |
75 jaar of ouder | 27,3 | 35,3 |
Mannen en vrouwen hebben zich in 2021 met 39 procent even vaak ingezet als vrijwilliger. Wel zijn er verschillen tussen mannen en vrouwen als naar het soort organisatie wordt gekeken waarvoor vrijwilligerswerk wordt gedaan. Zo zijn vrouwen ruim twee keer zo vaak als mannen actief in de verzorging (9 tegen 4 procent) en twee keer zo vaak voor een school (8 tegen 4 procent). Mannelijke vrijwilligers zijn daarentegen actiever op het gebied van sport (15 tegen 9 procent), hobbyverenigingen, voor politieke organisaties, woonomstandigheden en voor de buurt. Ook is er een verschil tussen mannen en vrouwen in het gemiddeld aantal uren per week dat aan vrijwilligerswerk wordt besteed: mannelijke vrijwilligers besteden gemiddeld meer uren aan vrijwilligerswerk dan vrouwelijke vrijwilligers.
Totaal | Sportvereniging | Verzorging | School | Jeugdwerk | Levens- beschouwelijke organisatie | Wijk of buurt | Hobbyvereniging | Culturele vereniging | Vakbond/ bedrijfsorganisatie | Wonen | Sociale hulpverlening | Politieke organisatie | Andere organisatie | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 38,9 | 11,7 | 6,3 | 6,1 | 6,0 | 5,9 | 4,2 | 3,9 | 3,7 | 2,2 | 2,0 | 1,8 | 1,1 | 5,6 | |
Geslacht | Mannen | 38,8 | 14,6 | 3,9 | 4,0 | 6,0 | 5,5 | 5,0 | 4,7 | 4,1 | 2,3 | 2,5 | 1,9 | 1,4 | 5,3 |
Geslacht | Vrouwen | 39,0 | 8,9 | 8,7 | 8,2 | 6,0 | 6,3 | 3,3 | 3,1 | 3,3 | 2,1 | 1,5 | 1,7 | 0,7 | 6,0 |
Leeftijd | 15 tot 25 jaar | 38,1 | 14,8 | 3,4 | 7,3 | 5,8 | 3,3 | 1,5 | 5,1 | 2,0 | 0,9 | 0,1 | 1,9 | 0,8 | 3,5 |
Leeftijd | 25 tot 35 jaar | 30,8 | 9,9 | 2,9 | 2,9 | 4,6 | 4,4 | 3,0 | 2,6 | 3,1 | 2,3 | 1,4 | 1,3 | 1,4 | 3,0 |
Leeftijd | 35 tot 45 jaar | 44,5 | 16,1 | 4,9 | 19,0 | 6,3 | 7,2 | 4,5 | 1,8 | 3,3 | 2,8 | 1,0 | 1,0 | 1,3 | 3,7 |
Leeftijd | 45 tot 55 jaar | 44,6 | 16,8 | 6,6 | 7,8 | 6,6 | 5,9 | 5,4 | 2,8 | 4,0 | 2,8 | 2,2 | 1,9 | 0,6 | 6,2 |
Leeftijd | 55 tot 65 jaar | 39,2 | 10,1 | 8,9 | 1,9 | 6,9 | 5,5 | 5,3 | 3,9 | 4,5 | 4,0 | 3,3 | 2,2 | 1,3 | 7,2 |
Leeftijd | 65 tot 75 jaar | 43,6 | 7,0 | 11,1 | 2,0 | 7,0 | 9,4 | 5,9 | 7,0 | 4,9 | 1,2 | 3,8 | 2,7 | 1,6 | 10,6 |
Leeftijd | 75 jaar en ouder | 27,3 | 4,1 | 7,0 | 0,7 | 4,1 | 6,7 | 2,8 | 4,9 | 4,5 | 0,3 | 2,2 | 1,3 | 0,1 | 5,2 |
Onderwijsniveau | Basisonderwijs | 23,2 | 4,6 | 3,3 | 3,9 | 5,2 | 3,9 | 1,9 | 2,3 | 0,9 | 0,8 | 1,0 | 0,7 | 0,6 | 2,0 |
Onderwijsniveau | Vmbo, avo onderbouw, mbo1 | 28,1 | 7,7 | 7,8 | 3,5 | 6,0 | 4,6 | 2,0 | 2,8 | 2,1 | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,1 | 3,3 |
