ODiN 2021 Utrecht
PlausibiliteitsrapportageOver deze publicatie
Het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) verschaft adequate informatie over de dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking beschreven naar plaats van herkomst, bestemming, tijdstip waarop het vervoer plaatsvindt, gebruikte vervoermiddelen en de reismotieven voor de verplaatsingen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De plausibiliteitsrapportage over het meerwerkgebied Utrecht over het onderzoeksjaar 2021 bevat resultaten van ODiN 2021 en deze worden vergeleken met de resultaten van voorgaande ODiN-jaren.
1. Inleiding
In dit rapport staan de belangrijkste resultaten van het Onderzoek Onderweg in Nederland 2021 met betrekking tot het meerwerkgebied van de provincie Utrecht.
1.1 Het onderzoek
Verplaatsingsonderzoek kent in Nederland een lange geschiedenis. Sinds 1978 onderzoekt het CBS de mobiliteit van personen in Nederland. Tussen 1978 en 2004 gebeurde dit onder de naam Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG). In de periode 2004 tot en met 2009 werd het onderzoek in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerd door het bureau SocialData onder de naam Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON). Met ingang van 2010 kwam de uitvoering van het mobiliteitsonderzoek weer terug bij het CBS, als Onderzoek Verplaatsingen in Nederland (OViN). Het laatste onderzoeksjaar waarvoor op de OViN-werkwijze het mobiliteitsonderzoek is uitgevoerd is 2017. Met ingang van 2018 is het onderzoek gewijzigd en gaat het verder onder de naam Onderweg in Nederland, kortweg ODiN.
In deze rapportage worden de resultaten van ODiN 2021 over het meerwerkgebied van de provincie Utrecht gepresenteerd. De resultaten zijn niet enkel gebaseerd op de responsen uit de steekproef van het meerwerk, maar op alle responsen van inwoners uit de provincie Utrecht, dus ook die vanuit de landelijke steekproef. Al deze responsen zijn onderdeel van één geïntegreerd bestand en alle responsen in dat bestand worden gezamenlijk gewogen. De significante verschillen in de uitkomsten tussen de opeenvolgende jaren zijn in de tabellen aangegeven. Ze zijn getoetst op basis van statistische marges.
Het jaar 2021 was net als 2020 een bijzonder jaar vanwege de ziekte covid-19 veroorzaakt door het coronavirus SARS-CoV-19. Het virus dat eind december 2019 in het Chinese Wuhan werd ontdekt werd op 27 februari 2020 officieel voor het eerst bij een persoon in Nederland vastgesteld. Op 1 maart 2020 volgde het eerste advies in Nederland, namelijk thuisblijven bij milde luchtwegklachten na een bezoek aan een risicogebied (China, Zuid-Korea, Iran, Singapore en Noord-Italië). Op 11 maart 2020 was er volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) officieel sprake van een pandemie. In 2020 en 2021 zouden nog tal van verschillende adviezen en maatregelen volgen om het virus de kop in te drukken. Ook de Nederlandse overheid trof maatregelen. Dit had zijn weerslag op het gehele reilen en zeilen van de samenleving en daarmee ook op de mobiliteit daarvan.
In februari 2022 zijn de bestanden van ODiN 2018 tot en met 2020 heropgeleverd. Aanleiding voor de herziening was dat in 2021 uit nadere controles van de cijfers bleek dat er bij het onderdeel serieverplaatsingen een foutieve berekening had plaatsgevonden vanaf het eerste ODiN-jaar 2018. Omdat bij de onderzoeksjaren 2019 en 2020 ook aanvullende optimalisaties van het verwerkingsproces zijn doorgevoerd, is besloten tot heropleveringen van de ODiN-bestanden van alle drie de jaren. Naar aanleiding van de herziening is besloten de landelijke resultaten van alle drie de jaren opnieuw te berekenen en te presenteren in het rapport “Onderweg in Nederland (ODiN) 2018–2020, Eindrapportage heropleveringen”. Voor de meerwerkonderzoeken zijn de eindrapportages niet speciaal aangepast naar aanleiding van de heropleveringen. Deze plausibiliteitsrapportage over ODiN 2021 bevat daarentegen wel cijfers op basis van de heroplevering van ODiN 2020. Hierdoor is in enkele gevallen een kleine wijziging van een eerder gepubliceerd resultaat voor ODiN 2020 mogelijk.
