Onderweg in Nederland (ODiN) 2021 - Onderzoeksbeschrijving
Over deze publicatie
Het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) verschaft adequate informatie over de dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking beschreven naar plaats van herkomst, bestemming, tijdstip waarop het vervoer plaatsvindt, gebruikte vervoermiddelen en de reismotieven voor de verplaatsingen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De onderzoeksbeschrijving over het onderzoeksjaar 2021 bevat een globale beschrijving van de uitvoering van het onderzoek in dat jaar.
1. Inleiding
Dit document geeft een globale beschrijving van de uitvoering van het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) in 2021.
1.1 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 zijn een aantal kenmerken van het ODiN beschreven, zoals het doel, de onderzoeksfasen en het meer- en maatwerk. De belangrijkste verschillen tussen ODiN 2021 ten opzichte van ODiN 2020 staan vermeld in hoofdstuk 3. De hoofdstukken 4 tot en met 6 beschrijven respectievelijk de steekproeftrekking, het veldwerk en het verwerkingsproces van het onderzoek.
In bijlage A wordt een aantal zaken toegelicht die van belang zijn bij het gebruik van het ODiN-databestand en de interpretatie van de resultaten. Bijlage B bevat de deelgebieden van het meerwerk en bijlage C het weegmodel. Enkele kerncijfers op basis van ODiN 2021 zijn te vinden in bijlage D. Marges behorende bij de randtotalen van de gepresenteerde kerncijfers staan in bijlage E. Meer gedetailleerde resultaten worden gepubliceerd op StatLine, de elektronische databank van het CBS.
1.2 Meer informatie
De databestanden van ODiN en OViN kunnen rechtstreeks gedownload worden via DANS (Data Archiving and Networked Services):
http://easy.dans.knaw.nl
Voor het uitvoeren van uitgebreide analyses, eventueel met gebruik van andere data van het CBS, kan informatie gevonden worden op:
https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/maatwerk-en-microdata/microdata-zelf-onderzoek-doen
Voor publicaties over het thema verkeer en vervoer, waaronder ODiN-cijfers, kunt u de internetsite van het CBS raadplegen:
https://www.cbs.nl/nl-nl/maatschappij/verkeer-en-vervoer
Als u vragen heeft naar aanleiding van de documentatie, dan kunt u via onderstaand e-mailadres terecht bij de infoservice van het CBS:
infoservice@cbs.nl
2. Onderweg in Nederland (ODiN)
Sinds 1978 onderzoekt het CBS de mobiliteit van personen in Nederland. Tussen 1978 en 2004 gebeurde dit onder de naam Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG). In de periode 2004 tot en met 2009 werd het onderzoek in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerd door het bureau SocialData onder de naam Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON). Met ingang van 2010 kwam de uitvoering van het mobiliteitsonderzoek weer terug bij het CBS, als Onderzoek Verplaatsingen in Nederland (OViN). Het laatste onderzoeksjaar waarvoor op de OViN-werkwijze het mobiliteitsonderzoek is uitgevoerd is 2017. Met ingang van 2018 is het onderzoek gewijzigd en gaat het verder onder de naam Onderweg in Nederland, kortweg ODiN.
2.1 Doel van het onderzoek
Het doel van het ODiN is om bruikbare informatie te leveren over de dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking ten behoeve van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, andere beleids- en onderzoeksinstanties en de maatschappij. De informatie wordt onder andere gebruikt bij het ontwikkelen en toetsen van het verkeer- en vervoerbeleid in Nederland.
Het ODiN bestaat uit een basisonderzoek op landelijk niveau en eventuele verdichtingen of aanvullende onderzoeken. Het basisonderzoek is een continu onderzoek naar het verplaatsingsgedrag van inwoners van Nederland dat dagelijks plaatsvindt. Aan de respondenten wordt gevraagd om voor één bepaalde dag van het jaar op te geven waar ze die dag naartoe zijn gegaan, met welk doel, met welk vervoermiddel en hoe lang het duurde om er te komen. Daarnaast zijn er vragen naar andere relevante zaken zoals (elektrische) fietsbezit, gemiddeld gebruik van vervoermiddelen en vragen over onderwijs en maatschappelijke positie. Aanvullend worden gegevens, bijvoorbeeld voertuig- en rijbewijsbezit, gekoppeld uit registers.
Op grond van dit onderzoek kan informatie worden verkregen over alle dagelijkse verplaatsingen, ook tijdens vakantie, door inwoners van Nederland op Nederlands grondgebied.
2.2 Onderzoeksprocessen
Het onderzoek wordt in drie hoofdfases uitgevoerd, te weten:
- Steekproeftrekking
- Veldwerk
- Verwerking
Tijdens de steekproeftrekking wordt bepaald welke personen een uitnodiging ontvangen om mee te doen aan het onderzoek. Ook wordt dan aan elke steekproefpersoon een weekdag toegekend waarover deze persoon zijn of haar gegevens dient in te vullen. Na de steekproeftrekking volgt het veldwerk. Dit omvat het samenstellen en verzenden van het enquêtemateriaal en het verzamelen van de respons. De verzamelde gegevens worden gecodeerd en opgenomen in een veldwerkbestand. De data in het veldwerkbestand wordt gecontroleerd, aangevuld en bewerkt in het verwerkingsproces. De weging is een belangrijk onderdeel van de verwerking. Daarbij worden de weegfactoren bepaald om de gegevens zo representatief mogelijk te maken voor de hele Nederlandse bevolking. De weegfactoren worden gekoppeld aan het bestand waarna analyses met gewogen resultaten uitgevoerd kunnen worden. In de hoofdstukken 4 tot en met 6 worden de fases nader toegelicht.
2.3 Meer- en maatwerk
Het ODiN basisonderzoek levert op nationaal niveau informatie over het verplaatsingsgedrag van inwoners van Nederland van 6 jaar of ouder. ODiN-gebruikers kunnen echter behoefte hebben aan aanvullende informatie. Aanvullende informatiebehoefte op aanvraag kent twee vormen. In de eerste plaats kan er behoefte zijn aan een vergroting van de responsaantallen op regionaal niveau. Daarnaast kan er gevraagd worden naar aanvullende (verbredende of verdiepende) informatie over een specifiek (beleids)thema. In het eerste geval spreken we van meerwerk, in het tweede geval van maatwerk.
Meerwerk is een optie wanneer de steekproef en de respons van het basisonderzoek onvoldoende groot zijn om op een lager aggregatieniveau betrouwbare uitspraken te doen. Het basisonderzoek kan wel worden gebruikt om uitspraken te doen over het verplaatsingsgedrag in heel Nederland, maar bijvoorbeeld niet over het verplaatsingsgedrag in de regio Arnhem-Nijmegen. Wanneer in zo’n regio meer respondenten voor het ODiN worden benaderd, kan verdiepend onderzoek op regionaal niveau wél plaatsvinden. Deze extra respondenten krijgen dezelfde vragen als in het basisonderzoek. De responsen van de meerwerkrespondenten worden altijd samen gewogen met die van het basisonderzoek en ook samen met de landelijke responsen geleverd in één databestand.
Men spreekt van maatwerk wanneer als aanvulling op het basisonderzoek wordt ingespeeld op actuele beleidsthema’s of andere specifieke onderzoeksvragen. In dat geval krijgen de respondenten van het basisonderzoek een extra vragenlijst voorgelegd met meer specifieke vragen. Maatwerk kan eventueel op regionaal niveau worden uitgevoerd. In dat geval spreken we van ‘regionaal maatwerk’.
Wanneer gebruikers behoefte hebben aan meer- of maatwerk, of een combinatie van beide, kunnen zij daarvoor een verzoek indienen bij het CBS. Daarbij gelden een aantal criteria, waaronder:
- De kwaliteit van het ODiN-basisonderzoek mag niet worden beïnvloed door het meer- of maatwerk.
- De opdrachtgever van een verzoek om meer- of maatwerk stemt ermee in dat de meerwerkresponsen onderdeel gaan uitmaken van het databestand en in die zin openbaar worden gemaakt.
2.4 Uitgevoerd meer- en maatwerk in 2021
In 2021 waren er drie meerwerkonderzoeken. Evenals in 2020 is in opdracht van de Vervoerregio Amsterdam in de Metropoolregio Amsterdam plus de gemeenten Dronten en Zeewolde het meerwerk Noordvleugel uitgevoerd. Voor ODiN 2021 is dit meerwerkgebied uitgebreid met de regio Noord-Holland Noord bestaande uit drie deelgebieden. Twee andere meerwerkonderzoeken zijn ongewijzigd gebleven ten opzichte van 2020. Dat geldt voor het meerwerk in opdracht van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag uitgevoerd in de gelijknamige regio en voor het meerwerk in opdracht van de Gemeente en de Provincie Utrecht in alle gemeenten van de provincie Utrecht. Het meerwerk in opdracht van de Stadsregio Parkstad Limburg is komen te vervallen. In bijlage B worden de indelingen van de meerwerkgebieden in deelregio's, gemeenten en wijken gepresenteerd.
3. Verschillen tussen ODiN 2021 en ODiN 2020
Het onderzoek ODiN is in 2021 grotendeels op dezelfde wijze uitgevoerd als in 2020. Er zijn enkele verschillen en deze worden in dit hoofdstuk toegelicht.
3.1 Benaderstrategie
De benaderstrategie van ODiN 2021 is op een aspect gewijzigd ten opzichte van het voorgaande onderzoeksjaar.
Incentives
Sinds de start van ODiN werd een conditionele iPad-verloting ingezet om de respons te vergroten. In 2020 is een experiment uitgevoerd om te bekijken of er (betere) alternatieven beschikbaar zijn. Daartoe is een experiment uitgevoerd waarbij 13 weekporties in drie delen zijn gesplitst. Ieder deel kende een andere incentive; een iPad, VVV-bonnen ter waarde van een iPad en de keuzemogelijkheid tussen beide voorgaande beloningen. Uit het onderzoek kwam uiteindelijk één significant verschil tussen de responspercentages naar voren. De respons in de iPad-conditie was namelijk significant minder goed (2% lager) dan de respons in de keuze-conditie. De keuze-conditie werkte voor alle in het experiment bestudeerde groepen beter of in ieder geval niet slechter dan de iPad. Daarom is er met ingang van ODiN 2021 voor deze incentivestrategie gekozen. De inhoud van de brieven is hier uiteraard op aangepast.
3.2 Steekproeftrekking
In deze paragraaf staan de wijzigingen in de steekproeftrekking ten opzichte van ODiN 2020 beschreven.
Wijzigingen meerwerk
Ten behoeve van de uitbreiding van het meerwerk Noordvleugel met Noord-Holland Noord en het wegvallen van de steekproef in Parkstad Limburg is de steekproeftrekking aangepast. Noord-Holland Noord is verdeeld in drie deelgebieden: Regio Alkmaar, Kop van Noord-Holland en West-Friesland. Voor elk van deze drie gebieden geldt een responswens van 700 respondenten. Aangezien voor de meerwerkregio Alkmaar bij het basisonderzoek naar verwachting al genoeg respondenten behaald worden is hiervoor dus geen extra steekproeftrekking nodig.
3.3 Vragenlijst
In deze paragraaf staan de relevante wijzigingen in de vragenlijst ten opzichte van ODiN 2020 beschreven.
Schakelbord
De vragenlijst kreeg ten behoeve van ODiN 2020 een ingrijpende wijziging in de lay-out. Daarin werd een zogenaamd schakelbord geïntroduceerd om de respondent meer structuur en overzicht te bieden. Deze verbetering leidde in 2020 helaas niet tot een verminderd aantal meldingen van respondenten die vastliepen in de vragenlijst omdat ze reeds bij eerste rittentabel alle vervoermiddelen van alle verplaatsingen van de dag invulden. Daarop is nog eens kritisch naar dit deel van de vragenlijst gekeken. Dit heeft geleid tot enkele tekstuele aanpassingen om de werking van het schakelbord te verduidelijken. Daarnaast is in de rittentabel een knop toegevoegd (de ‘wissen-knop’) die het makkelijker maakt om verkeerd ingevulde ritten te verwijderen. Deze verbeteringen zijn met ingang van ODiN 2021 doorgevoerd in de vragenlijst.
Speedpedelec
Indien de respondent in de vragenlijst van ODiN een of meer ritten met een elektrische fiets had opgegeven, dan kreeg deze aan het einde van de vragenlijst de vraag of het een speedpedelec betrof. Deze informatie kon echter niet gekoppeld worden aan specifieke ritten (en verplaatsingen). In de vragenlijst van ODiN 2021 is dit aangepast. Elke respondent die aangeeft voor een rit een elektrische fiets of een snorfiets gebruikt te hebben, krijgt de vraag of het een speedpedelec betrof. Indien dat het geval is dan wordt aan de rit het ritvervoermiddel speedpedelec toegekend.
Frequentie gebruik vervoerwijzen
De uitvraag over de frequentie van het gebruik van bepaalde vervoermiddelen is uitgebreid met twee vervoerwijzen. Aan deze uitvraag zijn nu namelijk ‘wandelen/lopen’ (buitenshuis) en ‘motor’ toegevoegd.