Onderwijsniveau | Mbo2, 3, 4, havo, vwo | 39,0 | 11,5 | 6,1 | 6,2 | 6,0 | 6,0 | 4,3 | 4,6 | 3,6 | 2,1 | 2,0 | 1,4 | 0,7 | 5,6 |
Onderwijsniveau | Hbo, wo bachelor | 49,0 | 15,8 | 6,3 | 8,2 | 7,2 | 7,3 | 5,6 | 4,5 | 5,3 | 3,0 | 2,8 | 2,4 | 2,0 | 7,4 |
Onderwijsniveau | Wo, master, doctor | 48,9 | 16,2 | 7,3 | 8,3 | 4,7 | 6,9 | 6,1 | 3,7 | 5,5 | 4,1 | 3,2 | 3,7 | 2,0 | 8,3 |
Huishoudensinkomen | Eerste (laagste) kwartielgroep | 32,5 | 7,0 | 5,5 | 6,4 | 5,5 | 5,7 | 3,0 | 4,0 | 3,4 | 1,5 | 1,7 | 1,6 | 0,8 | 4,3 |
Huishoudensinkomen | Tweede kwartielgroep | 33,9 | 9,9 | 6,1 | 4,5 | 5,4 | 6,0 | 3,8 | 3,2 | 3,4 | 1,5 | 2,1 | 1,5 | 1,0 | 5,4 |
Huishoudensinkomen | Derde kwartielgroep | 41,8 | 13,0 | 7,1 | 7,2 | 6,8 | 6,4 | 4,2 | 4,5 | 3,4 | 2,3 | 1,8 | 1,7 | 0,8 | 5,4 |
Huishoudensinkomen | Vierde (hoogste) kwartielgroep | 44,4 | 15,2 | 6,7 | 6,6 | 6,1 | 5,9 | 5,0 | 4,0 | 4,5 | 2,9 | 2,4 | 2,1 | 1,4 | 6,5 |
Betaald werk | Betaald werk | 40,3 | 14,5 | 5,4 | 7,3 | 5,6 | 5,6 | 4,3 | 3,4 | 3,7 | 3,0 | 1,8 | 1,7 | 1,2 | 4,7 |
Betaald werk | Exclusief 67 jaar of ouder | 40,2 | 14,6 | 5,2 | 7,4 | 5,6 | 5,5 | 4,2 | 3,4 | 3,6 | 3,0 | 1,7 | 1,6 | 1,2 | 4,5 |
Betaald werk | Geen betaald werk | 36,1 | 6,5 | 8,1 | 4,0 | 6,8 | 6,6 | 3,8 | 4,9 | 3,7 | 0,6 | 2,5 | 2,0 | 0,7 | 7,3 |
Betaald werk | Exclusief 67 jaar of ouder | 38,3 | 7,7 | 7,4 | 7,3 | 8,0 | 5,0 | 3,6 | 3,2 | 2,9 | 0,9 | 2,0 | 2,1 | 0,7 | 7,2 |
Herkomst | Nederlandse achtergrond | 41,5 | 12,7 | 6,9 | 6,2 | 6,4 | 6,3 | 4,4 | 4,4 | 4,2 | 2,3 | 2,5 | 1,8 | 1,1 | 6,0 |
Herkomst | Migratieachtergrond | 30,6 | 8,6 | 4,5 | 5,9 | 4,9 | 4,9 | 3,3 | 2,3 | 2,3 | 1,9 | 0,6 | 1,6 | 1,1 | 4,4 |
Kerkelijke gezindte | Geen denominatie | 36,1 | 13,1 | 4,6 | 6,6 | 4,9 | 0,3 | 3,9 | 3,6 | 3,4 | 2,3 | 1,9 | 1,7 | 0,9 | 5,1 |
Kerkelijke gezindte | Denominatie | 43,3 | 10,4 | 8,8 | 5,6 | 7,4 | 14,2 | 4,7 | 4,1 | 4,4 | 2,1 | 2,2 | 2,1 | 1,2 | 6,2 |
Stedelijkheid woongemeente | Zeer sterk stedelijk | 34,3 | 9,6 | 4,4 | 5,4 | 5,0 | 3,8 | 3,8 | 3,8 | 3,3 | 2,5 | 2,6 | 2,2 | 1,3 | 5,0 |
Stedelijkheid woongemeente | Sterk stedelijk | 37,6 | 11,1 | 5,7 | 6,5 | 5,9 | 5,6 | 3,7 | 2,9 | 2,9 | 2,1 | 2,2 | 2,0 | 1,1 | 5,5 |
Stedelijkheid woongemeente | Matig stedelijk | 40,0 | 13,3 | 7,0 | 5,9 | 5,3 | 6,4 | 4,2 | 3,1 | 3,4 | 1,9 | 1,7 | 1,2 | 1,0 | 5,1 |
Stedelijkheid woongemeente | Weinig stedelijk | 42,5 | 13,9 | 8,3 | 6,5 | 7,7 | 7,5 | 4,1 | 5,4 | 4,6 | 2,7 | 1,5 | 1,7 | 0,8 | 5,8 |
Stedelijkheid woongemeente | Niet stedelijk | 46,3 | 11,6 | 8,2 | 6,5 | 6,3 | 9,3 | 7,0 | 5,8 | 6,5 | 0,9 | 1,5 | 1,3 | 1,0 | 8,5 |
