Jeugdbescherming en jeugdreclassering 2021
Over deze publicatie
In deze rapportage presenteert het CBS de voorlopige cijfers over jeugdbescherming en jeugdreclassering in 2021. Op 31 december 2021 waren er 32 duizend lopende jeugdbeschermingsmaatregelen. In tweederde van de gevallen ging het om een vorm van ondertoezichtstelling en in een derde van de gevallen om een voogdijmaatregel. Er werden in 2021 minder maatregelen gestart en meer maatregelen beëindigd dan in 2020. Het aantal jongeren met een reguliere ondertoezichtstelling is in 2021 gedaald naar
21 895 jongeren op 31 december. Ook het aantal jongeren met een reguliere voogdijmaatregel daalde in 2021, naar 9 570 jongeren. De gemiddelde duur van zowel ondertoezichtstellingen als voogdijmaatregelen nam in 2021 toe. De meeste ondertoezichtstellingen werden beëindigd omdat de jongere meerderjarig werd; de meeste voogdijmaatregelen vanwege herstel van het gezag. Jeugdbescherming kwam relatief gezien het meest voor in jeugdregio’s in Friesland en Limburg.
Op 31 december 2021 liepen er 5 085 jeugdreclasseringsmaatregelen. In de meeste gevallen ging het om een vorm van toezicht en begeleiding. Het aantal jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel is verder gedaald, naar 5 015 jongeren op 31 december 2021. Er werden in 2021 meer maatregelen gestart en beëindigd dan in 2020. Daarnaast nam de gemiddelde duur van beëindigde trajecten verder af. Jeugdreclassering kwam in 2021 het meeste voor in de regio’s Rotterdam en Amsterdam.
Erratum 26-4-2023
De eerder aan het CBS geleverde databestanden over de jaren 2020, 2021 en het 1e halfjaar van 2022 bleek fouten te bevatten bij de variabele ‘reden van beëindiging van het jeugdbeschermingstraject’. De uitkomsten in paragraaf 1.5 van deze rapportage zijn gebaseerd op deze foutieve dataleveringen en dus onjuist. Begin 2023 is deze fout hersteld en zijn verbeterde databestanden aangeleverd voor deze verslagperioden. De juiste uitkomsten over de reden van beëindiging van jeugdbeschermingstrajecten zijn te vinden op StatLine.
Inleiding
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor hulp aan jongeren. Dat is vastgelegd in de Jeugdwet. Om de gemeenten bij de uitvoering ervan te ondersteunen is in de Jeugdwet een regeling opgenomen voor het ontsluiten van beleidsinformatie. De beleidsinformatie betreft informatie over jeugdhulpgebruik en de inzet van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen verstrekken hierover gegevens aan het CBS.
In deze rapportage staan de voorlopige resultaten over de verstrekte jeugdbescherming en jeugdreclassering in 2021, waarbij een vergelijking wordt gemaakt met de jaren 2016 tot en met 2020. De resultaten over jeugdhulp worden in een aparte rapportage beschreven.
1. Jeugdbescherming
Op 31 december 2021 waren er 32 duizend lopende jeugdbeschermingsmaatregelen. In meer dan twee derde van de gevallen betrof het een vorm van ondertoezichtstelling (OTS). In 31 procent van alle maatregelen ging het om een voogdijmaatregel, al dan niet voorlopig of tijdelijk (tabel 1.0.1).
In 2021 was er een lichte daling te zien in het totaal aantal jeugdbeschermingsmaatregelen. Op 31 december 2021 waren er 2,4 procent minder maatregelen actief dan aan het begin van het jaar. Deze afname was bij alle vormen van ondertoezichtstelling en voogdij te zien in 2021.
Beginstand (1-1-2021) | Instroom | Uitstroom | Eindstand (31-12-2021)1) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 32 795 | 11 320 | 12 110 | 32 005 |
Ondertoezichtstelling | 22 365 | 8 295 | 8 800 | 21 855 |
Voorlopige ondertoezichtstelling | 360 | 1 575 | 1 605 | 330 |
Voogdij | 9 780 | 1 150 | 1 370 | 9 565 |
Voorlopige en tijdelijke voogdij | 290 | 300 | 335 | 260 |
Bron: CBS. 1) Maatregelen met een einddatum van 31 december tellen niet mee in de eindstand. |
1.1 Minder trajecten gestart, meer beëindigd
Het aantal gestarte jeugdbeschermingstrajecten in 2021 ligt 5,3 procent lager dan in 2020. Het aantal beëindigde trajecten nam toe met 4,2 procent (figuur 1.1.1). Ook bij de ondertoezichtstellingen is er sprake van een daling van de instroom en een stijging van de uitstroom. Voor het eerst sinds 2016 worden er in 2021 meer ondertoezichtstellingen beëindigd dan gestart. Ook bij de voogdij zijn er in 2021 iets meer maatregelen beëindigd dan gestart. Zowel het aantal gestarte als beëindigde voogdijmaatregelen ligt in 2021 lager dan in de jaren ervoor.
Maatregel | 2021* (maatregelen) | 2020 (maatregelen) | 2019 (maatregelen) | 2018 (maatregelen) | 2017 (maatregelen) | 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | ||||||
Instroom | 11320 | 11950 | 12980 | 12160 | 12250 | 12320 |
Uitstroom | 12110 | 11620 | 12205 | 11835 | 11875 | 12830 |
OTS¹⁾ | ||||||
Instroom | 8295 | 8755 | 9345 | 8850 | 8830 | 8480 |
Uitstroom | 8800 | 8140 | 8575 | 8455 | 8625 | 9620 |
Voogdij²⁾ | ||||||
Instroom | 1150 | 1225 | 1340 | 1345 | 1590 | 1975 |
Uitstroom | 1370 | 1410 | 1410 | 1430 | 1405 | 1400 |
1)Exclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. 2)Exclusief voorlopige voogdij en tijdelijke voogdij. |
Bij de voorlopige ondertoezichtstellingen en de voorlopige en tijdelijke voogdijtrajecten daalt het aantal gestarte en beëindigde maatregelen. Er werden in 2021 meer maatregelen beëindigd dan gestart (figuur 1.1.2).
Maatregel | 2021* (maatregelen) | 2020 (maatregelen) | 2019 (maatregelen) | 2018 (maatregelen) | 2017 (maatregelen) | 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|---|
Vrl. OTS | ||||||
Instroom | 1575 | 1665 | 1920 | 1705 | 1550 | 1560 |
Uitstroom | 1610 | 1730 | 1845 | 1685 | 1545 | 1495 |
Vrl. en tijd. voogdij | ||||||
Instroom | 300 | 310 | 375 | 260 | 280 | 305 |
Uitstroom | 335 | 340 | 375 | 270 | 300 | 310 |
Het aantal gestarte jeugdbeschermingsmaatregelen ligt met name in het tweede halfjaar van 2021 lager dan in dezelfde maanden in 2019 en 2020 (figuur 1.1.3). Het aantal beëindigde maatregelen is in 2021 vergelijkbaar met 2019 en ligt iets hoger dan in 2020. Een uitzondering is de maand juni, waarin in 2021 meer maatregelen beëindigd werden dan in de voorgaande twee jaren1).
Jaar | Instroom 2019 (Maatregelen) | Instroom 2020 (Maatregelen) | Instroom 2021* (Maatregelen) |
---|---|---|---|
Jan | 1250 | 1040 | 1005 |
Feb | 960 | 915 | 885 |
Mrt | 1055 | 830 | 1130 |
Apr | 1100 | 945 | 1025 |
Mei | 1100 | 1045 | 860 |
Jun | 1010 | 1100 | 1115 |
Jul | 1240 | 1180 | 1035 |
Aug | 1030 | 1040 | 960 |
Sep | 1010 | 905 | 845 |
Okt | 1160 | 940 | 810 |
Nov | 970 | 965 | 795 |
Dec | 1100 | 1045 | 850 |
Jaar | Uitstroom 2019 (Maatregelen) | Uitstroom 2020 (Maatregelen) | Uitstroom 2021* (Maatregelen) |
---|---|---|---|
Jan | 1085 | 1075 | 1025 |
Feb | 940 | 955 | 925 |
Mrt | 975 | 975 | 1025 |
Apr | 1000 | 820 | 985 |
Mei | 970 | 885 | 925 |
Jun | 1095 | 940 | 1250 |
Jul | 1060 | 985 | 965 |
Aug | 970 | 860 | 985 |
Sep | 985 | 965 | 990 |
Okt | 1120 | 865 | 1045 |
Nov | 935 | 870 | 940 |
Dec | 1075 | 1420 | 1045 |
1.2 Minder jongeren met ondertoezichtstelling
Op 31 december 2021 stonden 21 895 jongeren onder toezicht; eind 2020 ging het om 22 715 jongeren (figuur 1.2.1). In de periode 2009 tot en met 2016 daalde het aantal jongeren met een ondertoezichtstelling, om tussen 2016 en 2020 weer te stijgen. In 2021 is weer een daling ten opzichte van 2020 te zien, hoewel het hier nog voorlopige cijfers betreft. Het gaat hier uitsluitend om de reguliere ondertoezichtstellingen. De voorlopige ondertoezichtstellingen zijn buiten beschouwing gelaten.
Datum | Voogdij (x 1 000) | Ondertoezichtstelling (x 1 000) |
---|---|---|
2005 | 5,035 | 23,98 |
2006 | 5,21 | 26,38 |
2007 | 5,46 | 29,605 |
2008 | 5,79 | 32,145 |
2009 | 6,38 | 33,17 |
2010 | 6,95 | 32,565 |
2011 | 7,445 | 31,5 |
2012 | 7,535 | 31,105 |
2013 | 8,43 | 28,145 |
2014 | 8,86 | 25,32 |
2015 | 9,205 | 21,395 |
2016 | 9,755 | 20,085 |
2017 | 9,935 | 20,38 |
2018 | 9,94 | 20,77 |
2019 | 9,835 | 21,645 |
2020 | 9,814 | 22,715 |
2021* | 9,57 | 21,894 |
1)Personen met voogdij of ondertoezichtstelling op peildatum, exclusief voorlopige voogdij, tijdelijke voogdij en voorlopige ondertoezichtstellingen. 2)Door invoering van de Jeugdwet treedt met ingang van 2015 een methodebreuk op. |
1.3 Aantal jongeren met voogdij redelijk constant
Op 31 december 2021 gold voor 9 570 jongeren een voogdijmaatregel. Sinds 2017 ligt dit aantal redelijk constant rond de 9,9 duizend, maar in 2021 neemt dit weer iets af (figuur 1.2.1). Het betreft hier uitsluitend de reguliere voogdij. Voorlopige en tijdelijke voogdij zijn buiten beschouwing gelaten.
1.4 Voogdijtrajecten meestal langer dan drie jaar
Van de beëindigde reguliere voogdijmaatregelen in 2021 duurde 75 procent drie jaar of langer (tabel 1.4.1). De meeste reguliere ondertoezichtstellingen duurden één tot drie jaar. Voorlopige ondertoezichtstellingen duurden vrijwel altijd korter dan 3 maanden; dit is officieel ook de maximale duur van een voorlopige OTS. Daarna dient deze ofwel te worden beëindigd ofwel te worden omgezet in een reguliere OTS. Tijdelijke voogdij duurt meestal een jaar of langer. Dit is een maatregel die wordt toegepast als gevolg van een gezagsvacuüm, bijvoorbeeld als de ouders langdurig in het buitenland verblijven of als zij zijn overleden.
Totaal aantal beëindigde maatregelen | Duur maatregel 0 tot 3 maanden | Duur maatregel 3 tot 6 maanden | Duur maatregel 6 tot 12 maanden | Duur maatregel 12 tot 36 maanden | Duur maatregel 36 maanden of langer | |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 12 110 | 1 805 | 555 | 2 130 | 4 785 | 2 840 |
Ondertoezichtstelling | 8 800 | 70 | 435 | 2 015 | 4 490 | 1 790 |
Voorlopige ondertoezichtstelling | 1 605 | 1 600 | 10 | . | . | . |
Voogdij | 1 370 | 10 | 20 | 50 | 260 | 1 030 |
Voorlopige voogdij | 285 | 120 | 85 | 60 | 20 | . |
Tijdelijke voogdij | 50 | . | . | . | 15 | 20 |
Bron: CBS. 1) Jeugdbeschermingsmaatregelen beëindigd in 2021. |
De gemiddelde duur van de in 2021 beëindigde reguliere voogdijmaatregelen is met 2 292 dagen een stuk langer dan die van de reguliere ondertoezichtstellingen (844 dagen) en is de afgelopen jaren gestegen. In 2021 neemt ook de gemiddelde duur van de reguliere ondertoezichtstellingen weer toe, na een jarenlange daling (figuur 1.4.2). Ook de gemiddelde duur van de beëindigde tijdelijke voogdijtrajecten neemt in 2021 ten opzichte van 2020 toe. Het gaat in 2021 echter maar om 50 beëindigde tijdelijke voogdijtrajecten in totaal (tabel 1.4.1).
