Jeugdbescherming en jeugdreclassering 1e halfjaar 2022
Over deze publicatie
Op 30 november heeft het CBS op StatLine nader voorlopige cijfers gepubliceerd over het 1e halfjaar 2022, in verband met nagekomen respons. Het grootste verschil ten opzichte van de voorlopige cijfers over het 1e halfjaar 2022, waar deze rapportage op is gebaseerd, is te vinden bij jeugdbescherming. De nader voorlopige cijfers over jeugdbescherming zijn, met name lokaal in één regio, hoger dan de voorlopige cijfers. In de nader voorlopige cijfers is het totale aantal jeugdbeschermingsmaatregelen op 30 juni 2022 in heel Nederland 30 245, dit zijn er 880 meer dan in de voorlopige cijfers.
In deze rapportage presenteert het CBS de voorlopige cijfers over jeugdbescherming en jeugdreclassering in het eerste halfjaar van 2022. Op 30 juni 2022 waren er 29,3 duizend lopende jeugdbeschermingsmaatregelen. In meer dan tweederde van de gevallen ging het om een vorm van ondertoezichtstelling en in bijna een derde van de gevallen om een voogdijmaatregel. Er werden in de eerste helft van 2022 minder maatregelen gestart en meer maatregelen beëindigd dan in het eerste halfjaar van 2021. Het aantal jongeren met een reguliere ondertoezichtstelling is in 2022 gedaald naar 19 550 jongeren op 30 juni. Ook het aantal jongeren met een reguliere voogdijmaatregel daalde in 2022, naar 9 320 jongeren. De gemiddelde duur van zowel ondertoezichtstellingen als voogdijmaatregelen nam in het eerste halfjaar van 2022 toe. De meeste ondertoezichtstellingen werden beëindigd omdat de jongere meerderjarig werd; de meeste voogdijmaatregelen vanwege herstel van het gezag. Jeugdbescherming kwam relatief gezien het meest voor in jeugdregio’s in Friesland en Twente.
Op 30 juni 2022 liepen er 5 120 jeugdreclasseringsmaatregelen. In de meeste gevallen ging het om een vorm van toezicht en begeleiding. Het aantal jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel is daarmee verder gedaald, naar 5 040 jongeren op 30 juni 2022. Er werden in de eerste helft van 2022 minder maatregelen gestart en beëindigd dan in het eerste halfjaar van 2021. De gemiddelde duur van beëindigde trajecten nam verder af. Jeugdreclassering kwam het meeste voor in de regio’s Rotterdam en Amsterdam.
Erratum 26-4-2023
De eerder aan het CBS geleverde databestanden over de jaren 2020, 2021 en het 1e halfjaar van 2022 bleek fouten te bevatten bij de variabele ‘reden van beëindiging van het jeugdbeschermingstraject’. De uitkomsten in paragraaf 1.5 van deze rapportage zijn gebaseerd op deze foutieve dataleveringen en dus onjuist. Begin 2023 is deze fout hersteld en zijn verbeterde databestanden aangeleverd voor deze verslagperioden. De juiste uitkomsten over de reden van beëindiging van jeugdbeschermingstrajecten zijn te vinden op StatLine.
Inleiding
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor hulp aan jongeren. Dat is vastgelegd in de Jeugdwet. Om de gemeenten bij de uitvoering ervan te ondersteunen is in de Jeugdwet een regeling opgenomen voor het ontsluiten van beleidsinformatie. De beleidsinformatie betreft informatie over jeugdhulpgebruik en de inzet van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen verstrekken hierover gegevens aan het CBS.
In deze rapportage staan de voorlopige resultaten over de verstrekte jeugdbescherming en jeugdreclassering in het eerste halfjaar van 2022, waarbij ook een vergelijking wordt gemaakt met de jaren 2016 t/m 2021. De resultaten over jeugdhulp worden in een aparte rapportage beschreven.
1. Jeugdbescherming
Op 30 juni 2022 waren er 29,3 duizend lopende jeugdbeschermingsmaatregelen. In meer dan twee derde van de gevallen betrof het een vorm van ondertoezichtstelling (OTS). In 32,6 procent van alle maatregelen ging het om een voogdijmaatregel, al dan niet voorlopig of tijdelijk (tabel 1.0.1).
In de eerste helft van 2022 daalde het totaal aantal jeugdbeschermingsmaatregelen. Op 30 juni 2022 waren er 7,8 procent minder maatregelen actief dan aan het begin van het jaar.
Beginstand (1-1-2022) | Instroom | Uitstroom | Eindstand (30-6-2022)1) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 31 775 | 4 225 | 6 705 | 29 300 |
Ondertoezichtstelling | 21 670 | 3 060 | 5 230 | 19 500 |
Voorlopige ondertoezichtstelling | 335 | 600 | 690 | 240 |
Voogdij | 9 515 | 435 | 635 | 9 315 |
Voorlopige en tijdelijke voogdij | 260 | 130 | 145 | 245 |
Bron: CBS. 1) Maatregelen met een einddatum van 30 juni tellen niet mee in de eindstand. |
1.1 Minder trajecten gestart en meer trajecten beëindigd
Het aantal gestarte jeugdbeschermingstrajecten in de eerste helft van 2022 ligt 29,9 procent lager dan in de eerste helft van 2021. Daarnaast is het aantal beëindigde trajecten gestegen met 10,6 procent (figuur 1.1.1).
Bij de ondertoezichtstellingen is er sprake van een daling bij de instroom en een stijging bij de uitstroom. In het eerste halfjaar van 2022 zijn er veel meer ondertoezichtstellingen beëindigd dan gestart, het verschil tussen het aantal gestarte en beëindigde ondertoezichtstellingen is in de afgelopen zes jaar niet zo groot geweest. Ook bij de voogdij zijn meer maatregelen beëindigd dan gestart (figuur 1.1.1).
Maatregel | 1e hj 2022* (maatregelen) | 1e hj 2021 (maatregelen) | 1e hj 2020 (maatregelen) | 1e hj 2019 (maatregelen) | 1e hj 2018 (maatregelen) | 1e hj 2017 (maatregelen) | 1e hj 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | |||||||
Instroom | 4225 | 6030 | 5880 | 6470 | 6100 | 6395 | 6215 |
Uitstroom | 6700 | 6060 | 5655 | 6060 | 5820 | 6115 | 6650 |
OTS | |||||||
Instroom | 3060 | 4450 | 4355 | 4730 | 4435 | 4565 | 4115 |
Uitstroom | 5230 | 4360 | 3855 | 4275 | 4125 | 4470 | 5050 |
Voogdij | |||||||
Instroom | 440 | 620 | 530 | 690 | 670 | 915 | 1160 |
Uitstroom | 640 | 720 | 675 | 735 | 725 | 715 | 715 |
1)Exclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. 2)Exclusief voorlopige voogdij en tijdelijke voogdij. |
Bij de voorlopige ondertoezichtstellingen daalde zowel het aantal gestarte als het aantal beëindigde maatregelen. Er werden in het eerste halfjaar van 2022 meer maatregelen beëindigd dan gestart. Ook bij de voorlopige voogdijmaatregelen daalde de in- en uitstroom (figuur 1.1.2). Hier werden ook meer maatregelen beëindigd dan gestart.
Maatregel | 1e hj 2022* (maatregelen) | 1e hj 2021 (maatregelen) | 1e hj 2020 (maatregelen) | 1e hj 2019 (maatregelen) | 1e hj 2018 (maatregelen) | 1e hj 2017 (maatregelen) | 1e hj 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Vrl. OTS | |||||||
Instroom | 600 | 825 | 845 | 865 | 860 | 760 | 775 |
Uitstroom | 690 | 825 | 950 | 880 | 835 | 785 | 705 |
Vrl. en tijd. voogdij | |||||||
Instroom | 130 | 140 | 140 | 190 | 135 | 155 | 170 |
Uitstroom | 145 | 150 | 160 | 175 | 135 | 150 | 180 |
1.2 Minder jongeren met ondertoezichtstelling
Op 30 juni 2022 stonden 19 550 jongeren onder toezicht. Dit zijn er minder dan op 30 december 2021, toen het ging om 22 525 jongeren (figuur 1.2.1). Nadat het aantal jongeren met ondertoezichtstelling is gestegen in de periode 2016 tot en met 2021, is in 2022 sprake van een daling. Het gaat hier uitsluitend om de reguliere ondertoezichtstellingen. De voorlopige ondertoezichtstellingen zijn buiten beschouwing gelaten.
Datum | Voogdij (x 1 000) | Ondertoezichtstelling (x 1 000) |
---|---|---|
2005 | 5,035 | 23,98 |
2006 | 5,21 | 26,38 |
2007 | 5,46 | 29,605 |
2008 | 5,79 | 32,145 |
2009 | 6,38 | 33,17 |
2010 | 6,95 | 32,565 |
2011 | 7,445 | 31,5 |
2012 | 7,535 | 31,105 |
2013 | 8,43 | 28,145 |
2014* | 8,86 | 25,32 |
2015 | 9,205 | 21,395 |
2016 | 9,725 | 20,42 |
2017 | 9,99 | 20,345 |
2018 | 10,02 | 20,71 |
2019 | 9,9 | 21,36 |
2020 | 9,8 | 22,26 |
2021 | 9,695 | 22,525 |
2022* | 9,32 | 19,55 |
1)Personen met voogdij of ondertoezichtstelling op peildatum, exclusief voorlopige voogdij, tijdelijke voogdij en voorlopige ondertoezichtstellingen. 2)Voor de jaren 2005 t/m 2021 wordt gekeken naar peildatum 31 december en voor 2022 naar peildatum 30 juni. 3)Door invoering van de Jeugdwet treedt met ingang van 2015 een methodebreuk op. |
1.3 Aantal jongeren met voogdij neemt verder af
Op 30 juni 2022 gold voor 9 320 jongeren een voogdijmaatregel. Na een jarenlange stijging lag dit aantal sinds 2017 redelijk constant rond de 9,9 duizend, maar vanaf 2021 neemt dit weer iets af (figuur 1.2.1). Het betreft hier uitsluitend de reguliere voogdij. Voorlopige en tijdelijke voogdij zijn buiten beschouwing gelaten.
1.4 Voogdijtrajecten meestal langer dan drie jaar
Van de beëindigde reguliere voogdijmaatregelen in het eerste halfjaar van 2022 duurde 76 procent drie jaar of langer (tabel 1.4.1). De meeste reguliere ondertoezichtstellingen duurden één tot drie jaar. Voorlopige ondertoezichtstellingen duurden bijna altijd korter dan 3 maanden. Dit is officieel ook de maximale duur van een voorlopige OTS; daarna dient deze ofwel te worden beëindigd ofwel te worden omgezet in een reguliere OTS. Tijdelijke voogdij duurt in de meeste gevallen langer dan een jaar. Dit is een maatregel die wordt toegepast als gevolg van een gezagsvacuüm, bijvoorbeeld als de ouders langdurig in het buitenland verblijven of als de ouders zijn overleden.
Totaal aantal beëindigde maatregelen | Duur maatregel 0 tot 3 maanden | Duur maatregel 3 tot 6 maanden | Duur maatregel 6 tot 12 maanden | Duur maatregel 12 tot 36 maanden | Duur maatregel 36 maanden of langer | |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 6 705 | 780 | 225 | 1 320 | 2 795 | 1 585 |
Ondertoezichtstelling | 5 230 | 25 | 170 | 1 260 | 2 675 | 1 090 |
Voorlopige ondertoezichtstelling | 690 | 685 | . | . | . | . |
Voogdij | 635 | . | . | 35 | 105 | 485 |
Voorlopige voogdij | 130 | 60 | 35 | 25 | . | . |
Tijdelijke voogdij | 20 | . | . | . | . | 10 |
Bron: CBS. 1) Jeugdbeschermingsmaatregelen beëindigd in het eerste halfjaar van 2022. |
De gemiddelde duur van de beëindigde reguliere voogdijmaatregelen was met 2 294 dagen een stuk langer dan die van de reguliere ondertoezichtstellingen (863 dagen) én is de afgelopen jaren, met uitzondering van 2018, gestegen. Ook de gemiddelde duur van de reguliere ondertoezichtstellingen neemt weer toe sinds 2021, na een jarenlange daling (figuur 1.4.2). De gemiddelde duur van de tijdelijke voogdijtrajecten lag in het eerste halfjaar 2022 iets lager dan in 2021. Het gaat in de eerste helft van 2022 echter maar om 20 beëindigde tijdelijke voogdijtrajecten in totaal (tabel 1.4.1).
