ODiN 2020 Utrecht
EindrapportageOver deze publicatie
Het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) verschaft adequate informatie over de dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking beschreven naar plaats van herkomst, bestemming, tijdstip waarop het vervoer plaatsvindt, gebruikte vervoermiddelen en de reismotieven voor de verplaatsingen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De eindrapportage bevat de resultaten betreffende het meerwerkgebied Utrecht over het onderzoeksjaar 2020.
1. Inleiding
In dit rapport staan de belangrijkste resultaten van het Onderzoek Onderweg in Nederland 2020 met betrekking tot het meerwerkgebied van de provincie Utrecht.
1.1 Het onderzoek
Van 1978 tot en met 2003 is het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG) van veldwerk tot en met analyse uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In 2003 besloot AVV (Adviesdienst Verkeer en Vervoer, onderdeel van Rijkswaterstaat) het mobiliteitsonderzoek voor 2004 zelf te laten uitvoeren. Eind 2003 startte het bureau SocialData met het veldwerk voor de opvolger van het OVG genaamd Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON). Het MON werd in 2009 voor het laatst uitgevoerd. Van 2010 tot en met 2017 voerde het CBS het Onderzoek Verplaatsingen in Nederland (OViN) uit. Sinds 1 januari 2018 is het verplaatsingsonderzoek sterk gewijzigd en wordt het uitgevoerd onder de naam Onderweg in Nederland (ODiN).
In dit eindrapport worden de resultaten van ODiN 2020 over het meerwerkgebied van de provincie Utrecht gepresenteerd. Naast voorliggend rapport is er ook een onderzoeksbeschrijving van ODiN 2020 en een landelijke plausibiliteitsrapportage. Deze bieden meer achtergrondinformatie over (de resultaten van) het onderzoek.
1.2 Indeling van de rapportage
In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de betekenis van de indicatoren in deze rapportage. Paragraaf 1.4 gaat specifiek in op het meerwerk en het meerwerkgebied. In hoofdstuk 2 worden de cijfers over het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag gepresenteerd. De samenvatting staat in hoofdstuk 3. Bijlage A bevat een beschrijving van het meerwerkgebied zoals gebruikt voor de steekproeftrekking. De marges behorende bij de gepresenteerde cijfers in hoofdstuk 2 zijn te vinden in bijlage B.
1.3 Indicatoren in deze eindrapportage
Het onderzoek ODiN wordt uitgevoerd onder personen van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland. Dat wil zeggen dat personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen niet tot de doelpopulatie behoren. Voor deze rapportage is de doelpopulatie niet verder afgebakend, dus deze bevat resultaten over de gehele doelpopulatie woonachtig in Nederland. Het rapportagegebied is wel geografisch afgebakend tot de provincie Utrecht. Het betreft namelijk verplaatsingen vanuit, binnen en naar de provincie Utrecht. Verplaatsingen die enkel door de provincie Utrecht hebben plaatsgevonden (transit) zijn hierin niet opgenomen.
Alle in hoofdstuk 2 opgenomen cijfers betreffen het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag en deze hebben dus betrekking op de hierboven genoemde afbakeningen van de doelpopulatie. De cijfers worden gepresenteerd naar vervoerwijzeklasse.
De in dit rapport gepresenteerde indicator is het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag. Deze is enkel gebaseerd op reguliere verplaatsingen. Bij reguliere verplaatsingen gaat het om:
- Dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder exclusief personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen
- op Nederlands grondgebied
- inclusief vakantieverplaatsingen
- exclusief (werkgerelateerde) serieverplaatsingen1)
- exclusief beroepsmatige verplaatsingen met een zwaar vrachtvoertuig
- exclusief ritten met een vliegtuig.
Betrouwbaarheid en significantie
In deze rapportage worden enkel cijfers gepresenteerd die betrouwbaar geacht worden. Mocht dat niet het geval zijn, dan wordt geen waarde gepresenteerd, maar in plaats daarvan een punt. Daarbij hanteren we de vuistregel dat de waarde betrouwbaar wordt geacht indien het aantal unieke respondenten dat bijdraagt aan de schatting minimaal 50 is en de relatieve marge niet groter is dan 50%.
1.4 Meerwerk Utrecht
De Gemeente Utrecht en de Provincie Utrecht hebben in 2020 een meerwerk in alle gemeenten van de provincie Utrecht laten uitvoeren. De steekproef voor het meerwerk betreft respondenten woonachtig in die regio. In bijlage A is de gebiedsindeling in meer detail uitgewerkt.