3.4 Verwerkingsproces
In deze paragraaf staan de wijzigingen in het verwerkingsproces (inclusief de weging) ten opzichte van ODiN 2020 beschreven. In het proces zijn uiteraard wijzigingen doorgevoerd die vrijwel jaarlijks optreden zoals van jaartallen, gewijzigde regionale indelingen (waaronder gemeentelijke herindelingen en wijzigingen in het meerwerk), mutaties in treinstations en spoorwegverbindingen en dergelijke. Ook wijzigingen in de steekproeftrekking, de vragenlijst en het databestand hebben daar waar nodig geleid tot aanpassingen van het verwerkingsproces. Deze zijn alleen in onderstaande paragraaf uitgewerkt indien de aard van de wijzigingen niet evident is.
Weging - regionale indelingen
De weegvariabelen met regionale indelingen in het weegmodel van ODiN 2021 hebben een aantal wijzigingen ondergaan. Deze zijn doorgevoerd vanwege het toevoegen de meerwerkregio Noord-Holland Noord (bestaande uit drie deelregio’s) aan het meerwerk Noordvleugel en het wegvallen van het meerwerk in de stadsregio Parkstad Limburg (dat bestond uit vijf deelregio’s). In de voorweging heeft het geleid tot het vervangen van de variabele oversampling51 door oversampling50. In de hoofdweging is de variabele Regio67 vervangen door Regio65 en de variabele Regio62 door Regio60.
Weging - voorweging
Om de insluit- of startgewichten voor de eindweging van ODiN te benaderen wordt de weging van ODiN gestart met een voorweging. Daarmee wordt gecorrigeerd voor ongelijke insluitkansen en ook deels selectieve respons tussen de verschillende groepen. In de voorweging wordt onder andere rekening gehouden met (wijzigingen in) het steekproefontwerp. De voorweging bestaat bij ODiN uit 3 elementen, namelijk de doelgroepen (strata) uit de steekproef, een regionale component en een eventuele periode-indeling. Deze laatste is de afgelopen jaren ingezet om in te spelen op wijzigingen in de steekproef gedurende het onderzoeksjaar. Zoals hiervoor al aangegeven is de regionale component aangepast vanwege de wijzigingen in het meerwerk. Daarnaast is de ook periode-indeling aangepast om in de voorweging al zoveel mogelijk te zorgen voor een evenwichtige responsvertegenwoordiging. Dit omdat het onderzoek in de eerste vijf maanden van 2021 een iets hoger aantal respondenten kent dan in de zeven maanden erna.
Weging - afwezigheid
In de weging vindt een afwezigheidscorrectie plaats. Daarbij wordt mogelijke extra non-respons onder vakantiegangers in binnen- en buitenland en van zakenreizigers naar het buitenland gecorrigeerd. Dit gebeurt door de in ODiN waargenomen afwezigheidskenmerken te relateren aan bijbehorende populatieschattingen van het aantal vakantiegangers en zakenreizigers uit het Continu Vakantieonderzoek (CVO). Met ingang van 2021 is de doelpopulatie van het CVO echter gewijzigd en wordt daarin de voor ODiN relevante populatie van 6- tot en met 14-jarigen niet meer waargenomen. Onderzocht is hoe de weging van ODiN hiervoor op een praktische en toekomstbestendige manier aangepast zou moeten worden. De uitkomst is dat voor de groep van 6 tot en met 14 jaar voortaan in het CVO gekeken wordt naar de afwezigheid van de groep 15+ met een huisgenoot in de leeftijd van 6 tot en met 14 jaar. Daarbij wordt voor vakantie-afwezigheid in het binnenland een 1-op-1 relatie gebruikt. Voor vakantie en zakenverblijf in het buitenland in de periode juli tot en met september is de verhouding vastgesteld op 95% en voor de overige maanden op 80%. Dat voor de laatste twee geen 1-op-1 relatie geldt is vooral te verklaren doordat vanwege werk de oudere personen uit huishoudens met kinderen vaker in het buitenland verblijven dan de kinderen. Dat geldt dan weer sterker in de maanden buiten de zomervakantie dan in de zomervakantiemaanden. Toetsing van deze nieuwe werkwijze met terugwerkende kracht op de wegingen van ODiN 2018, 2019 en 2020 liet voor elk van de drie jaren slechts zeer kleine verschillen zien vergeleken met de oorspronkelijke weegresultaten. Om de leeftijdsgroepen in de weging voldoende groot te houden is de indeling van de weegvariabele LeeftijdV4 aangepast en is de weegvariabele Leeftijd19 aangepast naar Leeftijd18.
3.5 Databestand
In deze paragraaf staan de belangrijkste wijzigingen in de codering en labels van het databestand ten opzichte van ODiN 2020 beschreven. Niet alle wijzigingen zijn beschreven: jaarlijkse wijzigingen in verband met het nieuwe kalenderjaar, gemeentelijke herindelingen en wijzigingen in treinstations zijn hieronder bijvoorbeeld niet opgenomen. Alle wijzigingen zijn uiteraard ook doorgevoerd in het codeboek.
Frequentie gebruik vervoerwijzen
De uitbreiding van de uitvraag over de frequentie van het gebruik van vervoermiddelen met ‘wandelen/lopen’ (buitenshuis) en ‘motor’ heeft geleid tot twee nieuwe variabelen: FqLopen en FqMotor. Deze kennen eenzelfde indeling als de overige Fq-variabelen:
- Dagelijks of vrijwel dagelijks
- Enkele keren per week
- Enkele keren per maand
- Enkele keren per jaar
- Nooit of bijna nooit
In verband met de uitbreiding van het meerwerk Noordvleugel met de regio Noord-Holland Noord en het wegvallen van het meerwerk in de stadsregio Parkstad Limburg (SPL) is een aantal variabelen in het bestand gewijzigd of verwijderd. Deze worden hieronder genoemd.
Variabele Steekproef
Bij de variabele Steekproef (Steekproefindicator) is code 7 met het label ‘Meerwerk Parkstad Limburg' komen te vervallen.
Variabelen MRA, VertMRA en AankMRA
De indeling van de variabele MRA (Metropoolregio Amsterdam) is aangepast. Hieronder staan de aangepaste en toegevoegde waarden vermeld:
17. Noord-Holland Noord – Regio Alkmaar
18. Noord-Holland Noord – West-Friesland
19. Noord-Holland Noord – Kop van Noord-Holland
20. Rest Nederland
Bovenstaande wijziging is ook doorgevoerd in de verplaatsingsvariabelen VertMRA en AankMRA.
Variabelen SPL, VertSPL en AankSPL
De drie variabelen gerelateerd aan het meerwerk in de 7 gemeenten van de stadsregio Parkstad Limburg zijn uit het bestand verwijderd.
4. Steekproeftrekking ODiN 2021
De steekproef van ODiN is een personensteekproef. De doelpopulatie van ODiN bestaat uit alle in Nederland woonachtige personen in particuliere huishoudens met een leeftijd van 6 jaar en ouder. De basis voor de steekproeftrekking is de Basisregistratie Personen (BRP). Steekproefpersonen waarvan geconstateerd wordt dat ze behoren tot de institutionele bevolking (bewoners van inrichtingen, instellingen en tehuizen (IIT)) worden niet benaderd.
In 2021 heeft het CBS zowel het basisonderzoek op landelijk niveau als drie regionale meerwerkonderzoeken uitgevoerd.
Voor het basisonderzoek worden iedere maand twee personensteekproeven getrokken: een steekproef voor het evenredig deel en een steekproef voor het aanvullend deel. De steekproeven voor het evenredig deel worden getrokken uit het steekproefkader dat is afgeleid uit de BRP en wordt gebruikt voor alle personensteekproeven van het CBS. De steekproeven voor het aanvullend deel en voor het meerwerk worden getrokken uit een schaduwkader1). Ook het schaduwkader is afgeleid uit de BRP. Zowel het reguliere kader als het schaduwkader bevatten ongeveer zeven procent van de in de BRP ingeschreven Nederlandse bevolking. Er is geen overlap tussen deze kaders. Voor het meerwerk Noordvleugel worden iedere maand elf personensteekproeven getrokken: één steekproef voor elke deelregio van het meerwerkgebied. Voor het meerwerk MRDH geldt dezelfde werkwijze en gaat het om zestien personensteekproeven per maand.
De steekproeven zijn getrokken volgens een gestratificeerd tweetrapsmodel. In de eerste trap zijn per coropgebied systematisch (deel)gemeenten geselecteerd met kansen evenredig aan hun inwoneraantallen, waarbij tevens voor elke geselecteerde (deel)gemeente het aantal te trekken personen is bepaald. De tweede trap is een enkelvoudig aselecte steekproef van personen in de geselecteerde (deel)gemeenten, met omvangen per deelgemeente zoals vastgesteld in de eerste trap.
In de uitzet voor het aanvullend deel van het basisonderzoek en de beide meerwerkonderzoeken zijn moeilijk responderende groepen oververtegenwoordigd. Hiervoor is de geoperationaliseerde doelpopulatie opgedeeld in vijf strata, gebaseerd op leeftijd, herkomst en inkomen. Leeftijd is verdeeld in vijf categorieën: 6-17 jaar, 18-34 jaar, 35-54 jaar, 55-74 jaar en 75+. Herkomst wordt verdeeld in drie categorieën: personen met een niet-westerse achtergrond, personen met een westerse achtergrond en personen met een Nederlandse achtergrond. Personen waarvan de herkomst onbekend is worden ingedeeld bij de eerstgenoemde categorie. Voor inkomen wordt het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen gebruikt en ook dit kenmerk wordt in twee categorieën verdeeld: lage inkomens (de laagste vier decielen en onbekenden) en hoge inkomens (de hoogste zes decielen). Met deze categorieën leidt uitkruising van leeftijd, herkomst en inkomen tot 5×3×2 = 30 groepen. Deze groepen zijn zodanig in vijf strata ingedikt dat responspercentages van groepen in hetzelfde stratum bij het basisonderzoek vergelijkbaar zijn en responspercentages van groepen in verschillende strata bij het basisonderzoek duidelijk anders zijn. In figuur 4.1 worden de vijf strata in vijf verschillende kleuren weergegeven.
Bij de steekproeftrekking worden meer personen getrokken dan uiteindelijk worden uitgezet. Dit wordt gedaan om te compenseren voor uitval bij de screening. Deze uitval betreft personen van wie het adres gedurende de afgelopen twaalf maanden al eerder in een CBS-steekproef voorkwam, personen van wie het adres behoort tot de adressen van de institutionele bevolking en personen van wie geen bruikbaar adres wordt verkregen bij de BRP. Indien meerdere personen woonachtig op hetzelfde adres getrokken worden, blijft na screening maximaal één persoon woonachtig op dit adres over. Na de screening volgt nog een uitdunning. Daarbij wordt het aantal steekproefpersonen beperkt tot de omvangen van de uit te zetten steekproefporties. Het resultaat na screening en uitdunning van de initiële steekproeftrekking is de uitzet.
Bij ODiN wordt vervolgens aan iedere persoon in de uitzet een bepaalde dag van de week toegekend. Dit is de dag waarover de respondent in het veldwerk gevraagd wordt te responderen.
Een onderzoeksjaar bestaat uit 52 weekuitzetporties. Zo’n portie wordt gemaakt uit één of twee maandtrekkingen.
4.1 Realisatie steekproeftrekking in 2021
De steekproeftrekking voor het basisonderzoek was er in ODiN 2021 op gericht minimaal 45 000 bruikbare responsen te bewerkstelligen. Bij de steekproef voor het meerwerk Noordvleugel dat wordt uitgevoerd in de metropoolregio Amsterdam plus de gemeenten Zeewolde en Dronten is de responseis van 2 000 maatgevend en in de regio Noord-Holland Noord is dat de responswens van 700 respondenten (uit de landelijke en de meerwerksteekproef) voor elk van de drie deelregio’s van Noord-Holland Noord. De steekproef voor het meerwerk MRDH is gericht op het behalen van 5 529 responsen en voor het meerwerk in alle gemeenten van de provincie Utrecht gaat het om 3 954 responsen.
Gedurende het gehele onderzoeksjaar wordt gemonitord of de responsaantallen aan de verwachtingen voldoen. Zodoende kan ingeschat worden of aan de responseisen voldaan wordt. In 2021 bleek het niet nodig om in te grijpen met extra steekproeftrekkingen.
Voor het basisonderzoek zijn in 2021 in totaal 183 359 steekproefpersonen benaderd. De uitgezette steekproef voor het meerwerk Noordvleugel was 11 375, waarvan 1 530 in Noord-Holland Noord. Voor het meerwerk MRDH zijn 31 078 personen benaderd en voor het meerwerkgebied Utrecht betrof het in totaal 15 775 personen, waarvan 4 598 in de gemeente Utrecht.
5. Veldwerk ODiN 2021
Het veldwerk bestaat uit het opstellen, verspreiden en verzamelen van enquêtemateriaal. Het ODiN (basisonderzoek en meerwerk) wordt waargenomen met behulp van internetwaarneming waarvoor steekproefpersonen per brief worden uitgenodigd.