Maatregel | 1e hj 2022* (dagen) | 1e hj 2021 (dagen) | 1e hj 2020 (dagen) | 1e hj 2019 (dagen) | 1e hj 2018 (dagen) | 1e hj 2017 (dagen) | 1e hj 2016 (dagen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 907 | 898 | 818 | 874 | 873 | 959 | 1062 |
OTS | 863 | 843 | 799 | 861 | 883 | 997 | 1128 |
Vrl. OTS | 75 | 75 | 73 | 73 | 73 | 74 | 75 |
Voogdij | 2294 | 2282 | 2125 | 2050 | 1835 | 1847 | 1784 |
Vrl. voogdij | 152 | 139 | 125 | 131 | 195 | 132 | 139 |
Tijd. voogdij | 1824 | 1848 | 1409 | 2210 | 1557 | 1774 | 1342 |
1)Jeugdbeschermingsmaatregelen beëindigd in het eerste halfjaar. |
1.5 Zie erratum 26-4-2023
1.6 Machtiging uithuisplaatsing bij ruim 8 duizend jongeren
Met ingang van 2022 ontvangt het CBS van de Gecertificeerde Instellingen ook informatie over de Machtigingen Uithuisplaatsing (MUHP) die door de rechter zijn opgelegd. Een MUHP is geen op zichzelf staande maatregel maar gaat altijd samen met een ondertoezichtstelling. Als een kind onder toezicht wordt gesteld, dan blijft het kind meestal thuis wonen. Maar soms zijn de zorgen over het kind zo ernstig dat het beter is als het kind ergens anders gaat wonen en wordt er ook een MUHP opgelegd. Ook als ouders het zelf van belang vinden en het ermee eens zijn dat het kind ergens anders gaat wonen, is er een MUHP nodig. Bij een voogdijmaatregel gaat het kind altijd ergens anders wonen en legt de rechter geen afzonderlijke MUHP op. In het 1e halfjaar van 2022 zijn er 8 390 jeugdigen over wie de rechter een MUHP heeft uitgesproken (figuur 1.6.1). Bij 1 410 van hen ging het bij de start van de MUHP om een voorlopige OTS en dus om een spoedmachtiging uithuisplaatsing. Van een klein deel van de jongeren met een MUHP kon om diverse redenen geen informatie over de bijbehorende jeugdbeschermingsmaatregel gevonden worden.
Over 1 640 jongeren werd in het 1e halfjaar van 2022 een nieuwe MUHP uitgesproken, zij hadden nog geen MUHP lopen op 1 januari 2022. Van 2 385 jongeren liep de opgelegde MUHP af in het 1e halfjaar 2022, op 30 juni 2022 liep er bij hen geen MUHP meer.
Niet alle door de rechter opgelegde MUHP worden in de praktijk ook ten uitvoer gelegd. Een MUHP vervalt als deze niet binnen drie maanden ten uitvoer wordt gelegd. Het is niet bekend hoeveel MUHP niet ten uitvoer worden gelegd. In figuur 1.8.1 van deze rapportage is wel te zien dat in het 1e halfjaar van 2022 29,5 procent van de jongeren met een (v)OTS-maatregel ook jeugdhulp met verblijf ontvingen, dit betreft 7 365 jongeren. De verwachting is dat bij deze jongeren allemaal een MUHP is opgelegd die vervolgens ook in de praktijk is uitgevoerd. Maar het is niet uit te sluiten dat bij nog méér jongeren een opgelegde MUHP ook daadwerkelijk is uitgevoerd. Jongeren met een MUHP die zonder tussenkomst van een jeugdhulpinstelling of pleegzorgaanbieder op informele basis in het eigen netwerk worden opgevangen, bijvoorbeeld bij opa en oma, blijven namelijk buiten beeld.
Waarvan in combinatie met: | ||||
---|---|---|---|---|
Totaal | Voorlopige ondertoezichtstelling | Reguliere ondertoezichtsstelling | Onbekend | |
Totaal | 8 390 | 1 410 | 6 860 | 115 |
Instroom | 1 640 | 370 | 1 200 | 70 |
Uitstroom | 2 385 | 450 | 1 905 | 30 |
Bron: CBS. 1) Dit betreft alle machtigingen uithuisplaatsingen die op enig moment in het 1e halfjaar 2022 liepen, ongeacht of ze vóór of in die periode gestart zijn, of ze in of ná die periode beëindigd zijn, en ongeacht of de machtiging in de praktijk ten uitvoer is gelegd. |
1.7 Samenloop jeugdbescherming met jeugdreclassering neemt af
Van alle 0- tot en met 17-jarigen die in de eerste helft van 2022 jeugdbescherming ontvingen, heeft 2,1 procent in hetzelfde jaar ook een jeugdreclasseringsmaatregel lopen. Dit percentage neemt de laatste jaren iets af: van 3,3 procent in het eerste halfjaar van 2016 naar 2,1 procent in het eerste halfjaar van 2022 (tabel 1.7.1). Dit komt voornamelijk doordat de samenloop bij onder toezicht gestelde jongeren daalde van 4,1 procent in het eerste halfjaar van 2016 naar 2,6 procent in het eerste halfjaar van 2022. De samenloop van voogdij met jeugdreclassering daalde tot 1,1 procent.
Het gaat in deze cijfers om alle jongeren die in het eerste halfjaar op enig moment jeugdbescherming ontvingen. Van hen is bepaald voor welk percentage ook een jeugdreclasseringsmaatregel gold in dezelfde periode.
Jongeren met jeugdbescherming en jeugdreclassering | Jongeren met ondertoezichtstelling en jeugdreclassering2) | Jongeren met voogdij en jeugdreclassering3) | |
---|---|---|---|
% van totaal aantal jongeren met jeugdbescherming | % van totaal aantal jongeren met ondertoezichtstelling | % van totaal aantal jongeren met voogdij | |
1e hj 2016 | 3,3 | 4,1 | 1,2 |
1e hj 2017 | 3,1 | 3,9 | 1,3 |
1e hj 2018 | 2,8 | 3,5 | 1,2 |
1e hj 2019 | 2,8 | 3,3 | 1,3 |
1e hj 2020 | 2,5 | 3,0 | 1,2 |
1e hj 2021 | 2,1 | 2,6 | 0,9 |
1e hj 2022* | 2,1 | 2,6 | 1,1 |
Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar met een jeugdbeschermingsmaatregel. 2) Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. 3) Inclusief tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij. |
1.8 De meeste jongeren met jeugdbescherming krijgen ook jeugdhulp
In het eerste halfjaar van 2022 ontving bijna 73 procent van de jongeren met een ondertoezichtstelling daarnaast ook jeugdhulp (figuur 1.8.1). Het aandeel jongeren met een ondertoezichtstelling en daarnaast ook jeugdhulp zonder verblijf is ten opzichte van 2021 iets afgenomen; van 61 procent in het eerste halfjaar van 2021 naar ruim 60 procent in het eerste halfjaar van 2022. Het aandeel jongeren dat naast een ondertoezichtstelling ook jeugdhulp met verblijf ontvangt neemt in de laatste jaren af; van 39 procent in het eerste halfjaar van 2016 naar 29,5 procent in het eerste halfjaar van 2022. In deze gevallen krijgen jongeren een ondertoezichtstelling en ontvangen zij jeugdhulp die mede inhoudt dat zij (deels) niet thuis verblijven1).
Samenloop | 1e hj 2022* (%) | 1e hj 2021 (%) | 1e hj 2020 (%) | 1e hj 2019 (%) | 1e hj 2018 (%) | 1e hj 2017 (%) | 1e hj 2016 (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|
OTS en Jeugdhulp | 73 | 74 | 71 | 73 | 73 | 73 | 70 |
0 | 0 | 0 | |||||
OTS en JH zonder verblijf | 60 | 61 | 57 | 58 | 56 | 55 | 49 |
w.v. | 0 | 0 | |||||
Wijkteam | 6 | 7 | 10 | 10 | 11 | 12 | 7 |
Ambulant | 37 | 37 | 33 | 34 | 34 | 35 | 31 |
Daghulp | 6 | 6 | 5 | 5 | 5 | 4 | 5 |
Netwerk jongere | 31 | 31 | 27 | 27 | 24 | 21 | 19 |
0 | 0 | ||||||
OTS en JH met verblijf | 29 | 31 | 31 | 33 | 34 | 37 | 39 |
w.v. | 0 | 0 | |||||
Pleegzorg | 14 | 16 | 16 | 18 | 19 | 21 | 22 |
Gezinsgericht | 5 | 5 | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 |
Gesloten plaatsing | 2 | 2 | 3 | 4 | 4 | 4 | 4 |
Overig²⁾ | 11 | 11 | 11 | 12 | 12 | 14 | 13 |
1)Personen van 0 tot en met 17 jaar met een ondertoezichtstelling én jeugdhulp, als percentage van het totaal aantal jongeren met een ondertoezichtstelling. Jongeren met meerdere jeugdhulpvormen komen meerdere malen in de tabel voor. 2)Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp of gesloten plaatsing. |
Van alle jongeren die een voogdijmaatregel hadden in het eerste halfjaar van 2022, ontving ruim 87 procent daarnaast ook jeugdhulp (figuur 1.8.2). Het aandeel jongeren dat in het eerste halfjaar van 2022 naast voogdij ook jeugdhulp zonder verblijf kreeg, ligt met 43 procent iets lager dan in 2021. In het eerste halfjaar van 2022 ontving 79,5 procent van de jongeren met voogdij daarbij ook jeugdhulp met verblijf. Dit percentage is lager dan in de jaren daarvoor. Ook jongeren mét voogdij maar zónder jeugdhulp met verblijf, wonen niet meer thuis bij hun ouders, maar zij zijn zonder tussenkomst van een jeugdhulpaanbieder of pleegzorgaanbieder op informele basis elders ondergebracht, bijvoorbeeld bij opa en oma.
Samenloop | 1e hj 2022* (%) | 1e hj 2021 (%) | 1e hj 2020 (%) | 1e hj 2019 (%) | 1e hj 2018 (%) | 1e hj 2017 (%) | 1e hj 2016 (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Voogdij en Jeugdhulp | 87 | 90 | 89 | 91 | 91 | 92 | 90 |
0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Voogdij en JH zonder verblijf | 43 | 45 | 40 | 40 | 39 | 39 | 35 |
w.v. | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Wijkteam | 3 | 4 | 5 | 5 | 5 | 5 | 2 |
Ambulant | 32 | 33 | 29 | 30 | 30 | 31 | 28 |
Daghulp | 5 | 6 | 5 | 4 | 4 | 4 | 3 |
Netwerk jongere | 13 | 13 | 10 | 9 | 8 | 7 | 6 |
0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Voogdij en JH met verblijf | 79 | 83 | 81 | 86 | 85 | 87 | 86 |
w.v. | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Pleegzorg | 57 | 61 | 63 | 66 | 65 | 68 | 69 |
Gezinsgericht | 13 | 13 | 9 | 10 | 11 | 10 | 9 |
Gesloten plaatsing | 1 | 1 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
Overig²⁾ | 16 | 17 | 15 | 15 | 16 | 16 | 15 |
1)Personen van 0 tot en met 17 jaar met voogdij én jeugdhulp, als percentage van het totaal aantal jongeren met voogdij. Jongeren met meerdere jeugdhulpvormen komen meerdere malen in de figuur voor. 2)Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp of gesloten plaatsing. |
1.9 Bijna 1 procent van alle jongeren ontvangt jeugdbescherming
Ongeveer 0,9 procent van alle jongeren tot en met 17 jaar ontving op 30 juni 2022 jeugdbescherming. Bij jongeren die jeugdbescherming ontvingen ging het iets vaker om jongens dan om meisjes. In totaal ontvingen 15 305 jongens op 30 juni 2022 jeugdbescherming, wat overeenkomt met 0,9 procent van alle jongens van 0 tot en met 17 jaar. Bij meisjes bedroeg dit aantal 13 990, wat ook gelijkstaat aan bijna 0,9 procent van alle meisjes in deze leeftijdsgroep (tabel 1.9.1).
Totaal aantal jongeren2) | Totaal aantal jongeren met jeugdbescherming | Voogdij | Voorlopige en tijdelijke voogdij | Ondertoezicht-stelling | Voorlopige ondertoezicht-stelling | |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 3 300 844 | 29 300 | 9 265 | 245 | 19 550 | 245 |
Geslacht: Jongens | 1 691 316 | 15 305 | 4 725 | 125 | 10 345 | 120 |
Geslacht: Meisjes | 1 609 528 | 13 990 | 4 540 | 125 | 9 205 | 125 |
Leeftijd: 0 tot 4 jaar | 691 097 | 2 540 | 475 | 25 | 1 980 | 55 |
Leeftijd: 4 tot 8 jaar | 707 634 | 5 675 | 1 415 | 35 | 4 180 | 50 |
Leeftijd: 8 tot 12 jaar | 738 654 | 7 680 | 2 230 | 55 | 5 355 | 40 |
Leeftijd: 12 tot 18 jaar | 1 163 459 | 13 405 | 5 145 | 130 | 8 035 | 95 |
Migratieachtergrond: Nederlands | 2 382 174 | 19 635 | 6 325 | 105 | 13 055 | 150 |
Migratieachtergrond: Overig westers | 294 420 | 2 805 | 910 | 55 | 1 810 | 30 |
Migratieachtergrond: Niet-westers | 624 250 | 6 860 | 2 030 | 85 | 4 680 | 65 |
Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar. 2) De peildatum voor alle jongeren in Nederland is 1 januari 2022 en komt dus niet overeen met de peildatum voor jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2022). |
Op 30 juni 2022 waren 13 405 jongeren met jeugdbescherming tussen de 12 en 18 jaar oud, wat neerkomt op 1,2 procent van alle jongeren in deze leeftijd (tabel 1.9.1). Van alle 8- tot 12-jarigen in Nederland ontving 1 procent jeugdbescherming. Het ging op 30 juni 2022 om 7 680 jongeren. Van alle 4- tot 8-jarigen ontving 0,8 procent jeugdbescherming, in totaal 5 675. De groep 0- tot 4-jarigen was met 2 540 het kleinst; bijna 0,4 procent in deze leeftijdsgroep ontving jeugdbescherming (tabel 1.9.1).