Maatregel | 2021* (dagen) | 2020 (dagen) | 2019 (dagen) | 2018 (dagen) | 2017 (dagen) | 2016 (dagen) |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 893 | 859 | 867 | 877 | 934 | 1026 |
OTS | 844 | 830 | 867 | 888 | 965 | 1085 |
Vrl. OTS | 75 | 73 | 71 | 73 | 73 | 74 |
Voogdij | 2292 | 2131 | 2061 | 1873 | 1833 | 1823 |
Vrl. voogdij | 154 | 145 | 141 | 174 | 147 | 129 |
Tijd. voogdij | 1796 | 1576 | 1850 | 1508 | 1597 | 1160 |
1)Jeugdbeschermingsmaatregelen beëindigd in het gehele jaar. |
1.5 Zie erratum 26-4-2023
1.6 Samenloop jeugdbescherming met jeugdreclassering neemt af
Van alle 0- tot en met 17-jarigen die in 2021 jeugdbescherming ontvangen, heeft 2,5 procent in hetzelfde jaar ook een jeugdreclasseringsmaatregel lopen. Dit percentage neemt de laatste jaren iets af: van 4,0 procent in 2016 naar 2,5 procent in 2021 (tabel 1.6.1). Dit komt voornamelijk doordat de samenloop bij onder toezicht gestelde jongeren daalde van 4,7 procent in 2016 naar 2,9 procent in 2021. De samenloop van voogdij met jeugdreclassering is in 2021 ook verder gedaald, naar 1,3 procent.
Het gaat in deze cijfers om alle jongeren die in een jaar op enig moment jeugdbescherming ontvingen. Van hen is bepaald voor welk percentage ook een jeugdreclasseringsmaatregel gold in dezelfde periode.
Jongeren met jeugdbescherming en jeugdreclassering | Jongeren met ondertoezichtstelling en jeugdreclassering2) | Jongeren met voogdij en jeugdreclassering3) | |
---|---|---|---|
% van totaal aantal jongeren met jeugdbescherming | % van totaal aantal jongeren met ondertoezichtstelling | % van totaal aantal jongeren met voogdij | |
2016 | 4,0 | 4,7 | 1,6 |
2017 | 3,7 | 4,4 | 1,6 |
2018 | 3,5 | 4,1 | 1,7 |
2019 | 3,3 | 3,8 | 1,7 |
2020 | 2,9 | 3,4 | 1,4 |
2021* | 2,5 | 2,9 | 1,3 |
Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar met een jeugdbeschermingsmaatregel. 2) Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. 3) Inclusief tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij. |
1.7 De meeste jongeren met jeugdbescherming krijgen ook jeugdhulp
In 2021 ontving ruim driekwart van de jongeren met een ondertoezichtstelling daarnaast ook jeugdhulp (figuur 1.7.1). Het aandeel jongeren met een ondertoezichtstelling en daarnaast ook jeugdhulp zonder verblijf steeg van 64 procent in 2020 naar 67 procent in 2021. Het aandeel jongeren dat naast een ondertoezichtstelling ook jeugdhulp met verblijf ontvangt, neemt in de laatste jaren af; van 40 procent in 2016 naar 33 procent in 2021. In deze gevallen krijgen jongeren een ondertoezichtstelling en ontvangen zij jeugdhulp die mede inhoudt dat zij niet thuis verblijven2).
Samenloop | 2021* (%) | 2020 (%) | 2019 (%) | 2018 (%) | 2017 (%) | 2016 (%) |
---|---|---|---|---|---|---|
OTS en Jeugdhulp | 78 | 76 | 76 | 76 | 76 | 74 |
OTS en JH zonder verblijf | 67 | 64 | 63 | 62 | 61 | 56 |
w.v. | ||||||
Wijkteam | 10 | 12 | 12 | 14 | 14 | 9 |
Ambulant | 42 | 38 | 39 | 39 | 40 | 36 |
Daghulp | 7 | 7 | 6 | 5 | 5 | 5 |
Netwerk jongere | 35 | 32 | 31 | 29 | 25 | 25 |
OTS en JH met verblijf | 33 | 33 | 34 | 36 | 38 | 40 |
w.v. | ||||||
Pleegzorg | 17 | 18 | 19 | 19 | 21 | 23 |
Gezinsgericht | 5 | 4 | 4 | 5 | 4 | 4 |
Gesloten plaatsing | 3 | 3 | 4 | 4 | 4 | 4 |
Overig²⁾ | 13 | 13 | 13 | 14 | 16 | 15 |
1)Personen van 0 tot en met 17 jaar met een ondertoezichtstelling én jeugdhulp, als percentage van het totaal aantal jongeren met een ondertoezichtstelling. Jongeren met meerdere jeugdhulpvormen komen meerdere malen in de tabel voor. 2)Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp of gesloten plaatsing. |
Van alle jongeren die een voogdijmaatregel hebben in 2021, ontvangt 93 procent daarnaast ook jeugdhulp (figuur 1.7.2). Het aandeel jongeren dat naast voogdij ook jeugdhulp zonder verblijf kreeg, steeg de afgelopen jaren van 40 procent in 2016 naar 50 procent in 2021. In 2021 ontving 87 procent van de jongeren met voogdij daarbij ook jeugdhulp met verblijf. Dat percentage is hoger dan in 2020 en vergelijkbaar met de jaren daarvoor.
Samenloop | 2021* (%) | 2020 (%) | 2019 (%) | 2018 (%) | 2017 (%) | 2016 (%) |
---|---|---|---|---|---|---|
Voogdij en Jeugdhulp | 93 | 91 | 91 | 91 | 93 | 90 |
Voogdij en JH zonder verblijf | 50 | 46 | 45 | 44 | 44 | 40 |
w.v. | ||||||
Wijkteam | 5 | 6 | 6 | 6 | 7 | 3 |
Ambulant | 36 | 34 | 34 | 34 | 35 | 32 |
Daghulp | 7 | 6 | 5 | 4 | 4 | 3 |
Netwerk jongere | 15 | 13 | 12 | 10 | 9 | 9 |
Voogdij en JH met verblijf | 87 | 83 | 86 | 86 | 87 | 86 |
w.v. | ||||||
Pleegzorg | 65 | 64 | 66 | 65 | 69 | 69 |
Gezinsgericht | 14 | 10 | 11 | 12 | 11 | 10 |
Gesloten plaatsing | 2 | 2 | 3 | 2 | 3 | 3 |
Overig²⁾ | 19 | 18 | 18 | 18 | 19 | 17 |
1)Personen van 0 tot en met 17 jaar met voogdij én jeugdhulp, als percentage van het totaal aantal jongeren met voogdij. Jongeren met meerdere jeugdhulpvormen komen meerdere malen in de tabel voor. 2)Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp of gesloten plaatsing. |
1.8 Bijna 1 procent van alle jongeren ontvangt jeugdbescherming
Ongeveer 1 procent van alle jongeren tot en met 17 jaar ontvangt op 31 december 2021 jeugdbescherming. Bij jongeren die jeugdbescherming ontvangen gaat het iets vaker om jongens dan om meisjes. In totaal ontvingen 16 810 jongens op 31 december 2021 jeugdbescherming, wat overeenkomt met 1 procent van alle jongens van 0 tot en met 17 jaar. Bij meisjes bedroeg dit aantal 15 190, wat gelijkstaat aan 0,9 procent van alle meisjes in deze leeftijd (tabel 1.8.1).
Totaal aantal jongeren2) | Totaal aantal jongeren met jeugdbescherming | Voogdij | Voorlopige en tijdelijke voogdij | Ondertoezichtstelling | Voorlopige ondertoezichtstelling | |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 3 311 220 | 32 000 | 9 530 | 260 | 21 890 | 330 |
Geslacht: Jongens | 1 696 625 | 16 810 | 4 870 | 130 | 11 635 | 180 |
Geslacht: Meisjes | 1 614 595 | 15 190 | 4 660 | 130 | 10 255 | 150 |
Leeftijd: 0 tot 4 jaar | 681 660 | 3 000 | 540 | 45 | 2 335 | 80 |
Leeftijd: 4 tot 8 jaar | 708 415 | 6 160 | 1 425 | 25 | 4 655 | 55 |
Leeftijd: 8 tot 12 jaar | 749 500 | 8 385 | 2 320 | 50 | 5 960 | 55 |
Leeftijd: 12 tot 18 jaar | 1 171 650 | 14 450 | 5 250 | 135 | 8 940 | 135 |
Migratieachtergrond: Nederlands | 2 405 640 | 21 425 | 6 485 | 100 | 14 675 | 165 |
Migratieachtergrond: Overig westers | 288 780 | 3 160 | 950 | 50 | 2 120 | 45 |
Migratieachtergrond: Niet-westers | 616 800 | 7 415 | 2 095 | 110 | 5 095 | 120 |
Samenstelling huishouden3): Tweeoudergezin | 2 705 045 | 5 665 | 130 | 15 | 5 415 | 110 |
Samenstelling huishouden3): Éénoudergezin | 538 285 | 13 450 | 335 | 55 | 12 900 | 170 |
Samenstelling huishouden3): Overig | 67 890 | 12 885 | 9 065 | 190 | 3 580 | 50 |
Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar. 2) De peildatum voor alle jongeren in Nederland is 1 januari 2021 en komt dus niet overeen met de peildatum voor jongeren met jeugdbescherming (31 december 2021). 3) Onder thuiswonende kinderen worden ook begrepen adoptie- en stiefkinderen, maar geen pleegkinderen. |
Op 31 december 2021 waren 14 450 jongeren met jeugdbescherming tussen de 12 en 18 jaar oud, wat neerkomt op 1,2 procent van alle jongeren in deze leeftijd (tabel 1.8.1). Van alle 8- tot 12-jarigen in Nederland ontving 1,1 procent jeugdbescherming; dat waren op 31 december 2021 8 385 jongeren. Ongeveer 0,9 procent van de kinderen tussen 4 en 8 jaar kreeg jeugdbescherming, 6 160 in totaal. De groep 0- tot 3-jarigen was met 3 000 het kleinst; ongeveer 0,4 procent in deze leeftijdsgroep ontving jeugdbescherming (tabel 1.8.1).
Onder de jongeren met een ondertoezichtstelling is de groep jongeren van 8 tot 12 jaar oud gestegen van 24 procent in 2016 naar 27 procent in 2021. Het aandeel jongeren van 0 tot 4 en 12 tot 18 jaar nam ten opzichte van 2016 iets af (figuur 1.8.2). Bij de voogdijmaatregelen is een lichte stijging van het aandeel in de oudste leeftijdsgroep te zien, van 53 procent in 2016 naar 55 procent in 2021.
Jaar | 0 tot 4 jaar (%) | 4 tot 8 jaar (%) | 8 tot 12 jaar (%) | 12 tot 18 jaar (%) |
---|---|---|---|---|
Nederland | ||||
2021* | 20,59 | 19,25 | 26,21 | 35,38 |
2020 | 20,58 | 18,99 | 26,28 | 35,44 |
2019 | 20,47 | 19,28 | 25,83 | 35,67 |
2018 | 20,49 | 18,75 | 25,4 | 35,88 |
2017 | 20,39 | 18,57 | 24,98 | 35,97 |
2016 | 20,36 | 18,57 | 24,56 | 35,88 |
OTS | ||||
2021* | 10,67 | 21,27 | 27,23 | 40,83 |
2020 | 11,61 | 20,82 | 27,02 | 40,55 |
2019 | 11,83 | 21,42 | 26,34 | 40,41 |
2018 | 12,45 | 20,74 | 25,75 | 41,05 |
2017 | 12,51 | 20,28 | 25,14 | 42,08 |
2016 | 12,84 | 20,2 | 24,25 | 42,72 |
Vrl. OTS | ||||
2021* | 24,7 | 17,38 | 17,38 | 40,55 |
2020 | 24,74 | 16,84 | 18,95 | 39,47 |
2019 | 28,4 | 19,25 | 15,73 | 36,62 |
2018 | 21,14 | 17,43 | 15,14 | 46,29 |
2017 | 19,81 | 18,58 | 19,5 | 42,11 |
2016 | 28,4 | 17,59 | 18,83 | 35,19 |
Voogdij | ||||
2021* | 5,66 | 14,93 | 24,33 | 55,08 |
2020 | 5,4 | 14,96 | 25,09 | 54,55 |
2019 | 5,53 | 14,67 | 25,37 | 54,43 |
2018 | 5,59 | 14,75 | 25,22 | 54,44 |
2017 | 5,74 | 15,07 | 24,96 | 54,23 |
2016 | 5,98 | 15,38 | 25,57 | 53,07 |
Vrl. en tijd. voogdij | ||||
2021* | 17,76 | 10,04 | 20,08 | 52,12 |
2020 | 23,42 | 14,13 | 17,1 | 45,35 |
2019 | 21,72 | 14,34 | 15,98 | 47,95 |
2018 | 24,61 | 12,04 | 14,66 | 48,69 |
2017 | 29,86 | 18,75 | 14,58 | 36,81 |
2016 | 37,5 | 9,56 | 11,03 | 41,91 |
1)Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdbescherming naar peildatum 31 december. |
Jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond zijn oververtegenwoordigd in de jeugdbescherming. Van alle 0- tot en met 17-jarigen in Nederland heeft 19 procent in 2021 een niet-westerse migratieachtergrond; bij jongeren met jeugdbescherming is dat 23 procent. Op peildatum 31 december 2021 ontvingen 7 415 jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond jeugdbescherming. Dit komt overeen met 1,2 procent van alle jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond in Nederland. Bij jongeren met een Nederlandse respectievelijk een westerse migratieachtergrond bedroegen deze aandelen 0,9 en 1,1 procent (tabel 1.8.1).