Brieven en folders
Iedere persoon die in de ODiN-steekproef is gevallen, ontvangt een aanschrijfbrief met daarin het verzoek om deel te nemen aan het onderzoek. In de aanschrijfbrief wordt vermeld dat het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, waarbij het CBS de verzamelde gegevens aanvult met enkele reeds bij het CBS aanwezige achtergrondkenmerken. In de brief wordt ingegaan op het doel van het onderzoek, de samenwerking met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en wordt de, in de steekproeftrekking, toegewezen dag van de week (invuldag) vermeld. In de brief wordt ook aangegeven dat deelnemers aan het onderzoek kans maken op een iPad en dat responsinformatie wordt samengevoegd met informatie uit andere bronnen. Bij de aanschrijfbrief wordt voor personen met een niet-westerse migratieachtergrond een folder bijgevoegd die specifiek is samengesteld voor ODiN.
Twee weken na de aanschrijfbrief wordt aan steekproefpersonen een eerste rappelbrief verstuurd met daarin opnieuw het verzoek om deel te nemen aan het onderzoek. De invuldag blijft gelijk aan de oorspronkelijk toegekende invuldag. Deze brief wordt alleen verstuurd aan steekproefpersonen waarvan geen respons is ontvangen en die niet bij het CBS hebben aangegeven niet te willen of kunnen deelnemen aan het onderzoek.
Vier weken na de aanschrijfbrief wordt aan steekproefpersonen een tweede rappelbrief verstuurd met opnieuw het verzoek om deel te nemen aan het onderzoek. De invuldag blijft gelijk aan de oorspronkelijk toegekende invuldag. Ook deze brief wordt alleen verstuurd aan steekproefpersonen waarvan nog geen respons is ontvangen via internet en die niet hebben aangegeven niet te willen of kunnen deelnemen aan het onderzoek. In de brief staat een uiterste datum tot wanneer de vragenlijst kan worden ingevuld.
Voor de uitvoering van de benaderstrategie worden dus drie typen brieven gehanteerd: een aanschrijfbrief, een eerste rappel- en een tweede rappelbrief. Voor het invullen van vragenlijsten door kinderen wordt door het CBS de volgende standaard werkwijze gehanteerd:
- voor kinderen in de leeftijd van 6 tot en met 12 jaar wordt de vragenlijst door de ouders/verzorgers ingevuld;
- voor kinderen in de leeftijd van 12 tot en met 15 jaar wordt aan de ouders/verzorgers gevraagd of het kind de vragenlijst zelf mag invullen. Indien dit niet het geval is mag de vragenlijst door de ouders/verzorgers worden ingevuld;
- kinderen in de leeftijd van 16 jaar of ouder vullen zelf de vragenlijst in.
Er zijn dus afzonderlijke brieven voor alle drie de leeftijdscategorieën.
De uitzet is verdeeld in weekporties en de brieven worden wekelijks verstuurd. Steekproefpersonen ontvangen op vrijdag in week t de aanschrijfbrief. Respons naar aanleiding van de aanschrijfbrief, kan dan betrekking hebben op week t-1 t/m week t+2. Respons naar aanleiding van de eerste rappelbrief, kan betrekking hebben op week t+1 t/m week t+4. Tenslotte kan respons naar aanleiding van de tweede rappelbrief, betrekking hebben op week t+3 t/m week t+7. Elke weekportie wordt afgesloten op de toegewezen invuldag in week t+7. De doorlooptijd van de internetwaarneming is hiermee voor alle weekporties gelijk, namelijk 45 dagen.
Website
Op de website van het CBS is ook een onderzoekspagina aanwezig (https://www.cbs.nl/onderweg) die is gericht op de doelpopulatie. Deze pagina is onder andere gericht op het informeren en enthousiasmeren van de respondent. De site bevat ook de voorlichtingsvideo ‘Onderweg in Nederland’. De site beoogt respons-bevorderend te werken.
Vragenlijst
Voor ODiN wordt een elektronische vragenlijst gebruikt voor de internetwaarneming. In de vragenlijst is de uitvraag van huishoudinformatie, persoonsinformatie, verplaatsingen en ritten gecombineerd. De personen die responderen worden geworven voor deelname aan vervolgonderzoeken. In de brieven wordt vermeld welke dag van de week (de invuldag) aan de respondent is toegekend. Bij het inloggen in de vragenlijst wordt automatisch meest recente datum behorende bij die invuldag aan de respondent getoond. Dat kan ook de inlogdatum zijn als de respondent inlogt op de weekdag waarvoor deze gevraagd wordt in te vullen. In de vragenlijst van ODiN wordt de respondent dagboeksgewijs aan de hand genomen om de dag door te nemen (place-based). Waar is de respondent geweest, hoe laat kwam hij daar aan, wat deed hij daar, hoe laat vertrok hij weer en welke vervoermiddelen zijn daar vervolgens voor gebruikt. Globaal gezien is er sprake van 5 blokken in de vragenlijst:
- Opening (controle persoonsgegevens en selectie van de invuldag en bijbehorende datum);
- Locatie uitvraag (tijdstippen, adressen en activiteiten);
- Ritten uitvraag (tabel met vervoermiddelen, tijdstippen en afstanden en doorvragen over trein en autoverplaatsingen);
- Vragen over bezit E-fiets, bezit auto, gemiddeld gebruik van vervoermiddelen en vragen over onderwijs en maatschappelijke positie;
- Vragen en informatie met betrekking tot de verloting van de incentive (iPad).
De vragenlijst is niet geschikt om via een smartphone device te kunnen waarnemen, vanwege het gebruik van een index-functie (dagboekje) en (complexe) tabellen. Daarom is in de vragenlijst een smartphone blokkade toegevoegd. In de brieven wordt dit ook medegedeeld. Mocht een respondent toch inloggen op een smartphone of op een tablet in de portretmodus (verticale stand), dan verschijnt er een melding dat de vragenlijst niet werkt op een smartphone of in de portretmodus van een tablet en dat de respondent of de vragenlijst moet invullen op een computer of tablet, dan wel het tablet een kwartslag moet draaien naar landschapsmodus.
5.1 Realisatie veldwerk in 2021
Een belangrijke indicator van de realisatie van het veldwerk is het responspercentage. Dit was in 2021 voor het landelijk onderzoek 28,5%. Voor het meerwerk Noordvleugel was het 26,9%, voor het meerwerk MRDH 22,9% en voor het meerwerk in de provincie Utrecht was dit 31,5%. Dit zijn percentages op basis van het veldwerk (volledige responsen ten opzichte van de uitzet) en daarbij is dus geen rekening gehouden met eventuele uitval in het verwerkingsproces.
6. Verwerkingsproces ODiN 2021
De gegevens die via het veldwerk binnenkomen zijn niet direct geschikt voor analysedoeleinden. Om tot een bruikbaar databestand te komen worden eerst een aantal bewerkingsslagen op de data uitgevoerd. Hieronder staan de voornaamste onderdelen van het verwerkingsproces vermeld.
Afbakenen respons en converteren datamodel
In dit onderdeel van het verwerkingsproces worden de volledige en bruikbare responsen geselecteerd. Hierbij worden onder andere die responsen geselecteerd die betrekking hebben op het kalenderjaar waar op dat moment aan gewerkt wordt. Ook wordt in deze stap de overgang gemaakt van het uniforme vragenlijstmodel naar het datamodel dat beter geschikt is voor de verwerking.
Corrigeren
Om de responsen geschikt te maken voor verdere verwerking wordt op de data een aantal verschillende correcties uitgevoerd:
- Corrigeren van ritten met een te hoge of te lage snelheid.
- Corrigeren van ritten met een te lange reisduur.
- Corrigeren van ritten met een ritreisduur van 0 minuten.
- Corrigeren van ritten met een ritafstand van 0,0 kilometer.
- Corrigeren van verplaatsingstijden die niet overeenkomen met rittijden.
Veel van de punten die hierboven staan vermeld worden (deels) afgevangen in de vragenlijst, maar ook omdat de respondent soms terug gaat in de vragenlijst om zaken te corrigeren kunnen uiteindelijk toch inconsistenties in de responsdata voor komen.
Typeren en coderen
Coderen heeft onder andere betrekking op het typeren of classificeren van antwoorden op open vragen. Voorbeelden hiervan zijn het doel van een verplaatsing en de gebruikte vervoermiddelen. Ook het bijzoeken van postcodes op basis van adresgegevens en het bijzoeken van informatie ten behoeve van grensoverschrijdende verplaatsingen valt hieronder.
Verrijken
De responsdata in het verwerkingsproces wordt verrijkt met data uit registers. Bij ODiN gaat het onder andere om:
- Geografische informatie gerelateerd aan het woonadres.
- Geografische informatie gerelateerd aan de verplaatsingspostcodes.
- Routeafstanden tussen verplaatsingspostcodes.
- Persoons- en huishoudkenmerken (niet-geografische informatie).
- Rijbewijsbezit (voor respondent en huishoudleden).
- Reisrecht van studenten (OV-studentenchipkaart respondent; week/weekend).
- Voertuigbezit (voor respondent en huishoudleden).
- Kenmerken van leaseauto’s.
Gaafmaken
In ODiN zijn er een aantal processen die erop gericht zijn responsen uniform te maken en/of te laten passen bij de onderzoeksafbakening. Het betreft de volgende processen:
- Correctie van verplaatsingen naar ritten.
- Samenvoegen OV-ritten.
- Verwijderen vliegtuigritten.
- Splitsen grensoverschrijdende verplaatsingen.
- Verwijderen geheel buitenlandse verplaatsingen.
Afleiden
Om van de variabelen in de verwerking te komen tot de variabelen in het databestand vinden afleidingen plaats. In sommige gevallen betreft het eenvoudige afleidingen. Bijvoorbeeld om van leeftijd (variabele Leeftijd) naar leeftijdsklasse (variabele KLeeft) te komen. In andere gevallen gaat het om complexe afleidingen. Zo moet voor de afleiding van het motief (KMotiefV) in sommige gevallen naar het doel van voorgaande verplaatsingen van de respondent worden gekeken. De meeste afleidingen vinden plaats nadat alle verwerkingsprocessen zijn doorlopen. Daarop zijn een aantal uitzonderingen. Een aantal voorlopige afleidingen worden al veel eerder in het proces uitgevoerd, omdat het voor de verwerking belangrijke variabelen betreft (zoals het soort verplaatsing, het doel en het vervoermiddel) of omdat een oorspronkelijke status bewaard moet worden (bijvoorbeeld of het vertrek- of aankomstadres een vakantieadres was).
Wegen
Van alle respondenten wordt informatie verzameld over het verplaatsingsgedrag op één bepaalde dag van het jaar. Om op basis van het ODiN toch uitspraken te kunnen doen over het hele jaar en over de hele Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder (exclusief personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen) moeten de steekproefresultaten worden opgehoogd.
Daarnaast is een steekproef nooit perfect representatief voor de werkelijke populatie. Voor een deel komt dit door de steekproeftrekking, maar een belangrijkere oorzaak is selectieve non-respons. Sommige groepen zijn nu eenmaal meer geneigd om aan enquêtes mee te doen dan andere. Door middel van een weging naar achtergrondkenmerken wordt voor de selectiviteit in de steekproef gecorrigeerd. Achtergrondkenmerken die in de weging worden meegenomen zijn variabelen die van belang zijn voor het verplaatsingsgedrag, zoals leeftijd, geslacht, inkomen, stedelijkheidsgraad en voertuigbezit.
Het weegproces van ODiN start met een voorweging. In de voorweging worden aspecten van het steekproefontwerp meegenomen. Het betreft de doelgroepbenadering, de verschillende steekproeven (landelijk en meerwerk) en wijzigingen in de steekproefgrootte gedurende het onderzoeksjaar.
Na de voorweging volgt de eindweging. Het weegmodel hiervan bevat 45 termen. In de eindweging is ook een correctie voor mogelijke extra non-respons onder vakantiegangers via het weegmodel aanwezig. Dit is dus een correctie op persoonsniveau die corrigeert voor het gegeven dat inwoners van Nederland een deel van het jaar in het binnen- of buitenland op vakantie zijn en hierdoor niet of ánders responderen dan wanneer ze het gehele jaar thuis zouden verblijven. De correctiegewichten van ODiN zorgen ervoor dat de responsselectiviteit rond en tijdens vakantieperioden wordt verminderd. Dit gebeurt door de waargenomen vakantiekenmerken (of de dag begon of eindigde op een vakantieadres) te relateren aan bijbehorende populatieschattingen van het aantal vakantiegangers uit het Continu Vakantieonderzoek (CVO).
De eindweging leidt uiteindelijk tot persoonsgewichten. Dat zijn de weegfactoren voor personen. Deze worden aan het verwerkingsbestand gekoppeld. Vervolgens worden hiervan afgeleid de weegfactor voor huishoudens en voor verplaatsingen. In bijlage C staat het weegmodel van ODiN beschreven.
Bestandscontrole en analyse
Op het bestand vinden uiteindelijk controles plaats om te bezien of de data juist, logisch en onderling consistent is. Als dat het geval is, is het bestand klaar om tabellen voor de rapportages en StatLine te maken en uit te leveren. De uitkomsten hiervan worden vergeleken met voorgaande uitkomsten om na te gaan of de resultaten plausibel zijn.
