ODiN 2020 Parkstad Limburg
EindrapportageOver deze publicatie
Het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) verschaft adequate informatie over de dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking beschreven naar plaats van herkomst, bestemming, tijdstip waarop het vervoer plaatsvindt, gebruikte vervoermiddelen en de reismotieven voor de verplaatsingen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De eindrapportage bevat de resultaten betreffende het meerwerkgebied Parkstad Limburg over het onderzoeksjaar 2020.
1. Inleiding
In dit rapport staan de belangrijkste resultaten van het Onderzoek Onderweg in Nederland 2020 met betrekking tot het meerwerkgebied van de stadsregio Parkstad Limburg.
1.1 Het onderzoek
Van 1978 tot en met 2003 is het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG) van veldwerk tot en met analyse uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In 2003 besloot AVV (Adviesdienst Verkeer en Vervoer, onderdeel van Rijkswaterstaat) het mobiliteitsonderzoek voor 2004 zelf te laten uitvoeren. Eind 2003 startte het bureau SocialData met het veldwerk voor de opvolger van het OVG genaamd Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON). Het MON werd in 2009 voor het laatst uitgevoerd. Van 2010 tot en met 2017 voerde het CBS het Onderzoek Verplaatsingen in Nederland (OViN) uit. Sinds 1 januari 2018 is het verplaatsingsonderzoek sterk gewijzigd en wordt het uitgevoerd onder de naam Onderweg in Nederland (ODiN).
In dit eindrapport worden de resultaten van ODiN 2020 in het meerwerkgebied van de stadsregio Parkstad Limburg (SPL) gepresenteerd. Naast voorliggend rapport is er ook een onderzoeksbeschrijving van het ODiN 2020 en een landelijke plausibiliteitsrapportage. Deze bieden meer achtergrondinformatie over (de resultaten van) het onderzoek.
1.2 Indeling van de rapportage
In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de betekenis van de indicatoren in deze rapportage. Paragraaf 1.4 gaat specifiek in op het meerwerk en het meerwerkgebied. In hoofdstuk 2 worden de cijfers aangaande het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag gepresenteerd. De samenvatting staat in hoofdstuk 3. Bijlage A bevat een beschrijving van het meerwerkgebied. De marges behorende bij de gepresenteerde cijfers in hoofdstuk 2 zijn te vinden in bijlage B.
1.3 Indicatoren in deze eindrapportage
Het onderzoek ODiN wordt uitgevoerd onder personen van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens in Nederland. Dat wil zeggen dat personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen niet tot de doelpopulatie behoren. Voor deze rapportage is de doelpopulatie op drie manieren geografisch afgebakend:
- meerwerkgebied stadsregio Parkstad Limburg
- rest van Limburg
- rest van Nederland
Alle in hoofdstuk 2 opgenomen cijfers betreffen het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag en deze hebben dus betrekking op de hierboven genoemde afbakeningen van de doelpopulatie. De cijfers worden gepresenteerd naar vervoerwijzeklasse.
De in dit rapport gepresenteerde indicator is het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag. Deze is enkel gebaseerd op reguliere verplaatsingen. Bij reguliere verplaatsingen gaat het om:
- Dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder exclusief personen in instellingen, inrichtingen en tehuizen op Nederlands grondgebied
- inclusief vakantieverplaatsingen
- exclusief (werkgerelateerde) serieverplaatsingen1)
- exclusief beroepsmatige verplaatsingen met een zwaar vrachtvoertuig
- exclusief ritten met een vliegtuig.
Betrouwbaarheid en significantie
In deze rapportage worden enkel cijfers gepresenteerd die betrouwbaar geacht worden. Mocht dat niet het geval zijn, dan wordt geen waarde gepresenteerd, maar in plaats daarvan een punt. Daarbij hanteren we de vuistregel dat de waarde betrouwbaar wordt geacht indien het aantal unieke respondenten dat bijdraagt aan de schatting minimaal 50 is en de relatieve marge niet groter is dan 50%.
1.4 Meerwerk SPL
De Stadsregio Parkstad Limburg heeft in 2020 een meerwerk in de gemeenten behorende tot de regio (SPL) laten uitvoeren. Het meerwerkgebied bestaat uit 7 gemeenten in het noordoosten van Zuid-Limburg. De steekproef voor het meerwerk SPL betreft respondenten woonachtig in die regio. In bijlage A is de gebiedsindeling in meer detail uitgewerkt.
