3. Overzicht van de profielen
3.1 Profielen met hoge of lage instroom
Voor heel Nederland geldt dat iets meer dan 4 procent van de jeugdigen in 2015 instroomde naar jeugdhulp. Hetzelfde geldt voor Eindhoven. In dit onderzoek hebben we op basis van een groot aantal achtergrondkenmerken acht groepen afgeleid waarbij de instroom minimaal het dubbele (9%) is van Nederland/Eindhoven, en nog eens vier groepen waarbij de instroom maximaal de helft (2%) is. Hieronder zijn profielen kort omschreven op basis van de voornaamste kenmerken. Zie hoofdstuk 4 voor meer gedetailleerde omschrijvingen van de profielen.
Omvang versus instroom
Voor de profielen zijn steeds twee getallen van belang: omvang en instroom. De omvang geeft aan hoeveel jeugdigen er binnen een profiel vallen. De instroom geeft aan welk deel van deze jeugdigen er daadwerkelijk instroomt naar jeugdhulp. Voor beleid is het gunstig als een profiel een grote omvang heeft; het gaat dan immers over grote groepen, waarvoor het zin heeft om specifiek beleid te maken. Tegelijkertijd is het gunstig als de instroom in een profiel zo hoog (of bij de laag-instroomprofielen juist laag) mogelijk is, zodat het profiel ook echt relevant is voor de instroom. Overigens geldt meestal dat grotere profielen een instroom hebben die dichter ligt bij het Nederlandse gemiddelde.
3.2 Profielen met hoog-instroomrisico
Acht profielen met een hoog instroomrisico
De hoge instroomprofielen labelen we H1 tot en met H8 (met de ‘H’ van hoog). De volgorde is gebaseerd op het aandeel jeugdigen dat daadwerkelijk instroomt naar jeugdhulp, van hoogste (H1) naar minst hoge aandeel instroom (H8). Het gaat om:
- H1: Jeugdigen 6-11 jaar, ouder met GGZ-traject
- H2: Eén juridische ouder afwezig, ouder dan 5 jaar, slachtoffer misdrijf
- H3: Eén juridische ouder afwezig, ouder met GGZ-traject
- H4: Eén juridische ouder afwezig, jongens 5-10 jaar
- H5: Verdachten van 6-11 jaar
- H6: Eén juridische ouder afwezig, ouder dan 11 jaar, bijstandssituatie
- H7: Jeugdigen 11-16 jaar, GGZ traject ouder, lage WOZ-waarde woning
- H8: Jongens 6-10 jaar, ouders niet hoogopgeleid
Omvang van hoge profielen
Hoeveel jeugdigen zaten in deze profielen? Bijna 7 procent van alle jeugdigen in Nederland valt binnen één van de hoge-instroomprofielen. Voor Eindhoven is dit hetzelfde. Dit komt neer op 1 595 Eindhovense jeugdigen in een hoog-instroomprofiel in 2015. De relatieve grootte van alle profielen is te zien in figuur 3.2.1. Zowel in Nederland als Eindhoven komen profielen H1, H5 en H7 het minst voor, en profiel H8 ‘Jongens van 6-10 jaar, ouders niet hoog opgeleid’ het meest.
In vergelijking met Nederland is het opvallend dat profiel H3 ‘Eén ouder afwezig, ouder met een GGZ-traject’ relatief vaker in Eindhoven voorkomt dan in de rest van Nederland. Andersom komt profiel H8 ‘Jongens van 6-10 jaar, ouders niet hoogopgeleid’ relatief minder in Eindhoven voor dan in de rest van Nederland.