6.1 Realisatie verwerkingsproces in 2021
Voor het verwerkingsproces zijn in totaal 67 412 volledige responsen opgehaald uit het veldwerkbestand met een invuldatum in 2021. Daarvan werden 329 responsen in het verwerkingsproces als onbruikbaar bestempeld, omdat deze vanwege de onlogische gegevens foutief waren en niet gaaf te maken waren. In het databestand van ODiN 2021 zijn daarmee uiteindelijk 67 083 responsen aanwezig.
Bijlage A Gebruik van ODiN-data
In deze bijlage wordt een aantal zaken toegelicht die van belang zijn bij het gebruik van het ODiN-databestand en de interpretatie van de kerntabellen in bijlage D en op StatLine.
A.1 Definitie ODiN
ODiN omvat de dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder, exclusief personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen, op Nederlands grondgebied in een jaar2).
“De dagelijkse mobiliteit…”
De dagelijkse mobiliteit is de reguliere mobiliteit inclusief vakantiemobiliteit en exclusief (werkgerelateerde) serieverplaatsingen en mobiliteit met zware vrachtvoertuigen en exclusief vliegtuigen.
“van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder, exclusief personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen…”
De doelpopulatie van het ODiN bestaat uit alle in Nederland woonachtige personen van 6 jaar en ouder die deel uitmaken van particuliere huishoudens en ingeschreven zijn bij de Basisregistratie Persoonsgegevens. Bewoners van instellingen, inrichtingen en tehuizen (IIT) worden buiten beschouwing gelaten, omdat zij in hun verplaatsingsgedrag beperkt zijn of beperkt worden.
“in Nederland…”
Met het ODiN worden alleen de verplaatsingen op Nederlands grondgebied onderzocht. Verplaatsingen die geheel in het buitenland plaatsvinden, zijn niet in het databestand opgenomen. Grensoverschrijdende verplaatsingen zijn wel in het databestand opgenomen. Voor de ritten van deze verplaatsingen zijn de ritafstand en de ritreisduur deels toegekend aan Nederland en deels aan het buitenland. In publicaties over de resultaten van het ODiN wordt dit buitenlandse deel buiten beschouwing gelaten3).
“in een jaar.”
Een ODiN-jaar is gelijk aan een kalenderjaar.
A.2 Betrouwbaarheidsmarges
ODiN is een steekproefonderzoek. Dat wil zeggen dat slechts een gedeelte van de totale doelpopulatie wordt onderzocht. Uitspraken op populatieniveau gaan daardoor gepaard met een bepaalde onzekerheid. Met behulp van betrouwbaarheidsmarges kan deze onzekerheid worden uitgedrukt. De betrouwbaarheidsmarges zijn afhankelijk van de omvang van de steekproef. In het algemeen geldt: hoe groter de omvang van de steekproef, hoe groter de betrouwbaarheid en dus hoe kleiner de betrouwbaarheidsmarges.
Bij het uitvoeren van analyses op het databestand van ODiN kan blijken dat de resultaten onvoldoende betrouwbaar zijn voor publicatie. Dit is voornamelijk het geval als er op een laag aggregatieniveau wordt geanalyseerd. Het aantal waarnemingen is dan te klein. Een voorbeeld hiervan is een analyse naar bromfietsgebruik op gemeenteniveau. Ook bij situaties die in de praktijk zelden voorkomen, zoals een analyse naar de afgelegde afstand van personen van 75 jaar en ouder op een motorfiets, is de betrouwbaarheid meestal onvoldoende. Bij dergelijke analyses is het aantal waarnemingen vaak zo klein dat de betrouwbaarheid onacceptabel laag wordt. De regel die bij de tabellen in de bijlage van deze onderzoeksbeschrijving is toegepast is dat het aantal ongewogen, unieke respondenten waarop een cijfer gebaseerd is minimaal 50 is en dat de relatieve marge kleiner is dan 50%. Voor sommige analyses is het mogelijk het aantal waarnemingen te vergroten door meerdere ODiN-jaren samen te nemen. Een nadeel van het stapelen van jaren is echter dat recente ontwikkelingen minder duidelijk naar voren komen.
A.3 Ondervertegenwoordiging en vertekening van bepaalde gegevens
A.3.1 Vrachtautoverplaatsingen
Een speciale vorm van beroepsmatige verplaatsingen zijn de (serie)verplaatsingen per vrachtauto. Deze hebben in het ODiN het label Verpl=7 of Verpl=8. De beroepsmatige verplaatsingen per vrachtauto zijn zeer waarschijnlijk ondervertegenwoordigd en worden daarom ook niet meegenomen in de berekeningen van de resultaten. Vrachtautoverplaatsingen voor privédoeleinden (als ze voor komen) zijn als reguliere verplaatsingen in het databestand opgenomen.
A.3.2 Toeren/wandelen
Verplaatsingen met als doel toeren of wandelen zijn in ODiN, net als bij OViN, als gehele verplaatsing in het bestand opgenomen. In de periode van het OVG en MON van 1999 t/m 2009 werden deze verplaatsingen gesplitst in twee verplaatsingen (een heen- en een terugreis).
A.4 Gebruik weegfactoren
Het databestand bevat de gemeten verplaatsingsgegevens (steekproefdata) en drie weegfactoren: één voor personen (FactorP), één voor verplaatsingen (factorV) en één voor huishoudens (FactorH). Door gebruik te maken van deze weegfactoren kunnen de steekproefdata representatief worden gemaakt voor de totale populatie.
De ophoogfactoren worden door middel van het proces van weging berekend. Daarbij wordt gewogen naar (veelal combinaties van) verschillende kenmerken, zoals leeftijdsklasse en provincie. In het bestand zijn veel van deze kenmerken ook als variabele vertegenwoordigd en soms ook op een gedetailleerder niveau, zoals leeftijd en gemeente. Omdat voor het bepalen van de ophoogfactoren voor sommige kenmerken klassen (bijvoorbeeld leeftijdsklasse) zijn gebruikt, zal toepassing van de ophoogfactoren op gedetailleerdere kenmerken (in dit geval leeftijd), kunnen leiden tot vertekening. Een gedetailleerde schatting met de data in het ODiN-bestand is dan mogelijk geen goede afspiegeling van de populatie op dat detailniveau.
A.5 Gebruik cijfers voertuigbezit
In het bestand is informatie aanwezig over voertuigbezit. Hierdoor kan met het bestand een totaal aantal voertuigen in Nederland worden berekend. Dit totaal wijkt mogelijk af van het totaal op StatLine, omdat de informatie in het ODiN-bestand een combinatie is van register- en responsinformatie en omdat er andere definities gehanteerd worden.
A.6 Gebruik OV-cijfers
Reizigerskilometers met de trein en met de bus, tram en metro op basis van ODiN hebben grote betrouwbaarheidsmarges. Het totaal aantal reizigerskilometers met bus, tram en metro is mogelijk betrouwbaarder af te leiden uit de jaarverslagen van de openbaar vervoerbedrijven. Ook voor het totaal aantal reizigerskilometers met de trein zijn de jaarverslagen van de spoorwegbedrijven de meest geschikte bron. De cijfers van ODiN over het openbaar vervoer zijn wel geschikt voor (trendmatige) analyses van de modal split4).
A.7 Gebruik geografische variabelen
In het databestand ODiN zijn op persoonsniveau een aantal geografische variabelen opgenomen, zoals gemeente, provincie en Corop-gebied. Het gaat hier om geografische indelingen die het gebied aanduiden waar de respondent woont. Daarmee is dus de mobiliteit van de bewoners van zo’n gebied te berekenen. Deze variabelen kunnen echter niet zomaar gebruikt worden om de totale mobiliteit in een bepaald gebied te berekenen. Verplaatsingen vinden tenslotte niet alleen binnen het (woon)gebied plaats. Er dient dus rekening te worden gehouden met reizigers die het gebied verlaten en reizigers die het gebied binnenkomen. Dit kan door gebruik te maken van vertrek- en aankomstpostcodes en geografische variabelen op verplaatsingsniveau en door aannames te doen voor routeberekening.
A.8 Verschillen tussen jaren
Gezien het karakter van het onderzoek (steekproefonderzoek) gaf vergelijking van mobiliteitsgegevens van jaar tot jaar al gedurende de OVG en MON jaren een beperkt inzicht in de ontwikkeling van de mobiliteit. Voor ODiN is het vergelijken van cijfers met eerdere OViN, MON en OVG jaren niet mogelijk aangezien de methodebreuk niet gekwantificeerd is. Datzelfde geldt voor de vergelijking van OViN met MON en OVG5).
A.9 Per persoon per dag (p.p.p.d.)
De mobiliteitscijfers over het aantal verplaatsingen en de afgelegde afstand worden vaak uitgedrukt in per persoon per dag (p.p.p.d.). De betekenis van het begrip p.p.p.d. kan het best uitgelegd worden aan de hand van een voorbeeld. We nemen daarvoor het gemiddeld aantal afgelegde kilometers per persoon per dag voor het motief 'Van en naar het werk'. Dit is niet hetzelfde als de gemiddelde afstand die men aflegt van de woning naar het werk en van het werk naar de woning, want de totale afgelegde afstand voor het motief van en naar het werk is niet gedeeld door het aantal werkenden, maar door de totale doelpopulatie van ODiN (inwoners van Nederland van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens). Dezelfde parallel is te trekken voor alle andere cijfers uit het ODiN waar p.p.p.d. achter staat: bij p.p.p.d. is gedeeld door de totale doelpopulatie in plaats van door de voor dat cijfer ‘relevante’ populatie. De achterliggende gedachte hiervan is dat, conform de realiteit, alle ontwikkelingen in de gehele doelpopulatie ons verplaatsingsgedrag beïnvloeden. Dus is niet alleen de ‘relevante’ populatie van belang bij het bepalen van het mobiliteitscijfer, maar de totale doelpopulatie.
3) Het buitenlandse ritdeel is onder aparte variabelen opgenomen in het databestand, dus deze worden niet automatisch meegenomen in de analyses die men uitvoert.
4) Modal split is de verdeling tussen de verschillende vervoerwijzen.
5) Met voortgezet onderzoek naar trendmodellering is een trend geschat voor de reeks OVG 1999 t/m 2003 – MON 2004 t/m 2009 – OViN 2010 t/m 2017 en ODiN vanaf 2018. Deze reeks is op StatLine gepubliceerd (onder het thema 'verkeer en vervoer / mobiliteit van personen').
Bijlage B Meerwerkgebieden ODiN 2021
In deze bijlage staan de indelingen in deelgebieden van de meerwerkgebieden vermeld. De indelingen zijn opgebouwd uit gemeenten. Daar waar gemeenten zijn opgedeeld worden ook wijknummers vermeld.