Onder de jongeren met een ondertoezichtstelling is het aandeel van de groep jongeren van 8 tot 12 jaar oud gestegen van bijna 24 procent in 2016 naar ruim 27 procent in het eerste halfjaar van 2022. Ook het aandeel kinderen van 4 tot 8 jaar en 12 tot 18 jaar met een ondertoezichtstelling nam in deze periode toe. Het aandeel jongeren van 0 tot 4 jaar nam ten opzichte van 2016 af (figuur 1.9.2). Bij de voogdijmaatregelen is een lichte stijging van het aandeel jongeren in de oudste leeftijdsgroep te zien, van ruim 52 procent in 2016 naar bijna 56 procent in 2022.
Jaar | 0 tot 4 jaar (%) | 4 tot 8 jaar (%) | 8 tot 12 jaar (%) | 12 tot 18 jaar (%) |
---|---|---|---|---|
Nederland | ||||
1e hj 2022* | 20,94 | 19,37 | 26,21 | 35,25 |
1e hj 2021 | 20,59 | 19,42 | 26,32 | 35,38 |
1e hj 2020 | 20,58 | 18,97 | 26,11 | 35,44 |
1e hj 2019 | 20,47 | 18,91 | 25,6 | 35,67 |
1e hj 2018 | 20,49 | 18,71 | 25,14 | 35,88 |
1e hj 2017 | 20,39 | 18,37 | 24,85 | 35,97 |
1e hj 2016 | 20,36 | 18,47 | 24,19 | 35,88 |
OTS | ||||
1e hj 2022* | 10,14 | 21,37 | 27,39 | 41,1 |
1e hj 2021 | 11,37 | 21,3 | 27,23 | 40,1 |
1e hj 2020 | 12,13 | 20,84 | 26,85 | 40,18 |
1e hj 2019 | 12,57 | 20,99 | 25,93 | 40,5 |
1e hj 2018 | 12,66 | 20,57 | 25,35 | 41,42 |
1e hj 2017 | 12,71 | 20,06 | 24,7 | 42,53 |
1e hj 2016 | 13,26 | 19,86 | 23,73 | 43,15 |
Vrl. OTS | ||||
1e hj 2022* | 22,54 | 20,9 | 16,8 | 39,75 |
1e hj 2021 | 25,95 | 18,65 | 16,76 | 38,65 |
1e hj 2020 | 25,15 | 16,26 | 18,4 | 40,18 |
1e hj 2019 | 23,39 | 12,87 | 16,96 | 46,78 |
1e hj 2018 | 23,18 | 18,16 | 18,16 | 40,5 |
1e hj 2017 | 24 | 18,67 | 18,33 | 39 |
1e hj 2016 | 23,03 | 15,16 | 18,08 | 43,73 |
Voogdij | ||||
1e hj 2022* | 5,12 | 15,27 | 24,09 | 55,52 |
1e hj 2021 | 5,4 | 15,22 | 24,72 | 54,66 |
1e hj 2020 | 5,3 | 14,92 | 24,98 | 54,8 |
1e hj 2019 | 5,75 | 14,75 | 25,47 | 54,02 |
1e hj 2018 | 5,8 | 14,9 | 25,07 | 54,23 |
1e hj 2017 | 6,1 | 14,99 | 25,45 | 53,46 |
1e hj 2016 | 6,34 | 15,78 | 25,48 | 52,4 |
Vrl. en tijd. voogdij | ||||
1e hj 2022* | 10,98 | 13,41 | 21,95 | 53,66 |
1e hj 2021 | 20,86 | 12,23 | 19,06 | 47,84 |
1e hj 2020 | 20,07 | 14,7 | 16,49 | 48,75 |
1e hj 2019 | 21,89 | 12,83 | 14,34 | 50,94 |
1e hj 2018 | 23,38 | 17,41 | 18,41 | 40,8 |
1e hj 2017 | 30,59 | 14,12 | 15,88 | 39,41 |
1e hj 2016 | 35,46 | 11,35 | 14,18 | 39,01 |
1)Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdbescherming naar peildatum 30 juni. |
Jongeren met jeugdbescherming hadden iets vaker een niet-westerse migratieachtergrond in vergelijking met alle jongeren in Nederland2). Van alle 0- tot en met 17-jarigen in Nederland had 19 procent een niet-westerse migratieachtergrond, bij jongeren met jeugdbescherming was dat 23 procent. Op peildatum 30 juni 2022 ontvingen 6 860 jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond jeugdbescherming. Dit komt overeen met 1,1 procent van alle jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond in Nederland. Bij jongeren met een Nederlandse of een westerse achtergrond bedroegen deze aandelen respectievelijk 0,8 en 1,0 procent (tabel 1.9.3).
Bij de reguliere voogdijmaatregelen is het aandeel jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond de afgelopen jaren gedaald en het aandeel met een Nederlandse achtergrond gestegen. Ook bij de voorlopige ondertoezichtstellingen en de voorlopige en tijdelijke voogdijmaatregelen zien we ten opzichte van de eerste helft van 2021 een stijging in het aandeel jongeren met een Nederlandse achtergrond (figuur 1.9.3).
Jaar | NL (%) | Westers (%) | Niet-westers (%) |
---|---|---|---|
Nederland | |||
1e hj 2022* | 72,17 | 8,92 | 18,91 |
1e hj 2021 | 72,65 | 8,72 | 18,63 |
1e hj 2020 | 73,05 | 8,51 | 18,44 |
1e hj 2019 | 73,63 | 8,24 | 18,13 |
1e hj 2018 | 74,14 | 8 | 17,86 |
1e hj 2017 | 74,71 | 7,8 | 17,49 |
1e hj 2016 | 75,31 | 7,62 | 17,07 |
OTS | |||
1e hj 2022* | 66,79 | 9,25 | 23,95 |
1e hj 2021 | 66,91 | 9,76 | 23,33 |
1e hj 2020 | 66,99 | 9,96 | 23,04 |
1e hj 2019 | 67,63 | 9,67 | 22,69 |
1e hj 2018 | 67,18 | 9,69 | 23,14 |
1e hj 2017 | 66,99 | 9,86 | 23,14 |
1e hj 2016 | 66,62 | 9,46 | 23,93 |
Vrl. OTS | |||
1e hj 2022* | 61,89 | 11,89 | 26,23 |
1e hj 2021 | 54,05 | 8,92 | 37,03 |
1e hj 2020 | 51,23 | 13,5 | 35,28 |
1e hj 2019 | 56,73 | 10,53 | 32,75 |
1e hj 2018 | 49,16 | 13,13 | 37,71 |
1e hj 2017 | 54,67 | 10,67 | 34,67 |
1e hj 2016 | 58,89 | 14,58 | 26,53 |
Voogdij | |||
1e hj 2022* | 68,25 | 9,82 | 21,93 |
1e hj 2021 | 67,65 | 9,9 | 22,46 |
1e hj 2020 | 67,26 | 9,61 | 23,13 |
1e hj 2019 | 66,6 | 9,54 | 23,86 |
1e hj 2018 | 65,69 | 9,32 | 24,99 |
1e hj 2017 | 65,13 | 9,21 | 25,66 |
1e hj 2016 | 64,33 | 9,11 | 26,55 |
Vrl. en tijd. voogdij | |||
1e hj 2022* | 43,5 | 22,76 | 33,74 |
1e hj 2021 | 39,21 | 21,58 | 39,21 |
1e hj 2020 | 35,13 | 17,56 | 47,31 |
1e hj 2019 | 34,34 | 21,13 | 44,53 |
1e hj 2018 | 35,32 | 26,87 | 37,81 |
1e hj 2017 | 36,47 | 22,94 | 40,59 |
1e hj 2016 | 44,68 | 18,44 | 36,88 |
1)Personen van 0 tot en met 17 jaar. 2)Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdbescherming naar peildatum 30 juni. |
1.10 Meer jeugdbescherming in huishoudens met lage inkomens
In Nederland woonden in het 1e halfjaar van 2022 ruim 522 duizend jongeren van 0 tot en met 17 jaar in een huishouden3) met een inkomen dat tot de laagste 20 procent behoort. Van hen ontving 3,5 procent jeugdbescherming. Het aandeel jongeren met jeugdbescherming daalt naarmate het huishoudinkomen hoger is. In de 20 procent rijkste huishoudens kreeg 0,2 procent jeugdbescherming.
Jaar | Met jeugdbescherming (%) |
---|---|
Totaal jeugdbescherming | |
Totaal | 1 |
Laagste kwintiel | 3,5 |
2e kwintiel | 1,3 |
3e kwintiel | 0,5 |
4e kwintiel | 0,2 |
Hoogste kwintiel | 0,2 |
Ondertoezichtstelling²⁾ | |
Totaal | 0,7 |
Laagste kwintiel | 2,5 |
2e kwintiel | 1 |
3e kwintiel | 0,4 |
4e kwintiel | 0,2 |
Hoogste kwintiel | 0,1 |
Voogdij³⁾ | |
Totaal | 0,3 |
Laagste kwintiel | 1 |
2e kwintiel | 0,3 |
3e kwintiel | 0,1 |
4e kwintiel | 0 |
Hoogste kwintiel | 0 |
1)Personen van 0 tot en met 17 jaar. 2)Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. 3)Inclusief tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij. |
1.11 Meer uitdagingen in huishoudens van jongeren met jeugdbescherming
Van een aantal achtergrondkenmerken4) is onderzocht hoe de situatie van jongeren met jeugdbescherming afwijkt van de jongeren zonder jeugdbescherming. In figuur 1.11.1 zijn deze kenmerken weergegeven. Bij bijna 78 procent van de Nederlandse jongeren woonden beide juridische ouders in hetzelfde huishouden. Voor jongeren met jeugdbescherming was dit slechts 11 procent.
Hetzelfde patroon geldt voor kinderen uit huishoudens waar ook gebruik wordt gemaakt van ondersteuning op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) of waarin een eigen bijdrage is betaald voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) dan wel GGZ-medicatie is voorgeschreven. Vier procent van alle kinderen in Nederland had te maken met WMO gebruik in het huishouden, en 22 procent met GGZ-zorg en/of medicatie. Bij jongeren met jeugdbescherming was dit respectievelijk ruim 31 en ruim 47 procent. Daarnaast werd bij 30,5% van de jongeren met jeugdbescherming iemand in het huishouden als verdachte van een misdrijf aangemerkt.
Jaar | Ja (%) | Nee (%) |
---|---|---|
Ouders op hetzelfde adres | ||
Nederland | 2565335 | 732170 |
Totaal jeugdbescherming | 3715 | 29870 |
Ondertoezichtstelling²⁾ | 2830 | 21700 |
Voogdij³⁾ | 880 | 8170 |
WMO in huishouden | ||
Nederland | 141350 | 3156155 |
Totaal jeugdbescherming | 10485 | 23095 |
Ondertoezichtstelling²⁾ | 6415 | 18120 |
Voogdij³⁾ | 4070 | 4980 |
GGZ in huishouden | ||
Nederland | 713675 | 2583830 |
Totaal jeugdbescherming | 15840 | 17745 |
Ondertoezichtstelling²⁾ | 11340 | 13195 |
Voogdij³⁾ | 4500 | 4550 |
Verdachte in huishouden | ||
Nederland | 166265 | 3131240 |
Totaal jeugdbescherming | 10260 | 23325 |
Ondertoezichtstelling²⁾ | 6905 | 17625 |
Voogdij³⁾ | 3350 | 5695 |
1)Personen van 0 tot en met 17 jaar. 2)Inclusief voorlopige ondertoezichtstellingen. 3)Inclusief voorlopige voogdij en tijdelijke voogdij. |
1.12 Jeugdbescherming vooral in Fryslân en Twente
De vijf jeugdregio’s met het grootste aandeel jeugdbescherming waren Friesland, Twente, Groningen, Midden-Holland, en Zeeland. De laagst scorende regio’s liggen in het zuiden van Noord-Holland en in de provincie Utrecht (figuur 1.12.1 en tabel 1.12.2).
