Auteur: Arlen Hoebergen (CBS), Manon van Middelkoop (CBS) en Steven van Polen (PBL)

Lagere energierekening, effecten van lagere prijzen en energiebesparing

Over deze publicatie

Door lagere prijzen lag de gemiddelde energierekening voor huishoudens in januari 2021 60 euro lager dan een jaar eerder. Dit komt vooral door lagere leveringstarieven. Het effect van een gemiddeld afnemend jaarverbruik door energiebesparing en de installatie van zonnepanelen op de gemiddelde jaarlijkse energierekening is bijna 40 euro. Hierin zijn mogelijke effecten op het verbruik door de coronacrisis niet meegenomen. De totale energierekening verschilt sterk per huishouden, door grote verschillen in het verbruik.

1. Inleiding

Voor veel huishoudens is de energierekening een substantiële kostenpost in het levensonderhoud. Gemiddeld bedraagt de rekening in januari 2021 voor een huishouden 1 513 euro per jaar. Achter het gemiddelde gaat een grote variatie schuil. Woningtype, bouwjaar, isolatiegraad, huishoudensgrootte, leefpatroon, gebruik van apparaten en stookgedrag zorgen voor een enorme spreiding in het verbruik van verschillende huishoudens. Bovendien hanteren leveranciers verschillende tarieven, die afhankelijk zijn van contractduur en moment van afsluiten. Daarnaast veranderen de leverings- en transportprijzen en de belastingtarieven per jaar en soms per maand.
Door deze verschillen varieert de rekening van huishouden tot huishouden en van jaar tot jaar. In deze publicatie gaan we in op de ontwikkeling van de energierekening in de afgelopen drie jaar door prijsveranderingen en door veranderingen in het gemiddelde verbruik. We gaan daarbij ook in op de onzekerheid in de prognose voor het verbruik van huishoudens door de coronamaatregelen en op de spreiding in de energierekening tussen verschillende huishoudens.

Voor de meeste huishoudens bestaat de energierekening uit twee onderdelen: de kosten van het gasverbruik en het elektriciteitsverbruik. De kosten van gas en elektriciteit zijn weer opgebouwd uit leveringskosten, transportkosten en belastingen. Er zijn ook huishoudens die geen gasaansluiting meer hebben, maar dit nemen we niet mee in deze publicatie.

Huishoudens kunnen hun rekening deels zelf beïnvloeden. Op de prijs heeft een huishouden relatief beperkte invloed. Het huishouden kan op zoek gaan naar een goedkopere leverancier, maar verder is de prijs afhankelijk van netbeheerders, de inkoopprijs van leveranciers en de belastingtarieven. Het verbruik kunnen huishoudens deels zelf beïnvloeden door gedragskeuzes en het nemen van energiebesparende maatregelen, zoals het aanbrengen van isolatie of de aanschaf van energiezuinige apparaten. Maar een ander deel ligt buiten de invloedssfeer van huishoudens, zoals een zachte of strenge winter. Daarnaast waren mensen door de coronacrisis meer thuis dan ze vooraf hadden voorzien.

Vanaf maart 2020 publiceert het CBS maandelijks de gemiddelde consumentenprijzen voor alle componenten van de energierekening. Met behulp van deze tabel kan een gemiddelde gas- en elektriciteitsrekening berekend worden (zie toelichting Berekening van een gemiddelde energierekening). Daarvoor zijn ook gegevens nodig over het energieverbruik van huishoudens (zie toelichting Gemiddeld gas- en elektriciteitsverbruik). In dit artikel vergelijken we de energierekening op jaarbasis uitgaande van de gemiddelde prijzen in verschillende perioden. Dit doen we op een aantal manieren.

Allereerst laten we in hoofdstuk 2 zien hoe de gemiddelde energierekening daalt door de combinatie van veranderingen in prijs en verbruik. Door een verwacht lager gemiddeld verbruik in 2021 ten opzichte van 2020 was de jaarlijkse energierekening in januari 2021 bijna 40 euro lager dan een jaar eerder. Het gecombineerde effect van de prijs- en verbruiksdaling op de energierekening tussen januari 2020 en januari 2021 bedraagt bijna 100 euro. De afgelopen jaren daalde het gemiddelde energieverbruik gestaag en het is de verwachting dat deze ontwikkeling op de lange termijn doorzet. Door de coronamaatregelen wijkt het energieverbruik van huishoudens in 2020 en 2021 vermoedelijk af van de lange termijn ontwikkeling. De prognoses voor het verbruik in deze jaren zijn daarom met meer onzekerheid omgeven dan andere jaren.

In hoofdstuk 3 gaan we in op zuivere prijseffecten en vergelijken we de nieuwste prijzen van januari 2021 met die van een jaar eerder. Dit geeft antwoord op de vraag hoe energieprijzen voor consumenten zich in de afgelopen twaalf maanden hebben ontwikkeld. Uit deze vergelijking blijkt dat door prijseffecten de gemiddelde jaarlijkse energierekening in januari 2021 60 euro lager was dan een jaar eerder. We laten in hoofdstuk 3 zien waardoor deze prijsdaling is veroorzaakt en welke rol belastingen en de andere prijscomponenten hierin spelen. In dit hoofdstuk laten we ook zien hoe energieprijzen zich in de afgelopen drie jaar van maand-op-maand hebben ontwikkeld. Hieruit blijkt dat prijzen in januari geen goede voorspeller zijn van de prijzen in de rest van het jaar. Vooral de variabele leveringstarieven variëren maandelijks door veranderingen op de mondiale energiemarkt. De tarieven kunnen in het verloop van 2021 dalen, stijgen of stabiel blijven.

De gemiddelde energierekening geeft een beeld van de algemene ontwikkeling. Maar de spreiding rond dit gemiddelde is groot. In hoofdstuk 4 laten we dit zien door de energierekening voor verschillende groepen van huishoudens te vergelijken.

2. Daling gemiddelde energierekening door lagere prijzen en verbruik

De prijs van energie en het verbruik bepalen de hoogte van de energierekening. De prijs kan, afhankelijk van het contract, maandelijks veranderen en voor het verbruik nemen we een gemiddeld jaarverbruik, vastgesteld door het CBS en voor de meest recente jaren geraamd door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).

