2. Relatie tussen circulaire economie en de Sustainable Development Goals
2.1 Circulaire economie
Een CE is structureel anders dan de lineaire economie die Nederland nu heeft. In een CE draait het erom grondstoffen zo lang en zo hoogwaardig mogelijk in de economie te houden en om afval te vermijden. CE wordt gezien als een middel om te komen tot een duurzamere maatschappij. De doelen die we door middel van CE willen bereiken (de effectdoelen) zijn: minder milieuvervuiling, minder afval en meer leveringszekerheid. Bij leveringszekerheid gaat het om het beschikbaar houden van materialen die kritiek zijn voor Nederlandse industriële processen.
In Nederland heeft het kabinet het beleidsdoel gesteld om in 2030 50% minder abiotische grondstoffen te gebruiken en in 2050 een volledig circulaire economie te hebben bereikt. Om dit circulariteitsdoel, en de bijbehorende CE-effectdoelen, te halen zijn indicatoren vastgesteld die een beeld geven van de mate waarin het transitieproces naar een CE plaatsvindt. Deze transitie-indicatoren kunnen vanuit de zogenaamde R-strategieën worden benaderd (zie figuur 2.1.1). Voorbeelden hiervan zijn efficiënter omgaan met grondstoffen, producten anders ontwerpen zodat ze langer mee gaan of makkelijker gerepareerd kunnen worden en het hoogwaardig inzetten van grondstoffen. Innovatieve businessmodellen en gedragsverandering van consumenten kunnen aan de transitie bijdragen. De transitie naar een CE vindt pas echt plaats als strategieën hoger op de R-ladder (van energieopwekking naar het afzien van het gebruik van producten) gaan schuiven. Het inzetten van een CE-middel kan invloed hebben op meerdere effectdoelen en zo bij meerdere maatschappelijke vraagstukken aansluiten. Neem bijvoorbeeld recycling: het verhogen van recyclingpercentages kan zorgen voor minder milieuvervuiling (minder verbranding van afval), minder afval en meer leveringszekerheid (grondstoffen blijven in de keten).
2.1.1 Transitie strategieën en indicatoren voor circulaire economie
Op dit moment wordt gekeken of de CE-doelen nog verder geoperationaliseerd kunnen worden (Hanemaaijer et al., 2021). De voortgang van de CE-transitie wordt gerapporteerd in de Integrale Circulaire Economie rapportage (ICER, Hanemaaijer et al., 2021). De ICER verschijnt tweejaarlijks en wordt onder leiding van PBL in samenwerking met andere kennisinstellingen gemaakt. De ICER geeft door middel van een set indicatoren zicht op trends in het grondstoffengebruik en de milieu- en sociaaleconomische effecten die volgen uit de transitie naar een CE. Naast de ICER is het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie en de actualisatie ervan een onderdeel van de beleidscyclus van het Rijksbrede programma Circulaire Economie (Ministerie van I en W, 2021). Het uitvoeringsprogramma biedt een overzicht van ontwikkelingen op het gebied van circulaire economie, nieuw te starten activiteiten en laat de voortgang zien van reeds lopende activiteiten.
2.2 Sustainable Development Goals
In 2015 zijn de SDG’s opgesteld door de Verenigde Naties (VN) met als doel het stimuleren van duurzame ontwikkeling wereldwijd (VN, 2015). De SDG’s bestaan uit 17 verschillende doelen die zijn gebaseerd op de 5 p’s (people, planet, peace, prosperity en partnership) en hebben als uitgangspunt ‘leave no one behind’. De 17 doelen hebben ieder een eigen focus die samen de belangrijke pilaren van een duurzame samenleving vormen. Nederland heeft met 192 andere landen de SDG’s ondertekend en neemt ze mee in de beleidsvoering.