Jeugdzorgregios_naam | Jeugdbescherming (%) |
---|---|
Achterhoek | 1,13 |
Alkmaar(Noord-Kennemerland) | 0,93 |
Amsterdam-Amstelland | 0,61 |
CentraalGelderland | 1,05 |
Drenthe | 0,97 |
Eemland | 0,75 |
Flevoland | 1,05 |
FoodValley | 0,75 |
Friesland(Frysl�n) | 1,32 |
GooienVechtstreek | 0,57 |
Groningen | 1,21 |
Haaglanden | 0,76 |
Haarlemmermeer | 0,37 |
HollandRijnland | 0,75 |
IJmond(MiddenKennemerland) | 1,03 |
IJsselland | 0,97 |
KopvanNoord-Holland | 1,14 |
Lekstroom | 0,75 |
Midden-Brabant | 0,89 |
MiddenHolland | 1,19 |
MiddenIJssel/OostVeluwe | 1,14 |
Midden-LimburgOost | 0,71 |
Midden-LimburgWest | 0,62 |
Noord-Limburg | 0,63 |
NoordoostBrabant | 0,93 |
Noord-Veluwe | 1,05 |
RijkvanNijmegen | 0,86 |
Rijnmond | 0,98 |
Rivierenland | 0,83 |
Twente | 1,24 |
UtrechtStad | 0,59 |
UtrechtWest | 0,67 |
WestBrabantOost | 0,64 |
WestBrabantWest | 0,82 |
WestFriesland | 1,00 |
Zaanstreek-Waterland | 0,67 |
Zeeland | 1,17 |
Zuid-HollandZuid | 0,89 |
ZuidKennemerland | 0,59 |
Zuid-Limburg | 0,79 |
Zuidoost-Brabant | 0,72 |
ZuidoostUtrecht | 0,79 |
1)De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2022 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2022). |
% van het totale aantal personen van 0 | |
---|---|
hoogste aandelen: Friesland (Fryslân) | 1,32 |
hoogste aandelen: Twente | 1,24 |
hoogste aandelen: Groningen | 1,21 |
hoogste aandelen: Midden Holland | 1,19 |
hoogste aandelen: Zeeland | 1,17 |
laagste aandelen: Haarlemmermeer | 0,37 |
laagste aandelen: Gooi en Vechtstreek | 0,57 |
laagste aandelen: Zuid Kennemerland | 0,59 |
laagste aandelen: Utrecht Stad | 0,59 |
laagste aandelen: Amsterdam-Amstelland | 0,61 |
Bron: CBS. 1) Personen van 0 tot en met 17 jaar met jeugdbescherming. 2) De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2022 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2022). |
De gemeenten waar relatief gezien de meeste jongeren met jeugdbescherming wonen zijn Pekela, Doesburg, Veendam, en Almelo, waar het aandeel jongeren met jeugdbescherming hoger ligt dan 2 procent5) (figuur 1.12.3).
Gemeente_naam | Jeugdbescherming (%) |
---|---|
Aa en Hunze | 1,01 |
Aalsmeer | 0,40 |
Aalten | 0,51 |
Achtkarspelen | 1,21 |
Alblasserdam | 0,78 |
Albrandswaard | 0,45 |
Alkmaar | 1,12 |
Almelo | 2,06 |
Almere | 0,93 |
Alphen aan den Rijn | 0,83 |
Alphen-Chaam | 0,32 |
Altena | 0,52 |
Ameland | 1,03 |
Amersfoort | 0,79 |
Amstelveen | 0,39 |
Amsterdam | 0,67 |
Apeldoorn | 1,33 |
Arnhem | 1,10 |
Assen | 0,86 |
Asten | 0,68 |
Baarle-Nassau | 0,71 |
Baarn | 0,78 |
Barendrecht | 0,32 |
Barneveld | 0,88 |
Beek (L.) | 0,50 |
Beekdaelen | 0,47 |
Beesel | 0,84 |
Berg en Dal | 0,98 |
Bergeijk | 0,69 |
Bergen (L.) | 0,77 |
Bergen (NH.) | 0,68 |
Bergen op Zoom | 0,86 |
Berkelland | 1,24 |
Bernheze | 0,56 |
Best | 0,46 |
Beuningen | 0,68 |
Beverwijk | 0,93 |
Bladel | 0,21 |
Blaricum | 0,10 |
Bloemendaal | 0,30 |
Bodegraven-Reeuwijk | 0,83 |
Boekel | 0,28 |
Borger-Odoorn | 1,38 |
Borne | 0,80 |
Borsele | 1,05 |
Boxtel | 0,72 |
Breda | 0,66 |
Brielle | 0,46 |
Bronckhorst | 0,92 |
Brummen | 0,56 |
Brunssum | 0,81 |
Bunnik | 0,35 |
Bunschoten | 0,80 |
Buren | 1,12 |
Capelle aan den IJssel | 0,97 |
Castricum | 0,49 |
Coevorden | 1,13 |
Cranendonck | 0,74 |
Culemborg | 0,63 |
Dalfsen | 0,80 |
Dantumadiel | 1,41 |
De Bilt | 0,64 |
De Fryske Marren | 0,93 |
De Ronde Venen | 0,73 |
De Wolden | 0,58 |
Delft | 0,83 |
Den Helder | 1,81 |
Deurne | 0,69 |
Deventer | 1,08 |
Diemen | 0,38 |
Dijk en Waard | 1,09 |
Dinkelland | 0,66 |
Doesburg | 2,24 |
Doetinchem | 1,40 |
Dongen | 0,64 |
Dordrecht | 1,06 |
Drechterland | 1,03 |
Drimmelen | 0,39 |
Dronten | 1,01 |
Druten | 0,65 |
Duiven | 0,93 |
Echt-Susteren | 0,55 |
Edam-Volendam | 0,42 |
Ede | 0,66 |
Eemnes | 0,32 |
Eemsdelta | 1,31 |
Eersel | 0,28 |
Eijsden-Margraten | 0,87 |
Eindhoven | 1,02 |
Elburg | 0,79 |
Emmen | 1,29 |
Enkhuizen | 0,98 |
Enschede | 1,66 |
Epe | 0,97 |
Ermelo | 1,55 |
Etten-Leur | 0,53 |
Geertruidenberg | 0,56 |
Geldrop-Mierlo | 0,59 |
Gemert-Bakel | 0,75 |
Gennep | 0,44 |
Gilze en Rijen | 0,78 |
Goeree-Overflakkee | 0,77 |
Goes | 1,39 |
Goirle | 0,54 |
Gooise Meren | 0,48 |
Gorinchem | 0,92 |
Gouda | 1,36 |
Groningen (gemeente) | 1,09 |
Gulpen-Wittem | 0,46 |
Haaksbergen | 0,84 |
Haarlem | 0,64 |
Haarlemmermeer | 0,37 |
Halderberge | 0,74 |
Hardenberg | 0,85 |
Harderwijk | 1,11 |
Hardinxveld-Giessendam | 0,84 |
Harlingen | 1,18 |
Hattem | 0,30 |
Heemskerk | 0,92 |
Heemstede | 0,40 |
Heerde | 0,79 |
Heerenveen | 1,11 |
Heerlen | 1,10 |
Heeze-Leende | 0,28 |
Heiloo | 0,40 |
Hellendoorn | 0,43 |
Hellevoetsluis | 0,86 |
Helmond | 0,70 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 0,46 |
Hengelo (O.) | 1,53 |
Het Hogeland | 1,02 |
Heumen | 0,37 |
Heusden | 0,64 |
Hillegom | 0,63 |
Hilvarenbeek | 0,28 |
Hilversum | 0,66 |
Hoeksche Waard | 0,72 |
Hof van Twente | 0,81 |
Hollands Kroon | 0,79 |
Hoogeveen | 1,10 |
Hoorn | 0,93 |
Horst aan de Maas | 0,64 |
Houten | 0,62 |
Huizen | 0,73 |
Hulst | 1,10 |
IJsselstein | 0,59 |
Kaag en Braassem | 0,63 |
Kampen | 0,83 |
Kapelle | 1,15 |
Katwijk | 0,77 |
Kerkrade | 0,96 |
Koggenland | 0,60 |
Krimpen aan den IJssel | 0,74 |
Krimpenerwaard | 1,40 |
Laarbeek | 0,76 |
Land van Cuijk | 1,06 |
Landgraaf | 0,75 |
Landsmeer | 0,41 |
Lansingerland | 0,39 |
Laren (NH.) | 0,36 |
Leeuwarden | 1,61 |
Leiden | 0,93 |
Leiderdorp | 0,65 |
Leidschendam-Voorburg | 0,88 |
Lelystad | 1,59 |
Leudal | 0,94 |
Leusden | 0,62 |
Lingewaard | 0,67 |
Lisse | 0,68 |
Lochem | 0,78 |
Loon op Zand | 0,66 |
Lopik | 0,84 |
Losser | 0,87 |
Maasdriel | 0,81 |
Maasgouw | 0,70 |
Maashorst | 1,20 |
Maassluis | 0,76 |
Maastricht | 0,79 |
Medemblik | 1,34 |
Meerssen | 0,37 |
Meierijstad | 0,64 |
Meppel | 0,92 |
Middelburg (Z.) | 1,05 |
Midden-Delfland | 0,57 |
Midden-Drenthe | 0,77 |
Midden-Groningen | 1,22 |
Moerdijk | 1,20 |
Molenlanden | 0,79 |
Montferland | 1,06 |
Montfoort | 0,83 |
Mook en Middelaar | 0,79 |
Neder-Betuwe | 0,79 |
Nederweert | 0,55 |
Nieuwegein | 0,95 |
Nieuwkoop | 0,96 |
Nijkerk | 0,72 |
Nijmegen | 0,94 |
Nissewaard | 1,14 |
Noardeast-Frysl�n | 1,25 |
Noord-Beveland | 1,11 |
Noordenveld | 0,51 |
Noordoostpolder | 1,02 |
Noordwijk | 0,49 |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten | 0,40 |
Nunspeet | 0,93 |
Oegstgeest | 0,43 |
Oirschot | 0,30 |
Oisterwijk | 0,59 |
Oldambt | 1,78 |
Oldebroek | 0,70 |
Oldenzaal | 0,89 |
Olst-Wijhe | 0,87 |
Ommen | 0,41 |
Oost Gelre | 1,03 |
Oosterhout | 0,87 |
Ooststellingwerf | 1,81 |
Oostzaan | 0,27 |
Opmeer | 0,81 |
Opsterland | 1,14 |
Oss | 1,10 |
Oude IJsselstreek | 1,36 |
Ouder-Amstel | 0,11 |
Oudewater | 0,35 |
Overbetuwe | 0,95 |
Papendrecht | 0,89 |
Peel en Maas | 0,35 |
Pekela | 2,29 |
Pijnacker-Nootdorp | 0,20 |
Purmerend | 0,73 |
Putten | 1,22 |
Raalte | 0,79 |
Reimerswaal | 0,85 |
Renkum | 1,06 |
Renswoude | 0,29 |
Reusel-De Mierden | 0,83 |
Rheden | 1,22 |
Rhenen | 0,42 |
Ridderkerk | 0,75 |
Rijssen-Holten | 0,61 |
Rijswijk (ZH.) | 0,79 |
Roerdalen | 0,64 |
Roermond | 0,82 |
Roosendaal | 0,91 |
Rotterdam | 1,17 |
Rozendaal | 0,00 |
Rucphen | 1,05 |
Schagen | 0,83 |
Scherpenzeel | 0,77 |
Schiedam | 0,94 |
Schiermonnikoog | 0,00 |
Schouwen-Duiveland | 1,12 |
's-Gravenhage (gemeente) | 0,85 |
's-Hertogenbosch | 1,17 |
Simpelveld | 1,43 |
Sint-Michielsgestel | 0,39 |
Sittard-Geleen | 0,72 |
Sliedrecht | 1,41 |
Sluis | 0,99 |
Smallingerland | 1,70 |
Soest | 0,66 |
Someren | 0,40 |
Son en Breugel | 0,39 |
Stadskanaal | 1,89 |
Staphorst | 0,56 |
Stede Broec | 1,01 |
Steenbergen | 0,65 |
Steenwijkerland | 1,11 |
Stein (L.) | 0,40 |
Stichtse Vecht | 0,54 |
S�dwest-Frysl�n | 1,20 |
Terneuzen | 1,54 |
Terschelling | 0,42 |
Texel | 0,79 |
Teylingen | 0,74 |
Tholen | 0,94 |
Tiel | 1,42 |
Tilburg | 1,20 |
Tubbergen | 0,72 |
Twenterand | 1,59 |
Tynaarlo | 0,60 |
Tytsjerksteradiel | 1,04 |
Uitgeest | 0,78 |
Uithoorn | 0,56 |
Urk | 0,58 |
Utrecht (gemeente) | 0,59 |
Utrechtse Heuvelrug | 0,94 |
Vaals | 0,46 |
Valkenburg aan de Geul | 1,27 |
Valkenswaard | 0,96 |
Veendam | 2,17 |
Veenendaal | 0,91 |
Veere | 0,60 |
Veldhoven | 0,63 |
Velsen | 1,16 |
Venlo | 0,76 |
Venray | 0,60 |
Vijfheerenlanden | 0,75 |
Vlaardingen | 1,29 |
Vlieland | 0,00 |
Vlissingen | 1,65 |
Voerendaal | 0,48 |
Voorschoten | 0,63 |
Voorst | 1,05 |
Vught | 0,63 |
Waadhoeke | 1,47 |
Waalre | 0,62 |
Waalwijk | 0,76 |
Waddinxveen | 1,01 |
Wageningen | 0,71 |
Wassenaar | 0,39 |
Waterland | 0,18 |
Weert | 0,44 |
Weesp | 0,55 |
West Betuwe | 0,63 |
West Maas en Waal | 0,56 |
Westerkwartier | 0,58 |
Westerveld | 0,75 |
Westervoort | 1,47 |
Westerwolde | 1,01 |
Westland | 0,50 |
Weststellingwerf | 1,23 |
Westvoorne | 0,62 |
Wierden | 0,57 |
Wijchen | 0,89 |
Wijdemeren | 0,56 |
Wijk bij Duurstede | 0,67 |
Winterswijk | 1,07 |
Woensdrecht | 0,76 |
Woerden | 0,78 |
Wormerland | 0,31 |
Woudenberg | 0,83 |
Zaanstad | 0,82 |
Zaltbommel | 0,63 |
Zandvoort | 0,93 |
Zeewolde | 1,19 |
Zeist | 0,92 |
Zevenaar | 1,26 |
Zoetermeer | 0,97 |
Zoeterwoude | 0,45 |
Zuidplas | 1,12 |
Zundert | 0,53 |
Zutphen | 1,50 |
Zwartewaterland | 0,77 |
Zwijndrecht | 1,06 |
Zwolle | 1,26 |
0,42 | |
1,25 | |
0,54 | |
1,32 | |
0,89 | |
1,26 | |
1,12 | |
1)De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2022 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdbescherming (30 juni 2022). |
2) Het CBS gaat over op een nieuwe indeling van de bevolking naar herkomst. Voortaan is meer bepalend waar iemand zelf geboren is, naast waar iemands ouders geboren zijn. Daarbij wordt het woord migratieachtergrond niet meer gebruikt. De hoofdindeling westers/niet-westers wordt vervangen door een indeling op basis van werelddelen en veelvoorkomende immigratielanden. Deze indeling wordt geleidelijk ingevoerd in tabellen en publicaties met bevolking naar herkomst.