Regionale indeling meerwerk Noordvleugel | Gemeentecode |
---|---|
Basisregio Amsterdam | |
Amsterdam1) | 363 |
Basisregio Waterland | |
Beemster | 370 |
Edam-Volendam | 385 |
Landsmeer | 415 |
Purmerend | 439 |
Waterland | 852 |
Basisregio Zaanstreek | |
Oostzaan | 431 |
Zaanstad | 479 |
Wormerland | 880 |
Basisregio IJmond | |
Beverwijk | 375 |
Heemskerk | 396 |
Uitgeest | 450 |
Velsen | 453 |
Basisregio Zuid-Kennemerland | |
Bloemendaal | 377 |
Haarlem | 392 |
Heemstede | 397 |
Zandvoort | 473 |
Basisregio Meerlanden | |
Aalsmeer | 358 |
Haarlemmermeer | 394 |
Uithoorn | 451 |
Basisregio Amstelland | |
Amstelveen | 362 |
Diemen | 384 |
Ouder-Amstel | 437 |
Basisregio Gooi en Vechtstreek | |
Blaricum | 376 |
Hilversum | 402 |
Huizen | 406 |
Laren | 417 |
Weesp | 457 |
Wijdemeren | 1 696 |
Gooise Meren | 1 942 |
Basisregio Almere + Zeewolde | |
Almere | 34 |
Zeewolde | 50 |
Basisregio Lelystad + Dronten | |
Dronten | 303 |
Lelystad | 995 |
Noord-Holland Noord – Regio Alkmaar1) | |
Alkmaar | 361 |
Bergen (NH.) | 373 |
Castricum | 383 |
Heerhugowaard | 398 |
Heiloo | 399 |
Langedijk | 416 |
Noord-Holland Noord – West-Friesland | |
Enkhuizen | 388 |
Hoorn | 405 |
Medemblik | 420 |
Opmeer | 432 |
Drechterland | 498 |
Stede Broec | 532 |
Koggenland | 1 598 |
Noord-Holland Noord – Kop van Noord-Holland | |
Den Helder | 400 |
Schagen | 441 |
Texel | 448 |
Hollands Kroon | 1 911 |
1) In de gemeente Amsterdam en de regio Alkmaar vindt geen oversampling plaats, maar het wordt wel als deel van het meerwerkgebied gezien. |
Regionale indeling meerwerkgebied MRDH | Gemeentecode | Wijknummers |
---|---|---|
Den Haag Centrum | ||
Centrum | 518 | 5, 22, 23, 27 t/m 30, 37 |
Haagse Hout | 518 | 4, 24 t/m 26 |
Laak | 518 | 38, 39 |
Den Haag Zuidwest | ||
Loosduinen | 518 | 14 t/m 18 |
Escamp | 518 | 31 t/m 36, 40 |
Segbroek | 518 | 12, 13, 19 t/m 21 |
Scheveningen | 518 | 1 t/m 3, 6 t/m 11 |
Den Haag Oost | ||
Leidschenveen-Ypenburg | 518 | 41 t/m 44 |
Haaglanden Zuidwest | ||
Westland | 1 783 | - |
Midden-Delfland | 1 842 | - |
Delft | 503 | - |
Rijswijk | 603 | - |
Haaglanden Oost | ||
Zoetermeer | 637 | - |
Pijnacker-Nootdorp | 1 926 | - |
Haaglanden Noord | ||
Wassenaar | 629 | - |
Leidschendam-Voorburg | 1 916 | - |
Rotterdam Noord - zuid | ||
Centrum | 599 | 1 |
Delfshaven | 599 | 3, 19 |
Rotterdam Noord - noordoost | ||
Overschie | 599 | 4, 24, 18, 26 |
Hillegersberg-Schiebroek | 599 | 6 |
Prins Alexander | 599 | 14 |
Rotterdam Noord - noordwest | ||
Kralingen-Crooswijk | 599 | 8 |
Noord | 599 | 5 |
Rotterdam Zuid | ||
Charlois | 599 | 15 |
Feijenoord | 599 | 10 |
IJsselmonde | 599 | 12 |
Waalhaven-Eemhaven | 599 | 21 |
Vondelingenplaat | 599 | 22 |
Botlek-Europoort-Maasvlakte | 599 | 23 |
Rijnmond Noordwest | ||
Maassluis | 556 | - |
Schiedam | 606 | - |
Vlaardingen | 622 | - |
Rotterdam - Hoek van Holland | 599 | 17 |
Rijnmond Noord/Noordoost | ||
Capelle aan den IJsel | 502 | - |
Krimpen aan den IJsel | 542 | - |
Lansingerland | 1 621 | - |
Rotterdam - Rivium | 599 | 25 |
Rozenburg en Voorne Putten | ||
Brielle | 501 | - |
Hellevoetsluis | 530 | - |
Westvoorne | 614 | - |
Nissewaard | 1 930 | - |
Rotterdam - Rozenburg | 599 | 27 |
Rijnmond Zuid/Zuidoost | ||
Barendrecht | 489 | - |
Ridderkerk | 597 | - |
Albrandswaard | 613 | - |
Rotterdam - Pernis | 599 | 13 |
Rotterdam - Hoogvliet | 599 | 16 |
Regionale indeling meerwerkgebied Utr | Gemeentecode | Wijknummers |
---|---|---|
De Ronde Venen en Stichtse Vecht (noord) | ||
De Ronde Venen | 736 | - |
Stichtse Vecht - Loenen aan de Vecht | 1 904 | 3 |
Stichtse Vecht - Nieuwer Ter Aar | 1 904 | 4 |
Stichtse Vecht - Vreeland | 1 904 | 6 |
Stichtse Vecht - Nigtevecht | 1 904 | 8 |
Stichtse Vecht - Nieuwersluis | 1 904 | 9 |
Stichtse Vecht - Loenersloot | 1 904 | 10 |
Stichtse Vecht (zuid) | ||
Stichtse Vecht - Maarssen | 1 904 | 1 |
Stichtse Vecht - Breukelen | 1 904 | 2 |
Stichtse Vecht - Kockengen | 1 904 | 5 |
Stichtse Vecht - Tienhoven | 1 904 | 7 |
Stichtse Vecht - Oud Zuilen | 1 904 | 11 |
Stichtse Vecht - Maarssenbroek | 1 904 | 12 |
Woerden | 632 | - |
Lopik, Montfoort, IJsselstein en Oudewater | ||
Lopik | 331 | - |
Montfoort | 335 | - |
IJsselstein | 353 | - |
Oudewater | 589 | - |
Vijfheerenlanden | 1 961 | - |
De Bilt en Zeist (noord) | ||
De Bilt | 310 | - |
Zeist - Huis ter Heide, Bosch en Duin | 355 | 5 |
Zeist (zuid) | ||
Centrum Zeist | 355 | 1 |
Zeist-Noord | 355 | 2 |
Zeist-West | 355 | 3 |
Zeist-Oost, Zeister Bos en omgeving | 355 | 4 |
Nieuwegein | 356 | - |
Houten | 321 | - |
Utrechtse Heuvelrug (west) en Bunnik | ||
Bunnik | 312 | - |
Utrechtse Heuvelrug - Doorn | 1 581 | 0 |
Utrechtse Heuvelrug - Driebergen-Rijssenburg | 1 581 | 1 |
Utrechtse Heuvelrug - Maarn | 1 581 | 4 |
Utrechtse Heuvelrug (oost), Wijk bij Duurstede en Rhenen | ||
Rhenen | 340 | - |
Wijk bij Duurstede | 352 | - |
Utrechtse Heuvelrug - Leersum | 1 581 | 2 |
Utrechtse Heuvelrug - Amerongen | 1 581 | 3 |
Renswoude en Veenendaal | ||
Renswoude | 339 | - |
Veenendaal | 345 | - |
Baarn, Eemnes en Soest (noord) | ||
Baarn | 308 | - |
Eemnes | 317 | - |
Soest - ’t Hart-Soestdijk | 342 | 1 |
Soest - Klaarwater | 342 | 2 |
Soest - Boerenstreek | 342 | 3 |
Soest - de Eng-Soest-Midden | 342 | 4 |
Soest - Smitsveen | 342 | 5 |
Soest - Overhees | 342 | 6 |
Amersfoort (zuid), Leusden, Soest (zuid) en Woudenberg | ||
Amersfoort - Bosgebied | 307 | 5 |
Amersfoort - Stoutenberg-Noord | 307 | 12 |
Leusden | 327 | - |
Soest - Soest-Zuid | 342 | 7 |
Soest - Soesterberg | 342 | 8 |
Woudenberg | 351 | - |
Amersfoort (midden) | ||
Stadskern | 307 | 1 |
Zonnehof | 307 | 2 |
Soesterkwartier | 307 | 3 |
Isselt | 307 | 4 |
De koppel | 307 | 6 |
De Kruiskamp | 307 | 7 |
Schothorst Zuid | 307 | 8 |
Schothorst Noord | 307 | 9 |
Liendert | 307 | 10 |
Rustenburg | 307 | 11 |
Schuilenburg | 307 | 13 |
Randenbroek | 307 | 14 |
Vermeerkwartier | 307 | 15 |
Leusderkwartier | 307 | 16 |
De Berg Zuid | 307 | 17 |
De Berg Noord | 307 | 18 |
Valleipoort | 307 | 25 |
Amersfoort (noord) en Bunschoten | ||
Amersfoort - Hoogland | 307 | 19 |
Amersfoort - Zielhorst | 307 | 20 |
Amersfoort - Kattenbroek | 307 | 21 |
Amersfoort - Calveen | 307 | 22 |
Amersfoort - Park Schothorst | 307 | 23 |
Amersfoort - Nieuwland | 307 | 24 |
Amersfoort - Hooglanderveen | 307 | 26 |
Amersfoort - Buitengebied West | 307 | 27 |
Amersfoort - Vathorst-De Velden | 307 | 28 |
Amersfoort - Vathorst-Centrum | 307 | 29 |
Amersfoort - Vathorst-De Bron | 307 | 30 |
Amersfoort - Vathorst-De Laak | 307 | 31 |
Bunschoten | 313 | - |
Utrecht: West, Noordwest en Overvecht | ||
West | 344 | 1 |
Noordwest | 344 | 2 |
Overvecht | 344 | 3 |
Utrecht: Noordoost en Oost | ||
Noordoost | 344 | 4 |
Oost | 344 | 5 |
Utrecht: Binnenstad, Zuid en Zuidwest | ||
Binnenstad | 344 | 6 |
Zuid | 344 | 7 |
Zuidwest | 344 | 8 |
Utrecht: Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern | ||
Leidsche Rijn | 344 | 9 |
Vleuten-De Meern | 344 | 10 |
Bijlage C Weegmodel ODiN 2021
In ODiN worden landelijke en meerwerkresponsen in de weging geïntegreerd. Daarom is in het weegmodel onder andere via de variabelen regio65 en regio60 onderscheid gemaakt tussen de landsdekkende provincies en meerwerkgebieden. Hierdoor is het mogelijk om het landelijke deel goed te kunnen blijven schatten zonder verstoring door meerwerkresponsen. Dit onderscheid gebeurt echter niet voor alle weegtermen, maar alleen voor een aantal belangrijke kenmerken (zie de termen 1 tot en met 5 van de eindweging). Deze beperking is er om te voorkomen dat het weegmodel te gedetailleerd wordt en daardoor de spreiding van de gewichten te groot.
Weegmodel voorweging ODiN 2021
Regio_oversampling50 x Periode2vw + Doelgroep5 x Periode2vw
Weegmodel eindweging ODiN 2021
Regio65 * Geslacht2 (1)
+ Regio60 * (Inkomen5 + Herkomst3 + Leeftijd4 + HHgrootte4) (2), (3), (4), (5)
+ Geslacht2 * HHgrootte4 (6)
+ Geslacht2 * Leeftijd18 (7)
+ Geslacht2 * Herkomst3 (8)
+ Stedelijkheid5 * Leeftijd9 * Geslacht2 (9)
+ Maand12 * Weekdag7 (10)
+ Provincie12 * Maand12 (11)
+ Provincie12 * Weekdag7 (12)
+ Leeftijd9 * Maand12 (13)
+ Leeftijd9 * Weekdag7 (14)
+ Stedelijkheid5 * Maand12 (15)
+ Stedelijkheid5 * Weekdag7 (16)
+ Herkomst3 * Weekdag7 (17)
+ Bouwjaar7 (18)
+ Brandstof4 (19)
+ Leeftijd9 * (Personenautobezit2 + PersonenautobezitHH2) (20), (21)
+ PersonenautobezitHH4 (22)
+ Geslacht2 * (Bestelautobezit2 + BestelautobezitHH2) (23), (24)
+ Geslacht2 * Bijtelling2 (25)
+ BijtellingHH3 (26)
+ Geslacht2 * (Bromsnorfietsbezit2 + BromsnorfietsbezitHH2) (27), (28)
+ Geslacht2 * (Motorfietsbezit2 + MotorfietsbezitHH2) (29), (30)
+ Inkomen10 (31)
+ SEC4 (32)
+ VakBin2 * (LeeftijdV4 + Periode2 + Schoolvakantieregio3 (33), (34), (35)
+ VakZakBui2 * (LeeftijdV4 + Periode2 + Schoolvakantieregio3) (36), (37), (38)
+ Geslacht2 * RijbewijsAu2 (39)
+ Herkomst3 * RijbewijsAu2 (40)
+ PersonenautobezitHH2 * RijbewijsAu2 (41)
+ MotorfietsbezitHH2 * RijbewijsMo2 (42)
+ BromsnorfietsbezitHH2 * RijbewijsBr2 (43)
+ OVstudentenkaart3 * (Weekend2 + Geslacht2) (44), (45)
Categorie-indelingen van de weegvariabelen uit de voorweging
Doelgroep5 (Doelgroepen van doelgroepbenadering)
1. stratum 1
2. stratum 2
3. stratum 3
4. stratum 4
5. stratum 5
Periode2vw (Periode voor voorweging)
1. januari - mei
2. juni - december
Regio_oversampling50 (Woonregio in 50 klassen)
1. gemeente Amsterdam
2. basisregio Waterland
3. basisregio Zaanstreek
4. basisregio IJmond