Naast voorliggend rapport met resultaten van ODiN 2021 betreffende Utrecht is er ook een onderzoeksbeschrijving van het ODiN 2021 en een landelijke plausibiliteitsrapportage. Deze bieden meer achtergrondinformatie over (de resultaten van) het onderzoek.
1.2 Indeling van de rapportage
In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de betekenis van de indicatoren in deze rapportage. Paragraaf 1.4 gaat specifiek in op het meerwerk en het meerwerkgebied. In hoofdstuk 2 worden de cijfers over het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag gepresenteerd. De samenvatting staat in hoofdstuk 3. Bijlage A bevat een beschrijving van het meerwerkgebied zoals gebruikt voor de steekproeftrekking. De marges behorende bij de gepresenteerde cijfers in hoofdstuk 2 zijn te vinden in bijlage B.
1.3 Indicatoren in deze plausibiliteitsrapportage
Het onderzoek ODiN wordt uitgevoerd onder personen van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland. Dat wil zeggen dat personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen niet tot de doelpopulatie behoren. Voor deze rapportage over het meerwerkgebied Utrecht is de doelpopulatie niet verder afgebakend, dus deze bevat resultaten over de gehele doelpopulatie woonachtig in Nederland. Het rapportagegebied is wel geografisch afgebakend tot de provincie Utrecht. Het betreft namelijk verplaatsingen van inwoners van Nederland binnen de provincie Utrecht, vanuit de provincie en naar de provincie Utrecht. Verplaatsingen die enkel door de provincie Utrecht hebben plaatsgevonden met een vertrek- en een aankomstlocatie buiten de provincie Utrecht (transit) zijn hierin niet opgenomen.
Alle in hoofdstuk 2 opgenomen cijfers betreffen het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag. Daarbij wordt gerekend met de populatie per 1 juli van het betreffende onderzoeksjaar. De cijfers worden gepresenteerd naar vervoerwijzeklasse.
De in dit rapport gepresenteerde indicator is het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag. Deze is enkel gebaseerd op reguliere verplaatsingen. Bij reguliere verplaatsingen gaat het om:
Dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder exclusief personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen
- op Nederlands grondgebied
- inclusief vakantieverplaatsingen
- exclusief (werkgerelateerde) serieverplaatsingen1)
- exclusief beroepsmatige verplaatsingen met een zwaar vrachtvoertuig
- exclusief ritten met een vliegtuig.
Betrouwbaarheid en significantie
In deze rapportage worden enkel cijfers gepresenteerd die statistisch betrouwbaar geacht worden. Mocht dat niet het geval zijn, dan wordt geen waarde gepresenteerd, maar in plaats daarvan een punt. Daarbij hanteren we de vuistregel dat de waarde betrouwbaar wordt geacht indien het aantal unieke respondenten dat bijdraagt aan de schatting minimaal 50 is en de relatieve marge niet groter is dan 50%. De significantie van jaar-op-jaar-verschillen is bepaald met behulp van betrouwbaarheidsintervallen waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt. In de tabellen worden significante verschillen ten opzichte van het voorgaande jaar met een voetnoot weergegeven.
1.4 Meerwerk Utrecht
De Gemeente Utrecht en de Provincie Utrecht hebben in 2021, evenals in 2020, een meerwerk in alle gemeenten van de provincie Utrecht laten uitvoeren. De steekproef voor het meerwerk betreft respondenten woonachtig in die regio. In bijlage A is de gebiedsindeling in meer detail uitgewerkt.
In tabel 1.4.1 staan de totale responseis en behaalde responsaantallen voor de steekproef van het meerwerk Utrecht per onderzoeksjaar vermeld. Daaruit blijkt dat in 2021 een tweetal respondenten na de steekproeftrekking zijn verhuisd naar een locatie buiten het meerwerkgebied van de provincie Utrecht.
ODiN 2020 | ODiN 2021 | |
---|---|---|
Totale responseis | 3 924 | 3 924 |
Behaalde respons in meerwerkgebied | 4 365 | 4 924 |
Behaalde respons buiten meerwerkgebied | 13 | 2 |
Naast het meerwerk in de provincie Utrecht zijn er in 2021 ook andere meerwerkopdrachten voor ODiN uitgevoerd. Voor iedere opdracht is een steekproef getrokken. In tabel 1.4.2 staat het aantal respondenten woonachtig in het meerwerkgebied Utrecht uit de diverse steekproeven vermeld. Het gaat om de landelijke steekproef, de steekproef in opdracht van de Vervoerregio Amsterdam voor de Noordvleugel en de steekproef in en in opdracht van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).