Bij de reguliere voogdijmaatregelen is het aandeel jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond de afgelopen jaren gedaald en het aandeel met een Nederlandse achtergrond gestegen (figuur 1.8.3). Voor heel Nederland zagen we juist een lichte stijging in het aandeel jongeren onder de 18 met een niet-westerse achtergrond en een daling van jongeren met een Nederlandse achtergrond.
Jaar | NL (%) | Westers (%) | Niet-westers (%) |
---|---|---|---|
Nederland | |||
2021* | 72,65 | 8,72 | 18,63 |
2020 | 73,05 | 8,51 | 18,44 |
2019 | 73,63 | 8,24 | 18,13 |
2018 | 74,14 | 8,00 | 17,86 |
2017 | 74,71 | 7,80 | 17,49 |
2016 | 75,31 | 7,62 | 17,07 |
OTS | |||
2021* | 67,03 | 9,69 | 23,28 |
2020 | 67,09 | 9,89 | 23,02 |
2019 | 67,46 | 9,84 | 22,71 |
2018 | 67,55 | 9,41 | 23,04 |
2017 | 67,07 | 9,85 | 23,08 |
2016 | 66,59 | 9,86 | 23,55 |
Vrl. OTS | |||
2021* | 50,91 | 13,11 | 35,98 |
2020 | 56,32 | 13,16 | 30,53 |
2019 | 50,70 | 10,56 | 38,73 |
2018 | 58,00 | 12,86 | 29,14 |
2017 | 50,15 | 15,17 | 34,67 |
2016 | 58,64 | 11,42 | 29,94 |
Voogdij | |||
2021* | 68,06 | 9,95 | 21,99 |
2020 | 67,34 | 9,75 | 22,91 |
2019 | 66,93 | 9,53 | 23,53 |
2018 | 66,15 | 9,46 | 24,40 |
2017 | 65,43 | 9,37 | 25,20 |
2016 | 65,15 | 9,04 | 25,82 |
Vrl. en tijd. voogdij | |||
2021* | 38,61 | 19,31 | 42,08 |
2020 | 40,52 | 20,82 | 38,66 |
2019 | 37,70 | 19,67 | 42,62 |
2018 | 41,88 | 18,32 | 39,79 |
2017 | 35,42 | 22,92 | 41,67 |
2016 | 49,26 | 25,74 | 25,00 |
1)Personen van 0 tot en met 17 jaar. 2)Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdbescherming naar peildatum 31 december. |
In totaal woonden op 31 december 2021 13 450 jongeren met jeugdbescherming in een éénoudergezin, wat gelijkstaat aan 2,5 procent van alle jongeren die in een éénoudergezin wonen. Bij de overige huishoudens is het aandeel jongeren met jeugdbescherming het hoogst: 19 procent van alle jongeren in een overig huishouden ontvangt jeugdbescherming. Een overig huishouden is bijvoorbeeld een institutioneel huishouden of een alleenwonende (tabel 1.8.1).
Het aandeel tweeoudergezinnen is bij de jongeren met een reguliere ondertoezichtstelling en reguliere voogdij de laatste jaren aan het dalen. Bij de jongeren met een ondertoezichtstelling neemt ook het aandeel jongeren in een overig huishouden de laatste jaren af, maar in 2021 stijgt dit weer ten opzichte van 2020. Ook bij voorlopige en tijdelijke voogdij neemt het aandeel in een overig huishouden in 2021 weer toe. Bij voorlopige ondertoezichtstellingen stijgt het aandeel in een éénoudergezin in 2021 ten opzichte van vorig jaar, terwijl dit aandeel bij voogdijmaatregelen verder daalt (figuur 1.8.4).
Het in deze figuur beschreven huishouden is de situatie in de Basisregistratie Personen (BRP). Dit kan zowel het ouderlijk huishouden zijn als een ander huishouden. Bij een voogdijmaatregel woont de jongere niet meer in het ouderlijk huis, maar wordt hij of zij opgevoed in een pleeggezin of in een tehuis. Bij een ondertoezichtstelling kan een jongere nog wel bij de ouders thuis wonen, tenzij er een uithuisplaatsing is uitgesproken.
Jaar | Tweeoudergezin (%) | Éénoudergezin (%) | Overig (%) |
---|---|---|---|
Nederland | |||
2021* | 81,69 | 16,26 | 2,05 |
2020 | 81,77 | 16,16 | 2,07 |
2019 | 81,92 | 16,02 | 2,06 |
2018 | 82,05 | 15,78 | 2,16 |
2017 | 82,27 | 15,53 | 2,20 |
2016 | 82,53 | 15,43 | 2,03 |
OTS | |||
2021* | 24,73 | 58,92 | 16,35 |
2020 | 25,78 | 58,83 | 15,40 |
2019 | 26,38 | 58,04 | 15,58 |
2018 | 26,89 | 57,09 | 16,02 |
2017 | 27,55 | 55,85 | 16,60 |
2016 | 28,46 | 54,04 | 17,51 |
Vrl. OTS | |||
2021* | 32,93 | 51,83 | 15,24 |
2020 | 34,47 | 46,05 | 19,47 |
2019 | 29,81 | 54,46 | 15,73 |
2018 | 25,14 | 55,71 | 19,14 |
2017 | 29,41 | 54,49 | 16,10 |
2016 | 33,95 | 45,37 | 20,68 |
Voogdij | |||
2021* | 1,34 | 3,53 | 95,13 |
2020 | 1,99 | 4,58 | 93,43 |
2019 | 2,11 | 4,74 | 93,15 |
2018 | 2,24 | 4,69 | 93,07 |
2017 | 2,28 | 4,51 | 93,21 |
2016 | 2,42 | 4,74 | 92,84 |
Vrl. en tijd. voogdij | |||
2021* | 5,79 | 20,46 | 73,75 |
2020 | 7,43 | 28,62 | 63,94 |
2019 | 4,92 | 28,69 | 66,39 |
2018 | 5,24 | 30,89 | 63,87 |
2017 | 7,64 | 32,64 | 59,72 |
2016 | 5,88 | 33,82 | 60,29 |
1)Personen van 0 tot en met 17 jaar. 2)Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdbescherming naar peildatum 31 december. |
1.9 Jeugdbescherming vooral in Fryslân, Limburg en Groningen
De vijf jeugdregio’s met het grootste aandeel jeugdbescherming zijn Fryslân, Zuid-Limburg, Kop van Noord-Holland, Midden Holland en Twente. De laagst scorende regio’s liggen in het zuiden van Noord-Holland en in de provincie Utrecht (figuur 1.9.1 en tabel 1.9.2).
Jeugdzorgregios_naam | Jeugdbescherming (%) |
---|---|
Achterhoek | 1,23 |
Alkmaar(Noord-Kennemerland) | 0,99 |
Amsterdam-Amstelland | 0,58 |
CentraalGelderland | 1,07 |
Drenthe | 1,03 |
Eemland | 0,78 |
Flevoland | 1,08 |
FoodValley | 0,89 |
Friesland(Frysl�n) | 1,36 |
GooienVechtstreek | 0,64 |
Groningen | 1,23 |
Haaglanden | 0,77 |
Haarlemmermeer | 0,40 |
HollandRijnland | 0,78 |
IJmond(MiddenKennemerland) | 1,16 |
IJsselland | 1,04 |
KopvanNoord-Holland | 1,29 |
Lekstroom | 0,85 |
Midden-Brabant | 0,93 |
MiddenHolland | 1,29 |
MiddenIJssel/OostVeluwe | 1,18 |
Midden-LimburgOost | 1,25 |
Midden-LimburgWest | 1,26 |
Noord-Limburg | 1,23 |
NoordoostBrabant | 0,96 |
Noord-Veluwe | 1,24 |
RijkvanNijmegen | 0,97 |
Rijnmond | 1,00 |
Rivierenland | 0,88 |
Twente | 1,28 |
UtrechtStad | 0,61 |
UtrechtWest | 0,77 |
WestBrabantOost | 0,73 |
WestBrabantWest | 0,94 |
WestFriesland | 1,06 |
Zaanstreek-Waterland | 0,74 |
Zeeland | 1,23 |
Zuid-HollandZuid | 1,06 |
ZuidKennemerland | 0,68 |
Zuid-Limburg | 1,34 |
Zuidoost-Brabant | 0,75 |
ZuidoostUtrecht | 0,90 |
1)De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2021 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (31 december 2021). |
% van het totale aantal personen van 0 tot en met 17 jaar2) | |
---|---|
hoogste aandelen: Friesland (Fryslân) | 1,36 |
hoogste aandelen: Zuid-Limburg | 1,34 |
hoogste aandelen: Kop van Noord-Holland | 1,29 |
hoogste aandelen: Midden Holland | 1,29 |
hoogste aandelen: Twente | 1,28 |
laagste aandelen: Haarlemmermeer | 0,4 |
laagste aandelen: Amsterdam-Amstelland | 0,58 |
laagste aandelen: Utrecht Stad | 0,61 |
laagste aandelen: Gooi en Vechtstreek | 0,64 |
laagste aandelen: Zuid Kennemerland | 0,68 |
Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar met jeugdbescherming. 2) De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2021 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (31 december 2021). |
De gemeenten waar relatief gezien de meeste jongeren met jeugdbescherming wonen zijn Stadskanaal, Twenterand en Sliedrecht3). Gemiddeld genomen wonen in de provincies Fryslân en Groningen de meeste jongeren met jeugdbescherming (figuur 1.9.3).