Rekening houdend met een geraamd afnemend elektriciteits- en gasverbruik is de gemiddelde energierekening in januari 2021 bijna 100 euro lager dan een jaar eerder (zie figuur 2.1).

2.1 Het maandelijkse verloop van de jaarlijkse energierekening (bij een geraamd afnemend verbruik)
JaarMaandGas 1) (euro per jaar)Elektriciteit 2) (euro per jaar)
2018jan1122,28497,64
2018feb1122,57498,02
2018mrt1122,44498,85
2018apr1115,51497,19
2018mei1117,91499,68
2018jun1125,51503,83
2018jul1153,44519,35
2018aug1155,28520,38
2018sep1159,42524,81
2018okt1167,60530,41
2018nov1191,45542,59
2018dec1187,32540,37
2019jan1229,64613,50
2019feb1227,11617,62
2019mrt1216,21612,47
2019apr1211,13606,71
2019mei1203,70604,24
2019jun1205,93605,34
2019jul1187,83599,30
2019aug1177,50595,28
2019sep1175,15596,38
2019okt1171,81595,55
2019nov1174,65596,67
2019dec1172,30594,48
2020jan1249,20363,02
2020feb1242,14359,71
2020mrt1229,48354,69
2020apr1215,00347,97
2020mei1208,43343,64
2020jun1202,96341,60
2020jul1176,84340,66
2020aug1177,97343,27
2020sep1179,69345,25
2020okt1181,52345,51
2020nov1187,35347,90
2020dec1190,58347,93
2021jan1200,59312,41
1)Het gasverbruik is gecorrigeerd voor temperatuur, zie toelichting Temperatuurcorrectie gasverbruik. 2)In het bedrag voor elektriciteit zit ook de vaste teruggave van de energiebelasting die op de elektriciteitsaansluiting wordt uitgekeerd.


Jaarlijks daalt het gemiddelde gas- en elektriciteitsverbruik en (zie toelichting ‘Gemiddeld gas- en elektriciteitsverbruik’). Volgens de prognoses is in 2021 zowel het stroom- als het gasverbruik ongeveer een kwart minder dan in 2012 (zie figuur 2.2). Het gasverbruik is hierbij gecorrigeerd voor temperatuur (zie toelichting Temperatuurcorrectie gasverbruik) en bij het elektriciteitsverbruik wordt de zelf opgewekte stroom met zonnepanelen gesaldeerd met de totale levering; de zonnestroom telt dus niet mee in het verbruik. Omdat door isolatie minder gas verbruikt wordt, apparaten en lampen steeds energiezuiniger zijn en huishoudens een deel van hun eigen elektriciteit opwekken met zonnepanelen daalt het verbruik. Ook het aantal personen per huishouden daalt en nieuwbouwwoningen zijn de afgelopen decennia kleiner en energiezuiniger geworden.

2.2 Het gemiddelde gas- en elektriciteitsverbruik sinds 2012
JaarGas (m3/jaar/woning) 1)Elektriciteit (kWh/jaar/woning) 2)
201215493258
201315463197
201413853053
201513292962
201613392898
201713392834
201813322767
201912392741
prognose 202012172547
prognose 202111922464
Bron: CBS, 2012-2019 CBS, bewerking PBL; prognose 2020 en 2021 PBL
1) Het gasverbruik is gecorrigeerd voor temperatuur, zie toelichting Temperatuurcorrectie gasverbruik. 2) Bij het elektriciteitsverbruik wordt de zelf opgewekte stroom met zonnepanelen gesaldeerd met de totale levering; de zonnestroom telt dus niet mee in het verbruik.

Effect coronacrisis

De prognoses voor het verbruik in 2020 en 2021 zijn nog eens extra onzeker door het effect van de coronamaatregelen op het gemiddelde energieverbruik van huishoudens. Het effect hiervan verschilt per huishouden en is vooral afhankelijk van hoeveel mensen nu vaker thuis zijn. Er wordt veel meer thuis gewerkt en zelfs kinderen krijgen thuis les op afstand. Maar er zijn ook genoeg mensen die nog altijd buitenshuis werken (zoals mensen in de zorg, in de productie en in de bouw). Voor de huishoudens die meer thuis zijn zal het energieverbruik hoger zijn. Het gasverbruik stijgt doordat mensen die thuis zijn hun woning meer moeten verwarmen. Het elektriciteitsverbruik valt hoger uit doordat men meer gebruik maakt van computers en andere apparaten. Door de coronacrisis zal het energieverbruik van huishoudens toenemen, maar het is op dit moment nog niet duidelijk hoe groot dit effect is.

Ondanks de onzekerheid in de prognoses voor het verbruik, zijn deze prognoses wel het uitgangspunt voor deze notitie en gebruiken we deze in de berekeningen. Door corona ontstaat waarschijnlijk een trendbreuk tussen 2019 en 2020, maar bij de vergelijking tussen 2021 en 2020 heeft de coronacrisis in beide jaren effect. We gaan er vanuit dat de langjarige trendmatige afname doorzet in de coronatijd en dus ook opgaat voor de vergelijking van de verbruiken tussen 2021 en 2020. Het verbruik in 2021 en 2020 zal door de coronacrisis waarschijnlijk hoger liggen dan volgens de huidige ramingen. Als wordt aangenomen dat het corona-effect op het verbruik in beide jaren hetzelfde is, dan ligt het verbruik in 2021 ten opzichte van 2020 evenveel lager dan zoals dat volgt uit de meerjarige ramingen.

Prijs- en verbruikseffecten uitgesplitst

De totale gemiddelde verandering van de energierekening kunnen we uitsplitsen in prijs- en verbruikseffecten (zie toelichting ‘Het berekenen van prijs- en verbruikseffecten’). In Tabel 2.1 staat de opbouw van een energierekening in januari 2020 en januari 2021. Ook is aangegeven wat de effecten zijn van de prijsverandering en de verandering in gemiddeld verbruik. De vaste kosten veranderen alleen in prijs, niet in hoeveelheid. Het effect van een lager verbruik heeft daarom geen invloed op de transportkosten en de heffingskorting energiebelasting.