In tabel 1.4.1 staan de totale responseis en behaalde responsaantallen voor de steekproef van het meerwerk Utrecht per onderzoeksjaar vermeld. Daaruit blijkt dat in 2020 een dertiental respondenten na de steekproeftrekking zijn verhuisd naar een locatie buiten het meerwerkgebied van de provincie Utrecht.
ODiN 2020 | |
---|---|
Totale responseis | 3 924 |
Behaalde respons in meerwerkgebied | 4 365 |
Behaalde respons buiten meerwerkgebied | 13 |
Naast het meerwerk in de provincie Utrecht zijn er in 2020 ook andere meerwerkopdrachten voor ODiN uitgevoerd. Voor iedere opdracht is een steekproef getrokken. In tabel 1.4.2 staat het aantal respondenten woonachtig in het meerwerkgebied Utrecht uit de diverse steekproeven vermeld. Het gaat om de landelijke steekproef, de steekproef in opdracht van de Vervoerregio Amsterdam voor de Noordvleugel, de steekproef in en in opdracht van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) en de steekproef in opdracht van de Stadsregio Parkstad Limburg.
ODiN 20181) | ODiN 2019 | ODiN 2020 | |
---|---|---|---|
Totaal | 4 513 | 3 650 | 8 483 |
Landelijke steekproef | 4 512 | 3 648 | 4 117 |
Steekproef Noordvleugel | 1 | 2 | 1 |
Steekproef MRDH | - | 0 | 0 |
Steekproef SPL | - | - | 0 |
Steekproef Utrecht | - | - | 4 365 |
1) Dit is inclusief de inwoners van de voormalige Zuid-Hollandse gemeenten Leerdam en Zederik die op 1-1-2019 (samen met het Utrechtse Vianen) zijn opgegaan in de nieuwe Utrechtse gemeente Vijfheerenlanden. |
Uit bovenstaande tabel valt op te maken dat 1 respondent afkomstig is uit de steekproef van Noordvleugel. Dit komt omdat deze persoon na de steekproeftrekking en voor het responsmoment verhuist is naar het meerwerkgebied Utrecht.
Tabel 1.4.3 bevat het aantal respondenten woonachtig in het meerwerkgebied Utrecht per deelregio uit de steekproeftrekking naar type steekproef.
Landelijke steekproef | Steekproef Noordvleugel | Steekproef Utrecht | Totaal | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 4 117 | 1 | 4 365 | 8 483 |
De Ronde Venen en Stichtse Vecht (noord) | 173 | 0 | 153 | 326 |
Stichtse Vecht (zuid) | 146 | 0 | 182 | 328 |
Woerden | 173 | 0 | 211 | 384 |
Lopik, Montfoort, IJsselstein en Oudewater | 193 | 0 | 225 | 418 |
Vijfheerenlanden | 138 | 0 | 148 | 286 |
De Bilt en Zeist (noord) | 164 | 0 | 190 | 354 |
Zeist (zuid) | 179 | 0 | 162 | 341 |
Nieuwegein | 170 | 0 | 178 | 348 |
Houten | 150 | 0 | 279 | 429 |
Utrechtse Heuvelrug (west) en Bunnik | 175 | 0 | 161 | 336 |
Utrechtse Heuvelrug (oost), Wijk bij Duurstede en Rhenen | 167 | 0 | 172 | 339 |
Renswoude en Veenendaal | 182 | 0 | 205 | 387 |
Baarn, Eemnes en Soest (noord) | 184 | 0 | 200 | 384 |
Amersfoort (zuid), Leusden, Soest (zuid) en Woudenberg | 191 | 0 | 188 | 379 |
Amersfoort (midden) | 250 | 1 | 272 | 523 |
Amersfoort (noord) en Bunschoten | 305 | 0 | 278 | 583 |
Utrecht: West, Noordwest en Overvecht | 324 | 0 | 311 | 635 |
Utrecht: Noordoost en Oost | 289 | 0 | 298 | 587 |
Utrecht: Binnenstad, Zuid en Zuidwest | 300 | 0 | 294 | 594 |
Utrecht: Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern | 264 | 0 | 258 | 522 |
2. Gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag
Deze paragraaf bevat cijfers over het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag naar klassen van vervoerwijzen. Vanzelfsprekend is deze indicator gebaseerd op verplaatsingsinformatie en daarmee op de hoofdvervoerwijze van een verplaatsing2).