Mensen met een hoog onderwijsniveau (afgeronde hbo, wo bachelor en wo, master, doctor) zijn vaker vrijwilliger dan mensen met een lager onderwijsniveau. Waar van de hoog opgeleiden bijna de helft actief is als vrijwilliger, blijft dat bij de laagst opgeleiden beperkt tot iets minder dan een kwart. Hoger opgeleiden zetten zich vooral vaker dan lager opgeleiden in voor een school, een sportvereniging, culturele vereniging, politieke organisaties, vakbond of bedrijfsorganisaties, sociale hulpverlening en voor de buurt. Lager opgeleiden besteden gemiddeld wel meer uren aan vrijwilligerswerk dan hoger opgeleiden.
In 2021 deden minder mensen met een afgeronde vmbo en mbo, havo en vwo opleiding vrijwilligerswerk dan in 2020 (figuur 2.2.3). De daling van het percentage vrijwilligers binnen de andere (drie) onderwijsniveaus is niet significant.
vrijwilliger | 2021 (% personen van 15 jaar of ouder) | 2020 (% personen van 15 jaar of ouder) |
---|---|---|
Totaal | 38,9 | 43,8 |
Basisonderwijs | 23,2 | 27,3 |
Vmbo,avo,onderbouw mbo | 28,1 | 37,1 |
Mbo 2, 3, 4, havo, vwo | 39,0 | 44,2 |
Hbo, wo bachelor | 49,0 | 52,3 |
Wo, master, doctor | 48,9 | 53,2 |
Mensen met een hoog huishoudensinkomen doen over het algemeen vaker vrijwilligerswerk dan mensen met een laag huishoudensinkomen: 44 tegen 32 procent. Het verschil zit voornamelijk op het gebied van sport (15 versus 7 procent).
Werkenden zijn vaker vrijwilliger dan niet-werkenden: 40 tegen 36 procent. Dit verschil komt echter voor rekening van verschillen tussen werkenden en niet-werkenden in leeftijd en onderwijsniveau. Aangezien onder niet-werkenden relatief veel mensen 67 jaar of ouder zijn – en er in deze groep een lager percentage vrijwilligers is - is voor een betere vergelijking deze analyse ook uitgevoerd zonder de 67-plussers. Dit resulteert in een hoger percentage vrijwilligers (38 procent) onder mensen zonder betaald werk, waardoor er geen significant verschil is tussen werkenden en niet-werkenden.
Als we naar het gemiddeld aantal uren per week kijken, dan valt op dat mensen zonder betaald werk meer tijd besteden aan vrijwilligerswerk dan mensen met betaald werk. Dit geldt ook als 67-plussers niet meegenomen worden bij mensen zonder betaald werk.
Ook de migratieachtergrond is onderscheidend. Ruim 40 procent van de 15-plussers met een Nederlandse achtergrond is vrijwilliger, bij degenen met een migratieachtergrond is dat 31 procent. Het verschil kan niet verklaard worden door verschillen in leeftijdsopbouw of onderwijsniveau tussen de groepen.