In tabel 1.4.1 staan de totale responseis en behaalde responsaantallen voor de steekproef van het meerwerk Parkstad Limburg per onderzoeksjaar vermeld. Daaruit blijkt dat in 2020 een tweetal respondenten na de steekproeftrekking zijn verhuisd naar een locatie buiten het meerwerkgebied van Parkstad Limburg.
ODiN 2020 | |
---|---|
Totale responseis | 741 |
Behaalde respons in meerwerkgebied | 795 |
Behaalde respons buiten meerwerkgebied | 2 |
Naast het meerwerk in de stadsregio Parkstad Limburg zijn er in 2020 ook andere meerwerkopdrachten voor ODiN uitgevoerd. Voor iedere opdracht is een steekproef getrokken. In tabel 1.4.2 staat het aantal respondenten woonachtig in het meerwerkgebied SPL uit de diverse steekproeven vermeld. Het gaat om de landelijke steekproef, de steekproef in opdracht van de Vervoerregio Amsterdam voor de Noordvleugel, de steekproef in en in opdracht van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) en de steekproef in opdracht van de Gemeente Utrecht en Provincie Utrecht in alle gemeenten van de provincie Utrecht.
ODiN 2018 | ODiN 2019 | ODiN 2020 | |
---|---|---|---|
Totaal | 783 | 712 | 1 534 |
Landelijke steekproef | 783 | 712 | 739 |
Steekproef Noordvleugel | 0 | 0 | 0 |
Steekproef MRDH | - | 0 | 0 |
Steekproef SPL | - | - | 795 |
Steekproef Utrecht | - | - | 0 |
Tabel 1.4.3 bevat het aantal respondenten woonachtig in het meerwerkgebied stadsregio Parkstad Limburg per deelregio uit de steekproeftrekking naar type steekproef.
Landelijke steekproef | Steekproef SPL | Totaal | |
---|---|---|---|
Totaal | 739 | 795 | 1 534 |
Gemeente Heerlen | 217 | 223 | 440 |
Gemeente Kerkrade | 126 | 200 | 326 |
Gemeenten Brunssum en Landgraaf | 178 | 180 | 358 |
Gemeenten Simpelveld, Voerendaal en Beekdaelen | 218 | 192 | 410 |
2. Gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag
Deze paragraaf bevat cijfers over het gemiddeld aantal verplaatsingen per persoon per dag naar klassen van vervoerwijzen. Vanzelfsprekend is deze indicator gebaseerd op verplaatsingsinformatie en daarmee op de hoofdvervoerwijze van een verplaatsing2).
In tabel 2.1 wordt het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag gepresenteerd voor inwoners van de stadsregio Parkstad Limburg naar vervoerwijzeklasse in 2020.
2020 | |
---|---|
Totaal | 2,36 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 1,36 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | . |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch)1) | 0,25 |
Lopen | 0,62 |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 0,09 |
1) 'Fiets' omvat ook de speedpedelec. |
In 2020 maakten inwoners van de stadsregio Parkstad Limburg van 6 jaar of ouder gemiddeld 2,36 verplaatsingen per persoon per dag. 2020 is in vergelijking met voorafgaande jaren een speciaal jaar omdat vanaf maart diverse maatregelen zijn getroffen om de gevolgen van de coronapandemie zo veel mogelijk in goede banen te leiden. Zo nam het kabinet gedurende het jaar een omvangrijk pakket aan maatregelen. In maart 2020 maakte het kabinet de eerste algemene maatregelen bekend zoals handen wassen, in de elleboog niezen en geen handen meer schudden. Medio maart werd een gedeeltelijke (‘intelligente’) lockdown doorgevoerd. Aan mensen werd onder andere gevraagd om indien mogelijk thuis te werken en alleen naar de winkel te gaan. Ook volgden er beperkingen voor de luchtvaart en het openbaar vervoer, en werden de meeste bijeenkomsten verboden. Er volgden beperkingen voor scholen, kinderdagverblijven en niet-essentiële winkels. Gedurende het jaar werden maatregelen versoepeld maar aan het eind van het jaar met het opvlammen van het virus weer aangescherpt.