In tabel 2.1 wordt het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag gepresenteerd binnen het meerwerkgebied van de provincie Utrecht naar vervoerwijzeklasse in 2020.
2020 | |
---|---|
Totaal | 161,8 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 55,3 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 3,2 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch)1) | 54,9 |
Lopen | 43,7 |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 4,8 |
1) 'Fiets' omvat ook de speedpedelec. |
Uit de gegevens van tabel 2.1 volgt dat in 2020 per dag per 1 000 personen 161,8 verplaatsingen zijn gemaakt die volledig binnen het meerwerkgebied van de provincie Utrecht vielen. Vanuit het meerwerkgebied Utrecht naar een bestemming buiten het meerwerkgebied werden 24,8 verplaatsingen per duizend personen per dag gemaakt (zie tabel 2.2). Van buiten het meerwerkgebied Utrecht naar een bestemming binnen het meerwerkgebied Utrecht vonden 25,5 verplaatsingen per duizend personen per dag plaats (zie tabel 2.3). Op basis van de gegevens in de tabellen 2.1, 2.2 en 2.3 in combinatie met gegevens op StatLine betreffende het aantal verplaatsingen gemaakt door inwoners van 6 jaar of ouder in Nederland in 2020, blijkt dat 9 procent van alle verplaatsingen in Nederland geheel of gedeeltelijk in het meerwerkgebied van de provincie Utrecht zijn gemaakt. Het betreft dan zowel verplaatsingen die volledig hebben plaatsgevonden binnen het meerwerkgebied Utrecht alsook verplaatsingen die startten binnen het meerwerkgebied en erbuiten eindigden en om verplaatsingen die eindigden binnen het meerwerkgebied Utrecht en die erbuiten gestart waren. Van alle verplaatsingen die een relatie hebben met het meerwerkgebied Utrecht, vond 76 procent plaats binnen het meerwerkgebied, 12 procent startte binnen het meerwerkgebied en eindigde erbuiten en 12 procent startte buiten het meerwerkgebied en eindigde binnen het meerwerkgebied Utrecht.
Uit de verdeling van het aantal verplaatsingen per duizend personen van 6 jaar of ouder per dag blijkt dat binnen het meerwerkgebied Utrecht 34 procent van alle verplaatsingen zijn gemaakt met de auto (als bestuurder of passagier) maar ook 34 procent met de fiets. Ook lopen nam met een aandeel van 27 procent in de modal split een belangrijke plaats in. Het openbaar vervoer had een aandeel van 2 procent in het aantal verplaatsingen dat binnen het meewerkgebied plaatsvond. Het aantal verplaatsingen met ‘Overige vervoerwijzen’ waaronder de bestelauto, brom- en snorfiets had een aandeel van 3 procent.
In tabel 2.2 wordt het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag gepresenteerd vanuit het meerwerkgebied van de provincie Utrecht naar vervoerwijzeklasse in 2020.
2020 | |
---|---|
Totaal | 24,8 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 18,1 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 3,7 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch)1) | 1,4 |
Lopen | . |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 1,4 |
1) 'Fiets' omvat ook de speedpedelec. |
Uit de cijfers in tabel 2.2 is af te leiden dat bijna drie kwart (73 procent) van de verplaatsingen die beginnen in het meerwerkgebied Utrecht en eindigen op een bestemming buiten het meerwerkgebied in 2020 werden gemaakt met de auto als bestuurder of als passagier. 15 procent van de verplaatsingen met een eindpunt buiten het meerwerkgebied werden gemaakt met bus, tram, metro of de trein. Met de fiets of met overige vervoerwijzen zijn respectievelijk 6 procent en 5 procent van alle verplaatsingen vanuit het meerwerkgebied Utrecht gemaakt.
In tabel 2.3 wordt het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag gepresenteerd naar het meerwerkgebied van de provincie Utrecht naar vervoerwijzeklasse in 2020.