3) Gegevens over huishoudinkomen betreft de stand op 1 januari 2020. Dat is de meest recente datum waarop dit kenmerk beschikbaar is.
4) Voor alle huishoudkenmerken is de meest recent beschikbare informatie gebruikt. Voor ouders in het hetzelfde huishouden is dit de situatie op 1 januari 2022, voor GGZ- en WMO-gebruik is dit verslagjaar 2019 en voor een verdachte in het huishouden is gekeken naar de periode 2017-2021.
5) Volgens het woonplaatsbeginsel. Zie https://vng.nl/files/vng/201607_factsheet_woonplaatsbeginsel_2016.pdf
2. Jeugdreclassering
Aan het einde van het eerste halfjaar van 2022 was op 5 040 jongeren een jeugdreclasseringsmaatregel van toepassing. Dit betreft personen van 12 tot en met 22 jaar met één of meerdere jeugdreclasseringsmaatregelen. In totaal waren op dat moment 5 120 jeugdreclasseringsmaatregelen van kracht. Dat zijn er 125 meer dan bij de start van het jaar (tabel 2.0.1).
De twee varianten van toezicht en begeleiding (T&B) werden het meest toegepast, samen goed voor 97 procent van alle jeugdreclasseringsmaatregelen. Het gaat hier dan vooral om toezicht en begeleiding in het gedwongen kader (4 500 maatregelen aan het einde van het eerste halfjaar van 2022). Voor beide type maatregelen geldt dat het aantal trajecten aan het eind van het jaar is toegenomen ten opzichte van het begin van het jaar. De (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel en het scholings- en trainingsprogramma komen nauwelijks nog voor (tabel 2.0.1).
Beginstand (1-1-2022) | Instroom | Uitstroom | Eindstand (30-6-2022)1) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 4 995 | 2 620 | 2 490 | 5 120 |
Toezicht en begeleiding: gedwongen kader | 4 405 | 1 635 | 1 540 | 4 500 |
Toezicht en begeleiding: vrijwillig | 450 | 835 | 790 | 495 |
Individuele trajectbegeleiding Harde Kern | 115 | 85 | 100 | 100 |
Individuele trajectbegeleiding Criem | 25 | 55 | 55 | 25 |
Scholings- en trainingsprogramma | . | . | . | . |
Gedragsbeïnvloedende maatregel | . | . | . | . |
Voorbereiding gedragsbeïnvloedende maatregel | . | . | . | . |
Bron: CBS. 1) Maatregelen met een einddatum van 30 juni tellen niet mee in de eindstand. |
2.1 Minder trajecten gestart en beëindigd
De uitstroom van jeugdreclasseringsmaatregelen is in het eerste halfjaar van 2022 met 20 procent gedaald ten opzichte van het eerste halfjaar van 2021. Daarmee is de omvang vergelijkbaar met de uitstroom in het eerste halfjaar van 2020 (figuur 2.1.1)6). De instroom is ook afgenomen, met 8 procent wel iets minder sterk.
Het aantal uitgestroomde jeugdreclasseringsmaatregelen was, in tegenstelling tot de afgelopen 4 jaren, lager dan het aantal ingestroomde maatregelen. De grootste afname in het aantal uitgestroomde maatregelen vond plaats bij toezicht en begeleiding in het gedwongen kader, met 440 (22 procent) minder uitgestroomde maatregelen in het eerste halfjaar van 2022 dan in het eerste halfjaar van 2021.
Maatregel | 1e hj 2022* (maatregelen) | 1e hj 2021 (maatregelen) | 1e hj 2020 (maatregelen) | 1e hj 2019 (maatregelen) | 1e hj 2018 (maatregelen) | 1e hj 2017 (maatregelen) | 1e hj 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal²⁾ | |||||||
Instroom | 2620 | 2855 | 2470 | 2965 | 2855 | 2825 | 3070 |
Uitstroom | 2490 | 3105 | 2565 | 3015 | 3115 | 3025 | 3070 |
T&B gedwongen | |||||||
Instroom | 1635 | 1760 | 1405 | 1845 | 1820 | 1795 | 1800 |
Uitstroom | 1542 | 1980 | 1700 | 1880 | 1990 | 1995 | 1850 |
T&B vrijwillig | |||||||
Instroom | 835 | 915 | 880 | 935 | 835 | 835 | 915 |
Uitstroom | 790 | 945 | 685 | 950 | 895 | 825 | 945 |
1) Jeugdreclasseringsmaatregelen bij personen van 12 tot en met 22 jaar. 2) Inclusief ITB Harde Kern, ITB Criem en overig. |
In de eerste helft van 2022 is de instroom bij de individuele trajectbegeleiding Harde Kern met 32 procent afgenomen ten opzichte van het eerste halfjaar van 2021, en is de uitstroom met 17 procent gedaald. Bij ITB Criem is zowel de instroom als de uitstroom iets gestegen ten opzichte van het eerste halfjaar van 2021.
Maatregel | 1e hj 2022* (maatregelen) | 1e hj 2021 (maatregelen) | 1e hj 2020 (maatregelen) | 1e hj 2019 (maatregelen) | 1e hj 2018 (maatregelen) | 1e hj 2017 (maatregelen) | 1e hj 2016 (maatregelen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|
ITB Harde Kern | |||||||
Instroom | 85 | 125 | 135 | 120 | 95 | 100 | 95 |
Uitstroom | 100 | 120 | 115 | 100 | 115 | 85 | 100 |
ITB Criem | |||||||
Instroom | 55 | 50 | 35 | 55 | 85 | 75 | 100 |
Uitstroom | 55 | 50 | 55 | 65 | 90 | 90 | 75 |
Overig²⁾ | |||||||
Instroom | 5 | 5 | 10 | 15 | 25 | 15 | 160 |
Uitstroom | 5 | 10 | 10 | 20 | 25 | 30 | 105 |
1)Jeugdreclasseringsmaatregelen bij personen van 12 tot en met 22 jaar. 2)Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
2.2 Steeds minder jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel
Op peildatum 30 juni 2022 hadden 5 040 jongeren een jeugdreclasseringsmaatregel. Over de gehele periode vanaf 2011 is een dalende trend te zien. Tussen 31 december 2011 en 30 juni 2022 is het aantal jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel meer dan gehalveerd (figuur 2.2.1).
Jaar | Jeugdreclassering (aantal jongeren) |
---|---|
2011 | 11110 |
2012 | 10830 |
2013 | 9210 |
2014 | 7790 |
2015 | 7590 |
2016 | 6735 |
2017 | 6420 |
2018 | 5925 |
2019 | 5915 |
2020 | 5440 |
2021 | 5240 |
2022* | 5040 |
1)Personen van 12 tot en met 22 jaar met één of meerdere jeugdreclasseringsmaatregelen. 2)Voor de jaren 2005 t/m 2021 wordt gekeken naar peildatum 31 december en voor 2022 naar peildatum 30 juni. 3)Door invoering van de Jeugdwet treedt met ingang van 2015 een methodebreuk op. |
2.3 Gemiddelde duur toezicht en begeleiding verder gedaald
Van alle afgesloten jeugdreclasseringsmaatregelen duurden de maatregelen toezicht en begeleiding in het gedwongen kader het langst. Bijna 47 procent van deze maatregelen duurde een jaar of langer (tabel 2.3.1). Bij de overige vormen van jeugdreclassering duurden de trajecten doorgaans korter dan zes maanden.
0 tot 3 maanden | 3 tot 6 maanden | 6 tot 12 maanden | 12 tot 24 maanden | 24 tot 36 maanden | 36 maanden of langer | |
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 720 | 585 | 445 | 525 | 155 | 60 |
T&B: gedwongen | 215 | 305 | 305 | 505 | 155 | 60 |
T&B: vrijwillig | 450 | 205 | 120 | 15 | . | . |
ITB Harde Kern | . | 70 | 20 | . | . | . |
ITB Criem | 45 | . | . | . | . | . |
Overig2) | . | . | . | . | . | . |
Bron: CBS. 1) Jeugdreclasseringsmaatregelen die werden beëindigd in het eerste halfjaar van 2022. 2) Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
De gemiddelde duur van de maatregelen is in het eerste halfjaar van 2022 gedaald met ruim 11 procent ten opzichte van een jaar eerder. Zowel de gemiddelde duur van de maatregelen toezicht en begeleiding gedwongen en toezicht en begeleiding vrijwillig nam af, respectievelijk met 10 en 9,5 procent. Bij ITB Harde kern is de gemiddelde duur met 19 dagen toegenomen ten opzichte van het eerste halfjaar van 2021.
Maatregel | 1e hj 2022* (dagen) | 1e hj 2021 (dagen) | 1e hj 2020 (dagen) | 1e hj 2019 (dagen) | 1e hj 2018 (dagen) | 1e hj 2017 (dagen) | 1e hj 2016 (dagen) |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 326 | 368 | 403 | 383 | 386 | 423 | 408 |
T&B gedwongen | 456 | 507 | 543 | 526 | 517 | 562 | 577 |
T&B vrijwillig | 103 | 114 | 117 | 140 | 158 | 150 | 143 |
ITB Harde Kern | 214 | 195 | 190 | 198 | 182 | 185 | 197 |
ITB Criem | 98 | 107 | 118 | 117 | 101 | 100 | 103 |
Overig²⁾ | 66 | 165 | 262 | 163 | 109 | 371 | 215 |
1)Jeugdreclasseringsmaatregelen die werden beëindigd in de eerste helft van het jaar. 2)Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
2.4 Bijna vier op de tien jongeren met jeugdreclassering ontvangen ook jeugdhulp
Jeugdreclassering ging in bijna vier op de tien gevallen gepaard met de inzet van jeugdhulp. Dit is minder dan bij jeugdbescherming, waar bijna 73 procent van de jongeren met een ondertoezichtstelling en ruim 87 procent van de jongeren met voogdij ook jeugdhulp ontving (figuur 1.8.1 en 1.8.2). Een deel van de jongeren met jeugdreclassering was ouder dan 18 jaar en kan aanvullende zorg en hulp mogelijk ook ontvangen vanuit andere zorgdomeinen (de Wet Langdurige Zorg, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning of de Zorgverzekeringswet).
Het aandeel jongeren dat naast een jeugdreclasseringsmaatregel ook jeugdhulp ontving, is weer terug op het niveau van vóór de stijging in het eerste halfjaar van 2021 (tabel 2.4.1). Het aandeel samenloop met jeugdhulp is het hoogst bij individuele trajectbegeleiding Harde Kern (62 procent). Hier is het aandeel ten opzichte van vorig jaar met 3,3 procent toegenomen.