H1: Jeugdigen 6-11 jaar, ouder met GGZ-traject (%) | H2: Eén ouder afwezig, ouder dan 5 jaar, slachtoffer misdrijf (%) | H3: Eén ouder afwezig, ouder met GGZ-traject (%) | H4: Eén ouder afwezig, jongens 5-10 jaar (%) | H5: Verdachten van 6-11 jaar (%) | H6: Eén ouder afwezig, ouder dan 11 jaar, bijstandssituatie (%) | H7: Jeugdigen 11-16 jaar, lage WOZ-waarde woning (%) | H8: Jongens 6-10 jaar, ouders niet hoogopgeleid (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nederland | 0,3 | 0,6 | 0,9 | 1,8 | 0,1 | 0,5 | 0,3 | 2,4 |
Eindhoven | 0,3 | 0,6 | 1,2 | 1,8 | 0,1 | 0,5 | 0,4 | 1,8 |
Aandeel instroom binnen hoge profielen
Welk deel van de jeugdigen in deze profielen stroomde daadwerkelijk in naar jeugdhulp? In heel Nederland stroomt 11,3 procent (24 795) van de jeugdigen in een hoog-instroomprofielen ook daadwerkelijk in naar jeugdhulp. Dat is fors hoger dan het gemiddelde van 4 procent. In Eindhoven is dit aandeel met 11,5 procent (295) nagenoeg hetzelfde. Voor heel Nederland is de instroom in profiel H1 ‘Jeugdigen 6-11 jaar, ouder met GGZ-traject’ het hoogst met ruim 15 procent. Voor Eindhoven is de instroom in profiel H5 ‘Verdachten van 6-11 jaar’ het hoogst (18%), echter is dit wel het kleinste profiel met slechts 35 jeugdigen in de stad. Het aandeel instroom in elk van de hoge profielen is te zien in figuur 3.2.2.
Nederland (%) | Eindhoven (%) | |
---|---|---|
alle jeugdigen | 4,1 | 4,2 |
profiel H1 | 15,4 | 13,3 |
profiel H2 | 13,9 | 13,2 |
profiel H3 | 13,4 | 13,3 |
profiel H4 | 12,0 | 11,2 |
profiel H5 | 11,1 | 18,2 |
profiel H6 | 10,5 | 10,1 |
profiel H7 | 9,7 | 11,2 |
profiel H8 | 9,3 | 9,9 |
Aandeel hoge profielen in instroom
Welk deel van de instroom kan voorspeld worden op basis van deze profielen? In 2015 stroomden in Eindhoven 1595 jeugdigen in naar jeugdhulp. Hiervan vielen er 295 binnen een profiel. Dat is ruim 18 procent van alle instroom. Dat is veel, aangezien de profielen gebaseerd zijn op een beperkte set van (administratieve) gegevens over de jeugdige en zijn of haar gezin. Potentieel belangrijke factoren, zoals bijvoorbeeld het karakter van de jeugdige, de kwaliteit van de relatie tussen de ouders, of de sociale cohesie in de buurt zijn immers niet meegenomen. Vervolganalyses, bijvoorbeeld met koppelingen aan gemeentelijke data, kunnen het handelingsperspectief van deze profielen aanzienlijk verhogen. De gemeente heeft op een aantal vlakken meer data over de jongeren in huis, vooral wanneer zij of hun ouders al bekend zijn binnen het sociaal domein.
Waar in Eindhoven wonen ze?
Jeugdigen in een hoog-instroom profiel komen relatief vaak voor in de volgende buurten: Vlokhoven, Vaartbroek, Generalenbuurt, Jagershoef en Het Ven (zie afbeelding 3.2.3).