2020 | |
---|---|
Totaal | 25,5 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 18,7 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 3,7 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch)1) | 1,4 |
Lopen | . |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 1,4 |
1) 'Fiets' omvat ook de speedpedelec. |
Ook bijna drie kwart (73 procent) van de verplaatsingen die beginnen buiten het meerwerkgebied Utrecht en eindigen op een bestemming binnen het meerwerkgebied zijn gemaakt met de auto als bestuurder of als passagier. Dit is af te leiden uit de gegevens in tabel 2.3. 14 procent van alle verplaatsingen die beginnen buiten het meerwerkgebied werden gemaakt met het openbaar vervoer. De fiets en ‘overige vervoerwijzen’ hadden een aandeel van respectievelijk 6 procent en 5 procent in het totaal aantal verplaatsingen die eindigden in het meerwerkgebied Utrecht maar die erbuiten zijn gestart. Kortom, de verdeling van de verplaatsingen over de vervoerwijzen bij verplaatsingen die eindigen of starten in het meerwerkgebied maar niet volledig in het meerwerkgebied hebben plaatsgevonden, vertonen grotendeels hetzelfde patroon.
De resultaten van de modal split van alle drie de tabellen 2.1, 2.2 en 2.3 (‘geheel binnen’, ‘naar buiten’ en ‘naar binnen’) zijn in zijn geheel bekeken. Daaruit blijkt dat wanneer er verplaatsingen zijn gemaakt van buiten het meerwerkgebied naar een locatie binnen het meerwerkgebied of omgekeerd, het aandeel autogebruik (als bestuurder of passagier) ongeveer twee keer zo groot is als het aandeel autogebruik voor verplaatsingen die helemaal binnen het meerwerkgebied hebben plaatsgevonden.
Bij verplaatsingen met het openbaar vervoer is het verschil in het aandeel verplaatsingen tussen verplaatsingen die geheel binnen het meerwerkgebied Utrecht plaatsvonden enerzijds en die van binnen naar buiten het meerwerkgebied plaatsvonden of omgekeerd, nog groter. Het aandeel openbaarvervoerverplaatsingen binnen het meerwerkgebied is 2 procent, het aandeel openbaar vervoer in het aantal verplaatsingen vanuit het meerwerkgebied is 15 procent en bij verplaatsingen naar het meerwerkgebied toe, 14 procent.
Binnen het totaal aantal verplaatsingen dat volledig in het meerwerkgebied Utrecht heeft plaatsgevonden, is het aandeel fiets even groot als het aandeel auto namelijk 34 procent. Echter het aandeel fiets is maar 6 procent van de verplaatsingen vanuit het meerwerkgebied of naar het meerwerkgebied toe. Ook voor de vervoerwijze lopen geldt dat het aandeel groter is bij verplaatsingen binnen het meerwerkgebied (27 procent) dan bij de verplaatsingen die niet geheel binnen het meerwerkgebied vallen.
Het aandeel verplaatsingen met ‘overige vervoerwijzen’ is onder de verplaatsingen die niet volledig binnen het meerwerkgebied Utrecht plaatsvonden (respectievelijk 5 procent en 5 procent), hoger dan wanneer deze volledig binnen het meerwerkgebied plaatsvonden (3 procent).
3. Samenvatting
Deze rapportage bevat gegevens over het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per 1 000 personen per dag naar vervoerwijze door inwoners van 6 jaar of ouder binnen, vanuit en naar het meerwerkgebied Utrecht, dat alle gemeenten van de provincie Utrecht omvat.
De belangrijkste resultaten uit dit onderzoek zijn:
- Van alle verplaatsingen die in 2020 in Nederland zijn gemaakt vond 9 procent geheel of gedeeltelijk plaats in het meerwerkgebied Utrecht.
- Van alle verplaatsingen die geheel of gedeeltelijk plaatsvonden in het meerwerkgebied Utrecht, vond 76 procent plaats binnen het meerwerkgebied, 12 procent startte binnen het meerwerkgebied en eindigde erbuiten en 12 procent startte buiten het meerwerkgebied en eindigde binnen het meerwerkgebied Utrecht.
- Bij verplaatsingen buiten het meerwerkgebied Utrecht naar een locatie binnen het meerwerkgebied of omgekeerd, is het aandeel autogebruik (als bestuurder of passagier) in 2020 ongeveer twee keer zo groot als het aandeel autogebruik voor verplaatsingen die helemaal binnen het meerwerkgebied plaatsvonden.
- Binnen het totaal aantal verplaatsingen dat volledig in het meerwerkgebied Utrecht heeft plaatsgevonden heeft de fiets net zo’n groot aandeel als de auto (34 procent). Echter bij verplaatsingen vanuit het meerwerkgebied of naar het meerwerkgebied toe is het aandeel fiets kleiner (6 procent).