Personen die zichzelf rekenen tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering zijn met 43 procent vaker actief als vrijwilliger dan mensen zonder denominatie (36 procent). Mensen met denominatie doen vaker vrijwilligerswerk voor de kerk maar ook zetten zij zich vaker in voor andere organisaties (zoals verzorging en jeugdwerk), dan mensen zonder denominatie. Andersom zetten mensen zonder denominatie zich vaker in als vrijwilliger voor een sportvereniging.
Inwoners van niet of weinig stedelijke woongemeenten doen ten slotte vaker vrijwilligerswerk dan inwoners van (zeer) sterk stedelijke woongemeenten.
3. Aanvullend deel van het onderzoek in 2021
Het voornaamste doel van de aanvullende vragen over vrijwilligerswerk in 2021 was om meer informatie te verkrijgen over een aantal aspecten van vrijwilligerswerk, waaronder de tevredenheid, of mensen vrijwilligerswerk doen voor een burgerinitiatief of inwonersinitiatief, of een VOG aanvraag een belemmering is om vrijwilligerswerk te doen en of werkgevers rekening houden met werknemers die vrijwilligerswerk doen.
3.1 Tevredenheid
Met een rapportcijfer is vastgesteld hoe tevreden de vrijwilligers zijn met het vrijwilligerswerk dat ze het afgelopen jaar hebben gedaan. Gemiddeld gaf men een 7,6 voor de tevredenheid, net als in 2020. Er is weinig variatie in tevredenheid tussen het soort vrijwilligerswerk. Het laagste cijfer (7,2) gaven de vrijwilligers die actief waren voor organisaties op het terrein van wonen, woonomstandigheden of huurdersbelangen. Het hoogste cijfer (7,8) gaven de vrijwilligers die zich inzetten voor kerk, moskee, levensbeschouwelijke groepering, verzorging of voor een andere organisatie, die niet eerder genoemd is. Vergeleken met 2020 zijn vrijwilligers in de verzorging, wijk en buurt en in de politiek in 2021 tevredener geworden met dat vrijwilligerswerk (tabel 3.1.1).
Het meest tevreden waren de 65- tot 75-jarigen (rapportcijfer 7,9) en het minst de 45-tot 55-jarigen (7,5). Lager opgeleiden gaven een hoger rapportcijfer voor tevredenheid dan hoger opgeleiden. Mannen en vrouwen verschilden niet in tevredenheid.
Organisaties | Tevredenheid | |
---|---|---|
2020 | 2021 | |
Kerk, moskee/levensbeschouwelijke groepering | 7,8 | 7,8 |
Verzorging of verpleging | 7,6 | 7,8 |
Andere organisatie | 7,9 | 7,8 |
Culturele verenigingen | 7,8 | 7,7 |
Jeugd/buurthuiswerk/ leider van scouting | 7,8 | 7,7 |
Sociale hulpverlening, rechtshulp, reclassering of slachtofferhulp | 7,6 | 7,7 |
Wijk of buurt | 7,4 | 7,7 |
Sportvereniging | 7,5 | 7,6 |
School | 7,5 | 7,6 |
Hobby/ gezelligheidsverenigingen | 7,7 | 7,6 |
Politieke partij of actiegroep | 7,3 | 7,6 |
Vakbond of bedrijfsorganisatie | 7,3 | 7,3 |
Wonen, woonomstandigheden of huurdersbelangen | 7,2 | 7,2 |
3.2 Burgercollectief of inwonersinitiatief
Naast het verrichten van vrijwilligerswerk voor een organisatie of vereniging kunnen mensen zich ook vrijwillig inzetten buiten een formele organisatie of vereniging om, zoals voor een burgercollectief of inwonersinitiatief. Voorbeelden hiervan, ook aangehaald in de vraagtekst, zijn het samen opruimen van afval in de buurt, het oprichten van een broodfonds, of een andere samenwerking van burgers met een maatschappelijk doel. In 2021 is gevraagd of mensen in de afgelopen 12 maanden vrijwilligerswerk hebben gedaan op dit gebied. Drie procent gaf aan vrijwilligerswerk verricht te hebben in de afgelopen 12 maanden voor een burgercollectief of inwonersinitiatief. Om meer inzicht te krijgen wat voor vrijwilligerswerk mensen hebben gedaan voor een burgercollectief of inwonersinitiatief is een korte omschrijving gevraagd van het werk wat ze deden (Kunt u een korte omschrijving geven van dit burgercollectief of inwonersinitiatief?). De meeste mensen noemden afval opruimen in de buurt, buurt schoon houden, opknappen van de buurt met buurtgenoten en planten in de buurt onderhouden. Daarnaast waren de volgende activiteiten genoemd: buurtpreventie, boodschappen doen voor buurtbewoners tijdens corona, brunch/koffie-uurtje in de buurt verzorgen, behoud landschapscultuur, broodfonds, burgerinitiatief parkbehoud en geluidsscherm, fietsen met gehandicapte dorpsgenoot en klussendag.