Uit de resultaten van tabel 2.1 blijkt dat van alle verplaatsingen die zijn gemaakt door inwoners van de stadsregio Parkstad Limburg, bijna 58 procent is gemaakt met de auto (als bestuurder of als passagier). De fiets (elektrisch, niet-elektrisch en speedpedelec samen) werd gebruikt voor 10 procent van de verplaatsingen. Ruim een kwart van alle verplaatsingen (26 procent) maakten inwoners van Parkstad Limburg te voet. Met ‘overige vervoerwijzen’ waaronder bestelauto, brom- en snorfiets, motor, scootmobiel, tractor, paard e.d.) werd 4 procent van alle verplaatsingen gemaakt. Het aantal waarnemingen (33) om een betrouwbare schatting te maken voor het aantal verplaatsingen met het openbaar vervoer was in dit coronajaar helaas te laag. Deze waarde is daarom vervangen door een punt.
In tabel 2.2 wordt het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag gepresenteerd voor inwoners van de rest van de provincie Limburg naar vervoerwijzeklasse in 2020. Dat wil zeggen voor alle gemeenten van de provincie Limburg met uitzondering van de gemeenten die deel uit maken van de stadsregio Parkstad Limburg.
2020 | |
---|---|
Totaal | 2,39 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 1,25 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 0,04 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch)1) | 0,51 |
Lopen | 0,51 |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 0,09 |
1) 'Fiets' omvat ook de speedpedelec. |
Uit de resultaten van tabel 2.2 blijkt in 2020 dat van alle verplaatsingen die zijn gemaakt door inwoners van Limburg exclusief inwoners van de stadsregio Parkstad Limburg in 2020, bijna 52 procent is gemaakt met de auto (als bestuurder of als passagier) en 1 procent met het openbaar vervoer (trein, bus, tram of metro). Door inwoners van 6 jaar of ouder van de rest van Limburg werd 21 procent van hun verplaatsingen fietsend afgelegd. Ook ging 21 procent van alle verplaatsingen gemaakt door de inwoners van de ‘rest van Limburg’ te voet. Met ‘overige vervoerwijzen’ maakten zij 4 procent van alle verplaatsingen.
Uit significantietoetsen blijkt dat er in 2020 geen significant verschil is in het totaal aantal gemaakte verplaatsingen en ook geen verschil is betreffende het aantal verplaatsingen met de auto, tussen inwoners van de stadsregio Parkstad en de rest van de inwoners van Limburg. Wel blijkt dat inwoners van Parkstad significant minder verplaatsingen maakten op de fiets in vergelijking met de ‘rest van Limburg’. Daarentegen hebben inwoners van Parkstad significant meer verplaatsingen te voet gemaakt dan de overige inwoners van de provincie. Het gebruik van ‘overige vervoerwijzen’ tussen beide groepen inwoners van de provincie Limburg verschilde niet significant. Wegens te weinig waarnemingen in de stadsregio Parkstad Limburg kon het verschil in OV-gebruik met de ‘rest van Limburg’ niet worden getoetst.
In tabel 2.3 wordt het gemiddeld aantal reguliere verplaatsingen per persoon per dag gepresenteerd voor inwoners van de rest van Nederland naar vervoerwijzeklasse in 2020. Dat wil zeggen voor provincies in Nederland met uitzondering van de provincie Limburg.
2020 | |
---|---|
Totaal | 2,35 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 1,03 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 0,07 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch)1) | 0,64 |
Lopen | 0,52 |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 0,09 |
1) 'Fiets' omvat ook de speedpedelec. |
Uit de resultaten van tabel 2.3 volgt dat inwoners van de rest van Nederland (dus exclusief de provincie Limburg) in 2020, 44 procent van hun verplaatsingen hebben gemaakt als passagier of bestuurder van een auto. Zij deden 3 procent van de verplaatsingen met het openbaar en 27 procent op de fiets. 22 procent van alle verplaatsingen werden lopend afgelegd en tot slot werd 4 procent van alle verplaatsingen gemaakt met ‘overige vervoerwijzen’.