Totaal jongeren met jeugdreclassering en ook jeugdhulp | Toezicht en begeleiding: gedwongen kader | Toezicht en begeleiding: vrijwillig | Individuele trajectbegeleiding Harde Kern | Individuele trajectbegeleiding Criem | Overig2) | |
---|---|---|---|---|---|---|
% van totaal jongeren met jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | % van totaal jongeren met dit type jeugdreclassering | |
1e hj 2016 | 38,4 | 37,6 | 40,8 | 56,5 | 28,4 | 55,6 |
1e hj 2017 | 40,7 | 40,7 | 41,7 | 46,5 | 20,8 | . |
1e hj 2018 | 39,7 | 39,8 | 39,1 | 43,5 | 24,0 | 83,3 |
1e hj 2019 | 40,0 | 39,9 | 41,4 | 48,4 | 37,1 | 60,0 |
1e hj 2020 | 39,6 | 39,7 | 39,9 | 44,3 | 38,1 | 66,7 |
1e hj 2021 | 42,6 | 42,8 | 40,2 | 58,3 | 25,8 | . |
1e hj 2022* | 39,6 | 39,9 | 32,0 | 62,0 | . | . |
Bron: CBS. 1) Personen van 12 tot en met 22 jaar met een jeugdreclasseringsmaatregel op peildatum 30 juni die tegelijkertijd jeugdhulp ontvingen. 2) Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
2.5 Jongens vaker in jeugdreclassering dan meisjes
Op 30 juni 2022 waren meer jeugdreclasseringsmaatregelen bij jongens dan bij meisjes van kracht. Dit geldt voor ieder type jeugdreclassering. In totaal was op 4 405 jongens een jeugdreclasseringsmaatregel van toepassing. Bij meisjes bedroeg dit aantal 635 (tabel 2.5.1). Ook relatief gezien kwam jeugdreclassering vaker voor bij jongens dan bij meisjes, respectievelijk bij 0,4 en 0,1 procent.
Totaal aantal jongeren2) | Totaal aantal jongeren met jeugd-reclassering | Toezicht en begeleiding: gedwongen kader | Toezicht en begeleiding: vrijwillig | Individuele traject-begeleiding Harde Kern | Individuele traject-begeleiding Criem | Overig3) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal | 2 285 347 | 5 040 | 4 510 | 500 | 100 | 25 | . |
Geslacht: Jongens | 1 166 612 | 4 405 | 3 935 | 440 | 100 | 25 | . |
Geslacht: Meisjes | 1 118 735 | 635 | 575 | 60 | . | . | . |
Leeftijd: 12 tot en met 14 jaar | 575 076 | 255 | 215 | 35 | . | 10 | . |
Leeftijd: 15 tot en met 17 jaar | 588 383 | 2 215 | 1 930 | 280 | 60 | 15 | . |
Leeftijd: 18 tot en met 22 jaar | 1 121 888 | 2 570 | 2 365 | 185 | 40 | . | . |
Migratieachtergrond: Nederlands | 1 630 974 | 2 320 | 2 105 | 205 | 35 | . | . |
Migratieachtergrond: Overig | 222 260 | 445 | 400 | 40 | . | . | . |
Migratieachtergrond: Niet-westers | 432 113 | 2 275 | 2 005 | 255 | 60 | 20 | . |
Bron: CBS. 1) Personen van 12 tot en met 22 jaar met jeugdreclasseringsmaatregelen op peildatum 30 juni 2022. 2) De peildatum voor alle jongeren in Nederland is 1 januari 2022 en komt dus niet overeen met de peildatum voor jongeren met jeugdreclassering (30 juni 2022). 3) Scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
Vergeleken met 2016 is het aandeel jongens onder jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel toegenomen, variërend van 8 tot 13 procentpunten voor de verschillende vormen van jeugdreclassering (figuur 2.5.2).
Maatregel | Jongens (%) | Meisjes (%) |
---|---|---|
Nederland | ||
1e hj 2022* | 51,05 | 48,95 |
1e hj 2021 | 51,09 | 48,91 |
1e hj 2020 | 51,02 | 48,98 |
1e hj 2019 | 51,07 | 48,93 |
1e hj 2018 | 51,09 | 48,91 |
1e hj 2017 | 51,11 | 48,89 |
1e hj 2016 | 51,08 | 48,92 |
T&B gedwongen | ||
1e hj 2022* | 87,23 | 12,77 |
1e hj 2021 | 86,67 | 13,33 |
1e hj 2020 | 83,24 | 16,76 |
1e hj 2019 | 80,68 | 19,32 |
1e hj 2018 | 80,24 | 19,76 |
1e hj 2017 | 80,15 | 19,85 |
1e hj 2016 | 79,1 | 20,9 |
T&B vrijwillig | ||
1e hj 2022* | 88,4 | 11,6 |
1e hj 2021 | 89,3 | 10,7 |
1e hj 2020 | 85,59 | 14,41 |
1e hj 2019 | 82,45 | 17,55 |
1e hj 2018 | 77,07 | 22,93 |
1e hj 2017 | 77,53 | 22,47 |
1e hj 2016 | 78,95 | 21,05 |
Overig³⁾ | ||
1e hj 2022* | 96,18 | 3,82 |
1e hj 2021 | 97,73 | 2,27 |
1e hj 2020 | 98,35 | 1,65 |
1e hj 2019 | 93,82 | 6,18 |
1e hj 2018 | 96,69 | 3,31 |
1e hj 2017 | 95,43 | 4,57 |
1e hj 2016 | 86,63 | 13,37 |
1) Personen van 12 tot en met 22 jaar. 2) Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor de jongeren met jeugdreclassering naar 30 juni. 3) ITB Harde Kern, ITB Criem, scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
De groep 15- tot en met 17-jarigen was relatief gezien het ruimst vertegenwoordigd in de jeugdreclassering. Dit betrof 2 215 jongeren (tabel 2.5.1) wat overeenkomt met 0,4 procent van alle personen in deze leeftijdsklasse. Bij de 18- tot en met 22-jarigen was dit 0,2 procent en bij de leeftijdscategorie 12 tot en met 14 jaar lag dit aandeel flink lager: 0,04 procent.
Van alle jongeren met jeugdreclassering neemt het aandeel jongeren van 18 tot en met 22 jaar sinds 2016 toe. Op 30 juni 2022 was inmiddels meer dan de helft tussen de 18 en 22 jaar, in 2016 was dit nog 46 procent. Het aandeel jongeren in de leeftijdscategorie 15 tot en met 17 jaar is in dezelfde periode afgenomen van 49 procent naar 44 procent. Bij toezicht en begeleiding in het gedwongen kader vormden jongeren van 18 tot en met 22 jaar altijd al de grootste groep (figuur 2.5.3).
Maatregel | 12 tot en met 14 jaar (%) | 15 tot en met 17 jaar (%) | 18 tot en met 22 jaar (%) |
---|---|---|---|
Nederland | |||
1e hj 2022* | 25,16 | 25,75 | 49,09 |
1e hj 2021 | 25,13 | 26,33 | 48,53 |
1e hj 2020 | 25,05 | 26,79 | 48,16 |
1e hj 2019 | 25,47 | 27,15 | 47,38 |
1e hj 2018 | 26,05 | 27,46 | 46,49 |
1e hj 2017 | 26,55 | 27,44 | 46,01 |
1e hj 2016 | 26,97 | 27,32 | 45,7 |
T&B gedwongen | |||
1e hj 2022* | 4,77 | 42,83 | 52,41 |
1e hj 2021 | 4,36 | 42,57 | 53,05 |
1e hj 2020 | 4,08 | 42,32 | 53,6 |
1e hj 2019 | 3,29 | 44,15 | 52,52 |
1e hj 2018 | 3,36 | 45,08 | 51,56 |
1e hj 2017 | 3,5 | 46,67 | 49,84 |
1e hj 2016 | 3,76 | 47 | 49,24 |
T&B vrijwillig | |||
1e hj 2022* | 7,2 | 56 | 36,8 |
1e hj 2021 | 4,98 | 56,83 | 38,19 |
1e hj 2020 | 5,87 | 60,42 | 33,71 |
1e hj 2019 | 4,57 | 59,59 | 35,84 |
1e hj 2018 | 6,18 | 54,45 | 39,37 |
1e hj 2017 | 7,01 | 58,96 | 34,03 |
1e hj 2016 | 8,23 | 67,34 | 24,43 |
Overig²⁾ | |||
1e hj 2022* | 7,63 | 56,49 | 35,11 |
1e hj 2021 | 3,98 | 59,09 | 36,93 |
1e hj 2020 | 4,95 | 62,64 | 32,42 |
1e hj 2019 | 3,93 | 60,67 | 35,39 |
1e hj 2018 | 3,97 | 58,28 | 37,75 |
1e hj 2017 | 5,71 | 64 | 30,29 |
1e hj 2016 | 8,59 | 62,77 | 28,64 |
1)Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor jongeren met jeugdreclassering naar peildatum 30 juni. 2) ITB Harde Kern, ITB Criem, scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
Op 30 juni 2022 was op 2 275 jongeren met niet-westerse migratieachtergrond een jeugdreclasseringsmaatregel van toepassing (tabel 2.5.1). Dit komt overeen met 0,5 procent van alle jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond. Bij jongeren met een Nederlandse en een westerse (migratie)achtergrond was dit respectievelijk 0,1 en 0,2 procent.
Van alle jongeren met jeugdreclassering was het aandeel jongeren met een Nederlandse achtergrond met 46 procent op 30 juni 2022 1 procentpunt hoger dan het aandeel met een niet-westerse migratieachtergrond. Dit is vergelijkbaar met eerdere jaren (figuur 2.5.4). Bij toezicht en begeleiding in het vrijwillige kader is het aandeel met een niet-westerse migratieachtergrond in de periode 2016-2022 met 8 procentpunten het sterkst toegenomen, met name tussen de eerste helft van 2020 en die van 2021 (figuur 2.5.4).
Maatregel | NL (%) | Westers (%) | Niet-westers (%) |
---|---|---|---|
Nederland | |||
1e hj 2022* | 71,37 | 9,73 | 18,91 |
1e hj 2021 | 72,38 | 9,1 | 18,52 |
1e hj 2020 | 72,69 | 8,99 | 18,31 |
1e hj 2019 | 73,42 | 8,63 | 17,95 |
1e hj 2018 | 74,06 | 8,31 | 17,63 |
1e hj 2017 | 74,74 | 8,03 | 17,23 |
1e hj 2016 | 75,43 | 7,82 | 16,74 |
T&B gedwongen | |||
1e hj 2022* | 46,71 | 8,85 | 44,44 |
1e hj 2021 | 47,12 | 9,04 | 43,84 |
1e hj 2020 | 45,63 | 8,58 | 45,8 |
1e hj 2019 | 46,73 | 9,03 | 44,25 |
1e hj 2018 | 46,88 | 9,03 | 44,09 |
1e hj 2017 | 45,46 | 9,14 | 45,41 |
1e hj 2016 | 45,37 | 8,77 | 45,86 |
T&B vrijwillig | |||
1e hj 2022* | 41 | 8,4 | 50,6 |
1e hj 2021 | 40,04 | 7,75 | 52,21 |
1e hj 2020 | 45,03 | 9,51 | 45,45 |
1e hj 2019 | 44,54 | 8,55 | 46,9 |
1e hj 2018 | 46,76 | 8,9 | 44,34 |
1e hj 2017 | 48,57 | 8,18 | 43,25 |
1e hj 2016 | 47,64 | 9,85 | 42,51 |
Overig³⁾ | |||
1e hj 2022* | 28,24 | 4,58 | 67,18 |
1e hj 2021 | 33,52 | 6,82 | 59,66 |
1e hj 2020 | 30,77 | 6,59 | 62,64 |
1e hj 2019 | 25,28 | 7,87 | 66,85 |
1e hj 2018 | 24,5 | 11,92 | 63,58 |
1e hj 2017 | 25,14 | 9,71 | 65,14 |
1e hj 2016 | 25,06 | 7,16 | 67,78 |
1)Personen van 12 tot en met 22 jaar. 2)Voor het totaal aantal jongeren in Nederland is gekeken naar peildatum 1 januari en voor jongeren met jeugdreclassering naar peildatum 30 juni. 3)ITB Harde Kern, ITB Criem, scholings- en trainingsprogramma en (voorbereiding) gedragsbeïnvloedende maatregel. |
2.6 Meer jeugdreclassering in huishoudens met lage inkomens
In Nederland woonden in het 1e halfjaar 2022 ruim 300 duizend jongeren van 12 tot en met 22 jaar in een huishouden7) met een inkomen dat tot de laagste 20 procent behoort. Van hen ontving 0,9 procent jeugdreclassering. Het aandeel jongeren met jeugdreclassering daalt naarmate het huishoudinkomen hoger is. In de 20 procent rijkste huishoudens kreeg 0,1 procent jeugdreclassering.
Jaar | Met jeugdreclassering (%) |
---|---|
Totaal jeugdreclassering | |
Totaal | 0,3 |
Laagste kwintiel | 0,9 |
2e kwintiel | 0,4 |
3e kwintiel | 0,2 |
4e kwintiel | 0,1 |
Hoogste kwintiel | 0,1 |
1)Personen van 0 tot en met 22 jaar. |
2.7 Meer uitdagingen in huishoudens van jongeren met jeugdreclassering
Van een aantal achtergrondkenmerken8) is onderzocht hoe de situatie van jongeren met jeugdreclassering afwijkt van de jongeren zonder jeugdreclassering. In figuur 2.7.1 zijn deze kenmerken weergegeven. Bij 66 procent van de Nederlandse jongeren van 12 tot en met 22 jaar woonden beide juridische ouders in hetzelfde huishouden. Voor jongeren met jeugdreclassering was dit slechts 30 procent.