- Het aandeel verplaatsingen met het openbaar vervoer dat geheel binnen het meerwerkgebied Utrecht plaatsvond is 2 procent maar het aandeel openbaar vervoer van verplaatsingen die van binnen het meerwerkgebied naar buiten werden gemaakt is 15 procent en het aandeel in de verplaatsingen naar het meerwerkgebied toe, is 14 procent.
- Ook voor de vervoerwijze lopen geldt dat het aandeel verplaatsingen binnen het meerwerkgebied Utrecht 27 procent bedraagt. Vanwege onvoldoende waarnemingen konden er geen cijfers worden gepubliceerd voor de verplaatsingen te voet die niet geheel binnen het meerwerkgebied vielen.
- Het aandeel verplaatsingen met ‘overige vervoerwijzen’ was in 2020 hoger onder de verplaatsingen die niet volledig binnen het meerwerkgebied Utrecht plaatsvonden (respectievelijk 5 procent en 5 procent), dan wanneer deze volledig binnen het meerwerkgebied plaatsvonden (3 procent).
Bijlage A
Bijlage A Gebiedsindeling Utrecht
Deze bijlage bevat de geografische indeling die is toegepast bij de steekproeftrekking voor het meerwerkgebied van de provincie Utrecht. In tabel A.1 staat deze indeling in regio's met vermelding van gemeentecodes en wijknummers.
Regionale indeling | Gemeentecode | Wijknummers |
---|---|---|
De Ronde Venen en Stichtse Vecht (noord) | ||
De Ronde Venen | 736 | - |
Stichtse Vecht - Loenen aan de Vecht | 1904 | 3 |
Stichtse Vecht - Nieuwer Ter Aar | 1904 | 4 |
Stichtse Vecht - Vreeland | 1904 | 6 |
Stichtse Vecht - Nigtevecht | 1904 | 8 |
Stichtse Vecht - Nieuwersluis | 1904 | 9 |
Stichtse Vecht - Loenersloot | 1904 | 10 |
Stichtse Vecht (zuid) | ||
Stichtse Vecht - Maarssen | 1904 | 1 |
Stichtse Vecht - Breukelen | 1904 | 2 |
Stichtse Vecht - Kockengen | 1904 | 5 |
Stichtse Vecht - Tienhoven | 1904 | 7 |
Stichtse Vecht - Oud Zuilen | 1904 | 11 |
Stichtse Vecht - Maarssenbroek | 1904 | 12 |
Woerden | ||
Woerden | 632 | - |
Lopik, Montfoort, IJsselstein en Oudewater | ||
Lopik | 331 | - |
Montfoort | 335 | - |
IJsselstein | 353 | - |
Oudewater | 589 | - |
Vijfheerenlanden | ||
Vijfheerenlanden | 1961 | - |
De Bilt en Zeist (noord) | ||
De Bilt | 310 | - |
Zeist - Huis ter Heide, Bosch en Duin | 355 | 5 |
Zeist (zuid) | ||
Centrum Zeist | 355 | 1 |
Zeist-Noord | 355 | 2 |
Zeist-West | 355 | 3 |
Zeist-Oost, Zeister Bos en omgeving | 355 | 4 |
Nieuwegein | ||
Nieuwegein | 356 | - |
Houten | ||
Houten | 321 | - |
Utrechtse Heuvelrug (west) en Bunnik | ||
Bunnik | 312 | - |
Utrechtse Heuvelrug - Doorn | 1581 | 0 |
Utrechtse Heuvelrug - Driebergen-Rijssenburg | 1581 | 1 |
Utrechtse Heuvelrug - Maarn | 1581 | 4 |
Utrechtse Heuvelrug (oost), Wijk bij Duurstede en Rhenen | ||
Rhenen | 340 | - |
Wijk bij Duurstede | 352 | - |
Utrechtse Heuvelrug - Leersum | 1581 | 2 |
Utrechtse Heuvelrug - Amerongen | 1581 | 3 |
Renswoude en Veenendaal | ||
Renswoude | 339 | - |
Veenendaal | 345 | - |
Baarn, Eemnes en Soest (noord) | ||
Baarn | 308 | - |
Eemnes | 317 | - |
Soest - ’t Hart-Soestdijk | 342 | 1 |
Soest - Klaarwater | 342 | 2 |
Soest - Boerenstreek | 342 | 3 |
Soest - de Eng-Soest-Midden | 342 | 4 |
Soest - Smitsveen | 342 | 5 |
Soest - Overhees | 342 | 6 |
Amersfoort (zuid), Leusden, Soest (zuid) en Woudenberg | ||
Amersfoort - Bosgebied | 307 | 5 |
Amersfoort - Stoutenberg-Noord | 307 | 12 |
Leusden | 327 | - |