Gemeente_naam | Jeugdbescherming (%) |
---|---|
Aa en Hunze | 1,20 |
Aalsmeer | 0,47 |
Aalten | 0,75 |
Achtkarspelen | 1,73 |
Alblasserdam | 0,96 |
Albrandswaard | 0,59 |
Alkmaar | 1,12 |
Almelo | 1,64 |
Almere | 0,87 |
Alphen aan den Rijn | 0,97 |
Alphen-Chaam | 0,53 |
Altena | 0,87 |
Ameland | 1,03 |
Amersfoort | 0,78 |
Amstelveen | 0,44 |
Amsterdam | 0,63 |
Apeldoorn | 1,30 |
Arnhem | 1,04 |
Assen | 0,91 |
Asten | 1,04 |
Baarle-Nassau | 0,69 |
Baarn | 0,83 |
Barendrecht | 0,43 |
Barneveld | 1,27 |
Beek (L.) | 0,66 |
Beekdaelen | 0,87 |
Beemster | 1,00 |
Beesel | 1,65 |
Berg en Dal | 1,19 |
Bergeijk | 0,88 |
Bergen (L.) | 1,33 |
Bergen (NH.) | 0,64 |
Bergen op Zoom | 0,95 |
Berkelland | 1,14 |
Bernheze | 0,62 |
Best | 0,54 |
Beuningen | 1,01 |
Beverwijk | 1,07 |
Bladel | 0,47 |
Blaricum | 0,40 |
Bloemendaal | 0,52 |
Bodegraven-Reeuwijk | 0,97 |
Boekel | 0,55 |
Borger-Odoorn | 1,96 |
Borne | 1,05 |
Borsele | 1,07 |
Boxmeer | 1,17 |
Boxtel | 0,89 |
Breda | 0,68 |
Brielle | 0,50 |
Bronckhorst | 1,25 |
Brummen | 0,83 |
Brunssum | 1,41 |
Bunnik | 0,27 |
Bunschoten | 0,87 |
Buren | 0,96 |
Capelle aan den IJssel | 1,10 |
Castricum | 0,40 |
Coevorden | 1,01 |
Cranendonck | 0,80 |
Cuijk | 1,28 |
Culemborg | 0,56 |
Dalfsen | 0,83 |
Dantumadiel | 1,72 |
De Bilt | 0,74 |
De Fryske Marren | 0,70 |
De Ronde Venen | 0,77 |
De Wolden | 0,65 |
Delft | 0,77 |
Den Helder | 1,83 |
Deurne | 0,65 |
Deventer | 0,96 |
Diemen | 0,37 |
Dinkelland | 0,99 |
Doesburg | 1,91 |
Doetinchem | 1,39 |
Dongen | 0,64 |
Dordrecht | 1,19 |
Drechterland | 1,12 |
Drimmelen | 0,56 |
Dronten | 1,30 |
Druten | 0,71 |
Duiven | 0,65 |
Echt-Susteren | 1,10 |
Edam-Volendam | 0,46 |
Ede | 0,75 |
Eemnes | 0,16 |
Eemsdelta | 1,57 |
Eersel | 0,59 |
Eijsden-Margraten | 1,09 |
Eindhoven | 0,92 |
Elburg | 1,01 |
Emmen | 1,25 |
Enkhuizen | 1,05 |
Enschede | 1,46 |
Epe | 0,99 |
Ermelo | 2,02 |
Etten-Leur | 0,72 |
Geertruidenberg | 0,73 |
Geldrop-Mierlo | 0,68 |
Gemert-Bakel | 0,77 |
Gennep | 1,25 |
Gilze en Rijen | 0,87 |
Goeree-Overflakkee | 0,93 |
Goes | 1,51 |
Goirle | 0,79 |
Gooise Meren | 0,50 |
Gorinchem | 1,07 |
Gouda | 1,30 |
Grave | 1,63 |
Groningen (gemeente) | 1,00 |
Gulpen-Wittem | 0,72 |
Haaksbergen | 0,81 |
Haarlem | 0,75 |
Haarlemmermeer | 0,40 |
Halderberge | 0,84 |
Hardenberg | 1,10 |
Harderwijk | 1,09 |
Hardinxveld-Giessendam | 0,90 |
Harlingen | 1,31 |
Hattem | 0,61 |
Heemskerk | 1,06 |
Heemstede | 0,33 |
Heerde | 1,19 |
Heerenveen | 1,11 |
Heerhugowaard | 1,34 |
Heerlen | 2,04 |
Heeze-Leende | 0,35 |
Heiloo | 0,60 |
Hellendoorn | 0,69 |
Hellevoetsluis | 1,34 |
Helmond | 0,74 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 0,55 |
Hengelo (O.) | 1,59 |
Het Hogeland | 1,07 |
Heumen | 0,86 |
Heusden | 0,80 |
Hillegom | 0,69 |
Hilvarenbeek | 0,45 |
Hilversum | 0,73 |
Hoeksche Waard | 0,88 |
Hof van Twente | 0,94 |
Hollands Kroon | 1,21 |
Hoogeveen | 1,10 |
Hoorn | 1,02 |
Horst aan de Maas | 1,12 |
Houten | 0,82 |
Huizen | 0,78 |
Hulst | 1,36 |
IJsselstein | 0,67 |
Kaag en Braassem | 0,72 |
Kampen | 0,86 |
Kapelle | 1,19 |
Katwijk | 0,63 |
Kerkrade | 1,63 |
Koggenland | 0,53 |
Krimpen aan den IJssel | 1,10 |
Krimpenerwaard | 1,47 |
Laarbeek | 0,64 |
Landerd | 1,14 |
Landgraaf | 1,38 |
Landsmeer | 0,42 |
Langedijk | 1,07 |
Lansingerland | 0,44 |
Laren (NH.) | 0,27 |
Leeuwarden | 1,49 |
Leiden | 1,03 |
Leiderdorp | 0,63 |
Leidschendam-Voorburg | 0,79 |
Lelystad | 1,44 |
Leudal | 1,80 |
Leusden | 0,70 |
Lingewaard | 0,78 |
Lisse | 0,88 |
Lochem | 0,97 |
Loon op Zand | 0,68 |
Lopik | 1,24 |
Losser | 0,90 |
Maasdriel | 1,14 |
Maasgouw | 0,76 |
Maassluis | 1,06 |
Maastricht | 1,49 |
Medemblik | 1,51 |
Meerssen | 0,47 |
Meierijstad | 0,73 |
Meppel | 0,90 |
Middelburg (Z.) | 1,17 |
Midden-Delfland | 0,57 |
Midden-Drenthe | 0,92 |
Midden-Groningen | 1,28 |
Mill en Sint Hubert | 0,68 |
Moerdijk | 1,30 |
Molenlanden | 1,07 |
Montferland | 1,26 |
Montfoort | 0,77 |
Mook en Middelaar | 1,02 |
Neder-Betuwe | 0,95 |
Nederweert | 1,33 |
Nieuwegein | 0,88 |
Nieuwkoop | 0,87 |
Nijkerk | 0,84 |
Nijmegen | 0,98 |
Nissewaard | 1,20 |
Noardeast-Frysl�n | 1,32 |
Noord-Beveland | 0,83 |
Noordenveld | 0,59 |
Noordoostpolder | 1,16 |
Noordwijk | 0,49 |
Nuenen, Gerwen en Nederwet | 0,54 |
Nunspeet | 1,15 |
Oegstgeest | 0,50 |
Oirschot | 0,27 |
Oisterwijk | 0,62 |
Oldambt | 1,79 |
Oldebroek | 0,99 |
Oldenzaal | 1,00 |
Olst-Wijhe | 1,08 |
Ommen | 1,15 |
Oost Gelre | 1,34 |
Oosterhout | 0,81 |
Ooststellingwerf | 1,56 |
Oostzaan | 0,59 |
Opmeer | 0,75 |
Opsterland | 1,50 |
Oss | 1,02 |
Oude IJsselstreek | 1,42 |
Ouder-Amstel | 0,25 |
Oudewater | 0,73 |
Overbetuwe | 1,07 |
Papendrecht | 0,88 |
Peel en Maas | 0,88 |
Pekela | 2,04 |
Pijnacker-Nootdorp | 0,32 |
Purmerend | 0,76 |
Putten | 1,38 |
Raalte | 0,72 |
Reimerswaal | 0,84 |
Renkum | 1,34 |
Renswoude | 0,43 |
Reusel-De Mierden | 1,29 |
Rheden | 1,34 |
Rhenen | 0,44 |
Ridderkerk | 0,94 |
Rijssen-Holten | 0,80 |
Rijswijk (ZH.) | 0,80 |
Roerdalen | 1,06 |
Roermond | 1,54 |
Roosendaal | 0,97 |
Rotterdam | 1,08 |
Rozendaal | 0,00 |
Rucphen | 1,13 |
Schagen | 0,83 |
Scherpenzeel | 0,83 |
Schiedam | 0,99 |
Schiermonnikoog | 0,00 |
Schouwen-Duiveland | 1,30 |
's-Gravenhage (gemeente) | 0,81 |
's-Hertogenbosch | 1,18 |
Simpelveld | 1,69 |
Sint Anthonis | 0,48 |
Sint-Michielsgestel | 0,56 |
Sittard-Geleen | 1,24 |
Sliedrecht | 2,07 |
Sluis | 1,16 |
Smallingerland | 1,58 |
Soest | 0,80 |
Someren | 0,58 |
Son en Breugel | 0,36 |
Stadskanaal | 2,27 |
Staphorst | 0,73 |
Stede Broec | 0,96 |
Steenbergen | 0,98 |
Steenwijkerland | 1,38 |
Stein (L.) | 0,86 |
Stichtse Vecht | 0,68 |
S�dwest-Frysl�n | 1,26 |
Terneuzen | 1,48 |
Terschelling | 0,43 |
Texel | 0,92 |
Teylingen | 0,60 |
Tholen | 1,11 |
Tiel | 1,28 |
Tilburg | 1,20 |
Tubbergen | 0,98 |
Twenterand | 2,18 |
Tynaarlo | 0,71 |
Tytsjerksteradiel | 1,67 |
Uden | 1,22 |
Uitgeest | 0,80 |
Uithoorn | 0,41 |
Urk | 1,13 |
Utrecht (gemeente) | 0,61 |
Utrechtse Heuvelrug | 1,17 |
Vaals | 0,54 |
Valkenburg aan de Geul | 1,38 |
Valkenswaard | 1,09 |
Veendam | 1,82 |
Veenendaal | 0,97 |
Veere | 0,85 |
Veldhoven | 0,67 |
Velsen | 1,26 |
Venlo | 1,39 |
Venray | 1,15 |
Vijfheerenlanden | 0,87 |
Vlaardingen | 1,27 |
Vlieland | 0,00 |
Vlissingen | 1,40 |
Voerendaal | 0,62 |
Voorschoten | 0,64 |
Voorst | 1,18 |
Vught | 0,49 |
Waadhoeke | 1,34 |
Waalre | 0,68 |
Waalwijk | 0,67 |
Waddinxveen | 1,22 |
Wageningen | 0,70 |
Wassenaar | 0,47 |
Waterland | 0,48 |
Weert | 0,87 |
Weesp | 0,64 |
West Betuwe | 0,67 |
West Maas en Waal | 0,69 |
Westerkwartier | 0,66 |
Westerveld | 0,93 |
Westervoort | 1,57 |
Westerwolde | 1,13 |
Westland | 0,62 |
Weststellingwerf | 1,32 |
Westvoorne | 0,67 |
Wierden | 1,08 |
Wijchen | 0,88 |
Wijdemeren | 0,75 |
Wijk bij Duurstede | 0,81 |
Winterswijk | 1,12 |
Woensdrecht | 0,94 |
Woerden | 0,86 |
Wormerland | 0,58 |
Woudenberg | 1,05 |
Zaanstad | 0,86 |
Zaltbommel | 0,84 |
Zandvoort | 0,91 |
Zeewolde | 1,17 |
Zeist | 0,99 |
Zevenaar | 1,28 |
Zoetermeer | 1,07 |
Zoeterwoude | 0,30 |
Zuidplas | 1,34 |
Zundert | 0,48 |
Zutphen | 1,30 |
Zwartewaterland | 0,87 |
Zwijndrecht | 1,17 |
Zwolle | 1,24 |
1)De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2021 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (31 december 2021). |
2) De jongere verblijft in deze gevallen elders. Of anders gezegd: de jongere slaapt formeel elders, niet zijnde thuis in het eigen gezin. Dit betekent dat het hier alleen om de verblijfsvormen gaat waarbij er sprake is van een overnachting. Ook verblijf in logeerhuizen, alleen tijdens weekenden of juist door de week, vallen onder jeugdhulp met verblijf.
3) Volgens het woonplaatsbeginsel. Zie https://vng.nl/files/vng/201607_factsheet_woonplaatsbeginsel_2016.pdf.
2. Jeugdreclassering
Aan het einde van 2021 was op 5 015 jongeren een jeugdreclasseringsmaatregel van toepassing. Dit betreft personen van 12 tot en met 22 jaar met één of meerdere jeugdreclasseringsmaatregelen. In totaal waren op dat moment 5 085 jeugdreclasseringsmaatregelen van kracht. Dat zijn er 410 minder dan bij de start van het jaar (tabel 2.0.1).
De twee varianten van toezicht en begeleiding (T&B) worden het meest toegepast, samen goed voor 97 procent van alle jeugdreclasseringsmaatregelen. Het gaat hier dan vooral om toezicht en begeleiding in het gedwongen kader (4 490 maatregelen aan het einde van 2021). Voor alle type maatregelen geldt dat het aantal maatregelen aan het eind van het jaar is afgenomen ten opzichte van het begin van het jaar. De (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel en het scholings- en trainingsprogramma komen nauwelijks meer voor (tabel 2.0.1).
Beginstand (1-1-2021) | Instroom | Uitstroom | Eindstand (31-12-2021)1) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 5 495 | 5 550 | 5 960 | 5 085 |
Toezicht en begeleiding: gedwongen kader | 4 785 | 3 490 | 3 785 | 4 490 |
Toezicht en begeleiding: vrijwillig | 540 | 1 725 | 1 810 | 460 |
Individuele trajectbegeleiding Harde Kern | 130 | 230 | 250 | 110 |
Individuele trajectbegeleiding Criem | 30 | 90 | 100 | 25 |
Scholings- en trainingsprogramma | . | . | . | . |
Gedragsbeïnvloedende maatregel | . | . | 10 | . |
Voorbereiding gedragsbeïnvloedende maatregel | . | . | 10 | . |
Bron: CBS. 1) Maatregelen met een einddatum van 31 december tellen niet mee in de eindstand. |
2.1 Weer meer trajecten gestart en beëindigd
Na vorig jaar nog met 12 procent te zijn gedaald, is de instroom van jeugdreclasseringsmaatregelen in 2021 met 9 procent gestegen ten opzichte van 2020. In 2020 lijkt er sprake te zijn geweest van een dip. Het aantal trajecten in 2021 ligt wel nog steeds iets onder het niveau van 2019 (figuur 2.1.1). Ook de uitstroom is gestegen, namelijk met 5 procent. Ook hier was in 2020 nog sprake van een afname, hoewel in mindere mate dan bij de instroom. De oorzaak van de daling in de in- en uitstroom lag mogelijk in de uitbraak van het coronavirus vanaf maart 2020. Verderop (figuur 2.1.3 en 2.1.4) wordt ingegaan op de ontwikkeling van maand tot maand.