Tabel 2.1 Verandering van de gemiddelde energierekening1) in euro's
StandVerandering t.o.v. januari 2020Verandering t.o.v. januari 2020Verandering t.o.v. januari 2020Stand
januari 2020PrijsVerbruikTotaaljanuari 2021
Gas, Transport185202188
Gas, Levering459-65-7-72387
Energiebelasting en ODE60534-1321625
Totaal jaarbedrag gas1249-29-20-491200
Elektriciteit, Transport24216016257
Elektriciteit, Levering263-14-6-20243
Energiebelasting en ODE385-2-13-15371
Totaal jaarbedrag elektriciteit8900-19-19871
Heffingskorting-527-310-31-559
Totale energierekening1612-60-39-991513
1) De onderliggende bedragen tellen niet precies op tot het totaal door afronding.


De elektriciteit- en gasrekeningen verschillen flink. De gemiddelde jaarlijkse gasrekening daalde in januari 2021 met 49 euro ten opzichte van een jaar eerder (zie tabel 2.1), vooral door lagere leveringstarieven. De elektriciteitsrekening daalde met 50 euro, vooral doordat de hogere teruggave van energiebelasting (heffingskorting) via de elektriciteitsrekening wordt verrekend. Exclusief de hogere heffingskorting daalde de elektriciteitsrekening 19 euro. Het effect van een lager verbruik is bij elektriciteit en gas vrijwel hetzelfde, een gemiddelde besparing van 19 respectievelijk 20 euro.

De gehanteerde prijzen zijn werkelijke prijzen zoals huishoudens deze gemiddeld betalen. De verbruiken van 2020 en 2021 zijn prognoses. Hiervan zijn nog geen definitieve cijfers beschikbaar en ook de effecten van de coronamaatregelen zijn nog onbekend. Bovendien is het afnemend verbruik niet gelijk verdeeld over de huishoudens. Nog meer dan bij prijzen verschillen de verbruiken van jaar tot jaar tussen huishoudens. Sommige huishoudens veranderen niets aan hun gedrag of woning, terwijl anderen ingrijpende woningverbeteringen doorvoeren. Ook kan door bijvoorbeeld gezinsuitbreiding of veranderende leefomstandigheden het energieverbruik toe- of afnemen.

3. De ontwikkeling van de prijs van energie

We bekijken eerst de prijsontwikkelingen tussen januari 2020 en januari 2021. Om deze prijsontwikkeling te laten zien, is het noodzakelijk om de prijs te nemen bij een gemiddeld jaarverbruik (zie toelichting Het berekenen van prijs- en verbruikseffecten). De energieprijs bestaat namelijk uit vaste en variabele componenten. Alleen het variabele deel is afhankelijk van het verbruik. We nemen een gemiddeld jaarverbruik omdat het verbruik in de winter hoger ligt dan in de zomer en het niet logisch is om een gemiddeld verbruik van alleen januari te nemen. Ook de consument betaalt in januari hetzelfde maandbedrag als in juli, ook al ligt het gasverbruik in januari veel hoger dan in juli.

Energierekening daalt met 60 euro door lagere prijzen

Door lagere prijzen daalt de gemiddelde jaarlijkse energierekening in januari 2021 met 60 euro ten opzichte van een jaar eerder (zie tabel 3.1 en de toelichting Berekening van een gemiddelde energierekening). Hiermee daalt de gemiddelde prijs van energie voor huishoudens met 3,8 procent ten opzichte van januari 2020.

Het grootste prijsverschil in de energierekening tussen januari 2021 en een jaar eerder wordt veroorzaakt door de variabele leveringskosten. De variabele leveringskosten van gas daalde met gemiddeld 68 euro en die van elektriciteit met 18 euro. De transportkosten en de vaste leveringskosten stegen in prijs. De variabele belastingtarieven (zie toelichting Belastingen op energie), die de gebruiker per kubieke meter gas of per kilowattuur elektriciteit betaalt, gingen omhoog, met uitzondering van de energiebelasting op elektriciteit. Omdat ook de teruggave energiebelasting (heffingskorting) omhoog ging, is het totale prijsverschil door belastingen bij een gemiddeld verbruik nihil. Huishoudens met een lager dan gemiddeld gasverbruik hebben in 2021 een netto belastingvoordeel en huishoudens met een bovengemiddeld gasverbruik hebben een netto belastingnadeel. Dit komt omdat de energiebelasting en ODE per kubieke meter betaald worden, terwijl de heffingskorting een vast bedrag is. Bij elektriciteit leidt een hoger verbruik juist tot meer voordeel omdat de energiebelasting per januari 2021 meer omlaag ging, dan de ODE steeg.

3.1 De verandering van de gemiddelde energierekening door prijseffecten 1)
januari '212)Prijsverandering t.o.v. januari '20
Gas, transportkosten (vast)1882
Gas, leveringskosten (vast)704
Gas, leveringskosten (variabel)317-68
Gas, ODE12311
Gas, energiebelasting50323
Totaal jaarbedrag gas1201-28
Elektriciteit, transportkosten (vast)25716
Elektriciteit, leveringskosten (vast)714
Elektriciteit, leveringskosten (variabel)172-18
Elektriciteit, ODE898
Elektriciteit, energiebelasting281-10
Totaal jaarbedrag elektriciteit871-1
Teruggave energiebelasting-559-31
Totale energierekening1513-60
1) De onderliggende bedragen tellen niet precies op tot het totaal door afronding.
2) Bij een gemiddeld verbruik van 1 192 m3 gas en 2 464 kWh elektriciteit (raming van het Planbureau voor de Leefomgeving).

Prijsveranderingen van energie

In januari vinden vaak de grootste veranderingen plaats in de energieprijzen. De netbeheerders en leveranciers passen hun prijzen aan en de overheid wijzigt de belastingtarieven. De belastingtarieven liggen vast voor de rest van het jaar, maar de vaste kosten voor het netbeheer en de leveringstarieven kunnen veranderen gedurende het jaar.

Voor de consumentenprijsindex volgt het CBS de maandelijkse prijsveranderingen van energie. Het CBS publiceert niet alleen de prijsindex voor energie, maar ook van elektriciteit en gas afzonderlijk. In figuur 3.1 is te zien dat de gemiddelde consumentenprijs van energie sterk wisselt. De maandelijkse prijsontwikkeling in de afgelopen drie jaar laat zien dat de prijzen van januari niet overeenkomen met de gemiddelde prijs in een kalenderjaar.