Van de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder gaf 1,4 procent aan zich in de vier weken voorafgaand aan het interview ingezet te hebben als vrijwilliger voor een burgercollectief of inwonersinitiatief. Gemiddeld hebben mensen minder dan een uur per week besteed aan vrijwilligerswerk voor een burgercollectief of inwonersinitiatief.
Vrijwilligers voor een burgercollectief of inwonersinitiatief zijn vooral te vinden onder de leeftijdsgroep 45- tot 55-jarigen: van hen deed 5 procent dit vrijwilligerswerk. Het minst vaak zijn 15- tot 25-jarigen actief als vrijwilliger voor een burgercollectief of inwonersinitiatief (1 procent). Mensen met een hoog onderwijsniveau zijn vaker vrijwilliger (5 procent) dan mensen met een lager onderwijsniveau (2 procent). Mannen en vrouwen verschillen niet in het verrichten van vrijwilligerswerk voor een burgercollectief of inwonersinitiatief.
Met een rapportcijfer is vastgesteld hoe tevreden de vrijwilligers waren met het vrijwilligerswerk dat ze het afgelopen jaar hebben gedaan voor een burgercollectief of inwonersinitiatief. Gemiddeld gaf men een 7,6 voor de tevredenheid.
3.3 Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)
Een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) is soms nodig om als vrijwilliger te mogen werken. Dit is een verklaring waaruit blijkt dat iemand geen strafblad heeft of dat het strafblad geen bezwaar vormt voor het uitoefenen van een bepaalde functie. Justis screent personen die een VOG aanvragen en geeft de VOG’s af. Dankzij de Regeling Gratis VOG is het aanvragen van VOG’s voor vrijwilligers door de organisatie kosteloos. De organisatie moet aan voorwaarden voldoen om toegang tot de Regeling Gratis VOG te krijgen. De organisatie kan daarna voor de vrijwilligers een aanvraag indienen met een E-herkenning. In 2021 is de vraag gesteld aan mensen die geen vrijwilligerswerk hebben gedaan in de afgelopen 12 maanden of het aanvragen van een VOG een reden is geweest om in de afgelopen 12 maanden geen vrijwilligerswerk te doen. Voor degenen die actief waren als vrijwilliger is de vraag gesteld of zij in de afgelopen 12 maanden ander vrijwilligerswerk wilden doen, maar dit niet gedaan omdat zij daarvoor een VOG moesten aanvragen. Slechts voor 1 procent van de bevolking van 15 jaar of ouder was het aanvragen van een VOG een reden geweest om geen of geen ander vrijwilligerswerk te doen. Vijf procent zei dat hij/zij dat niet wist en 94 procent gaf het antwoord dat dat niet de reden was.
3.4 Houding van de werkgever
In 2021 is aan mensen met een betaalde baan de vraag gesteld of hun werkgever rekening houdt met werknemers die vrijwilligerswerk doen, bijvoorbeeld om vrijwilligerswerk te kunnen doen onder werktijd, of het schenken van geld of materialen om vrijwilligerswerk te doen. Bijna de helft (48 procent) antwoordde dat hij/zij dat niet wist. Een derde (34 procent) gaf aan dat dat niet het geval is en 18 procent zei dat de werkgever wel rekening houdt met werknemers die vrijwilligerswerk doen. Het verschil in antwoorden tussen mensen die het afgelopen jaar wel actief waren als vrijwilliger en mensen die geen vrijwilligerswerk deden is opvallend (figuur 3.4.1). Vrijwilligers antwoordden vaker dat het wel het geval is (23 procent) dan degenen die geen vrijwilligerswerk deden (14 procent). Vrijwilligers gaven minder vaak aan dat zij het niet wisten (41 procent) dan geen vrijwilligers (53 procent).