Soest - Soest-Zuid | 342 | 7 |
Soest - Soesterberg | 342 | 8 |
Woudenberg | 351 | - |
Amersfoort (midden) | ||
Stadskern | 307 | 1 |
Zonnehof | 307 | 2 |
Soesterkwartier | 307 | 3 |
Isselt | 307 | 4 |
De koppel | 307 | 6 |
De Kruiskamp | 307 | 7 |
Schothorst Zuid | 307 | 8 |
Schothorst Noord | 307 | 9 |
Liendert | 307 | 10 |
Rustenburg | 307 | 11 |
Schuilenburg | 307 | 13 |
Randenbroek | 307 | 14 |
Vermeerkwartier | 307 | 15 |
Leusderkwartier | 307 | 16 |
De Berg Zuid | 307 | 17 |
De Berg Noord | 307 | 18 |
Valleipoort | 307 | 25 |
Amersfoort (noord) en Bunschoten | ||
Amersfoort - Hoogland | 307 | 19 |
Amersfoort - Zielhorst | 307 | 20 |
Amersfoort - Kattenbroek | 307 | 21 |
Amersfoort - Calveen | 307 | 22 |
Amersfoort - Park Schothorst | 307 | 23 |
Amersfoort - Nieuwland | 307 | 24 |
Amersfoort - Hooglanderveen | 307 | 26 |
Amersfoort - Buitengebied West | 307 | 27 |
Amersfoort - Vathorst-De Velden | 307 | 28 |
Amersfoort - Vathorst-Centrum | 307 | 29 |
Amersfoort - Vathorst-De Bron | 307 | 30 |
Amersfoort - Vathorst-De Laak | 307 | 31 |
Bunschoten | 313 | - |
Utrecht: West, Noordwest en Overvecht | ||
West | 344 | 1 |
Noordwest | 344 | 2 |
Overvecht | 344 | 3 |
Utrecht: Noordoost en Oost | ||
Noordoost | 344 | 4 |
Oost | 344 | 5 |
Utrecht: Binnenstad, Zuid en Zuidwest | ||
Binnenstad | 344 | 6 |
Zuid | 344 | 7 |
Zuidwest | 344 | 8 |
Utrecht: Leidsche Rijn en Vleuten-De Meern | ||
Leidsche Rijn | 344 | 9 |
Vleuten-De Meern | 344 | 10 |
Bijlage B
Bijlage B Marges
In deze bijlage staan de schattingen (waarden) van resultaten van ODiN 2020 uit hoofdstuk 2 vermeld samen met de onder- en bovengrens van de marge en de relatieve marge in procenten. De onder- en bovengrens begrenzen het interval waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt.
Waarde | Ondergrens 95%-interval | Bovengrens 95%-interval | Relatieve marge (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 161,8 | 156,6 | 167,0 | 3,2 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 55,3 | 52,6 | 58,0 | 4,9 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 3,2 | 2,7 | 3,7 | 16,2 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch) | 54,9 | 52,3 | 57,5 | 4,8 |
Lopen | 43,7 | 41,5 | 45,8 | 5,0 |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 4,8 | 3,9 | 5,6 | 17,7 |
Waarde | Ondergrens 95%-interval | Bovengrens 95%-interval | Relatieve marge (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 24,8 | 23,5 | 26,1 | 5,2 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 18,1 | 16,9 | 19,2 | 6,2 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 3,7 | 3,2 | 4,1 | 12,9 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch) | 1,4 | 1,1 | 1,7 | 20,1 |
Lopen | . | . | . | . |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 1,4 | 1,0 | 1,7 | 23,2 |
Waarde | Ondergrens 95%-interval | Bovengrens 95%-interval | Relatieve marge (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 25,5 | 24,2 | 26,8 | 5,2 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 18,7 | 17,5 | 19,8 | 6,1 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 3,7 | 3,2 | 4,2 | 12,9 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch) | 1,4 | 1,1 | 1,7 | 20,5 |
Lopen | . | . | . | . |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 1,4 | 1,1 | 1,7 | 22,8 |