3.1 Prijsindex van energie
Maand2018 (2015=100)2019 (2015=100)2020 (2015=100)
jan103,87121,93109,03
feb103,91122,14108,40
mrt103,96121,36107,19
apr103,53120,79105,85
mei103,81120,31105,13
jun104,41120,49104,68
jul107,01118,09102,81
aug107,04117,46103,05
sep107,51117,43103,27
okt108,21117,23103,40
nov110,06117,43103,92
dec109,75117,19104,10


De belastingtarieven veranderen na januari niet meer, maar de vaste prijzen voor transport en levering kunnen in de loop van het jaar wel veranderen, meestal met relatief kleine bedragen. Het is met name de leveringsprijs per verbruikseenheid die nogal kan veranderen. Maandelijks publiceert het CBS ook de gemiddelde prijzen en belastingtarieven van gas en elektriciteit. In 2018 stegen de leveringsprijzen behoorlijk gedurende het jaar en de prijzen piekten in januari 2019. Daarna daalden de leveringstarieven weer (zie figuur 3.2). Deze daling zette door tot in juli 2020, waarna de leveringsprijzen weer langzaam omhoog gingen.

3.2 Prijsindex leveringstarieven per verbruikseenheid
JaarMaandGas m3-tarief (januari 2018 = 100)Elekriciteit kWh-tarief (januari 2018 = 100)
2018januari100100
2018februari99,9499,85
2018maart99,91100,30
2018april98,2799,40
2018mei98,84100,75
2018juni100,63102,98
2018juli105,81107,60
2018augustus106,44108,79
2018september107,42111,18
2018oktober109,33114,16
2018november114,96120,72
2018december113,98119,52
2019januari120,27128,91
2019februari118,13127,72
2019maart115,37125,34
2019april114,08122,21
2019mei112,19120,86
2019juni112,76121,46
2019juli107,76116,99
2019augustus105,06114,46
2019september104,46115,05
2019oktober103,61114,61
2019november104,34115,20
2019december103,74114,01
2020januari101,41114,46
2020februari99,59112,52
2020maart96,17109,24
2020april92,46105,37
2020mei90,76102,83
2020juni89,35101,64
2020juli82,21100,60
2020augustus82,65102,09
2020september82,78102,98
2020oktober83,25103,13
2020november84,73104,47
2020december85,48104,32
2021januari83,60103,87


Hoe de prijzen zich in de loop van 2021 gaan ontwikkelen, weten we niet. Uiteindelijk kan de totale gemiddelde energierekening over 2021 dus hoger of lager uitvallen dan het jaarbedrag dat we nu op basis van de prijzen in januari berekenen. Wel kunnen we een vergelijking maken tussen de gemiddelde energierekening over de kalenderjaren 2018, 2019 en 2020 gebaseerd op de prijzen van januari en op de gemiddelde prijzen van het kalenderjaar (zie tabellen 3.2, 3.3 en 3.4).

Tabel 3.2 Vergelijking van de jaarlijkse energierekening op basis van gemiddelde prijzen in 2018
Verbruikjanuari 2018 Gemiddeld 2018Verschil
Gas13321122114523
Elektriciteit276787188817
Heffingskorting1-373-3730
Totaal1620165939

Tabel 3.3 Vergelijking van de jaarlijkse energierekening op basis van gemiddelde prijzen in 2019
Verbruikjanuari 2019 Gemiddeld 2019Verschil
Gas123912301196-34
Elektriciteit2741925915-10
Heffingskorting1-312-3120
Totaal18431799-44

Tabel 3.4 Vergelijking van de jaarlijkse energierekening op basis van gemiddelde prijzen in 2020
Verbruikjanuari 2020 Gemiddeld 2020Verschil
Gas121712491203-46
Elektriciteit2547890876-14
Heffingskorting1-527-5270
Totaal16121552-60

De gemiddelde energierekening in 2020 kwam 60 euro lager uit dan op basis van de prijzen in januari 2020 berekend was. Dit kwam vooral doordat de leveringstarieven sterk afnamen. Maar ook in 2019 kwam de gemiddelde energierekening lager uit dan gebaseerd op de prijzen in januari. In 2018 was het juist omgekeerd en kwam de gemiddelde energierekening hoger uit dan gebaseerd op prijzen in januari.

De rol van vaste en variabele componenten in de prijsontwikkeling

Tot slot van dit hoofdstuk splitsen we de ontwikkeling van de energierekening uit naar de vaste en de variabele prijscomponenten van de gas- en elektriciteitsrekening. De elektriciteits- en gasrekening opgebouwd uit vijf prijscomponenten:

  1. Een vaste prijs voor het netwerk (transport).
  2. Een vaste prijs voor de levering (vastrecht).
  3. Een leveringsprijs per verbruikseenheid (variabele prijs per kWh elektriciteit of per m3 gas).
  4. Belastingen per verbruikseenheid (variabele prijs per kWh elektriciteit of per m3 gas).
  5. Vaste teruggave van energiebelasting (heffingskorting).

De vaste kosten moeten betaald worden als het huishouden een aansluiting heeft, ook al wordt er geen elektriciteit of gas afgenomen. De variabele kosten worden per verbruikseenheid (per kWh elektriciteit of per m3 gas) betaald.