Hetzelfde patroon geldt voor kinderen uit huishoudens waar ook gebruik wordt gemaakt van ondersteuning op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) of waarin een eigen bijdrage is betaald voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) dan wel GGZ-medicatie is voorgeschreven. Vier procent van alle kinderen in Nederland had te maken met WMO gebruik in het huishouden, en 26 procent met GGZ-zorg en/of medicatie. Bij jongeren met jeugdreclassering was dit respectievelijk 16 en 40 procent. Daarnaast werd bij 19 procent van de jongeren met jeugdreclassering iemand in het huishouden als verdachte van een misdrijf aangemerkt.
Jaar | Ja (%) | Nee (%) |
---|---|---|
Ouders op hetzelfde adres | ||
Nederland | 1494140 | 779010 |
Totaal jeugdreclassering | 1775 | 4185 |
WMO in huishouden | ||
Nederland | 124330 | 2148820 |
Totaal jeugdreclassering | 940 | 5020 |
GGZ in huishouden | ||
Nederland | 591980 | 1681165 |
Totaal jeugdreclassering | 2365 | 3595 |
Verdachte in huishouden | ||
Nederland | 103360 | 2169790 |
Totaal jeugdreclassering | 1110 | 4850 |
1)Jeugdreclasseringsmaatregelen bij personen van 12 tot en met 22 jaar. |
2.8 Jeugdreclassering vooral in regio Rotterdam en Amsterdam
In de regio Amsterdam en Rotterdam woonden, ook relatief gezien, veel jongeren met jeugdreclassering (zie figuur 2.8.1 voor het aandeel per arrondissement). Ook in de gemeenten Nissewaard, Noord Beveland, Heerlen en Zoetermeer kwamen met 0,5 procent of meer relatief veel jongeren met jeugdreclassering voor (figuur 2.8.2 voor het aandeel per gemeente)9).
Jeugdreclassering (%) | |
---|---|
Amsterdam | 0,32 |
Noord-Holland | 0,15 |
Gelderland | 0,17 |
Midden-Nederland | 0,19 |
Noord-Nederland | 0,24 |
Overijssel | 0,22 |
DenHaag | 0,24 |
Rotterdam | 0,35 |
Limburg | 0,24 |
Oost-Brabant | 0,15 |
Zeeland-West-Brabant | 0,2 |
1) De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2022 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal personen met jeugdreclassering (30 juni 2022). |
Gemeente_naam | Jeugdreclassering (%) |
---|---|
Groningen (gemeente) | 0,26 |
Almere | 0,4 |
Stadskanaal | 0,23 |
Veendam | 0,14 |
Zeewolde | 0,3 |
Achtkarspelen | 0,08 |
Ameland | 0 |
Harlingen | 0,2 |
Heerenveen | 0,12 |
Leeuwarden | 0,27 |
Ooststellingwerf | 0,13 |
Opsterland | 0,23 |
Schiermonnikoog | 0 |
Smallingerland | 0,45 |
Terschelling | 0 |
Vlieland | 0 |
Weststellingwerf | 0,09 |
Assen | 0,48 |
Coevorden | 0,13 |
Emmen | 0,29 |
Hoogeveen | 0,35 |
Meppel | 0,29 |
Almelo | 0,33 |
Borne | 0,2 |
Dalfsen | 0,07 |
Deventer | 0,31 |
Enschede | 0,33 |
Haaksbergen | 0,16 |
Hardenberg | 0,13 |
Hellendoorn | 0,1 |
Hengelo (O.) | 0,35 |
Kampen | 0,17 |
Losser | 0,1 |
Noordoostpolder | 0,18 |
Oldenzaal | 0,16 |
Ommen | 0,04 |
Raalte | 0,04 |
Staphorst | 0,03 |
Tubbergen | 0,03 |
Urk | 0,15 |
Wierden | 0,15 |
Zwolle | 0,29 |
Aalten | 0,09 |
Apeldoorn | 0,15 |
Arnhem | 0,39 |
Barneveld | 0,08 |
Beuningen | 0,16 |
Brummen | 0,04 |
Buren | 0,12 |
Culemborg | 0,08 |
Doesburg | 0,08 |
Doetinchem | 0,3 |
Druten | 0,08 |
Duiven | 0,18 |
Ede | 0,11 |
Elburg | 0,09 |
Epe | 0,1 |
Ermelo | 0,22 |
Harderwijk | 0,09 |
Hattem | 0,06 |
Heerde | 0,12 |
Heumen | 0,13 |
Lochem | 0,1 |
Maasdriel | 0 |
Nijkerk | 0,1 |
Nijmegen | 0,31 |
Oldebroek | 0,09 |
Putten | 0,09 |
Renkum | 0,28 |
Rheden | 0,24 |
Rozendaal | 0,4 |
Scherpenzeel | 0,07 |
Tiel | 0,27 |
Voorst | 0,41 |
Wageningen | 0,1 |
Westervoort | 0,06 |
Winterswijk | 0,16 |
Wijchen | 0,13 |
Zaltbommel | 0,05 |
Zevenaar | 0,17 |
Zutphen | 0,22 |
Nunspeet | 0,18 |
Dronten | 0,05 |
Amersfoort | 0,23 |
Baarn | 0,1 |
De Bilt | 0,12 |
Bunnik | 0 |
Bunschoten | 0,06 |
Eemnes | 0,15 |
Houten | 0,11 |
Leusden | 0,18 |
Lopik | 0,05 |
Montfoort | 0 |
Renswoude | 0,13 |
Rhenen | 0 |
Soest | 0,11 |
Utrecht (gemeente) | 0,23 |
Veenendaal | 0,18 |
Woudenberg | 0,05 |
Wijk bij Duurstede | 0,03 |
IJsselstein | 0,06 |
Zeist | 0,22 |
Nieuwegein | 0,2 |
Aalsmeer | 0,17 |
Alkmaar | 0,25 |
Amstelveen | 0,2 |
Amsterdam | 0,34 |
Bergen (NH.) | 0,03 |
Beverwijk | 0,1 |
Blaricum | 0,07 |
Bloemendaal | 0,03 |
Castricum | 0,11 |
Diemen | 0,27 |
Edam-Volendam | 0,04 |
Enkhuizen | 0,04 |
Haarlem | 0,17 |
Haarlemmermeer | 0,16 |
Heemskerk | 0,17 |
Heemstede | 0,09 |
Heiloo | 0,06 |
Den Helder | 0,28 |
Hilversum | 0,12 |
Hoorn | 0,18 |
Huizen | 0,12 |
Landsmeer | 0,14 |
Laren (NH.) | 0 |
Medemblik | 0,15 |
Oostzaan | 0,08 |
Opmeer | 0 |
Ouder-Amstel | 0,05 |
Purmerend | 0,15 |
Schagen | 0,16 |
Texel | 0 |
Uitgeest | 0,11 |
Uithoorn | 0,37 |
Velsen | 0,13 |
Weesp | 0,18 |
Zandvoort | 0,11 |
Zaanstad | 0,2 |
Alblasserdam | 0,18 |
Alphen aan den Rijn | 0,2 |
Barendrecht | 0,14 |
Drechterland | 0,04 |
Brielle | 0,05 |
Capelle aan den IJssel | 0,45 |
Delft | 0,14 |
Dordrecht | 0,35 |
Gorinchem | 0,25 |
Gouda | 0,23 |
's-Gravenhage (gemeente) | 0,37 |
Hardinxveld-Giessendam | 0,04 |
Hellevoetsluis | 0,14 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 0,14 |
Stede Broec | 0,07 |
Hillegom | 0,15 |
Katwijk | 0,08 |
Krimpen aan den IJssel | 0,1 |
Leiden | 0,24 |
Leiderdorp | 0,09 |
Lisse | 0,11 |
Maassluis | 0,35 |
Nieuwkoop | 0,08 |
Noordwijk | 0,19 |
Oegstgeest | 0,06 |
Oudewater | 0 |
Papendrecht | 0,1 |
Ridderkerk | 0,39 |
Rotterdam | 0,5 |
Rijswijk (ZH.) | 0,31 |
Schiedam | 0,47 |
Sliedrecht | 0,12 |
Albrandswaard | 0,11 |
Westvoorne | 0,24 |
Vlaardingen | 0,42 |
Voorschoten | 0,15 |
Waddinxveen | 0,16 |
Wassenaar | 0,13 |
Woerden | 0,07 |
Zoetermeer | 0,41 |
Zoeterwoude | 0,17 |
Zwijndrecht | 0,2 |
Borsele | 0,13 |
Goes | 0,21 |
West Maas en Waal | 0 |
Hulst | 0,24 |
Kapelle | 0,17 |
Middelburg (Z.) | 0,44 |
Reimerswaal | 0,15 |
Terneuzen | 0,25 |
Tholen | 0,17 |
Veere | 0,08 |
Vlissingen | 0,36 |
De Ronde Venen | 0,09 |
Tytsjerksteradiel | 0,19 |
Asten | 0,05 |
Baarle-Nassau | 0 |
Bergen op Zoom | 0,14 |
Best | 0,07 |
Boekel | 0 |
Boxtel | 0,18 |
Breda | 0,23 |
Deurne | 0,12 |
Pekela | 0,07 |
Dongen | 0,06 |
Eersel | 0,04 |
Eindhoven | 0,2 |
Etten-Leur | 0,21 |
Geertruidenberg | 0,15 |
Gilze en Rijen | 0,12 |
Goirle | 0,17 |
Helmond | 0,22 |
's-Hertogenbosch | 0,21 |
Heusden | 0,14 |
Hilvarenbeek | 0 |
Loon op Zand | 0,14 |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten | 0,07 |
Oirschot | 0,13 |
Oisterwijk | 0,25 |
Oosterhout | 0,21 |
Oss | 0,16 |
Rucphen | 0,08 |
Sint-Michielsgestel | 0 |
Someren | 0,04 |
Son en Breugel | 0,23 |
Steenbergen | 0,22 |
Waterland | 0 |
Tilburg | 0,27 |
Valkenswaard | 0,09 |
Veldhoven | 0,26 |
Vught | 0,13 |
Waalre | 0,09 |
Waalwijk | 0,14 |
Woensdrecht | 0,36 |
Zundert | 0,04 |
Wormerland | 0 |
Landgraaf | 0,26 |
Beek (L.) | 0,06 |
Beesel | 0,31 |
Bergen (L.) | 0,13 |
Brunssum | 0,41 |
Gennep | 0,19 |
Heerlen | 0,5 |
Kerkrade | 0,44 |
Maastricht | 0,23 |
Meerssen | 0,1 |
Mook en Middelaar | 0,1 |
Nederweert | 0,05 |
Roermond | 0,27 |
Simpelveld | 0 |
Stein (L.) | 0,23 |
Vaals | 0,17 |
Venlo | 0,34 |
Venray | 0,17 |
Voerendaal | 0,08 |
Weert | 0,1 |
Valkenburg aan de Geul | 0,39 |
Lelystad | 0,38 |
Horst aan de Maas | 0,13 |
Oude IJsselstreek | 0,06 |
Teylingen | 0,24 |
Utrechtse Heuvelrug | 0,09 |
Oost Gelre | 0,18 |
Koggenland | 0,03 |
Lansingerland | 0,12 |
Leudal | 0,05 |
Maasgouw | 0,33 |
Gemert-Bakel | 0,19 |
Halderberge | 0,06 |
Heeze-Leende | 0,05 |
Laarbeek | 0,14 |
Reusel-De Mierden | 0,07 |
Roerdalen | 0,19 |
Roosendaal | 0,23 |
Schouwen-Duiveland | 0,27 |
Aa en Hunze | 0,07 |
Borger-Odoorn | 0,17 |
De Wolden | 0,03 |
Noord-Beveland | 0,55 |
Wijdemeren | 0,03 |
Noordenveld | 0,22 |
Twenterand | 0,16 |
Westerveld | 0,09 |
Lingewaard | 0,08 |
Cranendonck | 0 |
Steenwijkerland | 0,3 |
Moerdijk | 0,16 |
Echt-Susteren | 0,24 |
Sluis | 0,09 |
Drimmelen | 0,09 |
Bernheze | 0,09 |
Alphen-Chaam | 0,08 |
Bergeijk | 0,04 |
Bladel | 0,19 |
Gulpen-Wittem | 0,15 |
Tynaarlo | 0,12 |
Midden-Drenthe | 0,22 |
Overbetuwe | 0,21 |
Hof van Twente | 0,19 |
Neder-Betuwe | 0,03 |
Rijssen-Holten | 0,07 |
Geldrop-Mierlo | 0,12 |
Olst-Wijhe | 0,16 |
Dinkelland | 0,11 |
Westland | 0,14 |
Midden-Delfland | 0,11 |
Berkelland | 0,05 |
Bronckhorst | 0,08 |
Sittard-Geleen | 0,28 |
Kaag en Braassem | 0,09 |
Dantumadiel | 0 |
Zuidplas | 0,17 |
Peel en Maas | 0,17 |
Oldambt | 0,35 |
Zwartewaterland | 0 |
S�dwest-Frysl�n | 0,16 |
Bodegraven-Reeuwijk | 0,04 |
Eijsden-Margraten | 0,11 |
Stichtse Vecht | 0,21 |
Hollands Kroon | 0,13 |
Leidschendam-Voorburg | 0,37 |
Goeree-Overflakkee | 0,09 |
Pijnacker-Nootdorp | 0,08 |
Nissewaard | 0,69 |
Krimpenerwaard | 0,09 |
De Fryske Marren | 0,11 |
Gooise Meren | 0,08 |
Berg en Dal | 0,07 |
Meierijstad | 0,18 |
Waadhoeke | 0,23 |
Westerwolde | 0,25 |
Midden-Groningen | 0,34 |
Beekdaelen | 0,11 |
Montferland | 0,07 |
Altena | 0,03 |
West Betuwe | 0,16 |
Vijfheerenlanden | 0,07 |
Hoeksche Waard | 0,07 |
Het Hogeland | 0,34 |
Westerkwartier | 0,12 |
Noardeast-Frysl�n | 0,13 |
Molenlanden | 0,1 |
Eemsdelta | 0,46 |
Dijk en Waard | 0,16 |
Land van Cuijk | 0,09 |
Maashorst | 0,15 |
Vijfheerenlanden | 0,15 |
Hoeksche Waard | 0,06 |
Het Hogeland | 0,32 |
Westerkwartier | 0,13 |
Noardeast-Frysl�n | 0,24 |
Molenlanden | 0,03 |
Eemsdelta | 0 |
1)De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2022 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal personen met jeugdreclassering (30 juni 2022). |
Deze hiervoor genoemde concentratie van jongeren met jeugdreclassering blijkt ook uit de cijfers per jeugdzorgregio (tabel 2.8.3). De jeugdzorgregio’s Rijnmond en Amsterdam-Amstelland staan samen met Flevoland bovenaan met de grootste aandelen jongeren met jeugdreclassering. In Midden-Limburg West woonden juist relatief weinig jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel.