ODiN 20181) | ODiN 2019 | ODiN 2020 | ODiN 2021 | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 4 513 | 3 650 | 8 483 | 9 362 |
Landelijke steekproef | 4 512 | 3 648 | 4 117 | 4 436 |
Steekproef Noordvleugel | 1 | 2 | 1 | 0 |
Steekproef MRDH | - | 0 | 0 | 2 |
Steekproef Utrecht | - | - | 4 365 | 4 924 |
1) Dit is inclusief de inwoners van de voormalige Zuid-Hollandse gemeenten Leerdam en Zederik die op 1-1-2019 (samen met het Utrechtse Vianen) zijn opgegaan in de nieuwe Utrechtse gemeente Vijfheerenlanden. |
Uit tabel 1.4.2 valt op te maken dat in 2021 twee responsen afkomstig zijn van personen uit de steekproef van de metropoolregio Rotterdam Den Haag. Dit komt omdat deze personen na de steekproeftrekking en voor het responsmoment verhuist zijn naar het meerwerkgebied Utrecht.
Tabel 1.4.3 bevat het aantal respondenten woonachtig in het meerwerkgebied Utrecht per deelregio uit de steekproeftrekking naar type steekproef.
Landelijke steekproef | Steekproef MRDH | Steekproef Utrecht | Totaal | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 4 436 | 2 | 4 924 | 9 362 |
De Ronde Venen en Stichtse Vecht (noord) | 170 | 0 | 188 | 358 |
Stichtse Vecht (zuid) | 168 | 0 | 203 | 371 |
Woerden | 171 | 0 | 190 | 361 |
Lopik, Montfoort, IJsselstein en Oudewater | 205 | 0 | 253 | 458 |
Vijfheerenlanden | 168 | 0 | 197 | 365 |
De Bilt en Zeist (noord) | 175 | 0 | 217 | 392 |
Zeist (zuid) | 170 | 0 | 206 | 376 |
Nieuwegein | 181 | 0 | 206 | 387 |
Houten | 173 | 0 | 272 | 445 |
Utrechtse Heuvelrug (west) en Bunnik | 182 | 0 | 160 | 342 |
Utrechtse Heuvelrug (oost), Wijk bij Duurstede en Rhenen | 192 | 0 | 180 | 372 |
Renswoude en Veenendaal | 227 | 0 | 245 | 472 |
Baarn, Eemnes en Soest (noord) | 215 | 0 | 245 | 460 |
Amersfoort (zuid), Leusden, Soest (zuid) en Woudenberg | 186 | 0 | 197 | 383 |
Amersfoort (midden) | 323 | 0 | 293 | 616 |
Amersfoort (noord) en Bunschoten | 297 | 1 | 309 | 607 |
Utrecht: West, Noordwest en Overvecht | 337 | 0 | 391 | 728 |
Utrecht: Noordoost en Oost | 298 | 1 | 310 | 609 |
Utrecht: Binnenstad, Zuid en Zuidwest | 316 | 0 | 341 | 657 |
Utrecht: Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern | 282 | 0 | 321 | 603 |
2. Gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag
Deze paragraaf bevat cijfers over het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag naar klassen van vervoerwijzen. Deze indicator is gebaseerd op verplaatsingsinformatie en daarmee op de hoofdvervoerwijze van een verplaatsing . De personen betreffen alle inwoners van Nederland van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens.
In tabel 2.1 wordt het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag gepresenteerd binnen het meerwerkgebied van de provincie Utrecht naar vervoerwijzeklasse in 2020 en 2021.