Tabel 3.5 Uitsplitsing kosten energie naar vaste en variabele prijscomponentenkosten (inclusief btw)
Gemiddeld 2018Gemiddeld 2019Gemiddeld 2020januari 2021
Gas, vaste prijscomponenteneuro/jaar236,32244,14253,27258,04
Gas, variabele prijscomponenteneuro/m30,68200,76860,78070,7907
Elektriciteit, vaste prijscomponenteneuro/jaar294,52304,77310,4328,69
Elektriciteit, variabele prijscomponenteneuro/kWh0,21440,22260,22190,2201
Heffingskorting (vast)euro/jaar-373,33-311,62-527,17-558,56

In tabel 3.5 zijn alle vaste en variabele componenten steeds per energiedrager opgeteld. De vaste kosten voor elektriciteit en gas nemen langzaam toe en ook de variabele prijzen per kilowattuur elektriciteit en per kubieke meter gas nemen in de loop van de jaren toe. Hierbij stijgt vooral de prijs per kubieke meter gas. In januari 2021 betalen consumenten gemiddeld bijna 11 cent (16 procent) per kubieke meter gas meer dan gemiddeld in 2018.
Maar de heffingskorting is in 2020 en 2021 omhoog gegaan. Huishoudens krijgen dus een groter bedrag terug. In tabel 3.6 staan de vaste en variabele kosten voor de gemiddelde jaarlijkse energierekening in januari 2021 en de prijsverandering ten opzichte van januari 2020. De totale vaste kosten zijn met 5 euro gedaald, vooral omdat de hogere heffingskorting de vaste kosten met 31 euro verlaagde. De variabele kosten zijn in vergelijking met januari 2020 met 54 euro gedaald.

Tabel 3.6 Prijsverandering (in euro) van vaste en variabele kosten op de energierekening1)
januari 2021Prijsverschil met januari 2020
Gas, vaste kosten2586
Elektriciteit, vaste kosten32820
Heffingskorting, vaste kosten-559-31
Totaal, vaste kosten27-5
Gas, variabele kosten943-34
Elektriciteit, variabele kosten542-20
Totaal, variabele kosten1485-54
1) Bedragen kunnen afwijken door afronding.

4. Verschillen tussen huishoudens

De gemiddelde energierekening brengt de effecten van prijsveranderingen en de gemiddelde daling van het energieverbruik landelijk in beeld. Voor individuele huishoudens kan de energierekening er echter heel anders uitzien. Het ene huishouden verbruikt bijvoorbeeld meer aardgas omdat het huis groter is of slechter geïsoleerd. Het andere huishouden verbruikt wellicht minder gas omdat het huishouden en de woning kleiner zijn of omdat de bewoners heel energiezuinig leven. Ook de elektriciteitslevering kan hoger of lager zijn dan gemiddeld door het gebruik van apparaten, de aanwezigheid van zonnepanelen, de aansluiting op stadsverwarming of de gedeeltelijke elektrificatie van de warmtevoorziening. Tot slot kunnen individuele huishoudens door het contract dat zij met hun leverancier afsluiten meer of minder betalen voor de energie die zij afnemen. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de spreiding van de energierekening tussen huishoudens uitgaande van de gemiddelde energietarieven die in de vorige hoofdstukken zijn gepresenteerd.

4.1 Energierekening tien groepen huishoudens 2018-2021

Het CBS ontwikkelde, op verzoek van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, tien herkenbare profielen van woningen en bewoners en publiceert daarvoor het gemiddeld aardgas- en elektriciteitsverbruik. Voor 2018 en 2019 zijn inmiddels de verbruiken gepubliceerd. De tien profielen verschillen naar woningtype, woonoppervlakte, bouwjaar en het aantal bewoners en beschrijven herkenbare grotere groepen van huishoudens. Hiermee kunnen huishoudens snel zien hoe hun eigen energieverbruik en energierekening zich verhoudt tot die van vergelijkbare huishoudens. Hiervoor worden alleen woningen gebruikt die hoofdzakelijk verwarmd worden met aardgas en waarvoor een elektriciteitslevering bekend is. Woningen met stadswarmte en all electric woningen voldoen niet aan de eerste voorwaarde en worden dus niet meegenomen in de berekening van het gemiddelde verbruik. Daarnaast zijn er woningen die om datatechnische redenen niet gebruikt kunnen worden. Door deze extra selecties bevat deze groep circa 84 procent van alle bewoonde woningen in 2019. De hier gepresenteerde huishoudensprofielen omvatten 78 procent daarvan, ofwel 64 procent van alle bewoonde woningen. Aardgasleveringen voor deze profielgroepen zijn gecorrigeerd voor temperatuur overeenkomstig de methode van de KEV.

In een artikel over de energierekening van begin 2020 werd voor het eerst inzicht gegeven in de gemiddelde energierekening van de verschillende huishoudensprofielen. Destijds waren alleen nog CBS-verbruiksdata beschikbaar voor het jaar 2018. Een jaar later zijn ook voorlopige data beschikbaar voor het jaar 2019. Daarmee is het mogelijk om een indruk te krijgen van de ontwikkeling in verbruik per huishoudensprofiel. Tabel 4.1 laat zien dat gemiddeld voor de meeste groepen huishoudens de hoeveelheid geleverde elektriciteit in deze periode 2 à 3 procent daalde. Alleen voor de grootste, oudste vrijstaande woningen met meer bewoners was de daling iets beperkter. Het gasverbruik daalde tussen 2018 en 2019 voor alle groepen met 7 tot bijna 9 procent. Deze daling is niet toe te schrijven aan veranderende weersomstandigheden omdat de aardgasverbruiken gecorrigeerd zijn voor temperatuur. Dit is een opvallend grote daling voor een enkel jaar. Het is te vroeg om te kunnen beoordelen of dit een bepaalde trend zou kunnen zijn, of dat er onbekende eenmalige factoren aan ten grondslag liggen.

Tabel 4.1 Ontwikkeling energieverbruik per groep van huishoudens, 2018-2019
2018*1)2018*1)2019*2)2019*2)2019* t.o.v. 2018*2019* t.o.v. 2018*
Elektriciteit (kWh)Aardgas (m3)Elektriciteit (kWh)Aardgas (m3)Elektriciteit (kWh)Aardgas (m3)
Een bewoner in nieuw, klein appartement16406701610620-1,80%-7,50%
Een bewoner in oud, klein appartement15808701550810-1,90%-6,90%
Een bewoner in oude, kleine rijwoning 1730116016901060-2,30%-8,60%
Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning 2050138020001260-2,40%-8,70%
Twee of meer bewoners in oud, klein appartement2280109022201010-2,60%-7,30%
Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning 2860133027801230-2,80%-7,50%
Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning 3340117032601080-2,40%-7,70%
Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning 3290151031901390-3,00%-7,90%
Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning 3950210038601940-2,30%-7,60%
Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning4490262044502400-0,90%-8,40%