Mening | Ja (% van 15 jaar of ouder) | Nee (% van 15 jaar of ouder) | Weet niet (% van 15 jaar of ouder) |
---|---|---|---|
Totaal | 18 | 34 | 48 |
Vrijwilligers | 23 | 36 | 41 |
Geen vrijwilligers | 14 | 33 | 53 |
4. Samenvatting en conclusie
4.1 Vrijwilligerswerk: het reguliere onderzoeksdeel
In 2021 gaf 39 procent van de bevolking van 15 jaar of ouder aan zich minstens één keer per jaar als vrijwilliger ingezet te hebben voor een organisatie of vereniging. Er is sprake van een daling ten opzichte van de voorgaande jaren. Tussen 2012 en 2019 (vóór corona) was dat gemiddeld 49 procent, in 2020 (eerste coronajaar) was 44 procent actief als vrijwilliger. Vooral het aandeel dat in de afgelopen vier weken vrijwilligers werk deed is relatief sterk gedaald van 30 procent in voorgaande jaren tot respectievelijk 21 en 22 procent in 2020 en 2021. In 2021 waren er vooral minder vrijwilligers voor scholen, jeugdwerk en culturele organisaties. Deze daling kan deels het gevolg zijn van corona. Immers, veel vrijwilligerswerk was niet mogelijk door de maatregelen.
De meeste vrijwilligers zetten zich, net als in voorgaande jaren, in voor sportverenigingen, verzorging, scholen, jeugdwerk en levensbeschouwelijke organisaties. Gemiddeld besteedden vrijwilligers iets meer dan 4 uur per week aan vrijwilligerswerk. Vergeleken met 2020 waren er minder vrijwilligers in 2021 actief, maar het aandeel vrijwilligers dat 1 tot 3 uur vrijwilligerswerk deed was hoger in 2021 en het aandeel dat minder dan één uur vrijwilligerswerk deed was lager.
Er zijn verschillen tussen bevolkingsgroepen. Zo zijn vrijwilligers vaker te vinden onder de middelbare leeftijdsgroepen dan onder de jongere en oudere leeftijdsgroepen. Vrouwen en mannen doen even vaak vrijwilligerswerk. Wel verschillen mannen en vrouwen naar het soort organisatie waarvoor ze het vrijwilligerswerk doen: vrouwen zijn ongeveer twee keer zo vaak als mannen actief in de verzorging en voor een school, terwijl mannen bijvoorbeeld vaker vrijwilliger zijn bij sportverenigingen. Mensen met een hoog onderwijsniveau en een hoog huishoudensinkomen zijn vaker vrijwilliger dan mensen met een lager onderwijsniveau en een laag huishoudensinkomen. Mensen met een Nederlandse achtergrond zijn vaker vrijwilliger dan degenen met een migratieachtergrond. Verschillen zijn ook te zien tussen personen die zich al dan niet rekenen tot een kerkelijke gezindte. Mensen die behoren tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering zijn vaker actief als vrijwilliger dan mensen zonder denominatie. Maar ook inwoners van niet of weinig stedelijke woongemeenten zijn vaker vrijwilliger dan degenen in (zeer) sterk stedelijke woongemeenten.
4.2 Vrijwilligerswerk: het aanvullende onderzoeksdeel
Het voornaamste doel van de aanvullende vragen over vrijwilligerswerk was om meer informatie te verkrijgen over een aantal aspecten van vrijwilligerswerk, waaronder tevredenheid, vrijwilligerswerk doen voor een burgercollectief of inwonersinitiatief, VOG aanvragen en of werkgevers vrijwilligerswerk steunen. Met een rapportcijfer is vastgesteld hoe tevreden de vrijwilligers zijn met het vrijwilligerswerk dat ze doen. Gemiddeld gaf men een 7,6 voor de tevredenheid. Er is weinig variatie tussen het soort vrijwilligerswerk. Het meest tevreden zijn de 65- tot 75-jarigen en het minst de 45-tot 55-jarigen. Lager opgeleiden zijn tevredener dan hoger opgeleiden. Mannen en vrouwen verschillen niet in tevredenheid.