5. basisregio Zuid-Kennemerland
6. basisregio Meerlanden
7. basisregio Amstelland
8. basisregio Gooi en Vechtstreek
9. basisregio Almere + Zeewolde
10. basisregio Lelystad + Dronten
11. Noord-Holland Noord – Regio Alkmaar
12. Noord-Holland Noord – West-Friesland
13. Noord-Holland Noord – Kop van Noord-Holland
14. MRDH regio Den Haag Centrum
15. MRDH regio Den Haag Zuidwest
16. MRDH regio Den Haag Noordwest
17. MRDH regio Den Haag Oost
18. MRDH regio Haaglanden Zuidwest
19. MRDH regio Haaglanden Zuid
20. MRDH regio Haaglanden Oost
21. MRDH regio Haaglanden Noord
22. MRDH regio Rotterdam Noord: Centrum en Delfshaven
23. MRDH regio Rotterdam Noord: Overschie, Hillegersberg-Schiebroek en Prins Alexander
24. MRDH regio Rotterdam Noord: Kralingen-Crooswijk en Noord
25. MRDH regio Rotterdam Zuid
26. MRDH regio Rijnmond Noordwest
27. MRDH regio Rijnmond Noord/Noordoost
28. MRDH regio Rozenburg en Voorne Putten
29. MRDH regio Rijnmond Zuid/Zuidoost
30. Utr De Ronde Venen en Stichtse Vecht (noord)
31. Utr Stichtse Vecht (zuid)
32. Utr Woerden
33. Utr Lopik, Montfoort, IJsselstein en Oudewater
34. Utr Vijfheerenlanden
35. Utr De Bilt en Zeist (noord)
36. Utr Zeist (zuid)
37. Utr Nieuwegein
38. Utr Houten
39. Utr Utrechtse Heuvelrug (west) en Bunnik
40. Utr Utrechtse Heuvelrug (oost), Wijk bij Duurstede en Rhenen
41. Utr Renswoude en Veenendaal
42. Utr Baarn, Eemnes en Soest (noord)
43. Utr Amersfoort (zuid), Leusden, Soest (zuid) en Woudenberg
44. Utr Amersfoort (midden)
45. Utr Amersfoort (noord) en Bunschoten
46. Utr Utrecht: West, Noordwest en Overvecht
47. Utr Utrecht: Noordoost en Oost
48. Utr Utrecht: Binnenstad, Zuid en Zuidwest
49. Utr Utrecht: Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern
50. de rest van Nederland
Categorie-indelingen van de weegvariabelen uit de eindweging
Weegvariabelen gerelateerd aan de woonregio
Provincie12 (Provincie woonadres)
1. Groningen
2. Friesland
3. Drenthe
4. Overijssel
5. Flevoland
6. Gelderland
7. Utrecht
8. Noord-Holland
9. Zuid-Holland
10. Zeeland
11. Noord-Brabant
12. Limburg
Regio65 (Woonregio in 65 klassen)
1. gemeente Amsterdam - stadsdeel Centrum
2. gemeente Amsterdam - stadsdeel Noord
3. gemeente Amsterdam - stadsdeel West (incl. Westpoort)
4. gemeente Amsterdam - stadsdeel Nieuw-West
5. gemeente Amsterdam - stadsdeel Zuid
6. gemeente Amsterdam - stadsdeel Oost
7. gemeente Amsterdam - stadsdeel Zuidoost
8. basisregio Waterland
9. basisregio Zaanstreek
10. basisregio IJmond
11. basisregio Zuid-Kennemerland
12. basisregio Meerlanden
13. basisregio Amstelland
14. basisregio Gooi en Vechtstreek
15. basisregio Almere + Zeewolde
16. basisregio Lelystad + Dronten
17. Noord-Holland Noord – Regio Alkmaar
18. Noord-Holland Noord – West-Friesland
19. Noord-Holland Noord – Kop van Noord-Holland
20. Groningen
21. Friesland
22. Drenthe
23. Overijssel
24. rest van Flevoland
25. Gelderland
26. rest van Zuid-Holland
27. Zeeland
28. Noord-Brabant
29. Limburg
30. MRDH regio Den Haag Centrum
31. MRDH regio Den Haag Zuidwest
32. MRDH regio Den Haag Noordwest
33. MRDH regio Den Haag Oost
34. MRDH regio Haaglanden Zuidwest
35. MRDH regio Haaglanden Zuid
36. MRDH regio Haaglanden_Oost
37. MRDH regio Haaglanden Noord
38. MRDH regio Rotterdam Noord: Centrum en Delfshaven
39. MRDH regio Rotterdam Noord: Overschie, Hillegersberg-Schiebroek en Prins Alexander
40. MRDH regio Rotterdam Noord: Kralingen-Crooswijk en Noord
41. MRDH regio Rotterdam Zuid
42. MRDH regio Rijnmond Noordwest
43. MRDH regio Rijnmond Noord/Noordoost
44. MRDH regio Rozenburg en Voorne Putten
45. MRDH regio Rijnmond Zuid/Zuidoost
46. Utr De Ronde Venen en Stichtse Vecht (noord)
47. Utr Stichtse Vecht (zuid)
48. Utr Woerden
49. Utr Lopik, Montfoort, IJsselstein en Oudewater
50. Utr Vijfheerenlanden
51. Utr De Bilt en Zeist (noord)
52. Utr Zeist (zuid)
53. Utr Nieuwegein
54. Utr Houten
55. Utr Utrechtse Heuvelrug (west) en Bunnik
56. Utr Utrechtse Heuvelrug (oost), Wijk bij Duurstede en Rhenen
57. Utr Renswoude en Veenendaal
58. Utr Baarn, Eemnes en Soest (noord)
59. Utr Amersfoort (zuid), Leusden, Soest (zuid) en Woudenberg
60. Utr Amersfoort (midden)
61. Utr Amersfoort (noord) en Bunschoten
62. Utr Utrecht: West, Noordwest en Overvecht
63. Utr Utrecht: Noordoost en Oost
64. Utr Utrecht: Binnenstad, Zuid en Zuidwest
65. Utr Utrecht: Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern
Regio60 (Woonregio in 60 klassen)
1. gemeente Amsterdam - stadsdeel Centrum
2. gemeente Amsterdam - stadsdeel Noord
3. gemeente Amsterdam - stadsdeel West (incl. Westpoort)
4. gemeente Amsterdam - stadsdeel Nieuw-West
5. gemeente Amsterdam - stadsdeel Zuid
6. gemeente Amsterdam - stadsdeel Oost
7. gemeente Amsterdam - stadsdeel Zuidoost
8. Waterland en Zaanstreek
9. IJmond en Zuid-Kennemerland
10. Amstelland en Meerlanden
11. Gooi en Vechtstreek
12. Flevopolder
13. Noord-Holland Noord – Regio Alkmaar
14. Noord-Holland Noord – West-Friesland
15. Noord-Holland Noord – Kop van Noord-Holland
16. Groningen
17. Friesland
18. Drenthe
19. Overijssel en rest van Flevoland
20. Gelderland
21. rest van Zuid-Holland
22. Zeeland
23. Noord-Brabant
24. Limburg
25. MRDH regio Den Haag Centrum
26. MRDH regio Den Haag Zuidwest
27. MRDH regio Den Haag Noordwest
28. MRDH regio Den Haag Oost
29. MRDH regio Haaglanden Zuidwest
30. MRDH regio Haaglanden Zuid
31. MRDH regio Haaglanden_Oost
32. MRDH regio Haaglanden Noord
33. MRDH regio Rotterdam Noord: Centrum en Delfshaven
34. MRDH regio Rotterdam Noord: Overschie, Hillegersberg-Schiebroek en Prins Alexander
35. MRDH regio Rotterdam Noord: Kralingen-Crooswijk en Noord
36. MRDH regio Rotterdam Zuid
37. MRDH regio Rijnmond Noordwest
38. MRDH regio Rijnmond Noord/Noordoost
39. MRDH regio Rozenburg en Voorne Putten
40. MRDH regio Rijnmond Zuid/Zuidoost
41. Utr De Ronde Venen en Stichtse Vecht (noord)
42. Utr Stichtse Vecht (zuid)
43. Utr Woerden
44. Utr Lopik, Montfoort, IJsselstein en Oudewater
45. Utr Vijfheerenlanden
46. Utr De Bilt en Zeist (noord)
47. Utr Zeist (zuid)
48. Utr Nieuwegein
49. Utr Houten
50. Utr Utrechtse Heuvelrug (west) en Bunnik
51. Utr Utrechtse Heuvelrug (oost), Wijk bij Duurstede en Rhenen
52. Utr Renswoude en Veenendaal
53. Utr Baarn, Eemnes en Soest (noord)
54. Utr Amersfoort (zuid), Leusden, Soest (zuid) en Woudenberg
55. Utr Amersfoort (midden)
56. Utr Amersfoort (noord) en Bunschoten
57. Utr Utrecht: West, Noordwest en Overvecht
58. Utr Utrecht: Noordoost en Oost
59. Utr Utrecht: Binnenstad, Zuid en Zuidwest
60. Utr Utrecht: Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern
Schoolvakantieregio3 (Schoolvakantieregio woonadres)
1. noord
2. midden
3. zuid
Stedelijkheid5 (Stedelijkheid woongemeente)
1. zeer sterk stedelijk
2. sterk stedelijk
3. matig stedelijk
4. weinig stedelijk
5. niet stedelijk
Overige weegvariabelen in de eindweging op alfabetische volgorde
Weegvariabelen gerelateerd aan inkomen betreffen het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen. Alle inkomensgegevens zijn van het jaar voorafgaand aan het onderzoeksjaar met status voorlopig. Alle weegvariabelen aangaande voertuigbezit bevatten het voertuigbezit op basis van de registerinformatie op naam. Leaseauto’s worden daarbij dus niet meegeteld. Het beschikken over een leaseauto is opgenomen in aparte weegvariabelen over de bijtelling. Bromfietsbezit betreft bromfietsen, snorfietsen, brommobielen en overige bijzondere bromfietsen. Bouwjaar en brandstof zijn die van de hoofdauto. De hoofdauto wordt bepaald op basis van 1) type auto, 2) brandstof, 3) datum toelating en 4) gewicht.
Bestelautobezit2 (Bestelautobezit OP in 2 klassen)
0. nee
1. ja
BestelautobezitHH2 (Bestelautobezit huishouden in 2 klassen)
0. nee
1. ja
Bijtelling2 (Persoon met bijtelling)
1. Geen sprake van privégebruik van bedrijfsauto
2. Wel sprake van privégebruik van bedrijfsauto
BijtellingHH3 (Aantal personen met bijtelling in het huishouden in 3 klassen)
1. 0 personen met bijtelling
2. 1 persoon met bijtelling
3. 2 of meer personen met bijtelling
Bouwjaar7 (Bouwjaarklasse van de hoofdauto van de onderzoekspersoon)
1. 1900-<enquetejaar-12>
2. <enquetejaar-11>-<enquetejaar-9>
3. <enquetejaar-8>-<enquetejaar-6>
4. <enquetejaar-5>-<enquetejaar-3>
5. <enquetejaar-2>
6. <enquetejaar-1> of later
7. geen auto of onbekend
Brandstof4 (Brandstof van de hoofdauto van de onderzoekspersoon)
1. diesel
2. benzine
3. overig
4. geen auto of onbekend
Bromsnorfietsbezit2 (Bromvoertuigbezit OP in 2 klassen)
0. nee
1. ja
BromsnorfietsbezitHH2 (Bromvoertuigbezit huishouden in 2 klassen)
0. nee
1. ja
Geslacht2 (Geslacht van de onderzoekspersoon (OP))
1. man
2. vrouw
Herkomst3 (Herkomst in 3 klassen)
1. Nederlandse achtergrond, onbekend en missing
2. westers migratieachtergrond
3. niet-westerse migratieachtergrond
HHgrootte4 (Huishoudgrootte in 4 klassen)
1. 1-persoonshuishouden
2. 2-persoonshuishouden
3. 3-persoonshuishouden
4. huishouden met 4 of meer personen
Inkomen10 (Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen van het huishouden in 10 klassen)
De 10 klassen zijn gebaseerd op de decielen van huishoudinkomen op huishoudniveau.
1. 1e deciel
2. 2e deciel
3. 3e deciel
4. 4e deciel (incl. inkomen onbekend)
5. 5e deciel
6. 6e deciel
7. 7e deciel
8. 8e deciel
9. 9e deciel
10. laatste deciel
Inkomen5 (Gestandaardiseerd besteedbaar inkomen van het huishouden in 5 klassen)
De 5 klassen zijn gebaseerd op de kwintielen van huishoudinkomen op huishoudniveau.