Het aantal ingestroomde jeugdreclasseringsmaatregelen ligt de gehele onderzochte periode onder het aantal uitgestroomde maatregelen. In 2021 geldt dit voor alle type jeugdreclasseringsmaatregelen. De grootste toename in het aantal ingestroomde maatregelen vindt plaats bij toezicht en begeleiding in het gedwongen kader, met in 2021 430 meer gestarte maatregelen dan in 2020. In 2020 was hier met 16 procent nog sprake van de sterkste daling (figuur 2.1.1).
Maatregel | 2021* (maatregelen) | 2020 (maatregelen) | 2019 (maatregelen) | 2018 (maatregelen) | 2017 (maatregelen) | 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal²⁾ | ||||||
Instroom | 5550 | 5105 | 5775 | 5525 | 5760 | 5765 |
Uitstroom | 5960 | 5700 | 5810 | 6040 | 6100 | 6255 |
T&B gedwongen | ||||||
Instroom | 3490 | 3060 | 3660 | 3505 | 3675 | 3435 |
Uitstroom | 3785 | 3725 | 3650 | 3955 | 3995 | 3760 |
T&B vrijwillig | ||||||
Instroom | 1725 | 1685 | 1725 | 1640 | 1690 | 1720 |
Uitstroom | 1810 | 1605 | 1780 | 1695 | 1705 | 1855 |
1)Jeugdreclasseringsmaatregelen bij personen van 12 tot en met 22 jaar. 2) Inclusief ITB Harde Kern, ITB Criem en overig. |
Van alle trajecten binnen de jeugdreclassering is de instroom bij de individuele trajectbegeleiding Harde Kern met 12 procent het sterkst afgenomen in 2021. Ook de uitstroom is hier in 2021 licht gedaald. In 2019 en 2020 nam het aantal ingestroomde en beëindigde trajecten bij de individuele trajectbegeleiding Harde Kern nog sterk toe. Bij de individuele trajectbegeleiding Criem en de overige jeugdreclasseringstrajecten is er al een aantal jaren sprake van een afname in zowel de in- als uitstroom. De individuele trajectbegeleiding Criem laat in 2021 wel weer een kleine toename zien (figuur 2.1.2).
Maatregel | 2021* (maatregelen) | 2020 (maatregelen) | 2019 (maatregelen) | 2018 (maatregelen) | 2017 (maatregelen) | 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|---|
ITB Harde Kern | ||||||
Instroom | 230 | 260 | 235 | 185 | 210 | 180 |
Uitstroom | 250 | 255 | 220 | 195 | 190 | 200 |
ITB Criem | ||||||
Instroom | 90 | 80 | 125 | 155 | 160 | 180 |
Uitstroom | 100 | 85 | 125 | 160 | 170 | 160 |
Overig²⁾ | ||||||
Instroom | 15 | 25 | 25 | 40 | 30 | 250 |
Uitstroom | 15 | 30 | 35 | 35 | 45 | 280 |
1)Jeugdreclasseringsmaatregelen bij personen van 12 tot en met 22 jaar. 2)Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
De gemiddeld maandelijkse instroom is in 2021 9 procent hoger dan in 2020, maar is wel nog steeds 4 procent lager dan in het jaar vóór de coronapandemie. Met name in de maanden mei tot en met juli en in oktober was de instroom lager dan in 2019, namelijk 10 tot 11 procent (figuur 2.1.3).
Sinds juli 2020 ligt de uitstroom weer op het niveau van 2019, met een opvallende piek in september en december4) 2020. De gemiddelde maandelijkse uitstroom is in 2021 met 5 procent gestegen ten opzichte van 2020 en zelfs hoger dan in 2019, het jaar vóór de coronapandemie (figuur 2.1.4).
Jaar | Instroom 2019 (Jeugdreclasseringstrajecten) | Instroom 2020 (Jeugdreclasseringstrajecten) | Instroom 2021* (Jeugdreclasseringstrajecten) |
---|---|---|---|
Jan | 450 | 480 | 420 |
Feb | 495 | 495 | 495 |
Maa | 520 | 455 | 550 |
Apr | 475 | 270 | 485 |
Mei | 490 | 335 | 435 |
Jun | 535 | 440 | 475 |
Jul | 560 | 480 | 505 |
Aug | 335 | 305 | 345 |
Sep | 425 | 450 | 470 |
Okt | 545 | 495 | 490 |
Nov | 510 | 460 | 475 |
Dec | 440 | 450 | 400 |
Jaar | Uitstroom 2019 (Jeugdreclasseringstrajecten) | Uitstroom 2020 (Jeugdreclasseringstrajecten) | Uitstroom 2021* (Jeugdreclasseringstrajecten) |
---|---|---|---|
Jan | 460 | 390 | 420 |
Feb | 455 | 435 | 535 |
Maa | 610 | 515 | 620 |
Apr | 485 | 355 | 480 |
Mei | 425 | 350 | 455 |
Jun | 580 | 515 | 605 |
Jul | 535 | 545 | 510 |
Aug | 325 | 330 | 335 |
Sep | 470 | 645 | 560 |
Okt | 510 | 520 | 515 |
Nov | 460 | 480 | 460 |
Dec | 490 | 625 | 470 |
2.2 Steeds minder jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel
Op peildatum 31 december 2021 hadden 5 015 jongeren een jeugdreclasseringsmaatregel. In de periode 2011-2021 is een dalende trend te zien. Tussen 31 december 2011 en 31 december 2021 is het aantal jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel meer dan gehalveerd. De afname is in 2021 met 8 procent net zo hoog als in 2020 (figuur 2.2.1).
Jaar | Jeugdreclassering (aantal jongeren) |
---|---|
2011 | 11110 |
2012 | 10830 |
2013 | 9210 |
2014 | 7790 |
2015 | 7590 |
2016 | 6735 |
2017 | 6420 |
2018 | 5925 |
2019 | 5915 |
2020 | 5440 |
2021* | 5015 |
1)Personen van 12 tot en met 22 jaar met één of meerdere jeugdreclasseringsmaatregelen. 2)Door invoering van de Jeugdwet treedt met ingang van 2015 een methodebreuk op. |
2.3 Reden beëindiging jeugdreclassering
Vanwege de overgang naar een nieuwe indeling bij het vastleggen van de reden van beëindiging van een jeugdreclasseringstraject, zijn er over de reden van beëindiging van in 2021 beëindigde trajecten geen gegevens beschikbaar. Naar verwachting zullen in de loop van 2022 gegevens over de reden van beëindiging volgens een nieuwe indeling beschikbaar komen.
In eerdere jaren werd jeugdreclassering in nagenoeg alle gevallen beëindigd volgens plan. De overige mogelijke redenen van beëindiging kwamen nauwelijks voor. Hierbij speelt vermoedelijk mee dat jeugdreclasseringstrajecten met tussentijdse wijzigingen, waarbij de jeugdreclassering wel ononderbroken wordt voortgezet, als één doorlopend traject worden gezien. Alleen de reden van beëindiging bij het definitieve einde van de maatregel komt daarmee in beeld.
2.4 Gemiddelde duur toezicht en begeleiding in vrijwillige kader blijft afnemen
Van alle afgesloten jeugdreclasseringsmaatregelen duurden de maatregelen toezicht en begeleiding in het gedwongen kader het langst. Bijna 60 procent van deze maatregelen duurde een jaar of langer waarvan de meeste 1 tot 2 jaar (tabel 2.4.1). De overige vormen van jeugdreclassering duurden meestal korter dan 3 maanden, met uitzondering van individuele trajectbegeleiding Harde Kern waar bijna 70 procent van de trajecten 3 tot 6 maanden duurt.
0 tot 3 maanden | 3 tot 6 maanden | 6 tot 12 maanden | 12 tot 24 maanden | 24 tot 36 maanden | 36 maanden of langer | |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 1 565 | 1 225 | 925 | 1 665 | 415 | 160 |
T&B: gedwongen | 470 | 630 | 515 | 1 590 | 410 | 160 |
T&B: vrijwillig | 985 | 400 | 355 | 65 | . | . |
ITB Harde Kern | 25 | 170 | 45 | 10 | . | . |
ITB Criem | 80 | 15 | . | . | . | . |
Overig2) | 10 | . | . | . | . | . |
Bron: CBS. 1) Jeugdreclasseringsmaatregelen die werden beëindigd in 2021. 2) Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
De gemiddelde duur van de maatregelen is in 2021 gedaald met 8 procent ten opzichte van een jaar eerder. Vorig jaar (2020), het jaar waarin corona uitbrak in Nederland, lijkt er sprake te zijn geweest van een piek in de gemiddelde duur voor wat betreft alle jeugdreclasseringsmaatregelen. De daling in 2021 komt met name door de afname in de gemiddelde duur van toezicht en begeleiding in het gedwongen kader. De gemiddelde duur van de maatregel toezicht en begeleiding in het vrijwillige kader neemt van alle type maatregelen met 12 procent het sterkst af in 2021 en bovendien neemt de gemiddelde duur hier voor het vierde achtereenvolgende jaar af. Alleen bij individuele trajectbegeleiding Harde Kern is de duur in 2021 licht toegenomen, namelijk met 5 procent (figuur 2.4.2).
Maatregel | 2021* (dagen) | 2020 (dagen) | 2019 (dagen) | 2018 (dagen) | 2017 (dagen) | 2016 (dagen) |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 368 | 399 | 381 | 391 | 416 | 415 |
T&B gedwongen | 508 | 537 | 524 | 518 | 554 | 586 |
T&B vrijwillig | 115 | 130 | 133 | 151 | 152 | 147 |
ITB Harde Kern | 198 | 188 | 193 | 185 | 189 | 198 |
ITB Criem | 103 | 111 | 116 | 105 | 109 | 111 |
Overig²⁾ | 171 | 212 | 175 | 101 | 315 | 234 |
1)Jeugdreclasseringsmaatregelen die werden beëindigd in het gehele jaar. 2)Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
2.5 Ruim vier op de tien jongeren met jeugdreclassering ontvangt ook jeugdhulp
Jeugdreclassering gaat in bijna vier op de tien gevallen gepaard met de inzet van jeugdhulp. Het aandeel met samenloop is echter wel lager dan in de voorafgaande vijf jaar (tabel 2.5.1). Ook is dit aandeel lager dan bij jeugdbescherming, waar 78 procent van de jongeren met een ondertoezichtstelling en 93 procent van de jongeren met voogdij ook jeugdhulp ontvangt. Deze samenloop tussen jeugdbescherming en jeugdhulp was in 2021 juist hoger dan in de voorafgaande jaren (figuur 1.7.1 en 1.7.2).
Hierbij moet nog wel worden opgemerkt dan een deel van de jongeren met jeugdreclassering ouder is dan 18 jaar en aanvullende zorg en hulp mogelijk ook kan ontvangen vanuit andere zorgdomeinen (de Wet Langdurige Zorg, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning of de Zorgverzekeringswet).
Aan het eind van 2021 blijkt dat bij alle vormen van jeugdreclassering het aandeel samenloop met jeugdhulp is gedaald ten opzichte van 2020. In 2020 was er nog sprake van een toename. Voor alle jaren geldt dat het aandeel samenloop met jeugdhulp het hoogst is bij de overige jeugdreclasseringstrajecten, gevolgd door individuele trajectbegeleiding Harde Kern (tabel 2.5.1). Vooral bij de overige jeugdreclasseringstrajecten gaat het echter wel om kleine aantallen.