Uit significantietoetsen blijkt dat er in 2020 geen significant verschil is in het totaal aantal gemaakte verplaatsingen tussen inwoners van Parkstad Limburg en de ‘rest van Nederland’. Wel blijkt dat de inwoners van de stadsregio significant meer verplaatsingen maken met de auto (als bestuurder of passagier) dan de ‘rest van Nederland’. Ook inwoners van de ‘rest van Limburg’ maken significant meer autoverplaatsingen dan inwoners van Nederland buiten de provincie Limburg. Zowel inwoners van Parkstad als inwoners van de ‘rest van Limburg’ hebben in 2020 significant minder verplaatsingen op de fiets gemaakt dan inwoners van de ‘rest van Nederland’. Daarentegen hebben inwoners van de stadsregio Parkstad significant meer verplaatsingen te voet afgelegd dan de inwoners van de ‘rest van Nederland’. Het verschil in het aantal loopverplaatsingen tussen inwoners van de ‘rest van Limburg’ en de ‘rest van Nederland’ is niet significant. Zij verplaatsten zich nagenoeg even vaak te voet. Het verschil in het aantal verplaatsingen met ‘overige vervoerwijzen’ was tussen alle 3 de regio’s niet significant. Wegens te weinig waarnemingen in de stadsregio Parkstad Limburg kon het verschil in OV-gebruik met de ‘rest van Limburg’ niet worden getoetst. Uit de toets van het verschil in het aantal verplaatsingen tussen de ‘rest van Limburg’ en de ‘rest van Nederland’ volgt dat in 2020 in de ‘rest van Limburg’ significant minder verplaatsingen hebben plaatsgevonden met het openbaar vervoer.
Bijlage A
Gebiedsindeling SPL
In deze rapportage over de stadsregio Parkstad Limburg zijn de cijfers gebaseerd op respondenten uit de 7 gemeenten (indeling 2020) waaruit de regio bestaat. In tabel A.1 staat de in de steekproef toegepaste indeling van het betreffende meerwerkgebied in regio's, met vermelding van gemeentecodes.
Regio en gemeente | Gemeentecode |
---|---|
Heerlen | |
Heerlen | 917 |
Kerkrade | |
Kerkrade | 928 |
Brunssum en Landgraaf | |
Brunssum | 899 |
Landgraaf | 882 |
Simpelveld, Voerendaal en Beekdaelen | |
Simpelveld | 965 |
Voerendaal | 986 |
Beekdaelen | 1 954 |
Bijlage B
Marges
In deze bijlage staan de schattingen (waarden) van resultaten van ODiN 2020 uit hoofdstuk 2 vermeld samen met de onder- en bovengrens van de marge en de relatieve marge in procenten. De onder- en bovengrens begrenzen het interval waarvan met 95% zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde er binnen ligt.
Waarde | Ondergrens 95%-interval | Bovengrens 95%-interval | Relatieve marge (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 2,36 | 2,23 | 2,48 | 5,4 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 1,36 | 1,26 | 1,46 | 7,5 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | . | . | . | . |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch) | 0,25 | 0,20 | 0,29 | 18,8 |
Lopen | 0,62 | 0,56 | 0,69 | 10,5 |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 0,09 | 0,06 | 0,12 | 33,7 |
Waarde | Ondergrens 95%-interval | Bovengrens 95%-interval | Relatieve marge (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 2,39 | 2,30 | 2,48 | 3,8 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 1,25 | 1,18 | 1,32 | 5,6 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 0,04 | 0,03 | 0,05 | 29,0 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch) | 0,51 | 0,46 | 0,55 | 9,2 |
Lopen | 0,51 | 0,47 | 0,55 | 8,0 |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 0,09 | 0,07 | 0,12 | 25,5 |
Waarde | Ondergrens 95%-interval | Bovengrens 95%-interval | Relatieve marge (%) | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 2,35 | 2,33 | 2,37 | 0,80 |
Personenauto (bestuurder en passagier) | 1,03 | 1,01 | 1,04 | 1,40 |
Openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) | 0,07 | 0,07 | 0,07 | 4,60 |
Fiets (elektrisch en niet-elektrisch) | 0,64 | 0,63 | 0,65 | 1,70 |
Lopen | 0,52 | 0,51 | 0,53 | 1,80 |
Overig (incl. bestelauto en brom- en snorfiets) | 0,09 | 0,08 | 0,09 | 5,70 |