2020 | 2021 | verschil 2021 t.o.v. 2020 | |
---|---|---|---|
Totaal | 161,9 | 169,6* | +4,8 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 55,3 | 56,3 | +1,8 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 3,2 | 3,3 | +3,2 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch)1) | 54,9 | 55,7 | +1,5 |
Lopen | 43,7 | 49,2* | +12,7 |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 4,8 | 5,1 | +5,9 |
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar. 1) 'Fiets' omvat ook de speedpedelec. |
Uit de gegevens van tabel 2.1 volgt dat in 2021 per dag per duizend personen 169,6 verplaatsingen zijn gemaakt die volledig binnen het meerwerkgebied van de provincie Utrecht vielen. Ten opzichte van 2020 is dat een significante toename met 4,8 procent. De enige vervoerwijzeklasse die significant toegenomen is, is lopen. Dit nam toe van 43,7 verplaatsingen per duizend inwoners naar 49,2. Een toename van 12,7 procent. Van de verplaatsingen die geheel binnen de provincie Utrecht worden gemaakt, wordt het meest gebruik gemaakt van de personenauto en de fiets. Uit de verdeling van het aantal verplaatsingen per duizend personen van 6 jaar of ouder per dag in 2021 blijkt dat binnen het meerwerkgebied Utrecht 33 procent van alle verplaatsingen zijn gemaakt met de auto (als bestuurder of passagier) maar ook 33 procent met de fiets. Ook lopen nam met een aandeel van 29 procent in de modal split een belangrijke plaats in. Het openbaar vervoer had een aandeel van 2 procent in het aantal verplaatsingen dat binnen het meerwerkgebied plaatsvond. Het aantal verplaatsingen met ‘Overige vervoerwijzen’ waaronder de bestelauto, brom- en snorfiets had een aandeel van 3 procent.
In tabel 2.2 wordt het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag gepresenteerd vanuit het meerwerkgebied van de provincie Utrecht naar vervoerwijzeklasse in 2021.
2020 | 2021 | verschil 2021 t.o.v. 2020 | |
---|---|---|---|
Totaal | 24,8 | 26,3 | +6,2 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 18,1 | 19,6 | +8,4 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 3,7 | 3,3 | -10,2 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch)1) | 1,4 | 1,6 | +14,4 |
Lopen | . | . | . |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 1,4 | 1,7 | +24,2 |
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar. 1) 'Fiets' omvat ook de speedpedelec. |
Uit de cijfers in tabel 2.2 is af te leiden dat er in 2021 ten opzichte van 2020 geen significante wijzigingen zijn wat betreft het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag vanuit de provincie Utrecht. Circa drie kwart van de verplaatsingen die beginnen in het meerwerkgebied Utrecht en eindigen op een bestemming buiten het meerwerkgebied in 2021 werden gemaakt met de auto als bestuurder of als passagier. Ongeveer 12 procent van de verplaatsingen met een eindpunt buiten het meerwerkgebied werden gemaakt met bus, tram, metro of de trein. In tabel 2.2 is de waarde voor lopen vervangen door een punt omdat er te weinig waarnemingen waren.
In tabel 2.3 wordt het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag gepresenteerd naar het meerwerkgebied van de provincie Utrecht naar vervoerwijzeklasse in 2021.
2020 | 2021 | verschil 2021 t.o.v. 2020 | |
---|---|---|---|
Totaal | 25,5 | 26,8 | +4,8 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 18,7 | 20,0 | +7,2 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 3,7 | 3,2 | -13,0 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch)1) | 1,4 | 1,6 | +13,4 |
Lopen | . | . | . |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 1,4 | 1,7 | +22,7 |
* Cijfer wijkt significant af van het cijfer van het voorgaande jaar. 1) 'Fiets' omvat ook de speedpedelec. |
Ook voor verplaatsingen die beginnen buiten het meerwerkgebied Utrecht en eindigen op een bestemming binnen het meerwerkgebied zijn er in 2021 geen significante wijzigingen ten opzichte van 2020. Uit de gegevens in tabel 2.3 volgt ook dat de personenauto de boventoon voert; ongeveer drie kwart van de verplaatsingen die beginnen buiten het meerwerkgebied Utrecht en eindigen op een bestemming binnen het meerwerkgebied zijn gemaakt met de personenauto als bestuurder of als passagier. Voor openbaar vervoer is het aandeel 12 procent van alle verplaatsingen die beginnen buiten het meerwerkgebied werden gemaakt met het openbaar vervoer.
Van alle verplaatsingen die een relatie hebben met het meerwerkgebied Utrecht, vond 76 procent plaats binnen het meerwerkgebied, 12 procent startte binnen het meerwerkgebied en eindigde erbuiten en 12 procent startte buiten het meerwerkgebied en eindigde binnen het meerwerkgebied Utrecht. Die verdeling is niet anders dan in 2020. Er is geen significant verschil tussen het aantal reguliere verplaatsingen vanuit de provincie Utrecht en het aantal reguliere verplaatsingen naar de provincie Utrecht. Niet voor het totaal en ook niet per vervoerwijze.
3. Samenvatting
Deze rapportage bevat gegevens over het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per duizend personen per dag naar vervoerwijze door inwoners van 6 jaar of ouder binnen, vanuit en naar het meerwerkgebied Utrecht, dat alle gemeenten van de provincie Utrecht omvat.