1. 1e kwintiel
2. 2e kwintiel (incl. inkomen onbekend)
3. 3e kwintiel
4. 4e kwintiel
5. laatste kwintiel
Leeftijd18 (Leeftijd in 18 klassen)
1. 6 - 7 jaar
2. 8 - 11 jaar
3. 12 - 14 jaar
4. 15 - 17 jaar
5. 18 - 19 jaar
6. 20 - 24 jaar
7. 25 - 29 jaar
8. 30 - 34 jaar
9. 35 - 39 jaar
10. 40 - 44 jaar
11. 45 - 49 jaar
12. 50 - 54 jaar
13. 55 - 59 jaar
14. 60 - 64 jaar
15. 65 - 69 jaar
16. 70 - 74 jaar
17. 75 - 79 jaar
18. 80 jaar of ouder
Leeftijd9 (Leeftijd in 9 klassen)
1. 6 - 11 jaar
2. 12 - 17 jaar
3. 18 - 24 jaar
4. 25 - 29 jaar
5. 30 - 39 jaar
6. 40 - 49 jaar
7. 50 - 64 jaar
8. 65 - 74 jaar
9. 75 jaar of ouder
Leeftijd4 (Leeftijd in 4 klassen)
1. 6 - 17 jaar
2. 18 - 34 jaar
3. 35 - 54 jaar
4. 55 jaar of ouder
LeeftijdV4 (Leeftijd in 4 klassen, voor kruising met vakantie afwezigheid)
1. 6 - 14 jaar
2. 15 - 29 jaar
3. 30 - 64 jaar
4. 65 jaar of ouder
Maand12 (Rapportagemaand)
1. januari
2. februari
3. maart
4. april
5. mei
6. juni
7. juli
8. augustus
9. september
10. oktober
11. november
12. december
Motorfietsbezit2 (Motorfietsbezit OP in 2 klassen)
0. nee
1. ja
MotorfietsbezitHH2 (Motorfietsbezit huishouden in 2 klassen)
0. nee
1. ja
OVstudentenkaart3 (Bezit OP van een OV-studentenreisproduct in 3 klassen)
1. nee
2. weekabonnement
3. weekendabonnement
Periode2 (Tweedeling van de rapportagemaand naar zomerperiode en rest van het jaar)
1. zomer (juli, augustus, september)
2. overige maanden
Personenautobezit2 (Personenautobezit OP in 2 klassen)
0. nee
1. ja
PersonenautobezitHH4 (Personenautobezit huishouden in 4 klassen)
1. geen auto’s
2. 1 auto
3. 2 auto’s
4. 3 of meer auto’s
PersonenautobezitHH2 (Personenautobezit huishouden in 2 klassen)
0. nee
1. ja
RijbewijsAu2 (Rijbewijsbezit OP voor auto)
0. nee
1. ja
RijbewijsBr2 (Rijbewijsbezit OP voor bromfiets)
0. nee
1. ja
RijbewijsMo2 (Rijbewijsbezit OP voor motor)
0. nee
1. ja
SEC4 (Sociaal-economische categorie in 4 klassen)
1. werknemer
2. zelfstandige
3. uitkering
4. overig (incl. onbekend)
VakBin2 (Vakantie in het binnenland in 2 klassen)
0. OP heeft geen binnenlandse vakantie
1. OP heeft binnenlandse vakantie
VakZakBui2 (Vakantie of zakelijke reis in het buitenland in 2 klassen)
0. OP heeft geen vakantie of zaken in het buitenland
1. OP heeft vakantie of zaken in het buitenland
Weekdag (Rapportageweekdag)
1. zondag
2. maandag
3. dinsdag
4. woensdag
5. donderdag
6. vrijdag
7. zaterdag
Weekend (Gebaseerd op rapportageweekdag)
1. zaterdag, zondag
2. maandag t/m vrijdag
Bijlage D Kerntabellen
In deze bijlage zijn enkele kerncijfers uit ODiN 2021 opgenomen. Indien minder dan 50 unieke respondenten bijdragen aan de schatting en/of de relatieve marge 50% of meer is, dan wordt er geen cijfer gepubliceerd en is de betreffende cel gevuld met een punt. Meer gedetailleerde resultaten worden ook gepubliceerd op StatLine, de elektronische databank van het CBS.
Mannen | Vrouwen | Totaal | |
---|---|---|---|
Totaal | 77,9 | 78,4 | 78,1 |
6 tot 12 jaar | 84,7 | 86,6 | 85,6 |
12 tot 18 jaar | 77,7 | 80,3 | 79,0 |
18 tot 25 jaar | 75,6 | 81,0 | 78,3 |
25 tot 35 jaar | 79,1 | 81,6 | 80,3 |
35 tot 50 jaar | 80,0 | 82,4 | 81,2 |
50 tot 65 jaar | 80,3 | 81,1 | 80,7 |
65 tot 75 jaar | 75,1 | 73,5 | 74,3 |
75 jaar of ouder | 64,6 | 55,9 | 59,7 |
1) Verkeersdeelname is afgeleid uit het aandeel personen dat op de dag van enquêtering minimaal één reguliere verplaatsing of serieverplaatsing heeft gemaakt. Daarbij tellen personen met uitsluitend (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig niet mee. |
Mannen | Vrouwen | Totaal | |
---|---|---|---|
Totaal | 3,8 | 4,7 | 4,2 |
6 tot 12 jaar | . | . | . |
12 tot 18 jaar | 5,4 | 7,1 | 6,3 |
18 tot 25 jaar | 11,9 | 17,2 | 14,5 |
25 tot 35 jaar | 6,0 | 7,0 | 6,5 |
35 tot 50 jaar | 3,2 | 3,2 | 3,2 |
50 tot 65 jaar | 2,3 | 2,6 | 2,4 |
65 tot 75 jaar | 1,6 | 2,0 | 1,8 |
75 jaar of ouder | . | 1,5 | 1,2 |
1) Het aandeel personen dat op een dag minimaal één reguliere rit of serieverplaatsing met trein, bus, tram of metro heeft gemaakt. |
Personenauto als bestuurder | Personenauto als passagier | Trein | Bus/tram/metro | Fiets | Lopen | Overig | Totaal | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 85,6 | 30,2 | 10,2 | 3,5 | 16,1 | 8,2 | 14,7 | 168,4 |
Groningen | 3,1 | 1,2 | 0,6 | . | 0,5 | 0,3 | 0,5 | 6,3 |
Fryslân | 4,0 | 1,5 | . | . | 0,7 | 0,3 | 0,6 | 7,5 |
Drenthe | 2,7 | 1,1 | . | . | 0,5 | 0,2 | 0,7 | 5,6 |
Overijssel | 6,3 | 2,0 | 0,4 | . | 1,3 | 0,5 | 1,1 | 11,7 |
Flevoland | 2,5 | 1,1 | 0,3 | 0,1 | 0,3 | 0,2 | 0,5 | 4,9 |
Gelderland | 11,3 | 3,8 | 1,4 | 0,2 | 2,1 | 1,0 | 2,4 | 22,1 |
Utrecht | 6,6 | 2,6 | 1,1 | 0,3 | 1,4 | 0,6 | 1,0 | 13,6 |
Noord-Holland | 12,0 | 4,7 | 2,1 | 0,8 | 2,8 | 1,4 | 1,6 | 25,4 |
Zuid-Holland | 15,5 | 6,2 | 2,2 | 1,1 | 3,1 | 1,8 | 2,9 | 32,8 |
Zeeland | 2,4 | 0,7 | . | . | 0,4 | 0,2 | 0,6 | 4,4 |
Noord-Brabant | 13,7 | 3,8 | 1,0 | 0,2 | 2,2 | 1,2 | 2,0 | 24,2 |
Limburg | 5,3 | 1,6 | 0,6 | 0,1 | 0,9 | 0,6 | 0,8 | 9,9 |
1) De totale vervoersprestatie bevat alle reizigerskilometers van reguliere verplaatsingen (inclusief vakantieverplaatsingen) en serieverplaatsingen. Niet inbegrepen is (beroepsmatig) wegvervoer met een zwaar vrachtvoertuig. |
Personenauto als bestuurder | Personenauto als passagier | Trein | Bus/tram/metro | Fiets | Lopen | Overig | Totaal | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 14,1 | 5,1 | 1,7 | 0,5 | 2,7 | 1,4 | 1,8 | 27,2 |
Van en naar het werk | 4,3 | 0,2 | 0,4 | 0,1 | 0,4 | 0,0 | 0,6 | 6,1 |
Zakelijk en beroepsmatig | 1,2 | 0,1 | 0,1 | . | 0,0 | 0,0 | 0,5 | 1,9 |
Diensten en verzorging | 0,4 | 0,2 | . | 0,0 | 0,1 | 0,0 | 0,0 | 0,7 |
Winkelen en boodschappen doen | 1,4 | 0,6 | 0,1 | 0,1 | 0,3 | 0,1 | 0,1 | 2,6 |
Onderwijs of cursus volgen | 0,2 | 0,2 | 0,3 | 0,1 | 0,3 | 0,0 | 0,1 | 1,2 |
Visite en logeren | 2,5 | 1,3 | 0,4 | 0,1 | 0,2 | 0,0 | 0,1 | 4,7 |
Uitgaan, sport en hobby | 1,7 | 1,7 | 0,2 | 0,1 | 0,5 | 0,3 | 0,2 | 4,7 |
Toeren en wandelen | 0,4 | 0,4 | . | . | 0,7 | 0,8 | 0,1 | 2,5 |
Ander motief | 1,8 | 0,5 | 0,1 | 0,0 | 0,1 | 0,0 | 0,1 | 2,8 |
1) Het betreft enkel reguliere verplaatsingen, dus inclusief vakantieverplaatsingen en exclusief serieverplaatsingen. |
Personenauto als bestuurder | Personenauto als passagier | Trein | Bus/tram/metro | Fiets | Lopen | Overig | Totaal | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 823 | 257 | 35 | 37 | 636 | 614 | 104 | 2506 |
Van en naar het werk | 190 | 13 | 10 | 9 | 101 | 20 | 28 | 371 |
Zakelijk en beroepsmatig | 40 | 2 | 1 | . | 10 | 4 | 18 | 76 |
Diensten en verzorging | 36 | 13 | . | 2 | 22 | 11 | 3 | 88 |
Winkelen en boodschappen doen | 199 | 53 | 2 | 6 | 147 | 141 | 14 | 563 |
Onderwijs of cursus volgen | 8 | 17 | 8 | 8 | 74 | 23 | 6 | 144 |
Visite en logeren | 91 | 50 | 6 | 4 | 61 | 41 | 7 | 259 |
Uitgaan, sport en hobby | 88 | 67 | 5 | 5 | 114 | 83 | 14 | 374 |
Toeren en wandelen | 19 | 12 | . | . | 41 | 242 | 4 | 319 |
Ander motief | 151 | 30 | 2 | 2 | 67 | 51 | 9 | 312 |
1) Het betreft enkel reguliere verplaatsingen, dus inclusief vakantieverplaatsingen en exclusief serieverplaatsingen. |
Personenauto als bestuurder | Personenauto als passagier | Trein | Bus/tram/metro | Fiets | Lopen | Overig | Totaal | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 19,99 | 7,81 | 2,77 | 1,73 | 15,18 | 18,82 | 3,55 | 69,85 |
Van en naar het werk | 5,24 | 0,35 | 0,63 | 0,40 | 1,94 | 0,22 | 0,80 | 9,59 |
Zakelijk en beroepsmatig | 1,33 | 0,12 | 0,10 | . | 0,22 | 0,06 | 0,65 | 2,51 |
Diensten en verzorging | 0,70 | 0,29 | . | 0,07 | 0,32 | 0,13 | 0,08 | 1,63 |
Winkelen en boodschappen doen | 2,77 | 0,97 | 0,16 | 0,22 | 1,73 | 1,65 | 0,21 | 7,71 |
Onderwijs of cursus volgen | 0,30 | 0,30 | 0,54 | 0,37 | 1,32 | 0,21 | 0,15 | 3,20 |
Visite en logeren | 2,91 | 1,58 | 0,60 | 0,18 | 1,03 | 0,51 | 0,21 | 7,01 |
Uitgaan, sport en hobby | 2,54 | 2,32 | 0,41 | 0,25 | 3,34 | 3,53 | 0,68 | 13,07 |
Toeren en wandelen | 1,43 | 1,18 | . | . | 4,39 | 11,94 | 0,53 | 19,69 |
Ander motief | 2,79 | 0,71 | 0,17 | 0,10 | 0,87 | 0,57 | 0,24 | 5,44 |
1) Het betreft enkel reguliere verplaatsingen, dus inclusief vakantieverplaatsingen en exclusief serieverplaatsingen. |
Personenauto als bestuurder | Personenauto als passagier | Trein | Bus/tram/metro | Fiets | Lopen | Overig | Totaal | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 17,08 | 19,83 | 47,94 | 14,37 | 4,22 | 2,25 | 17,44 | 10,87 |
Van en naar het werk | 22,78 | 18,04 | 36,66 | 14,21 | 4,43 | 1,50 | 21,18 | 16,54 |
Zakelijk en beroepsmatig | 29,44 | 36,92 | 57,08 | . | 4,23 | 1,35 | 28,99 | 25,26 |
Diensten en verzorging | 11,55 | 13,74 | . | 11,00 | 2,89 | 1,10 | 10,20 | 8,44 |
Winkelen en boodschappen doen | 7,06 | 10,30 | 42,56 | 8,79 | 2,03 | 0,87 | 4,43 | 4,59 |
Onderwijs of cursus volgen | 27,90 | 9,58 | 36,22 | 17,19 | 3,52 | 1,13 | 12,03 | 8,13 |
Visite en logeren | 27,15 | 26,83 | 76,08 | 19,18 | 3,42 | 1,07 | 13,10 | 18,02 |
Uitgaan, sport en hobby | 19,79 | 24,74 | 51,22 | 15,14 | 4,77 | 3,26 | 12,91 | 12,55 |
Toeren en wandelen | 23,52 | 31,23 | . | . | 16,33 | 3,44 | 30,46 | 7,88 |
Ander motief | 12,16 | 17,51 | 57,36 | 12,51 | 2,23 | 0,88 | 12,52 | 9,00 |
1) Het betreft het gemiddelde aantal kilometers dat per reguliere verplaatsing wordt afgelegd door personen van 6 jaar of ouder. De afstand naar vervoerwijze is op basis van de ritvervoerwijze zodat alle gebruikte vervoermiddelen meetellen. Het aantal verplaatsingen is echter naar de hoofdvervoerwijze van een verplaatsing. |
Personenauto als bestuurder | Personenauto als passagier | Trein | Bus/tram/metro | Fiets | Lopen | Overig | Totaal | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 24,30 | 30,37 | 79,56 | 46,20 | 23,85 | 30,67 | 34,12 | 27,87 |
Van en naar het werk | 27,57 | 27,11 | 63,61 | 44,38 | 19,27 | 11,19 | 28,47 | 25,88 |
Zakelijk en beroepsmatig | 33,09 | 46,89 | 79,19 | . | 22,43 | 16,13 | 35,52 | 32,80 |
Diensten en verzorging | 19,29 | 22,06 | . | 40,86 | 14,35 | 12,03 | 23,47 | 18,47 |
Winkelen en boodschappen doen | 13,89 | 18,08 | 75,59 | 35,06 | 11,83 | 11,68 | 15,12 | 13,70 |
Onderwijs of cursus volgen | 36,05 | 17,52 | 71,28 | 45,57 | 17,79 | 9,29 | 27,34 | 22,27 |
Visite en logeren | 32,06 | 31,77 | 101,59 | 48,90 | 17,02 | 12,45 | 28,91 | 27,12 |
Uitgaan, sport en hobby | 28,80 | 34,73 | 86,62 | 53,97 | 29,36 | 42,79 | 49,45 | 34,91 |
Toeren en wandelen | 76,28 | 99,50 | . | . | 107,02 | 49,43 | 120,27 | 61,70 |
Ander motief | 18,43 | 23,81 | 89,69 | 41,93 | 13,10 | 11,27 | 25,24 | 17,45 |
1) Het betreft enkel reguliere verplaatsingen van personen van 6 jaar of ouder. |
Bijlage E Marges kerntabellen
In de tabellen van deze bijlage staan de schattingen (waarden) van de randtotalen uit bijlage D samen met de onder- en bovengrens van het betrouwbaarheidsinterval. Deze begrenzen het interval waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt.