Wijk | H totaal (%) |
---|---|
Binnenstad | 1 |
Bergen | 1 |
Witte Dame | 0 |
Fellenoord | 0 |
TU-terrein | 0 |
Irisbuurt | 4 |
Rochusbuurt | 0 |
Elzent-Noord | 0 |
Tuindorp | 3 |
Joriskwartier | 2 |
Bloemenplein | 1 |
Looiakkers | 0 |
Elzent-Zuid | 0 |
Kerstroosplein | 5 |
Gerardusplein | 11 |
Genneperzijde | 0 |
Roosten | 0 |
Eikenburg | 5 |
Sportpark Aalsterweg | 0 |
Puttense Dreef | 2 |
Poeijers | 0 |
Burghplan | 9 |
Sintenbuurt | 4 |
Tivoli | 9 |
Gijzenrooi | 2 |
Nieuwe Erven | 2 |
Kruidenbuurt | 6 |
Schuttersbosch | 0 |
Leenderheide | 0 |
Riel | 0 |
Villapark | 1 |
Lakerlopen | 8 |
Doornakkers-West | 10 |
Doornakkers-Oost | 10 |
Tongelresche Akkers | 3 |
Muschberg Geestenberg | 10 |
Urkhoven | 0 |
't Hofke | 14 |
Karpen | 0 |
Koudenhoven | 0 |
Limbeek-Zuid | 7 |
Limbeek-Noord | 0 |
Hemelrijken | 5 |
Gildebuurt | 2 |
Woenselse Watermolen | 0 |
Groenewoud | 21 |
Kronehoef | 8 |
Barrier | 9 |
Mensfoort | 14 |
Rapenland | 10 |
Vredeoord | 0 |
Generalenbuurt | 24 |
Oude Toren | 1 |
Hondsheuvels | 0 |
Oude Gracht-West | 4 |
Oude Gracht-Oost | 0 |
Eckartdal | 0 |
Driehoeksbos | 0 |
Prinsejagt | 14 |
Jagershoef | 20 |
't Hool | 8 |
Winkelcentrum | 0 |
Vlokhoven | 28 |
Kapelbeemd | 0 |
Kerkdorp Acht | 6 |
Achtse Barrier-Gunterslaer | 9 |
Achtse Barrier-Spaaihoef | 6 |
Achtse Barrier-Hoeven | 17 |
Woenselse Heide | 24 |
Tempel | 21 |
Blixembosch-West | 1 |
Blixembosch-Oost | 18 |
Castilielaan | 0 |
Eckart | 19 |
Luytelaer | 0 |
Vaartbroek | 28 |
Heesterakker | 7 |
Esp | 0 |
Bokt | 0 |
Eliasterrein, Vonderkwartier | 2 |
Philipsdorp | 8 |
Engelsbergen | 0 |
Schouwbroek | 6 |
Schoot | 2 |
Strijp S | 0 |
Hurk | 0 |
Het Ven | 21 |
Lievendaal | 11 |
Drents Dorp | 15 |
Zwaanstraat | 0 |
Wielewaal | 0 |
Herdgang | 0 |
Mispelhoef | 0 |
Beatrixkanaal-A2 | 0 |
Meerbos | 0 |
Grasrijk | 17 |
Bos- en Zandrijk | 9 |
Waterrijk | 1 |
Park Forum | 0 |
Flight Forum | 0 |
Eindhoven Airport | 0 |
Bosrijk | 3 |
Meerrijk | 0 |
Schrijversbuurt | 4 |
Oude Spoorbaan | 1 |
Hagenkamp | 0 |
Genderdal | 9 |
Blaarthem | 8 |
Rapelenburg | 0 |
Bennekel-Oost | 10 |
Bennekel-West, Gagelbosch | 5 |
Gennep | 0 |
Beemden | 0 |
Genderbeemd | 4 |
Hanevoet | 19 |
Ooievaarsnest | 0 |
3.3 Profielen met laag instroomrisico
Vier profielen met een laag instroomrisico
De lage instroomprofielen noemen we L1 tot en met L4 (met de ‘L’ van laag). De volgorde is gebaseerd op het aandeel jeugdigen dat daadwerkelijk instroomt naar jeugdhulp, in oplopende volgorde van laagste (L1) naar minst lage aandeel instroom (L4). Het gaat om:
- L1: Kinderen 0-2 jaar, beide ouders in huishouden
- L2: Meisjes 3-5 jaar, hoog huishoudinkomen
- L3: Jongeren 17 jaar, beide ouders in huishouden
- L4: Jongens 3-5 jaar, hoogopgeleide ouders
Omvang van lage profielen
Hoeveel jeugdigen zaten in deze profielen? In Nederland valt 28 procent van alle jeugdigen in één van deze laag-instroomprofielen. In Eindhoven is dat iets meer, namelijk 29 procent. In 2015 ging het om 11 130 Eindhovense jeugdigen. Profiel L1 “kind 0-2, beide ouders in huishouden” komt in zowel Eindhoven (16%) als Nederland (14%) het meest voor van alle laag-instroomprofielen. De andere drie lage instroomprofielen beschrijven samen 13 procent van de Nederlandse jeugdigen, en 14 procent in Eindhoven (zie figuur 3.3.1).