Totaal jongeren met jeugdreclassering en ook jeugdhulp | Toezicht en begeleiding: gedwongen kader | Toezicht en begeleiding: vrijwillig | Individuele trajectbegeleiding Harde Kern | Individuele trajectbegeleiding Criem | Overig2) | |
---|---|---|---|---|---|---|
% van totaal jongeren met jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | |
2016 | 40,6 | 40,4 | 40,7 | 51,6 | 22,6 | 51,9 |
2017 | 40,6 | 40,7 | 39,2 | 47,4 | 36,7 | . |
2018 | 41,7 | 41,9 | 39,0 | 54,2 | 29,2 | 66,7 |
2019 | 41,0 | 41,4 | 38,6 | 42,9 | 34,0 | . |
2020 | 41,0 | 40,8 | 43,8 | 51,2 | 35,5 | 72,7 |
2021* | 38,4 | 38,9 | 33,0 | 47,8 | . | . |
Bron: CBS. 1) Personen van 12 tot en met 22 jaar met een jeugdreclasseringsmaatregel op peildatum 31 december die tegelijkertijd jeugdhulp ontvingen. 2) Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
2.6 Jongens vaker in jeugdreclassering dan meisjes
Op 31 december 2021 waren meer jeugdreclasseringsmaatregelen bij jongens dan bij meisjes van kracht. Dit geldt voor ieder type jeugdreclassering. In totaal was op 4 395 jongens een jeugdreclasseringsmaatregel van toepassing. Bij meisjes bedroeg dit aantal 620 (tabel 2.6.1). Ook relatief gezien komt jeugdreclassering vaker voor bij jongens dan bij meisjes, respectievelijk bij 0,4 en 0,1 procent.
Totaal aantal jongeren2) | Totaal aantal jongeren met jeugd-reclassering | Toezicht en begeleiding: gedwongen kader | Toezicht en begeleiding: vrijwillig | Individuele traject-begeleiding Harde Kern | Individuele traject-begeleiding Criem | Overig4) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 2 276 430 | 5 015 | 4 505 | 460 | 115 | 25 | . |
Geslacht: Jongens | 1 162 970 | 4 395 | 3 930 | 410 | 110 | 25 | . |
Geslacht: Meisjes | 1 113 460 | 620 | 570 | 50 | . | . | . |
Leeftijd: 12 tot en met 14 jaar | 572 160 | 215 | 180 | 40 | . | . | . |
Leeftijd: 15 tot en met 17 jaar | 599 490 | 2 270 | 1 995 | 260 | 65 | 20 | . |
Leeftijd: 18 tot en met 22 jaar | 1 104 785 | 2 525 | 2 330 | 160 | 45 | . | . |
Migratieachtergrond: Nederlands | 1 647 780 | 2 320 | 2 105 | 200 | 40 | . | . |
Migratieachtergrond: Overig westers | 207 145 | 450 | 410 | 35 | 10 | . | . |
Migratieachtergrond: Niet-westers | 421 505 | 2 245 | 1 990 | 225 | 65 | 20 | . |
Samenstelling huishouden3): Tweeoudergezin | 1 533 350 | 1 670 | 1 530 | 130 | 30 | 10 | . |
Samenstelling huishouden3): Éénoudergezin | 420 305 | 2 215 | 1 975 | 215 | 55 | 10 | . |
Samenstelling huishouden3): Overig | 322 775 | 1 135 | 1 005 | 115 | 30 | . | . |
Bron: CBS. 1) Personen van 12 tot en met 22 jaar met jeugdreclasseringsmaatregelen op peildatum 31 december 2021. 2) De peildatum voor alle jongeren in Nederland is 1 januari 2021 en komt dus niet overeen met de peildatum voor jongeren met jeugdreclassering (31 december 2021). 3) Onder thuiswonende kinderen worden ook begrepen adoptie- en stiefkinderen maar geen pleegkinderen. 4) Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
Sinds 2016 lijkt het aandeel jongens onder jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel licht toe te nemen. Dit geldt voor alle vormen van jeugdreclassering. Vergeleken met 2016 is het aandeel jongens onder jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel in 2021 met acht procentpunten gestegen, waarbij het aandeel jongens bij toezicht en begeleiding in het vrijwillige kader met elf procentpunten het sterkst is gestegen (figuur 2.6.2).
Maatregel | Jongens (%) | Meisjes (%) |
---|---|---|
Nederland | ||
2021* | 51,09 | 48,91 |
2020 | 51,02 | 48,98 |
2019 | 51,07 | 48,93 |
2018 | 51,09 | 48,91 |
2017 | 51,11 | 48,89 |
2016 | 51,08 | 48,92 |
T&B gedwongen | ||
2021* | 87,30 | 12,70 |
2020 | 84,79 | 15,21 |
2019 | 81,84 | 18,16 |
2018 | 80,25 | 19,75 |
2017 | 79,54 | 20,46 |
2016 | 79,33 | 20,67 |
T&B vrijwillig | ||
2021* | 88,94 | 11,06 |
2020 | 90,05 | 9,95 |
2019 | 83,72 | 16,28 |
2018 | 79,82 | 20,18 |
2017 | 79,75 | 20,25 |
2016 | 78,44 | 21,56 |
Overig³⁾ | ||
2021* | 97,92 | 2,08 |
2020 | 96,47 | 3,53 |
2019 | 96,07 | 3,93 |
2018 | 94,19 | 5,81 |
2017 | 94,74 | 5,26 |
2016 | 90,26 | 9,74 |
1) Personen van 12 tot en met 22 jaar. 2)Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdreclassering naar 31 december. 3) ITB Harde Kern, ITB Criem, scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
De groep 15- tot en met 17-jarigen is relatief gezien het ruimst vertegenwoordigd in de jeugdreclassering (tabel 2.6.1). Dit betrof 2 270 jongeren, wat overeenkomt met 0,4 procent van alle personen in deze leeftijdsklasse. Bij de 18- tot en met 22-jarigen is dit 0,2 procent (vorig jaar nog 0,3 procent) en bij de leeftijdscategorie 12 tot en met 14 jaar ligt dit aandeel flink lager: 0,04 procent.
Sinds 2018 bestaat meer van de helft van alle jongeren met jeugdreclassering uit jongeren van 18 tot en met 22 jaar. Wel is het aandeel van deze groep in 2021 met twee procentpunten afgenomen ten opzichte van 2020. Bij toezicht en begeleiding in het vrijwillige kader vormen jongeren in de leeftijdsgroep van 15 tot en met 17 jaar juist een meerderheid. Jongeren van 12 tot met 14 jaar komen relatief weinig voor onder jongeren met jeugdreclassering (figuur 2.6.3).
Maatregel | 12 tot en met 14 jaar (%) | 15 tot en met 17 jaar (%) | 18 tot en met 22 jaar (%) |
---|---|---|---|
Nederland | |||
2021* | 25,13 | 26,33 | 48,53 |
2020 | 25,05 | 26,79 | 48,16 |
2019 | 25,47 | 27,15 | 47,38 |
2018 | 26,05 | 27,46 | 46,49 |
2017 | 26,55 | 27,44 | 46,01 |
2016 | 26,97 | 27,32 | 45,70 |
T&B gedwongen | |||
2021* | 3,95 | 44,25 | 51,78 |
2020 | 3,67 | 42,44 | 53,90 |
2019 | 3,78 | 43,39 | 52,79 |
2018 | 2,81 | 43,59 | 53,60 |
2017 | 3,38 | 46,51 | 50,10 |
2016 | 3,09 | 46,90 | 50,01 |
T&B vrijwillig | |||
2021* | 8,24 | 56,62 | 35,14 |
2020 | 5,15 | 58,32 | 36,54 |
2019 | 5,43 | 55,76 | 38,65 |
2018 | 6,16 | 55,01 | 38,83 |
2017 | 6,10 | 53,68 | 40,08 |
2016 | 9,85 | 62,48 | 27,67 |
Overig²⁾ | |||
2021* | 2,08 | 59,72 | 38,19 |
2020 | 2,35 | 61,18 | 36,47 |
2019 | 5,06 | 58,43 | 36,52 |
2018 | 5,81 | 56,98 | 37,21 |
2017 | 2,92 | 59,06 | 37,43 |
2016 | 6,49 | 62,99 | 30,52 |
1)Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor jongeren met jeugdreclassering naar peildatum 31 december. 2) ITB Harde Kern, ITB Criem, scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
Op 31 december 2021 was op 2 245 jongeren met niet-westerse migratieachtergrond een jeugdreclasseringsmaatregel van toepassing (tabel 2.6.1). Dit komt overeen met 0,5 procent (vorig jaar nog 0,6) van alle jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond. Bij jongeren met westerse respectievelijk Nederlandse (migratie)achtergrond was dit 0,2 en 0,1 procent.
Onder alle jongeren met jeugdreclassering aan het eind van 2021 vormen jongeren met een Nederlandse achtergrond met 46 procent de grootste groep. Sinds 2016 is er bij het totaal jeugdreclasseringsmaatregelen nauwelijks wat veranderd in de aandelen naar migratieachtergrond.
Bij de overige jeugdreclasseringsmaatregelen (in deze figuur en in de andere figuren over persoonskenmerken is dit inclusief Individuele Trajectbegeleiding (ITB)) is het aandeel met een niet-westerse migratieachtergrond (60 procent) het grootst. Het gaat hier om lage aantallen, waardoor de aandelen relatief sterk fluctueren. Bij toezicht en begeleiding in het vrijwillige kader is het aandeel met een niet-westerse migratieachtergrond in de periode 2016-2021 met zeven procentpunten het sterkst toegenomen ten opzichte van de andere vormen van jeugdreclassering (zie figuur 2.6.4).
Maatregel | NL (%) | Westers (%) | Niet-westers (%) |
---|---|---|---|
Nederland | |||
2021* | 72,38 | 9,10 | 18,52 |
2020 | 72,69 | 8,99 | 18,31 |
2019 | 73,42 | 8,63 | 17,95 |
2018 | 74,06 | 8,31 | 17,63 |
2017 | 74,74 | 8,03 | 17,23 |
2016 | 75,43 | 7,82 | 16,74 |
T&B gedwongen | |||
2021* | 46,78 | 9,06 | 44,16 |
2020 | 46,92 | 8,71 | 44,37 |
2019 | 46,84 | 8,36 | 44,80 |
2018 | 46,52 | 9,35 | 44,14 |
2017 | 45,72 | 8,74 | 45,54 |
2016 | 45,91 | 9,08 | 45,01 |
T&B vrijwillig | |||
2021* | 43,82 | 7,59 | 48,59 |
2020 | 41,34 | 9,43 | 49,23 |
2019 | 47,04 | 8,88 | 44,08 |
2018 | 45,45 | 8,63 | 45,92 |
2017 | 48,27 | 10,68 | 41,05 |
2016 | 49,75 | 8,49 | 41,77 |
Overig³⁾ | |||
2021* | 30,56 | 9,03 | 60,42 |
2020 | 32,35 | 5,88 | 61,76 |
2019 | 17,42 | 11,80 | 70,79 |
2018 | 29,07 | 9,30 | 61,63 |
2017 | 24,56 | 11,70 | 63,74 |
2016 | 23,05 | 6,82 | 70,13 |
1)Personen van 12 tot en met 22 jaar. 2)Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor jongeren met jeugdreclassering naar peildatum 31 december. 3)ITB Harde Kern, ITB Criem, scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
Jeugdreclassering komt, relatief gezien, het vaakst voor in de groep thuiswonende kinderen in een éénoudergezin (tabel 2.6.1). Dit betrof 2 215 jongeren, wat overeenkomt met 0,5 procent (vorig jaar nog 0,6) van alle thuiswonende kinderen in een éénoudergezin. Dit aandeel is dalende sinds 2016, toen het nog 0,8 procent was. Bij thuiswonende kinderen in een tweeoudergezin (0,1 procent) en overige huishoudens (0,4 procent) ligt dit aandeel lager in 2021, alsook in eerdere jaren.
Van alle jongeren met jeugdreclassering op 31 december 2021 woonde 33 procent thuis in een tweeoudergezin, 44 procent in een éénoudergezin en 23 procent in een andere samenstelling van het huishouden. Het aandeel uit een tweeoudergezin onder jongeren met jeugdreclassering neemt ieder jaar heel licht af, terwijl dit aandeel in de Nederlandse bevolking amper afneemt en in sommige jaren zelfs licht toeneemt. Over het algemeen is er geen sprake van grote ontwikkelingen over de jaren heen en verschilt de verdeling naar huishouden niet sterk tussen de type jeugdreclasseringsmaatregelen (zie figuur 2.6.5).