De belangrijkste resultaten uit dit onderzoek zijn:
- Het aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag binnen de provincie Utrecht is in 2021 significant toegenomen ten opzichte van 2020. De toename bedraagt 4,8 procent.
- Lopen is de enige vervoerwijze met een significante toename van het aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag binnen de provincie Utrecht in 2021 ten opzichte van 2020. Die toename is 12,7 procent.
- Het aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag vanuit de provincie Utrecht en het aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag naar de provincie Utrecht is in 2021 niet significant gewijzigd ten opzichte van 2020. Niet voor het totaal en voor geen enkele vervoerwijze.
- Van alle verplaatsingen die een relatie hebben met de provincie Utrecht, vond 76 procent plaats binnen de provincie, 12 procent startte binnen de provincie en eindigde erbuiten en ditzelfde percentage startte buiten de provincie en eindigde binnen het meerwerkgebied Utrecht. Dit is dezelfde verdeling als in 2020.
- In 2021 is er geen significant verschil tussen het aantal reguliere verplaatsingen vanuit de provincie Utrecht en het aantal reguliere verplaatsingen naar de provincie Utrecht. Niet voor het totaal en ook niet per vervoerwijze.
Bijlage A Gebiedsindeling Utrecht
Deze bijlage bevat de geografische indeling die is toegepast bij de steekproeftrekking voor het meerwerkgebied van de provincie Utrecht. In tabel A.1 staat deze indeling in regio's met vermelding van gemeentecodes en wijknummers.
Regionale indeling | Gemeentecode | Wijknummers |
---|---|---|
De Ronde Venen en Stichtse Vecht (noord) | ||
De Ronde Venen | 736 | - |
Stichtse Vecht - Loenen aan de Vecht | 1904 | 3 |
Stichtse Vecht - Nieuwer Ter Aar | 1904 | 4 |
Stichtse Vecht - Vreeland | 1904 | 6 |
Stichtse Vecht - Nigtevecht | 1904 | 8 |
Stichtse Vecht - Nieuwersluis | 1904 | 9 |
Stichtse Vecht - Loenersloot | 1904 | 10 |
Stichtse Vecht - Maarssen | 1904 | 1 |
Stichtse Vecht - Breukelen | 1904 | 2 |
Stichtse Vecht - Kockengen | 1904 | 5 |
Stichtse Vecht - Tienhoven | 1904 | 7 |
Stichtse Vecht - Oud Zuilen | 1904 | 11 |
Stichtse Vecht - Maarssenbroek | 1904 | 12 |
Woerden | 632 | - |
Lopik, Montfoort, IJsselstein en Oudewater | ||
Lopik | 331 | - |
Montfoort | 335 | - |
IJsselstein | 353 | - |
Oudewater | 589 | - |
Vijfheerenlanden | 1961 | - |
De Bilt en Zeist (noord) | ||
De Bilt | 310 | - |
Zeist - Huis ter Heide, Bosch en Duin | 355 | 5 |
Zeist (zuid) | ||
Centrum Zeist | 355 | 1 |
Zeist-Noord | 355 | 2 |
Zeist-West | 355 | 3 |
Zeist-Oost, Zeister Bos en omgeving | 355 | 4 |
Nieuwegein | 356 | - |
Houten | 321 | - |
Utrechtse Heuvelrug (west) en Bunnik | ||
Bunnik | 312 | - |
Utrechtse Heuvelrug - Doorn | 1581 | 0 |
Utrechtse Heuvelrug - Driebergen-Rijssenburg | 1581 | 1 |
Utrechtse Heuvelrug - Maarn | 1581 | 4 |
Utrechtse Heuvelrug (oost), Wijk bij Duurstede en Rhenen | ||
Rhenen | 340 | - |
Wijk bij Duurstede | 352 | - |
Utrechtse Heuvelrug - Leersum | 1581 | 2 |
Utrechtse Heuvelrug - Amerongen | 1581 | 3 |
Renswoude en Veenendaal | ||
Renswoude | 339 | - |
Veenendaal | 345 | - |
Baarn, Eemnes en Soest (noord) | ||
Baarn | 308 | - |
Eemnes | 317 | - |
Soest - ’t Hart-Soestdijk | 342 | 1 |
Soest - Klaarwater | 342 | 2 |
Soest - Boerenstreek | 342 | 3 |
Soest - de Eng-Soest-Midden | 342 | 4 |
Soest - Smitsveen | 342 | 5 |
Soest - Overhees | 342 | 6 |
Amersfoort (zuid), Leusden, Soest (zuid) en Woudenberg | ||