Bron: CBS
* Voorlopige cijfers
1) Gemiddelde energielevering aardgaswoningen 2018
2) Gemiddelde energielevering aardgaswoningen 2019

 

Tabel 4.1 laat zien dat het gemiddelde verbruik van alle huishoudensprofielen daalde tussen 2018 en 2019, maar wel in verschillende mate. De ontwikkelingen in dit verbruik hebben een directe invloed op de energierekening. De daadwerkelijke ontwikkelingen in 2020 en 2021 zijn nog niet bekend en daarom wordt, net als in hoofdstuk 2, gebruik gemaakt van prognoses voor het energieverbruik in deze jaren. Deze prognoses sluiten aan bij de ontwikkelingen in de KEV 2020. Er is niet voldoende informatie om daarbij onderscheid te maken tussen de verschillende huishoudensprofielen. Voor alle groepen wordt daarom aangenomen dat het energieverbruik met hetzelfde percentage daalt, gebaseerd op de ontwikkelingen in het gemiddelde verbruik, zoals weergegeven in hoofdstuk 2. De daling in de gemiddelde elektriciteitslevering tussen 2019 en 2020 is 7 procent en tussen 2021 en 2019 is dit 10 procent. Het gemiddelde gasverbruik daalt tussen 2019 en 2020 met 3 procent en tussen 2021 en 2019 met 5 procent. In de berekening van dit verbruik wordt uitgegaan van gemiddelde weersomstandigheden in Nederland (temperatuur gecorrigeerde verbruiken). Er wordt geen rekening gehouden met het eventuele effect van de coronamaatregelen in 2020 en 2021. Door de relatief warme wintermaanden in 2020 kunnen de daadwerkelijke energierekeningen mogelijk iets lager uitvallen, terwijl het effect van meer thuis zijn door corona mogelijk tot hogere energiekosten leidt.

In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de ontwikkelingen in de jaargemiddelde energieprijzen tot en met 2020, en de prijzen van januari 2021. Gecombineerd met de indicatieve verbruiken per huishoudensprofiel in 2020 en 2021 is het mogelijk om een indicatief beeld te geven over de ontwikkeling in de gemiddelde energierekening per huishoudensprofiel (zie figuur 4.1 en tabel 4.2). Hierbij zijn zowel veranderingen in de energieprijzen als in de energieverbruiken meegenomen in de berekening.

Figuur 4.1 en tabel 4.2 laten zien dat eenpersoonshuishoudens in een klein, nieuw appartement het minste uitgeven aan energie. Aan de ander kant hebben meerpersoonshuishoudens in grote, oude vrijstaande woningen de hoogste energierekening. Deze laatste groep geeft door de jaren heen gemiddeld ongeveer drie keer zoveel uit aan aardgas en elektriciteit dan de eenpersoonshuishoudens met een klein, nieuw appartement.

Verder is te zien dat alle groepen huishoudens door de tijd heen hetzelfde patroon volgen: van 2018 tot 2019 stijgt de energierekening flink, om vervolgens in 2020 te dalen tot onder het niveau van 2018. In vergelijking met de analyses van de zuivere prijsontwikkeling valt op dat de prijsstijging tussen 2018 en 2019 deels gecompenseerd werd door het dalend energieverbruik. Verder is de daling van de energierekening tussen 2019 en 2020 sterker door het geraamde dalend energieverbruik. Pas in de loop van 2021, als de daadwerkelijke energieverbruiken van 2020 bekend worden, zal duidelijk worden of veranderende energieconsumptie door de coronamaatregelen de daling van de energierekening tussen 2019 en 2020 dempt of zelfs teniet doet.

Deze tabel en figuur maken niet in één oogopslag duidelijk wat de onderlinge relatieve verschillen zijn. Vorig jaar hebben we al laten zien dat tussen 2018 en 2019 huishoudens met een lage energieconsumptie relatief harder geraakt werden door de oplopende energietarieven, met name door de verminderde teruggave van de energiebelasting. Tussen 2019 en 2020 pakte de verhoogde teruggave van de energiebelasting per elektriciteitsaansluiting juist relatief gunstig uit bij een laag verbruik. De ontwikkeling van het energieverbruik voor de groepen van huishoudens tussen 2018 en 2019 (zie tabel 4.1) verandert niets aan deze prijseffecten. Tussen januari 2020 en januari 2021 veranderen de verschillen in de hoogte van de energierekening niet sterk tussen huishoudens. Huishoudens met een hoog energieverbruik zien in absolute zin de energierekening meer dalen, maar relatief zijn de verschillen vrijwel nihil waardoor de onderlinge verhoudingen ongeveer gelijk blijven. Ten opzichte van januari 2020 daalt de energierekening voor alle groepen ongeveer 6 procent (tabel 4.2). De verschillen tussen groepen in 2021, en ook in 2020, kunnen nog wel beïnvloed worden door de nu nog onbekende effecten van de coronamaatregelen op het energieverbruik van huishoudens. Ook kunnen de verschillen tussen groepen van huishoudens veranderen als bepaalde huishoudens in deze jaren bijvoorbeeld vaker energiebesparende maatregelen nemen dan andere huishoudens.

4.1 Indicatie van de energierekening 1) naar woningtype2) en aantal bewoners
 2020 (euro)2019 (euro)2018 (euro)
Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning279030702910
Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning 232025902440
Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning 176020201890
Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning 154017901670
Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning 155018001680
Twee of meer bewoners in oud, klein appartement127015101390
Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning 142016501540
Een bewoner in oude, kleine rijwoning120014301320
Een bewoner in oud, klein appartement97012001090
Een bewoner in nieuw, klein appartement8501070970
1) Voor 2018-2020 is uitgegaan van de gemiddelde jaarprijzen in het betreffende jaar; verbruiken 2018 en 2019 zijn gebaseerd op waarnemingen en 2020 op prognose PBL. 2) Een rijwoning is een tussen-, hoek- of 2-onder-1-kapwoning; oud heeft betrekking op woningen tot 1992, nieuw op woningen die zijn gebouwd in 1992 of daarna; klein geeft aan dat woningen kleiner zijn dan 100 m2, middel duidt woningen aan van 100 tot 150 m2 en bij groot zijn woningen 150 m2 en groter.