Maatregel | Tweeoudergezin (%) | Éénoudergezin (%) | Overig (%) |
---|---|---|---|
Nederland | |||
2021* | 67,36 | 18,46 | 14,18 |
2020 | 67,43 | 18,30 | 14,27 |
2019 | 67,56 | 18,06 | 14,38 |
2018 | 67,37 | 17,74 | 14,89 |
2017 | 67,21 | 17,39 | 15,40 |
2016 | 66,94 | 17,24 | 16,17 |
T&B gedwongen | |||
2021* | 33,93 | 43,83 | 22,31 |
2020 | 33,94 | 44,46 | 21,65 |
2019 | 34,53 | 44,62 | 20,94 |
2018 | 34,91 | 43,16 | 21,97 |
2017 | 35,47 | 43,83 | 20,81 |
2016 | 35,17 | 44,76 | 20,12 |
T&B vrijwillig | |||
2021* | 28,20 | 47,07 | 25,16 |
2020 | 33,96 | 44,77 | 21,61 |
2019 | 36,68 | 43,26 | 20,56 |
2018 | 33,74 | 47,61 | 18,95 |
2017 | 32,18 | 46,19 | 22,05 |
2016 | 37,35 | 48,05 | 14,94 |
Overig³⁾ | |||
2021* | 25,69 | 49,31 | 25,69 |
2020 | 40,00 | 35,88 | 24,12 |
2019 | 38,20 | 39,33 | 23,60 |
2018 | 39,53 | 36,63 | 24,42 |
2017 | 37,43 | 39,18 | 25,15 |
2016 | 41,56 | 44,48 | 14,29 |
1)Personen van 12 tot en met 22 jaar. 2)Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor jongeren met jeugdreclassering naar peildatum 31 december. 3) ITB Harde Kern, ITB Criem, scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. 4)Onder overig vallen bijvoorbeeld institutionele huishoudens en éénpersoonshuishoudens. |
2.7 Jeugdreclassering vooral in regio Rotterdam
In de regio Rotterdam en Amsterdam wonen, ook relatief gezien, veel jongeren met jeugdreclassering (zie figuur 2.7.1 voor het aandeel per arrondissement en figuur 2.7.2 voor het aandeel per gemeente)5). Ook in de gemeenten Nissewaard, Assen, Noord-Beverland en Eemsdelta komen met 0,5 procent of meer relatief veel jongeren met jeugdreclassering voor.
Jeugdreclassering (%) | |
---|---|
Amsterdam | 0,32 |
Noord-Holland | 0,15 |
Gelderland | 0,17 |
Midden-Nederland | 0,18 |
Noord-Nederland | 0,25 |
Overijssel | 0,21 |
DenHaag | 0,24 |
Rotterdam | 0,34 |
Limburg | 0,23 |
Oost-Brabant | 0,16 |
Zeeland-West-Brabant | 0,21 |
1) De peildatum van het totale aantal kinderen is 1 januari 2021 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal personen met jeugdreclassering (31 december 2021). |
Gemeente_naam | Jeugdreclassering (%) |
---|---|
Aa en Hunze | 0,17 |
Aalsmeer | 0,13 |
Aalten | 0,11 |
Achtkarspelen | 0,08 |
Alblasserdam | 0,18 |
Albrandswaard | 0,14 |
Alkmaar | 0,23 |
Almelo | 0,29 |
Almere | 0,34 |
Alphen aan den Rijn | 0,20 |
Alphen-Chaam | 0,00 |
Altena | 0,05 |
Ameland | 0,00 |
Amersfoort | 0,23 |
Amstelveen | 0,17 |
Amsterdam | 0,36 |
Apeldoorn | 0,15 |
Arnhem | 0,44 |
Assen | 0,55 |
Asten | 0,09 |
Baarle-Nassau | 0,00 |
Baarn | 0,11 |
Barendrecht | 0,16 |
Barneveld | 0,06 |
Beek (L.) | 0,06 |
Beekdaelen | 0,10 |
Beemster | 0,08 |
Beesel | 0,31 |
Berg en Dal | 0,05 |
Bergeijk | 0,04 |
Bergen (L.) | 0,19 |
Bergen (NH.) | 0,14 |
Bergen op Zoom | 0,20 |
Berkelland | 0,07 |
Bernheze | 0,09 |
Best | 0,07 |
Beuningen | 0,19 |
Beverwijk | 0,10 |
Bladel | 0,23 |
Blaricum | 0,14 |
Bloemendaal | 0,09 |
Bodegraven-Reeuwijk | 0,11 |
Boekel | 0,00 |
Borger-Odoorn | 0,13 |
Borne | 0,17 |
Borsele | 0,17 |
Boxmeer | 0,13 |
Boxtel | 0,11 |
Breda | 0,25 |
Brielle | 0,10 |
Bronckhorst | 0,06 |
Brummen | 0,04 |
Brunssum | 0,34 |
Bunnik | 0,05 |
Bunschoten | 0,06 |
Buren | 0,03 |
Capelle aan den IJssel | 0,49 |
Castricum | 0,11 |
Coevorden | 0,11 |
Cranendonck | 0,00 |
Cuijk | 0,13 |
Culemborg | 0,08 |
Dalfsen | 0,10 |
Dantumadiel | 0,00 |
De Bilt | 0,20 |
De Fryske Marren | 0,07 |
De Ronde Venen | 0,07 |
De Wolden | 0,03 |
Delft | 0,14 |
Den Helder | 0,21 |
Deurne | 0,15 |
Deventer | 0,25 |
Diemen | 0,18 |
Dinkelland | 0,05 |
Doesburg | 0,08 |
Doetinchem | 0,27 |
Dongen | 0,09 |
Dordrecht | 0,33 |
Drechterland | 0,04 |
Drimmelen | 0,06 |
Dronten | 0,10 |
Druten | 0,04 |
Duiven | 0,20 |
Echt-Susteren | 0,24 |
Edam-Volendam | 0,06 |
Ede | 0,12 |
Eemnes | 0,15 |
Eemsdelta | 0,50 |
Eersel | 0,04 |
Eijsden-Margraten | 0,10 |
Eindhoven | 0,25 |
Elburg | 0,06 |
Emmen | 0,32 |
Enkhuizen | 0,04 |
Enschede | 0,37 |
Epe | 0,12 |
Ermelo | 0,25 |
Etten-Leur | 0,20 |
Geertruidenberg | 0,15 |
Geldrop-Mierlo | 0,12 |
Gemert-Bakel | 0,13 |
Gennep | 0,24 |
Gilze en Rijen | 0,18 |
Goeree-Overflakkee | 0,06 |
Goes | 0,19 |
Goirle | 0,21 |
Gooise Meren | 0,08 |
Gorinchem | 0,23 |
Gouda | 0,31 |
Grave | 0,00 |
Groningen (gemeente) | 0,30 |
Gulpen-Wittem | 0,14 |
Haaksbergen | 0,16 |
Haarlem | 0,23 |
Haarlemmermeer | 0,13 |
Halderberge | 0,14 |
Hardenberg | 0,09 |
Harderwijk | 0,09 |
Hardinxveld-Giessendam | 0,07 |
Harlingen | 0,20 |
Hattem | 0,18 |
Heemskerk | 0,21 |
Heemstede | 0,06 |
Heerde | 0,17 |
Heerenveen | 0,13 |
Heerhugowaard | 0,16 |
Heerlen | 0,39 |
Heeze-Leende | 0,15 |
Heiloo | 0,06 |
Hellendoorn | 0,14 |
Hellevoetsluis | 0,14 |
Helmond | 0,24 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 0,12 |
Hengelo (O.) | 0,31 |
Het Hogeland | 0,39 |
Heumen | 0,14 |
Heusden | 0,12 |
Hillegom | 0,15 |
Hilvarenbeek | 0,00 |
Hilversum | 0,13 |
Hoeksche Waard | 0,07 |
Hof van Twente | 0,11 |
Hollands Kroon | 0,08 |
Hoogeveen | 0,38 |
Hoorn | 0,19 |
Horst aan de Maas | 0,09 |
Houten | 0,08 |
Huizen | 0,14 |
Hulst | 0,20 |
IJsselstein | 0,08 |
Kaag en Braassem | 0,09 |
Kampen | 0,20 |
Kapelle | 0,11 |
Katwijk | 0,09 |
Kerkrade | 0,34 |
Koggenland | 0,03 |
Krimpen aan den IJssel | 0,15 |
Krimpenerwaard | 0,08 |
Laarbeek | 0,10 |
Landerd | 0,00 |
Landgraaf | 0,38 |
Landsmeer | 0,14 |
Langedijk | 0,03 |
Lansingerland | 0,17 |
Laren (NH.) | 0,00 |
Leeuwarden | 0,25 |
Leiden | 0,20 |
Leiderdorp | 0,14 |
Leidschendam-Voorburg | 0,37 |
Lelystad | 0,40 |
Leudal | 0,07 |
Leusden | 0,15 |
Lingewaard | 0,05 |
Lisse | 0,14 |
Lochem | 0,14 |
Loon op Zand | 0,04 |
Lopik | 0,14 |
Losser | 0,07 |
Maasdriel | 0,00 |
Maasgouw | 0,20 |
Maassluis | 0,33 |
Maastricht | 0,18 |
Medemblik | 0,13 |
Meerssen | 0,09 |
Meierijstad | 0,14 |
Meppel | 0,27 |
Middelburg (Z.) | 0,46 |
Midden-Delfland | 0,04 |
Midden-Drenthe | 0,16 |
Midden-Groningen | 0,23 |
Mill en Sint Hubert | 0,00 |
Moerdijk | 0,22 |
Molenlanden | 0,04 |
Montferland | 0,07 |
Montfoort | 0,00 |
Mook en Middelaar | 0,00 |
Neder-Betuwe | 0,11 |
Nederweert | 0,10 |
Nieuwegein | 0,20 |
Nieuwkoop | 0,11 |
Nijkerk | 0,11 |
Nijmegen | 0,33 |
Nissewaard | 0,66 |
Noardeast-Frysl�n | 0,10 |
Noord-Beveland | 0,53 |
Noordenveld | 0,25 |
Noordoostpolder | 0,15 |
Noordwijk | 0,17 |
Nuenen, Gerwen en Nederwet | 0,07 |
Nunspeet | 0,08 |
Oegstgeest | 0,06 |
Oirschot | 0,12 |
Oisterwijk | 0,20 |
Oldambt | 0,40 |
Oldebroek | 0,09 |
Oldenzaal | 0,09 |
Olst-Wijhe | 0,12 |
Ommen | 0,08 |
Oost Gelre | 0,15 |
Oosterhout | 0,20 |
Ooststellingwerf | 0,07 |
Oostzaan | 0,15 |
Opmeer | 0,06 |
Opsterland | 0,20 |
Oss | 0,22 |
Oude IJsselstreek | 0,04 |
Ouder-Amstel | 0,16 |
Oudewater | 0,00 |
Overbetuwe | 0,23 |
Papendrecht | 0,12 |
Peel en Maas | 0,21 |
Pekela | 0,07 |
Pijnacker-Nootdorp | 0,08 |
Purmerend | 0,12 |
Putten | 0,06 |
Raalte | 0,06 |
Reimerswaal | 0,15 |
Renkum | 0,25 |
Renswoude | 0,12 |
Reusel-De Mierden | 0,06 |
Rheden | 0,19 |
Rhenen | 0,00 |
Ridderkerk | 0,36 |
Rijssen-Holten | 0,09 |
Rijswijk (ZH.) | 0,22 |
Roerdalen | 0,23 |
Roermond | 0,26 |
Roosendaal | 0,22 |
Rotterdam | 0,49 |
Rozendaal | 0,00 |
Rucphen | 0,12 |
Schagen | 0,10 |
Scherpenzeel | 0,07 |
Schiedam | 0,46 |
Schiermonnikoog | 0,00 |
Schouwen-Duiveland | 0,34 |
's-Gravenhage (gemeente) | 0,37 |
's-Hertogenbosch | 0,22 |
Simpelveld | 0,18 |
Sint Anthonis | 0,06 |
Sint-Michielsgestel | 0,00 |
Sittard-Geleen | 0,42 |
Sliedrecht | 0,12 |
Sluis | 0,04 |
Smallingerland | 0,48 |
Soest | 0,13 |
Someren | 0,04 |
Son en Breugel | 0,09 |
Stadskanaal | 0,18 |
Staphorst | 0,03 |
Stede Broec | 0,14 |
Steenbergen | 0,25 |
Steenwijkerland | 0,30 |
Stein (L.) | 0,22 |
Stichtse Vecht | 0,16 |
S�dwest-Frysl�n | 0,21 |
Terneuzen | 0,23 |
Terschelling | 0,00 |
Texel | 0,07 |
Teylingen | 0,31 |
Tholen | 0,22 |
Tiel | 0,26 |
Tilburg | 0,26 |
Tubbergen | 0,03 |
Twenterand | 0,20 |
Tynaarlo | 0,25 |
Tytsjerksteradiel | 0,17 |
Uden | 0,19 |
Uitgeest | 0,05 |
Uithoorn | 0,22 |
Urk | 0,18 |
Utrecht (gemeente) | 0,21 |
Utrechtse Heuvelrug | 0,12 |
Vaals | 0,09 |
Valkenburg aan de Geul | 0,37 |
Valkenswaard | 0,06 |
Veendam | 0,18 |
Veenendaal | 0,19 |
Veere | 0,12 |
Veldhoven | 0,20 |
Velsen | 0,09 |
Venlo | 0,35 |
Venray | 0,20 |
Vijfheerenlanden | 0,15 |
Vlaardingen | 0,42 |
Vlieland | 0,00 |
Vlissingen | 0,23 |
Voerendaal | 0,07 |
Voorschoten | 0,09 |
Voorst | 0,35 |
Vught | 0,08 |
Waadhoeke | 0,20 |
Waalre | 0,14 |
Waalwijk | 0,14 |
Waddinxveen | 0,16 |
Wageningen | 0,09 |
Wassenaar | 0,21 |
Waterland | 0,00 |
Weert | 0,07 |
Weesp | 0,14 |
West Betuwe | 0,11 |
West Maas en Waal | 0,04 |
Westerkwartier | 0,07 |
Westerveld | 0,18 |
Westervoort | 0,29 |
Westerwolde | 0,19 |
Westland | 0,12 |
Weststellingwerf | 0,06 |
Westvoorne | 0,18 |
Wierden | 0,15 |
Wijchen | 0,09 |
Wijdemeren | 0,07 |
Wijk bij Duurstede | 0,07 |
Winterswijk | 0,21 |
Woensdrecht | 0,28 |
Woerden | 0,04 |
Wormerland | 0,00 |
Woudenberg | 0,00 |
Zaanstad | 0,27 |
Zaltbommel | 0,09 |
Zandvoort | 0,11 |
Zeewolde | 0,24 |
Zeist | 0,15 |
Zevenaar | 0,13 |
Zoetermeer | 0,41 |
Zoeterwoude | 0,17 |
Zuidplas | 0,17 |
Zundert | 0,08 |
Zutphen | 0,28 |
Zwartewaterland | 0,06 |
Zwijndrecht | 0,26 |
Zwolle | 0,29 |
Zwartewaterland | 0,06 |
Zwijndrecht | 0,33 |
Zwolle | 0,34 |
1)De peildatum van het totale aantal kinderen is 1 januari 2021 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal personen met jeugdreclassering (31 december 2021). |
Deze hiervoor genoemde concentratie jongeren met jeugdreclassering rond Rotterdam en Amsterdam blijkt ook uit de cijfers per jeugdzorgregio (tabel 2.7.3). De jeugdzorgregio’s Rijnmond en Amsterdam-Amstelland staan bovenaan in de lijst met de grootste aandelen jongeren met jeugdreclassering. In Midden-Limburg West en Utrecht West wonen relatief weinig jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel.