Om de SDG-doelen concreter te maken zijn er voor ieder doel subdoelen opgesteld, 196 in totaal. Het monitoren van de ontwikkelingen richting de (sub)doelen wordt gedaan aan de hand van een grote set indicatoren. Ieder subdoel heeft een eigen set indicatoren om de voortgang in kaart te brengen. De SDG-subdoelen grijpen aan op verschillende sturende krachten en op de druk die op het milieu en de maatschappij wordt uitgeoefend. Neem bijvoorbeeld een thema als luchtverontreiniging. Verschillende SDG-subdoelen en bijhorende indicatoren, die afhankelijk van elkaar zijn, grijpen aan op dit thema. Zo zorgen meer elektrische auto’s, voor minder ‘tailpipe’-luchtemissies in de vorm van bijvoorbeeld fijnstof (Grigoratos en Martini, 2014), wat leidt tot een betere luchtkwaliteit en vervolgens minder sterfte. Door positieve uitkomsten voor een bepaalde SDG ontstaat er een domino-effect voor positieve uitkomsten op andere SDG’s, ofwel synergieën.
In Nederland worden de SDG’s gemonitord door het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS, 2021b). De indicatoren die vanuit de VN per subdoel zijn opgesteld vormen hiervoor de basis. De voortgang richting het behalen van de SDG’s in Nederland wordt jaarlijks opgenomen in de Monitor Brede Welvaart & de Sustainable Development Goals (MBW) van het CBS. Naast bovengenoemde VN-indicatoren worden aanvullende brede-welvaartindicatoren gebruikt; tezamen vormen zij, de SDGplus-indicatoren. Naast de SDG’s beschrijft de Monitor de ontwikkeling van de brede welvaart ‘hier en nu’, de potentiële brede welvaart van komende generaties (‘later’) en het effect van ons handelen op de brede welvaart in andere landen (‘elders’). Naast economie en arbeid gaat het om zaken als gezondheid, onderwijs en leefomgeving.
Voor Nederland zijn sommige (delen van de) SDG-subdoelen al behaald. Indicatoren die deze (delen van) subdoelen monitoren, worden niet meer geüpdatet maar gerapporteerd als ‘doel gehaald’. Het monitoren van de SDG’s geeft inzicht in de richting waarin Nederland moet bewegen om een duurzame samenleving te realiseren en hoe het land ervoor staat. Het is niet bedoeld om inzicht te geven in hoe de (sub)doelen behaald kunnen worden.
2.3 Relatie CE en SDG’s
Vanuit de overheid wordt ingezet op zowel het behalen van de SDG’s als op de transitie naar een CE. Beide worden nog vanuit twee verschillende beleidsinvalshoeken benaderd terwijl het evident is dat de transitie naar een CE invloed heeft op een breed scala milieu- en sociaaleconomische aspecten die worden gemonitord in de SDG’s. Denk bijvoorbeeld aan SDG 8 “Waardig werk en economische groei”, SDG 11 “Duurzame steden en gemeenschappen” en SDG 12 “Verantwoorde consumptie en productie”.
Literatuur over de relatie tussen CE en SDG’s is maar weinig beschikbaar. Voor Nederland hebben RVO en ‘Holland circular hotspot‘ in 2020 een rapport gepubliceerd over hoe CE-initiatieven kunnen bijdragen aan de SDG’s (van Kruchten en van Eijk, 2020). De insteek van dit rapport is vooral bedrijven te inspireren: hoe kunnen zij in de praktijk bijdragen aan het behalen van SDG’s? De basis voor de analyse in het onderhavige rapport is een artikel van Schroeder et al. (2018) waarin de relevantie van CE voor de SDG’s theoretisch onderzocht wordt. De bijdrage van CE aan de SDG’s wordt in verschillende gradaties beschreven: 1) directe bijdrage, 2) indirecte bijdrage (synergieën tussen SDG’s), 3) SDG-doelen die de transitie naar CE vergemakkelijken, 4) geen relatie, en 5) samenwerkingsverbanden die mogelijkheden tot CE-initiatieven bieden. In dit CBS-onderzoek zijn alleen de 21 subdoelen waaraan CE een directe bijdrage levert meegenomen (de donkerblauwe blokjes in figuur 2.3.1). Een directe bijdrage betekent, volgens Schroeder et al., dat het behalen van het SDG-subdoel heel moeilijk, of zelfs onmogelijk is, zonder gebruik te maken van CE-middelen.