Tabel 4.2 Indicatie van de energierekening voor groepen van huishoudens op basis van prijzen in januari 2020 en januari 2021, in euro 1) 2)
StandEffect van verandering in Effect van verandering inStand
jan '20prijs3)verbruik3)jan '21
Een bewoner in nieuw, klein appartement875-35-20820
Een bewoner in oud, klein appartement1010-40-25950
Een bewoner in oude, kleine rijwoning1250-50-301170
Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning1475-55-351385
Twee of meer bewoners in oud, klein appartement1320-50-301235
Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning1615-60-401515
Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning1595-60-401495
Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning1830-70-451720
Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning2415-90-602270
Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning2905-105-702730
1) Prijzen zijn gebaseerd op de waargenomen prijzen in januari 2020 en januari 2021; voor de verbruiken is uitgegaan van de geraamde jaarverbruiken volgens de langjarige prognose van de KEV; er is geen rekening gehouden met de mogelijke effecten van de coronamaatregelen in 2020 en 2021
2) Een rijwoning is een tussen-, hoek- of 2-onder-1-kapwoning; oud heeft betrekking op woningen tot 1992, nieuw op woningen die zijn gebouwd in 1992 of daarna; klein geeft aan dat woningen kleiner zijn dan 100 m2, middel duidt woningen aan van 100 tot 150 m2 en bij groot zijn woningen 150 m2 en groter.
3) Door afronding tellen de energierekening in januari 2020 en de effecten van de veranderingen in prijs en verbruik niet altijd exact op tot de energierekening in januari 2021.

4.2 Spreiding binnen groepen van huishoudens

Uit de analyses in de vorige paragraaf wordt duidelijk dat de energierekening sterk kan verschillen tussen huishoudensprofielen. Maar ook binnen deze groepen is de energierekening verre van homogeen. In Tabel 4.3 staat per groep naast het gemiddelde van de hele groep ook de grens waarboven de 10 procent huishoudens met de hoogste energierekening en de grens waaronder de 10 procent huishoudens met de laagste energierekening zich bevinden. Tabel 4.3 toont ook de mediaan: de helft van de huishoudens in een groep heeft een energierekening hoger dan de mediaan en de helft heeft een lagere energierekening. Uit deze tabel blijkt bijvoorbeeld dat 10 procent van de eenpersoonshuishoudens in kleine, oude appartementen minimaal 10 euro meer uitgeven aan hun energierekening dan de 10 procent meerpersoonshuishoudens met de laagste energierekeningen in oude, grote rijwoningen. Deze verschillen kunnen samenhangen met factoren die niet meegenomen zijn in de definitie van de profielgroepen, zoals het exacte aantal inwoners of de energiebesparende maatregelen die zijn getroffen. Maar deze verschillen worden ook veroorzaakt door keuzes met betrekking tot het energieverbruik van huishoudens, bijvoorbeeld de tijd die mensen thuis doorbrengen, de temperatuur waarop kamers verwarmd worden, het aantal apparaten in de woning en het gebruik ervan, etc. Als het thuiswerken door corona in 2020 en 2021 bijvoorbeeld niet gelijk over of binnen de groepen van huishoudens is verdeeld, kan dit de extremen binnen de groep verder vergroten of juist verkleinen.

Tabel 4.3 Diverse spreidingsmaten voor de energierekening voor groepen van huishoudens, januari 2021, in euro 1)
GemiddeldLaagste 10%Mediaan (50%)Hoogste 10%
Een bewoner in nieuw, klein appartement8204507801220
Een bewoner in oud, klein appartement9504809151435
Een bewoner in oude, kleine rijwoning 117069011251705
Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning 138581513252030
Twee of meer bewoners in oud, klein appartement123570511901815
Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning 151597014652120
Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning 149597014502070
Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning 1720111516652385
Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning 2270142021803245
Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning2730159025654100
1) Op basis van waargenomen tarieven in januari 2021 en de prognose voor het jaargebruik in 2021 zoals elders in het artikel toegelicht

Toelichting

Het gebruik van gemiddelde prijzen

De StatLinetabel met consumentenprijzen voor gas en elektriciteit geeft de gemiddelde maandelijkse prijs van de verschillende componenten van de gas- en elektriciteitsrekening. Deze componenten zijn: belastingen, netwerk- en leveringskosten en kunnen een vaste component hebben en een variabele.

Per component wordt een gemiddelde berekend, gebaseerd op de informatie van energieleveranciers over de tarieven die zij hanteren voor de verschillende contracten en het aantal aansluitingen (huishoudens). De prijzen van contracten verschillen bijvoorbeeld per leverancier, per soort energie (groen of grijs), per dagdeel (dag- en nachtstroom of een enkele meter voor één tarief) en contractduur. Bij het berekenen van het gemiddelde voor de prijscomponenten is door weging rekening gehouden met het aantal aansluitingen voor de verschillende contracten. Bij het gebruik van deze prijzen voor het berekenen van de gemiddelde energierekening voor huishoudens op nationaal niveau levert dat een goede benadering. Voor een huishouden dat precies evenveel energie verbruikt als het gemiddelde kan de hoogte van de energierekening wel hoger of lager uitpakken, afhankelijk van het contract met de energieleverancier.

Belastingen op energie

Er zijn twee specifieke heffingen op energie: de energiebelasting en de opslag duurzame energie (ODE). De ODE is in 2013 ingevoerd en de opbrengsten van deze belasting gaan naar de subsidiëring van duurzame energie. Energiebedrijven innen de energiebelasting en ODE voor elke verbruikte kilowattuur stroom en kubieke meter gas en dragen dit vervolgens af aan de overheid. Omdat de overheid energie als een basisbehoefte ziet, krijgt elk huishouden een vast belastingbedrag terug. Dit is de heffingskorting. Deze heffingskorting wordt verrekend per elektriciteitsaansluiting en heeft daardoor in de berekeningswijzen in dit artikel soms alleen een zichtbaar effect op de prijs van elektriciteit. Ten slotte betaalt elk huishouden btw over de energierekening. De levering, het transport en de energiebelastingen vallen allemaal onder het hoge btw-tarief van 21 procent.