% van het totale aantal personen van 12 tot en met 22 jaar2) | |
---|---|
hoogste aandelen: Rijnmond | 0,41 |
hoogste aandelen: Amsterdam-Amstelland | 0,32 |
hoogste aandelen: Flevoland | 0,32 |
hoogste aandelen: Haaglanden | 0,29 |
hoogste aandelen: Zuid-Limburg | 0,27 |
laagste aandelen: Midden-Limburg West | 0,07 |
laagste aandelen: Gooi en Vechtstreek | 0,1 |
laagste aandelen: Lekstroom | 0,11 |
laagste aandelen: Food Valley | 0,11 |
laagste aandelen: Rivierenland | 0,11 |
Bron: CBS. 1) Personen van 12 tot en met 22 jaar met jeugdreclassering. 2) De peildatum van het totale aantal jongeren is 1 januari 2022 en komt dus niet overeen met de peildatum van het aantal jongeren met jeugdreclassering (30 juni 2022). |
2.9 Vaker herhaald beroep bij jeugdreclassering en ondertoezichtstelling dan bij voogdij
Van de jeugdreclasseringsmaatregelen die in het eerste halfjaar van 2022 zijn gestart ging het in 9,4 procent van de maatregelen om een herhaald beroep (tabel 2.9.1). Dat wil zeggen dat deze jongere in het betreffende kalenderjaar of in de vijf daaraan voorafgaande kalenderjaren al eens eerder jeugdreclassering heeft gehad.
Van de ondertoezichtstellingen die in het eerste halfjaar van 2022 zijn gestart ging het in 8,5 procent van de maatregelen om een herhaald beroep (tabel 2.9.1). Het percentage herhaald beroep voor voogdij was in het eerste halfjaar van 2022 met 2,6 procent lager dan bij ondertoezichtstellingen en jeugdreclassering (tabel 2.9.1).
Jeugdreclasseringsmaatregelen | Jeugdbeschermingsmaatregelen: Ondertoezichtstelling | Jeugdbeschermingsmaatregelen: Voogdij | |
---|---|---|---|
1e hj 2016 | 9,2 | 10,7 | 2,2 |
1e hj 2017 | 9,2 | 11,3 | 3,6 |
1e hj 2018 | 10,2 | 9,7 | 2,6 |
1e hj 2019 | 10,6 | 9,4 | 2,8 |
1e hj 2020 | 9,3 | 8,8 | 3,2 |
1e hj 2021 | 11,0 | 8,1 | 2,2 |
1e hj 2022* | 9,4 | 8,5 | 2,6 |
Bron: CBS. 1) Hierbij wordt teruggekeken naar de betreffende periode én de 5 daaraan voorafgaande kalenderjaren. 2) Jeugdbeschermings -en jeugdreclasseringsmaatregelen gestart in betreffende periode. |
7) Gegevens over huishoudinkomen betreft de stand op 1 januari 2020. Dat is de meest recente datum waarop dit kenmerk beschikbaar is.
8) Voor alle huishoudkenmerken is de meest recent beschikbare informatie gebruikt. Voor ouders in het hetzelfde huishouden is dit de situatie op 1 januari 2022, voor GGZ- en WMO-gebruik is dit verslagjaar 2019 en voor een verdachte in het huishouden is gekeken naar de periode 2017-2021.
9) Volgens het woonplaatsbeginsel. Zie https://vng.nl/files/vng/201607_factsheet_woonplaatsbeginsel_2016.pdf.
Meer informatie
Meer informatie over jeugdbescherming en jeugdreclassering kunt u vinden op de website van CBS:
Onderzoeksbeschrijving Beleidsinformatie Jeugd
Tabellen Jeugdzorg na 1-1-2015
Privacy is een groot goed. Ook als je niks te verbergen hebt, heb je heel wat te beschermen. Het CBS is het Statistisch Bureau van Nederland dat onafhankelijk onderzoek uitvoert. Het CBS werkt bij elk onderzoek met strenge eisen om data op een veilige manier te verwerven, te verwerken en te publiceren en is transparant over de manier van werken en de methodieken.
Het CBS verzamelt gegevens van natuurlijke personen, bedrijven en instellingen. Dit is wettelijk vastgelegd in de CBS-wet en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Identificerende persoonskenmerken worden na ontvangst direct gepseudonimiseerd. Hierdoor kan het onderzoek alleen worden uitgevoerd op gegevens met een pseudosleutel. Bij publicatie zorgt het CBS er bovendien voor dat natuurlijke personen of bedrijven niet herkenbaar of herleidbaar zijn. Ook hanteert het CBS diverse maatregelen tegen diefstal, verlies of misbruik van persoonsgegevens. Het CBS levert geen herkenbare gegevens aan derden, ook niet aan andere overheidsinstellingen. Wel kunnen sommige (wetenschappelijke) instellingen onder strenge voorwaarden toegang krijgen tot gegevens met pseudosleutel op persoons- of bedrijfsniveau. Dit noemen we microdata.
Voor meer informatie, zie onze website: www.cbs.nl/privacy.
Begrippenlijst
Jeugdbeschermingsmaatregel (kinderbeschermingsmaatregel)
Jeugdbescherming is een maatregel die de rechter dwingend oplegt. Het doel van de kinderbeschermingsmaatregelen is het opheffen van de bedreiging voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind. Een kind of jongere wordt dan 'onder toezicht gesteld' of 'onder voogdij geplaatst'.
Duur van de jeugdbeschermingsmaatregel
De duur van een jeugdbeschermingsmaatregel is de periode tussen de aanvangsdatum en de einddatum van de jeugdbescherming. In het volgende worden deze twee datums toegelicht.
Datum aanvang jeugdbeschermingsmaatregel
De datum van de eerste dag waarop de jeugdbeschermingsmaatregel geldt. De datum is vastgelegd in de beschikking en is gelijk aan de datum van de uitspraak van de kinderrechter.
Datum einde jeugdbeschermingsmaatregel
De datum van de laatste dag waarop de jeugdbeschermingsmaatregel geldt. De datum waarop de jeugdbeschermingsmaatregel daadwerkelijk beëindigd is.
Jeugdreclassering
Jeugdreclassering is een combinatie van begeleiding en controle voor jongeren vanaf 12 jaar, die voor hun 18e verjaardag met de politie of leerplichtambtenaar in aanraking zijn geweest en een proces-verbaal hebben gekregen. Indien de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder de overtreding of het misdrijf is begaan daartoe aanleiding geven, bijvoorbeeld bij jongvolwassenen met een verstandelijke beperking, kan het jeugdstrafrecht eveneens worden toegepast op jongvolwassenen in de leeftijd 18 tot en met 22 jaar. De jongere krijgt op maat gesneden begeleiding van een jeugdreclasseringswerker om te voorkomen dat hij of zij opnieuw de fout ingaat. Jeugdreclassering kan worden opgelegd door de kinderrechter of de officier van Justitie. Jeugdreclassering kan ook op initiatief van de Raad voor de Kinderbescherming in het vrijwillige kader worden opgestart. De begeleiding kan doorlopen tot de jongere 23 jaar wordt.
Duur van de jeugdreclasseringsmaatregel
De duur van een jeugdreclasseringsmaatregel is de periode tussen de aanvangsdatum en de einddatum van de maatregel. In het volgende worden deze twee datums toegelicht.
Datum aanvang jeugdreclassering
De datum van de eerste dag waarop de maatregel jeugdreclassering geldt. De datum is vastgelegd in het document waarin het besluit tot het inzetten van de maatregel is vastgelegd. Het gaat om de betekende beschikking die onherroepelijk is geworden.
Datum einde jeugdreclassering
De datum van de laatste dag waarop de maatregel jeugdreclassering geldt. De datum is vastgelegd in het document waarin het besluit tot het inzetten van de maatregel is vastgelegd.
Machtiging uithuisplaatsing
Het betreft hier de machtiging uithuisplaatsing zoals bedoeld in artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Datum aanvang machtiging uithuisplaatsing
De datum van de eerste dag waarop de machtiging uithuisplaatsing geldt. De datum staat in de beschikking (schriftelijke uitspraak) van de kinderrechter.
Datum einde machtiging uithuisplaatsing
De datum van de laatste dag waarop machtiging uithuisplaatsing geldt. De datum einde machtiging uithuisplaatsing wordt pas aan het CBS geleverd nadat de machtiging uithuisplaatsing daadwerkelijk is geëindigd. Deze datum wordt dus niet op voorhand al aan het CBS geleverd op basis van de te verwachten einddatum zoals opgenomen in de beschikking (schriftelijke uitspraak) van de kinderrechter.
Reden beëindiging maatregel
De reden waarom de maatregel voor de jongere is beëindigd:
Opties bij (voorlopige) ondertoezichtstelling:
- Bereiken meerderjarigheid jeugdige.
- Tussentijdse opheffing: De maatregel wordt eerder beëindigd dan zoals is vastgelegd in de oorspronkelijke beschikking van de kinderrechter.
- Niet verlengd: Er is bij de rechter een verlenging van de maatregel aangevraagd, maar deze is niet toegekend.
- Beëindiging volgens plan: De termijn van de maatregel, zoals vastgelegd in de oorspronkelijke beschikking van de kinderrechter, is afgelopen en er is geen verlenging aangevraagd.
- Gezagsbeëindigende maatregel: De jongere wordt onder voogdij geplaatst.
- Overlijden jeugdige.
- Voorlopige OTS naar OTS: De voorlopige ondertoezichtstelling wordt beëindigd en deze wordt omgezet naar een reguliere ondertoezichtstelling.
Opties bij (tijdelijke/voorlopige voogdij):
- Bereiken meerderjarigheid jeugdige.
- Voogdij naar pleegouder.
- Voogdij naar contactpersoon oftewel burgervoogd.
- Herstel gezag: De ouders krijgen het gezag over het kind terug.
- Overlijden jeugdige.
Herhaald beroep
Een jeugdbeschermingsmaatregel wordt als herhaald beroep gezien, als de desbetreffende jongere in het betreffende kalenderjaar of in de vijf daaraan voorafgaande kalenderjaren al een maatregel van hetzelfde type heeft ontvangen. De volgende typen maatregelen worden daarbij onderscheiden: ondertoezichtstelling (al dan niet voorlopig) en voogdij (al dan niet voorlopig of tijdelijk). Een voogdijmaatregel bij een jongere die eerder een ondertoezichtstelling had (en andersom), wordt niet als herhaald beroep gezien.
Een jeugdreclasseringsmaatregel wordt als herhaald beroep gezien, als de desbetreffende jongere in het betreffende kalenderjaar of in de vijf daaraan voorafgaande kalenderjaren al een jeugdreclasseringsmaatregel heeft ontvangen (ongeacht het type maatregel).
Als er bij de start van een nieuwe maatregel al een maatregel van hetzelfde type loopt bij de jongere, wordt de nieuwere maatregel niet gezien als herhaald beroep, maar als een aanvulling van of uitbreiding op de al lopende maatregel.