Amersfoort - Bosgebied | 307 | 5 |
Amersfoort - Stoutenberg-Noord | 307 | 12 |
Leusden | 327 | - |
Soest - Soest-Zuid | 342 | 7 |
Soest - Soesterberg | 342 | 8 |
Woudenberg | 351 | - |
Amersfoort (midden) | ||
Stadskern | 307 | 1 |
Zonnehof | 307 | 2 |
Soesterkwartier | 307 | 3 |
Isselt | 307 | 4 |
De koppel | 307 | 6 |
De Kruiskamp | 307 | 7 |
Schothorst Zuid | 307 | 8 |
Schothorst Noord | 307 | 9 |
Liendert | 307 | 10 |
Rustenburg | 307 | 11 |
Schuilenburg | 307 | 13 |
Randenbroek | 307 | 14 |
Vermeerkwartier | 307 | 15 |
Leusderkwartier | 307 | 16 |
De Berg Zuid | 307 | 17 |
De Berg Noord | 307 | 18 |
Valleipoort | 307 | 25 |
Amersfoort (noord) en Bunschoten | ||
Amersfoort - Hoogland | 307 | 19 |
Amersfoort - Zielhorst | 307 | 20 |
Amersfoort - Kattenbroek | 307 | 21 |
Amersfoort - Calveen | 307 | 22 |
Amersfoort - Park Schothorst | 307 | 23 |
Amersfoort - Nieuwland | 307 | 24 |
Amersfoort - Hooglanderveen | 307 | 26 |
Amersfoort - Buitengebied West | 307 | 27 |
Amersfoort - Vathorst-De Velden | 307 | 28 |
Amersfoort - Vathorst-Centrum | 307 | 29 |
Amersfoort - Vathorst-De Bron | 307 | 30 |
Amersfoort - Vathorst-De Laak | 307 | 31 |
Bunschoten | 313 | - |
Utrecht: West, Noordwest en Overvecht | ||
West | 344 | 1 |
Noordwest | 344 | 2 |
Overvecht | 344 | 3 |
Utrecht: Noordoost en Oost | ||
Noordoost | 344 | 4 |
Oost | 344 | 5 |
Utrecht: Binnenstad, Zuid en Zuidwest | ||
Binnenstad | 344 | 6 |
Zuid | 344 | 7 |
Zuidwest | 344 | 8 |
Utrecht: Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern | ||
Leidsche Rijn | 344 | 9 |
Vleuten-De Meern | 344 | 10 |
Bijlage B Marges
In deze bijlage staan de schattingen (waarden) van resultaten van ODiN 2021 uit hoofdstuk 2 vermeld samen met de onder- en bovengrens van het betrouwbaarheidsinterval en de relatieve marge in procenten. De onder- en bovengrens begrenzen het interval waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt.
Waarde | Ondergrens 95%-interval | Bovengrens 95%-interval | Relatieve marge (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 169,6 | 164,6 | 174,6 | 2,9 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 56,3 | 53,7 | 58,8 | 4,5 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 3,3 | 2,8 | 3,8 | 14,5 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch) | 55,7 | 53,2 | 58,2 | 4,5 |
Lopen | 49,2 | 47,1 | 51,3 | 4,3 |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 5,1 | 4,2 | 5,9 | 16,4 |
Waarde | Ondergrens 95%-interval | Bovengrens 95%-interval | Relatieve marge (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 26,3 | 25,1 | 27,6 | 4,8 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 19,6 | 18,5 | 20,7 | 5,6 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 3,3 | 2,9 | 3,7 | 12,9 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch) | 1,6 | 1,3 | 1,9 | 20,0 |
Lopen | . | . | . | . |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 1,7 | 1,3 | 2,0 | 21,2 |
Waarde | Ondergrens 95%-interval | Bovengrens 95%-interval | Relatieve marge (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 26,8 | 25,5 | 28,0 | 4,8 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 20,0 | 18,9 | 21,1 | 5,5 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 3,2 | 2,8 | 3,6 | 13,3 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch) | 1,6 | 1,3 | 1,9 | 19,8 |
Lopen | . | . | . | . |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 1,7 | 1,3 | 2,0 | 21,0 |