Drie procent van de bevolking van 15 jaar of ouder gaf aan in de afgelopen 12 maanden vrijwilligerswerk verricht te hebben voor een burgercollectief of inwonersinitiatief; 1,4 procent deed dat in de vier weken voorafgaand aan het interview. Gemiddeld hebben mensen minder dan een uur per week besteed aan vrijwilligerswerk voor een burgercollectief of inwonersinitiatief en gaven met een 7,6 aan hier tevreden over te zijn.
Een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) is soms nodig om als vrijwilliger te mogen werken. Slechts voor 1 procent van de bevolking van 15 jaar of ouder was het aanvragen van een VOG een reden geweest om geen of geen ander vrijwilligerswerk te doen.
Op de vraag of de werkgever rekening houdt met werknemers die vrijwilligerswerk doen, antwoordde bijna een kwart van de vrijwilligers bevestigend. Mensen die geen vrijwilligerswerk deden gaven vaker aan dan vrijwilligers dat zij het niet wisten.
Technische toelichting
Data
Voor dit rapport is gebruik gemaakt van gegevens uit het onderzoek Sociale samenhang en welzijn (S&W) 2012/2021. In dit onderzoek is onder meer gevraagd naar de sociale en maatschappelijke participatie van mensen van 15 jaar of ouder, waaronder het verrichten van vrijwilligerswerk. In totaal zijn in 2012/2021 gegevens beschikbaar van 75 726 personen (2012: 7 949, 2013: 7 384, 2014: 7 627, 2015: 7 614, 2016: 7 467, 2017: 7 654, 2018: 7 853, 2019: 7 652, 2020: 7.836 en 2021: 6 690).
Vrijwilligerswerk
Er is aan respondenten gevraagd of zij in de 12 maanden voorafgaand aan de enquête vrijwilligerswerk hebben gedaan voor bepaalde organisaties of verenigingen. Daarbij werden 13 typen organisaties of verenigingen onderscheiden.
De vraag luidde als volgt: “De volgende vragen gaan over vrijwilligerswerk. Sommige mensen doen vrijwilligerswerk voor organisaties of verenigingen. Het kan daarbij gaan om bestuurlijk werk of andere activiteiten. Kunt u bij de volgende organisaties en verenigingen steeds aangeven of u daarvoor in de afgelopen 12 maanden als vrijwilliger bepaald soort werk heeft gedaan? Heeft u in de afgelopen 12 maanden wel eens vrijwilligerswerk gedaan:
- in het jeugd- en buurthuiswerk of als leider van scouting,
- op school, zoals bijvoorbeeld hulp op school, de oudercommissie, schoolbestuur, werken in de bibliotheek of als leesouder,
- in de verzorging of verpleging, zoals bijvoorbeeld bejaardenzorg, kinderopvang, kruiswerk, zieken bezoeken, collecteren voor gezondheidsorganisaties, welfarewerk in het ziekenhuis of assisteren bij stervensbegeleiding,
- voor een sportvereniging, in het bestuur of bijvoorbeeld werken in de kantine, organisatie, trainen of zaalbeheer,
- voor culturele verenigingen, zoals bijvoorbeeld een muziek- of toneelvereniging of een tekenclub,
- voor hobby- of gezelligheidsverenigingen,
- voor de kerk, moskee of levensbeschouwing, zoals bijvoorbeeld de kerkenraad, parochieraad, moskeevereniging, huisbezoek, of het rondbrengen van blaadjes,
- voor de vakbond of bedrijfsorganisatie, zoals bijvoorbeeld de ondernemingsraad of personeelsvereniging,
- voor een politieke partij of actiegroep,
- op het gebied van sociale hulpverlening, rechtshulp, reclassering of slachtofferhulp,
- op het gebied van wonen, woonomstandigheden of huurdersbelangen,
- ten behoeve van de wijk of de buurt of
- voor organisaties op een ander gebied?”.