% van het totale aantal personen van 12 tot en met 22 jaar2) | |
---|---|
hoogste aandelen: Rijnmond | 0,41 |
hoogste aandelen: Amsterdam-Amstelland | 0,32 |
hoogste aandelen: Flevoland | 0,29 |
hoogste aandelen: Haaglanden | 0,29 |
hoogste aandelen: Drenthe | 0,29 |
laagste aandelen: Midden-Limburg West | 0,07 |
laagste aandelen: Utrecht West | 0,08 |
laagste aandelen: Noord-Veluwe | 0,1 |
laagste aandelen: Rivierenland | 0,11 |
laagste aandelen: Gooi en Vechtstreek | 0,11 |
Bron: CBS. 1) Personen van 12 tot en met 22 jaar met jeugdreclassering. 2) De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2021 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdreclassering (31 december 2021). |
2.8 Vaker herhaald beroep bij jeugdreclassering dan bij ondertoezichtstelling en voogdij
Van de jeugdreclasseringsmaatregelen die in 2021 zijn gestart ging het in 10,1 procent van de maatregelen om een herhaald beroep (tabel 2.8.1). Dat wil zeggen dat dezelfde soort maatregel in het betreffende kalenderjaar of in de vijf daaraan voorafgaande kalenderjaren al eens is toegepast bij dezelfde jongere.
Sinds 2016 neemt het aandeel herhaald beroep bij jeugdreclasseringsmaatregelen jaarlijks toe, maar daar lijkt in 2021 dus een einde aan te komen, al betreft het wel nog voorlopige cijfers. Sinds 2019 is het aandeel herhaald beroep bij jeugdreclasseringsmaatregelen groter dan bij ondertoezichtstellingen. Bij ondertoezichtstellingen lijkt er sprake te zijn van een dalende tendens sinds 2017. Het percentage herhaald beroep voor voogdij is in 2021 met 2,8 procent lager dan bij ondertoezichtstellingen en jeugdreclassering.
Jeugdreclasseringsmaatregelen | Jeugdbeschermingsmaatregelen: Ondertoezichtstelling | Jeugdbeschermingsmaatregelen: Voogdij | |
---|---|---|---|
2016 | 8,6 | 9,9 | 2,8 |
2017 | 9,7 | 11,3 | 2,8 |
2018 | 9,8 | 9,8 | 2,2 |
2019 | 10,2 | 9,5 | 3,1 |
2020 | 10,9 | 8,9 | 2,9 |
2021* | 10,1 | 8,7 | 2,8 |
Bron: CBS. 1) Hierbij wordt teruggekeken naar de betreffende periode én de 5 daaraan voorafgaande kalenderjaren. 2) Jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen gestart in betreffende periode. |
5) Volgens het woonplaatsbeginsel. Zie https://vng.nl/files/vng/201607_factsheet_woonplaatsbeginsel_2016.pdf.
Meer informatie
Meer informatie over jeugdbescherming en jeugdreclassering kunt u vinden op de website van CBS:
Onderzoeksbeschrijving Beleidsinformatie Jeugd
Tabellen Jeugdzorg na 1-1-2015
Privacy is een groot goed. Ook als je niks te verbergen hebt, heb je heel wat te beschermen. Het CBS is het Statistisch Bureau van Nederland dat onafhankelijk onderzoek uitvoert. Het CBS werkt bij elk onderzoek met strenge eisen om data op een veilige manier te verwerven, te verwerken en te publiceren en is transparant over de manier van werken en de methodieken.
Het CBS verzamelt gegevens van natuurlijke personen, bedrijven en instellingen. Dit is wettelijk vastgelegd in de CBS-wet en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Identificerende persoonskenmerken worden na ontvangst direct gepseudonimiseerd. Hierdoor kan het onderzoek alleen worden uitgevoerd op gegevens met een pseudosleutel. Bij publicatie zorgt het CBS er bovendien voor dat natuurlijke personen of bedrijven niet herkenbaar of herleidbaar zijn. Ook hanteert het CBS diverse maatregelen tegen diefstal, verlies of misbruik van persoonsgegevens. Het CBS levert geen herkenbare gegevens aan derden, ook niet aan andere overheidsinstellingen. Wel kunnen sommige (wetenschappelijke) instellingen onder strenge voorwaarden toegang krijgen tot gegevens met pseudosleutel op persoons- of bedrijfsniveau. Dit noemen we microdata.
Voor meer informatie, zie onze website: www.cbs.nl/privacy.
Begrippenlijst
Jeugdbeschermingsmaatregel (kinderbeschermingsmaatregel)
Jeugdbescherming is een maatregel die de rechter dwingend oplegt. Het doel van de kinderbeschermingsmaatregelen is het opheffen van de bedreiging voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind. Een kind of jongere wordt dan 'onder toezicht gesteld' of 'onder voogdij geplaatst'.
Duur van de jeugdbeschermingsmaatregel
De duur van een jeugdbeschermingsmaatregel is de periode tussen de aanvangsdatum en de einddatum van de jeugdbescherming. In het volgende worden deze twee datums toegelicht.
Datum aanvang jeugdbeschermingsmaatregel
De datum van de eerste dag waarop de jeugdbeschermingsmaatregel geldt. De datum is vastgelegd in de beschikking en is gelijk aan de datum van de uitspraak van de kinderrechter.
Datum einde jeugdbeschermingsmaatregel
De datum van de laatste dag waarop de jeugdbeschermingsmaatregel geldt. De datum waarop de jeugdbeschermingsmaatregel daadwerkelijk beëindigd is.
Jeugdreclassering
Jeugdreclassering is een combinatie van begeleiding en controle voor jongeren vanaf 12 jaar, die voor hun 18e verjaardag met de politie of leerplichtambtenaar in aanraking zijn geweest en een proces-verbaal hebben gekregen. Indien de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder de overtreding of het misdrijf is begaan daartoe aanleiding geven, bijvoorbeeld bij jongvolwassenen met een verstandelijke beperking, kan het jeugdstrafrecht eveneens worden toegepast op jongvolwassenen in de leeftijd 18 tot en met 22 jaar. De jongere krijgt op maat gesneden begeleiding van een jeugdreclasseringswerker om te voorkomen dat hij of zij opnieuw de fout ingaat. Jeugdreclassering kan worden opgelegd door de kinderrechter of de officier van Justitie. Jeugdreclassering kan ook op initiatief van de Raad voor de Kinderbescherming in het vrijwillige kader worden opgestart. De begeleiding kan doorlopen tot de jongere 23 jaar wordt.
Duur van de jeugdreclasseringsmaatregel
De duur van een jeugdreclasseringsmaatregel is de periode tussen de aanvangsdatum en de einddatum van de maatregel. In het volgende worden deze twee datums toegelicht.
Datum aanvang jeugdreclassering
De datum van de eerste dag waarop de maatregel jeugdreclassering geldt. De datum is vastgelegd in het document waarin het besluit tot het inzetten van de maatregel is vastgelegd. Het gaat om de betekende beschikking die onherroepelijk is geworden.
Datum einde jeugdreclassering
De datum van de laatste dag waarop de maatregel jeugdreclassering geldt. De datum is vastgelegd in het document waarin het besluit tot het inzetten van de maatregel is vastgelegd.
Reden beëindiging maatregel
De reden waarom de maatregel voor de jongere is beëindigd:
Opties bij (voorlopige) ondertoezichtstelling:
- Bereiken meerderjarigheid jeugdige.
- Tussentijdse opheffing: De maatregel wordt eerder beëindigd dan zoals is vastgelegd in de oorspronkelijke beschikking van de kinderrechter.
- Niet verlengd: Er is bij de rechter een verlenging van de maatregel aangevraagd, maar deze is niet toegekend.
- Beëindiging volgens plan: De termijn van de maatregel, zoals vastgelegd in de oorspronkelijke beschikking van de kinderrechter, is afgelopen en er is geen verlenging aangevraagd.
- Gezagsbeëindigende maatregel: De jongere wordt onder voogdij geplaatst.
- Overlijden jeugdige.
Voorlopige OTS naar OTS: De voorlopige ondertoezichtstelling wordt beëindigd en deze wordt omgezet naar een reguliere ondertoezichtstelling.
Opties bij (tijdelijke/voorlopige voogdij):
- Bereiken meerderjarigheid jeugdige.
- Voogdij naar pleegouder.
- Voogdij naar contactpersoon oftewel burgervoogd.
- Herstel gezag: De ouders krijgen het gezag over het kind terug.
- Overlijden jeugdige.
Opties bij jeugdreclassering:
- Beëindiging volgens plan: De termijn van de maatregel, zoals vastgelegd in de oorspronkelijke beschikking van de kinderrechter, is afgelopen en er is geen verlenging aangevraagd.
- Tussentijdse opheffing: De maatregel wordt eerder beëindigd dan zoals is vastgelegd in de oorspronkelijke beschikking van de kinderrechter.
- Overgang naar volwassenreclassering.
- Terugmelding: De Gecertificeerde Instelling kan besluiten de zaak eerder te beëindigen in de volgende situaties: als de jeugdige niet te traceren is of zich niet aan de afspraken houdt of als het goed gaat met de jeugdige en de jeugdreclasseerder besluit te stoppen met begeleiden.
- Nader besluit rechter: De rechter besluit dat het eerder genomen besluit niet wordt uitgevoerd. De jeugdreclassering wordt hiermee beëindigd.
- Overlijden jeugdige.
Herhaald beroep
Een jeugdbeschermingsmaatregel wordt als herhaald beroep gezien, als de desbetreffende jongere in het betreffende kalenderjaar of in de vijf daaraan voorafgaande kalenderjaren al een maatregel van hetzelfde type heeft ontvangen. De volgende typen maatregelen worden daarbij onderscheiden: ondertoezichtstelling (al dan niet voorlopig) en voogdij (al dan niet voorlopig of tijdelijk). Een voogdijmaatregel bij een jongere die eerder een ondertoezichtstelling had (en andersom), wordt niet als herhaald beroep gezien.
Een jeugdreclasseringsmaatregel wordt als herhaald beroep gezien, als de desbetreffende jongere in het betreffende kalenderjaar of in de vijf daaraan voorafgaande kalenderjaren al een jeugdreclasseringsmaatregel heeft ontvangen (ongeacht het type maatregel).
Als er bij de start van een nieuwe maatregel al een maatregel van hetzelfde type loopt bij de jongere, wordt de nieuwere maatregel niet gezien als herhaald beroep, maar als een aanvulling van of uitbreiding op de al lopende maatregel.