2.3.1 Relatie tussen CE en de SDG doelen (overgenomen uit artikel van Schroeder et al, 2018)
Een enkel CE-middel – bijvoorbeeld recycling of hoogwaardig inzetten van grondstoffen – kan verschillende effecten hebben en zo aangrijpen op en bijdragen aan het behalen van verschillende SDG-(sub)doelen. Ook is het mogelijk dat het SDG (sub)doel geen doel is binnen CE, maar dat CE-middelen wel bijdragen aan het behalen van het SDG (sub)doel. Denk hierbij bijvoorbeeld aan sterfte door slechte luchtkwaliteit. Dit is één van de subdoelen binnen de SDG’s maar is geen onderdeel van de effectdoelen van CE. CE heeft echter als doel minder vervuiling, wat indirect tot gevolg heeft dat er minder mensen overlijden aan vervuiling. Zo levert CE indirect een positieve bijdrage aan het SDG-subdoel.
Veel aspecten van de CE en de SDG’s hebben overeenkomsten; maar niet allemaal. Allebei streven ze naar het verminderen van energie verbruik, maar vanuit de SDG’s moet het ook betaalbaar zijn voor iedereen. Deze laatste overweging weegt minder zwaar bij CE. De synergieën en afruilen tussen de CE en de SDG’s leggen bloot hoe duurzaamheidsdoelen op verschillende beleidsterreinen elkaar beïnvloeden.
2.4 Methode
In dit rapport wordt de theorie uit het artikel van Schroeder et al. (2018) in de praktijk gebracht.
Het startpunt van het onderzoek zijn de 21 SDG-subdoelen met een directe relatie tot CE, geïdentificeerd door Schroeder et al. (2018). Per SDG-subdoel wordt geanalyseerd wat dit betekent voor Nederland en of doelen al behaald zijn. Vervolgens wordt er vanuit CE gekeken wat de belangrijke CE-aspecten zijn m.b.t. het SDG-subdoel, ongeacht de ontwikkelingen van het desbetreffende SDG-doel. Ook behaalde doelen worden meegenomen. Daarnaast wordt de relatie tussen het SDG-subdoel en CE geanalyseerd. Deze analyse is kwalitatief, op basis van theorie en wordt niet kwantitatief ondersteund door te kijken naar correlaties in de data. Van indicatoren in de MBW waarmee de SDG-subdoelen worden gemonitord wordt een selectie gemaakt die relevant is voor CE. In andere woorden: ‘Meet de desbetreffende SDG-indicator een aspect van CE?’. De geselecteerde indicatoren worden in een dashboard gepresenteerd om zo inzicht te geven in de ontwikkelingen richting een CE.
2.5 Onderzoeksvragen
In het rapport worden de volgende onderzoeksvragen beantwoord.
- Wat is de invloed van de CE-transitie op de geselecteerde SDG’s? Hierbij worden CE-middelen die bijdragen aan de verschillende SDG-subdoelen (en de bijbehorende indicatoren) geïdentificeerd. Eventueel worden CE-indicatoren voorgesteld als aanvullende indicatoren om de SDG’s te monitoren.
- De tweede vraag waar we antwoord op willen geven is of het mogelijk is om de CE in Nederland af te leiden uit de SDG-subdoelen (en bijbehorende indicatoren). Daarnaast identificeren we SDG-indicatoren die beïnvloed worden door een CE-middel maar waarbij nog geen CE-doel is geformuleerd in Nederland.
In hoeverre er synergie of afruil is tussen CE en SDG’s wordt niet uitgebreid geanalyseerd in dit rapport. Bij SDG’s waar synergieën of afruilen duidelijk plaatsvinden wordt hier wel kort op ingegaan. Daarnaast kijkt dit rapport niet naar de relatie met beleidsvoornemens.