Waarde | Ondergrens | Bovengrens | Relatieve marge (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 78,1 | 77,8 | 78,5 | 0,5 |
6 tot 12 jaar | 85,6 | 84,3 | 86,9 | 1,6 |
12 tot 18 jaar | 79,0 | 77,6 | 80,3 | 1,8 |
18 tot 25 jaar | 78,3 | 77,0 | 79,4 | 1,6 |
25 tot 35 jaar | 80,3 | 79,4 | 81,3 | 1,2 |
35 tot 50 jaar | 81,2 | 80,4 | 82,0 | 1,0 |
50 tot 65 jaar | 80,7 | 79,9 | 81,5 | 1,0 |
65 tot 75 jaar | 74,3 | 73,2 | 75,4 | 1,5 |
75 jaar of ouder | 59,7 | 58,4 | 61,0 | 2,2 |
Waarde | Ondergrens | Bovengrens | Relatieve marge | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 78,1 | 77,8 | 78,5 | 0,5 |
Mannen | 77,9 | 77,4 | 78,4 | 0,7 |
Vrouwen | 78,4 | 77,8 | 78,9 | 0,7 |
Waarde | Ondergrens | Bovengrens | Relatieve marge (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal: 6 jaar of ouder | 4,2 | 4,1 | 4,4 | 4,0 |
6 tot 12 jaar | . | . | . | . |
12 tot 18 jaar | 6,3 | 5,5 | 7,1 | 13,0 |
18 tot 25 jaar | 14,5 | 13,6 | 15,5 | 6,7 |
25 tot 35 jaar | 6,5 | 6,0 | 7,0 | 8,5 |
35 tot 50 jaar | 3,2 | 2,9 | 3,5 | 11,0 |
50 tot 65 jaar | 2,4 | 2,2 | 2,7 | 12,4 |
65 tot 75 jaar | 1,8 | 1,5 | 2,1 | 20,6 |
75 jaar of ouder | 1,2 | 0,9 | 1,5 | 27,4 |
Waarde | Ondergrens | Bovengrens | Relatieve marge | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 4,2 | 4,1 | 4,4 | 4,0 |
Mannen | 3,8 | 3,6 | 4,1 | 6,2 |
Vrouwen | 4,7 | 4,4 | 4,9 | 5,3 |
Waarde | Ondergrens | Bovengrens | Relatieve marge (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 168,4 | 165,5 | 171,2 | 1,7 |
Groningen | 6,3 | 5,6 | 7,0 | 10,9 |
Fryslân | 7,5 | 6,7 | 8,2 | 10,6 |
Drenthe | 5,6 | 5,0 | 6,3 | 11,4 |
Overijssel | 11,7 | 10,8 | 12,6 | 7,3 |
Flevoland | 4,9 | 4,4 | 5,4 | 10,4 |
Gelderland | 22,1 | 20,9 | 23,3 | 5,4 |
Utrecht | 13,6 | 13,0 | 14,2 | 4,4 |
Noord-Holland | 25,4 | 24,3 | 26,5 | 4,3 |
Zuid-Holland | 32,8 | 31,6 | 34,0 | 3,7 |
Zeeland | 4,4 | 3,8 | 5,0 | 13,7 |
Noord-Brabant | 24,2 | 23,0 | 25,3 | 4,9 |
Limburg | 9,9 | 9,1 | 10,7 | 8,1 |
Waarde | Ondergrens | Bovengrens | Relatieve marge | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 168,4 | 165,5 | 171,2 | 1,7 |
Personenauto als bestuurder | 85,6 | 83,5 | 87,7 | 2,4 |
Personenauto als passagier | 30,2 | 28,9 | 31,5 | 4,4 |
Trein | 10,2 | 9,5 | 11,0 | 7,6 |
Bus/tram/metro | 3,5 | 3,2 | 3,7 | 8,2 |
Fiets | 16,1 | 15,7 | 16,4 | 2,3 |
Lopen | 8,2 | 8,0 | 8,3 | 1,7 |
Overig | 14,7 | 13,6 | 15,8 | 7,6 |
Waarde | Ondergrens | Bovengrens | Relatieve marge | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 27,2 | 26,8 | 27,7 | 1,6 |
Van en naar het werk | 6,1 | 5,9 | 6,3 | 3,1 |
Zakelijk en beroepsmatig | 1,9 | 1,8 | 2,1 | 8,1 |
Diensten en verzorging | 0,7 | 0,7 | 0,8 | 7,4 |
Winkelen en boodschappen doen | 2,6 | 2,5 | 2,7 | 3,7 |
Onderwijs of cursus volgen | 1,2 | 1,1 | 1,2 | 6,5 |
Visite en logeren | 4,7 | 4,5 | 4,9 | 4,4 |
Uitgaan, sport en hobby | 4,7 | 4,5 | 4,9 | 4,4 |
Toeren en wandelen | 2,5 | 2,4 | 2,6 | 3,7 |
Ander motief | 2,8 | 2,7 | 2,9 | 4,7 |
Waarde | Ondergrens | Bovengrens | Relatieve marge | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 27,2 | 26,8 | 27,7 | 1,6 |
Personenauto als bestuurder | 14,1 | 13,7 | 14,4 | 2,4 |
Personenauto als passagier | 5,1 | 4,9 | 5,3 | 4,3 |
Trein | 1,7 | 1,5 | 1,8 | 7,5 |
Bus/tram/metro | 0,5 | 0,5 | 0,6 | 6,7 |
Fiets | 2,7 | 2,6 | 2,7 | 2,3 |
Lopen | 1,4 | 1,4 | 1,4 | 1,7 |
Overig | 1,8 | 1,7 | 2,0 | 7,7 |
Waarde | Ondergrens | Bovengrens | Relatieve marge | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 2 506 | 2 488 | 2 524 | 0,7 |
Van en naar het werk | 371 | 364 | 377 | 1,8 |
Zakelijk en beroepsmatig | 76 | 73 | 80 | 4,9 |
Diensten en verzorging | 88 | 85 | 92 | 3,9 |
Winkelen en boodschappen doen | 563 | 554 | 572 | 1,5 |
Onderwijs of cursus volgen | 144 | 139 | 148 | 3,2 |
Visite en logeren | 259 | 253 | 265 | 2,3 |
Uitgaan, sport en hobby | 374 | 367 | 381 | 1,9 |
Toeren en wandelen | 319 | 313 | 325 | 1,8 |
Ander motief | 312 | 304 | 320 | 2,5 |
Waarde | Ondergrens | Bovengrens | Relatieve marge | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 2 506 | 2 488 | 2 524 | 0,7 |
Personenauto als bestuurder | 823 | 810 | 835 | 1,5 |
Personenauto als passagier | 257 | 250 | 264 | 2,6 |
Trein | 35 | 33 | 37 | 5,9 |
Bus/tram/metro | 37 | 35 | 40 | 6,0 |
Fiets | 636 | 626 | 647 | 1,7 |
Lopen | 614 | 604 | 623 | 1,5 |
Overig | 104 | 99 | 109 | 4,9 |
Waarde | Ondergrens | Bovengrens | Relatieve marge | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 69,85 | 69,15 | 70,54 | 1,0 |
Van en naar het werk | 9,59 | 9,35 | 9,83 | 2,5 |
Zakelijk en beroepsmatig | 2,51 | 2,33 | 2,68 | 7,0 |
Diensten en verzorging | 1,63 | 1,55 | 1,71 | 4,9 |
Winkelen en boodschappen doen | 7,71 | 7,52 | 7,89 | 2,4 |
Onderwijs of cursus volgen | 3,20 | 3,06 | 3,34 | 4,4 |
Visite en logeren | 7,01 | 6,77 | 7,26 | 3,5 |
Uitgaan, sport en hobby | 13,07 | 12,70 | 13,44 | 2,8 |
Toeren en wandelen | 19,69 | 19,25 | 20,12 | 2,2 |
Ander motief | 5,44 | 5,25 | 5,63 | 3,5 |
Waarde | Ondergrens | Bovengrens | Relatieve marge | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 69,85 | 69,15 | 70,54 | 1,0 |
Personenauto als bestuurder | 19,99 | 19,61 | 20,38 | 1,9 |
Personenauto als passagier | 7,81 | 7,52 | 8,09 | 3,6 |
Trein | 2,77 | 2,59 | 2,96 | 6,7 |
Bus/tram/metro | 1,73 | 1,61 | 1,85 | 7,0 |
Fiets | 15,18 | 14,81 | 15,54 | 2,4 |
Lopen | 18,82 | 18,46 | 19,17 | 1,9 |
Overig | 3,55 | 3,31 | 3,79 | 6,7 |
Waarde | Ondergrens | Bovengrens | Relatieve marge | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 10,87 | 10,70 | 11,04 | 1,5 |
Van en naar het werk | 16,54 | 16,11 | 16,96 | 2,6 |
Zakelijk en beroepsmatig | 25,26 | 23,63 | 26,89 | 6,4 |
Diensten en verzorging | 8,44 | 7,90 | 8,97 | 6,3 |
Winkelen en boodschappen doen | 4,59 | 4,43 | 4,75 | 3,4 |
Onderwijs of cursus volgen | 8,13 | 7,65 | 8,60 | 5,8 |
Visite en logeren | 18,02 | 17,32 | 18,73 | 3,9 |
Uitgaan, sport en hobby | 12,55 | 12,04 | 13,06 | 4,1 |
Toeren en wandelen | 7,88 | 7,61 | 8,15 | 3,4 |
Ander motief | 9,00 | 8,62 | 9,38 | 4,3 |
Waarde | Ondergrens | Bovengrens | Relatieve marge | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 10,87 | 10,70 | 11,04 | 1,5 |
Personenauto als bestuurder | 17,08 | 16,73 | 17,43 | 2,0 |
Personenauto als passagier | 19,83 | 19,10 | 20,55 | 3,7 |
Trein | 47,94 | 45,60 | 50,27 | 4,9 |
Bus/tram/metro | 14,37 | 13,64 | 15,10 | 5,1 |
Fiets | 4,22 | 4,13 | 4,30 | 2,0 |
Lopen | 2,25 | 2,22 | 2,29 | 1,4 |
Overig | 17,44 | 16,30 | 18,57 | 6,5 |
Waarde | Ondergrens | Bovengrens | Relatieve marge | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 27,87 | 27,61 | 28,14 | 0,9 |
Van en naar het werk | 25,88 | 25,42 | 26,33 | 1,8 |
Zakelijk en beroepsmatig | 32,80 | 31,07 | 34,52 | 5,3 |
Diensten en verzorging | 18,47 | 17,88 | 19,05 | 3,2 |
Winkelen en boodschappen doen | 13,70 | 13,43 | 13,96 | 1,9 |
Onderwijs of cursus volgen | 22,27 | 21,55 | 23,00 | 3,3 |
Visite en logeren | 27,12 | 26,35 | 27,88 | 2,8 |
Uitgaan, sport en hobby | 34,91 | 34,08 | 35,75 | 2,4 |
Toeren en wandelen | 61,70 | 60,66 | 62,74 | 1,7 |
Ander motief | 17,45 | 16,95 | 17,95 | 2,9 |
Waarde | Ondergrens | Bovengrens | Relatieve marge | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 27,87 | 27,61 | 28,14 | 0,9 |
Personenauto als bestuurder | 24,30 | 23,94 | 24,67 | 1,5 |
Personenauto als passagier | 30,37 | 29,50 | 31,24 | 2,9 |
Trein | 79,56 | 76,76 | 82,36 | 3,5 |
Bus/tram/metro | 46,20 | 44,22 | 48,19 | 4,3 |
Fiets | 23,85 | 23,34 | 24,37 | 2,2 |
Lopen | 30,67 | 30,19 | 31,16 | 1,6 |
Overig | 34,12 | 32,20 | 36,03 | 5,6 |