Berekening van een gemiddelde energierekening

Met de StatLinetabel consumentenprijzen voor gas en elektriciteit kan een gemiddelde gas- en elektriciteitsrekening uitgerekend worden. Hiervoor worden de variabele tarieven (de tarieven per verbruikseenheid) vermenigvuldigd met het verbruik en opgeteld bij de vaste tarieven.

Opbouw van een gemiddelde elektriciteits- en gasrekening (inclusief btw)
Tarief januari 2021VerbruikTotaal
Gas, transportkosten (vast)187,851187,85
Gas, leveringskosten (vast)70,19170,19
Gas, leveringskosten (variabel)0,2661192317,07
Gas, ODE0,102971192122,74
Gas, energiebelasting0,421761192502,74
Totaal jaarbedrag gas..1200,59
Elektriciteit, transportkosten (vast)257,361257,36
Elektriciteit, leveringskosten (vast)71,33171,33
Elektriciteit, leveringskosten (variabel)0,06972464171,74
Elektriciteit, ODE0,0363246489,44
Elektriciteit, energiebelasting0,114082464281,09
Totaal jaarbedrag elektriciteit. . 870,96
Heffingskorting-558,561-558,56
Totaal jaarbedrag energierekening..1512,99

Het berekenen van prijs- en verbruikseffecten

De prijs van energie en het verbruik bepalen de hoogte van de energierekening. De totale gemiddelde verandering van de energierekening kunnen we uitsplitsen in prijs en verbruikseffecten Hiervoor gebruiken we de zogenoemde methode voor Bennet-indicatoren.
Als we de energierekening van januari 2021 vergelijken met die van januari 2020 dan kunnen we de totale verandering van de energierekening als volgt splitsen in een prijseffect en een verbruikseffect:

  • Voor het prijseffect houden we het verbruik constant. Het gehanteerde verbruik is het gemiddelde van 2020 en 2021.
  • Voor het verbruikseffect houden we de prijs constant. De gehanteerde prijs is het gemiddelde van januari 2021 en januari 2020.

De som van dit prijs- en verbruikseffect komt overeen met het totale verschil in de energierekening tussen januari 2021 en januari 2020. Voor de berekening van de energierekening in januari 2021 worden dan de prijzen van januari 2021 en het geraamde gemiddelde verbruik van 2021 genomen en voor de berekening van 2020 worden de prijzen van januari 2020 en het verbruik van 2020 genomen.
Het geraamde gemiddelde verbruik voor 2021 is 2 464 kWh elektriciteit en 1 192 m3 gas. Voor 2020 is het geraamde verbruik 2 547 kWh elektriciteit en 1 217 m3 gas.
Het verbruik heeft logischerwijs alleen effect op de variabele kosten die de gebruiker per kubieke meter gas of per kilowattuur elektriciteit betaalt en niet op de vaste kosten. De vaste kosten veranderen alleen in prijs, niet in hoeveelheid.

Gemiddeld gas- en elektriciteitsverbruik

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) berekent het gemiddelde gas- en elektriciteitsverbruik door huishoudens. Woningen op stadswarmte zijn uitgesloten en het totale gasverbruik wordt gecorrigeerd voor verschillen in buitentemperatuur (zie toelichting Temperatuurcorrectie gasverbruik). Om te komen tot het gemiddelde gasverbruik per bewoonde woning wordt het totale temperatuur gecorrigeerde gasverbruik van alle huishoudens in Nederland gedeeld door het totaal aantal bewoonde woningen zonder stadswarmte.

Voor het gemiddelde elektriciteitsverbruik wordt de opwekking met eigen zonnepanelen gesaldeerd met de totale levering. Er kan sprake zijn van enige overcompensatie omdat niet bekend is welke leveringen reeds zijn gesaldeerd en welke niet (zie toelichting Saldering van elektriciteitsleveringen). De totale levering van elektriciteit aan huishoudens door energiemaatschappijen wordt daarnaast nog verminderd met leveringen aan gemeenschappelijke ruimten, zoals galerijen en liften. Om te komen tot het gemiddelde elektriciteitsverbruik per bewoonde woning wordt de gecorrigeerde totale leveringshoeveelheid van elektriciteit gedeeld door het totaal aantal bewoonde woningen in Nederland.

Saldering van elektriciteitsleveringen

We spreken in dit artikel voor het gemak over het energieverbruik van huishoudens, maar feitelijk betreft de informatie de energieleveringen aan huishoudens. Deze informatie is afkomstig van netbeheerders. Sommige netbeheerders leveren informatie over de gesaldeerde elektriciteitslevering, dus na correctie voor eventuele teruglevering bij zonnestroom. Andere berichtgevers leveren informatie over de niet-gesaldeerde leveringen. Bij oude, analoge meters is de levering altijd gesaldeerd omdat daarbij de meter terugloopt. Het is op dit moment niet bekend welke informatie gesaldeerd is en welke niet. In elk geval zullen woningen met zonnestroom minder elektriciteit afnemen dan identieke woningen zonder zonnestroom doordat een deel van de opgewekte stroom ook direct door het huishouden gebruikt wordt.

Temperatuurcorrectie gasverbruik

Het grootste deel van het gasverbruik wordt gebruikt voor ruimteverwarming. In een jaar met een zachte winter gebruiken huishoudens hierdoor gemiddeld minder gas dan in een jaar met een strenge winter. Bij het berekenen van prijseffecten en de mogelijkheden voor energiebesparing wordt daarom vaak gewerkt met temperatuur gecorrigeerde gasverbruiken. Hierbij wordt het daadwerkelijk gasverbruik omgerekend naar de hoeveelheid aardgas die verbruikt zou zijn als de temperatuur in een jaar gemiddeld geweest zou zijn. Er zijn diverse correctiemethoden ontwikkeld. De in dit artikel gebruikte gasverbruiken zijn gecorrigeerd voor temperatuur met dezelfde methode als gebruikt in de Klimaat- en Energieverkenning. Kenmerk van deze methode is dat voor elk jaar het verwachte aantal graaddagen wordt bepaald. Omdat het de laatste jaren warmer wordt, leidt dit tot een dalend gasverbruik voor ruimteverwarming.