Daarnaast is voor elke organisatie waarvoor vrijwilligerswerk werd gedaan een aantal vervolgvragen gesteld: er is gevraagd naar het aantal verschillende organisaties binnen de betreffende soort organisatie (“Was dat voor één of meer organisaties op het gebied van …..?”), hoeveelheid tijd er aan vrijwilligerswerk besteed wordt (“Kunt u aangeven hoeveel tijd u ongeveer besteed heeft aan vrijwilligerswerk voor deze organisatie in de afgelopen 12 maanden? U kunt een schatting geven van het gemiddeld aantal uren per week of van het totaal aantal uren per jaar.”). Ook is gevraagd of mensen de afgelopen 4 weken vrijwilligerswerk hebben gedaan voor een organisatie (“Heeft u in de afgelopen vier weken vrijwilligerswerk gedaan voor deze organisatie?”).
Aanvullende vrijwilligersvragen
Tevredenheid. Met een rapportcijfer is vastgesteld hoe tevreden de vrijwilligers zijn met het vrijwilligerswerk dat ze doen. De vraag was: “Op een schaal van 1 tot en met 10, hoe tevreden bent u met het vrijwilligerswerk dat u in de afgelopen 12 maanden heeft gedaan? Een 1 staat hierbij voor zeer ontevreden en een 10 voor zeer tevreden”.
Burgercollectief. De volgende vraag was gesteld: “Naast vrijwilligerswerk voor organisaties of verenigingen doen sommige mensen vrijwilligerswerk voor een burgercollectief of inwonersinitiatief. Denk bijvoorbeeld aan het samen opruimen van afval in de buurt, het oprichten van een broodfonds, of een andere samenwerking van burgers met een maatschappelijk doel. Heeft u in de afgelopen 12 maanden wel eens vrijwilligerswerk gedaan voor een burgercollectief of inwonersinitiatief?”). Ook is gevraagd om een korte omschrijving te geven van dit burgercollectief of inwonersinitiatief. Daarnaast was de vraag gesteld hoeveelheid tijd aan dit vrijwilligerswerk besteed wordt (“Kunt u aangeven hoeveel tijd u ongeveer besteed heeft aan dit vrijwilligerswerk in de afgelopen 12 maanden? U kunt een schatting geven van het gemiddeld aantal uren per week of van het totaal aantal uren per jaar.”). Ook is gevraagd of mensen de afgelopen 4 weken dit vrijwilligerswerk hebben gedaan (“Heeft u in de afgelopen vier weken vrijwilligerswerk gedaan voor dit burgercollectief of inwonersinitiatief ?”), en hoe tevreden mensen zijn met het vrijwilligerswerk dat ze deden voor een burgercollectief of inwonersinitiatief.
Verklaring omtrent het gedrag (VOG). De vraag is gesteld aan mensen die geen vrijwilligerswerk hebben gedaan in de afgelopen 12 maanden of het aanvragen van een VOG een reden is geweest om in de afgelopen 12 maanden geen vrijwilligerswerk te doen. Voor degenen die actief waren als vrijwilliger is de vraag gesteld of zij in de afgelopen 12 maanden ander vrijwilligerswerk wilden doen, maar dit niet gedaan omdat zij daarvoor een VOG moesten aanvragen.
Houding van de werkgevers. De vraag was: “Houdt uw werkgever rekening met werknemers die vrijwilligerswerk doen? Denk bijvoorbeeld aan vrijwilligerswerk doen onder werktijd, of het schenken van geld of materialen om vrijwilligerswerk te doen”.
Persoonskenmerken en andere kenmerken
Informatie over migratieachtergrond, het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen (ingedeeld in kwartielgroepen) en stedelijkheid van de woongemeente is afkomstig uit registers en is aan de enquêtegegevens gekoppeld. Respondenten is gevraagd naar hun geslacht, leeftijd en hoogst voltooide onderwijsniveau. Het hoogst voltooide onderwijsniveau bestaat uit de categorieën ‘basisonderwijs’, ’vmbo, avo onderbouw, mbo1’, ‘mbo2, 3, 4, havo, vwo’, ‘hbo, wo bachelor’ en ‘wo, master, doctor’. Religiositeit is vastgesteld aan de hand van denominatie. Gevraagd is of men zich wel of niet tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering rekent. Betaald werk is vastgesteld met de vraag: “Heeft u op dit moment betaald werk? Ook 1 uur per week of een kortere periode telt al mee, evenals freelance werk”.