L1: Kinderen 0-2 jaar, beide ouders in huishouden (%) | L2: Meisjes 3-5 jaar, hoog huishoudinkomen (%) | L3: Jongeren 17 jaar, beide ouders in huishouden (%) | L4: Jongens 3-5 jaar, hoogopgeleide ouders (%) | |
---|---|---|---|---|
Nederland | 14,3 | 4,7 | 3,9 | 4,7 |
Eindhoven | 15,8 | 5,1 | 3,1 | 5,3 |
Aandeel instroom binnen lage profielen
Hoeveel procent van de jeugdigen in deze profielen stroomt in naar jeugdhulp? In Nederland en in Eindhoven is de instroom van jongeren in deze profielen naar jeugdhulp gemiddeld 1 procent. De instroom is het laagst in profiel L1 ‘Kinderen 0-2 jaar, beide ouders in het huishouden’ met minder dan 1 procent in zowel Nederland als Eindhoven. Zie 3.3.2 voor de aandeel instroom bij de lage profielen.
Nederland (%) | Eindhoven (%) | |
---|---|---|
alle jeugdigen | 4,1 | 4,2 |
profiel L1 | 0,9 | 0,7 |
profiel L2 | 1,1 | 0,8 |
profiel L3 | 1,9 | 2,1 |
profiel L4 | 2,1 | 2,2 |
Waar in Eindhoven wonen ze?
Jeugdigen in de laag-instroom profielen komen relatief vaak voor in de buurt Blixembosch-Oost en Grasrijk (zie afbeelding 3.3.3).
Wijk | L totaal (%) |
---|---|
Binnenstad | 2 |
Bergen | 3 |
Witte Dame | 1 |
Fellenoord | 0 |
TU-terrein | 0 |
Irisbuurt | 3 |
Rochusbuurt | 2 |
Elzent-Noord | 1 |
Tuindorp | 8 |
Joriskwartier | 1 |
Bloemenplein | 0 |
Looiakkers | 0 |
Elzent-Zuid | 0 |
Kerstroosplein | 4 |
Gerardusplein | 8 |
Genneperzijde | 3 |
Roosten | 2 |
Eikenburg | 3 |
Sportpark Aalsterweg | 0 |
Puttense Dreef | 4 |
Poeijers | 0 |
Burghplan | 5 |
Sintenbuurt | 5 |
Tivoli | 1 |
Gijzenrooi | 6 |
Nieuwe Erven | 0 |
Kruidenbuurt | 7 |
Schuttersbosch | 0 |
Leenderheide | 0 |
Riel | 0 |
Villapark | 6 |
Lakerlopen | 5 |
Doornakkers-West | 6 |
Doornakkers-Oost | 4 |
Tongelresche Akkers | 3 |
Muschberg Geestenberg | 8 |
Urkhoven | 0 |
't Hofke | 5 |
Karpen | 1 |
Koudenhoven | 0 |
Limbeek-Zuid | 2 |
Limbeek-Noord | 2 |
Hemelrijken | 3 |
Gildebuurt | 0 |
Woenselse Watermolen | 3 |
Groenewoud | 7 |
Kronehoef | 4 |
Barrier | 4 |
Mensfoort | 4 |
Rapenland | 4 |
Vredeoord | 0 |
Generalenbuurt | 9 |
Oude Toren | 1 |
Hondsheuvels | 0 |
Oude Gracht-West | 4 |
Oude Gracht-Oost | 4 |
Eckartdal | 0 |
Driehoeksbos | 1 |
Prinsejagt | 9 |
Jagershoef | 3 |
't Hool | 3 |
Winkelcentrum | 0 |
Vlokhoven | 5 |
Kapelbeemd | 0 |
Kerkdorp Acht | 6 |
Achtse Barrier-Gunterslaer | 8 |
Achtse Barrier-Spaaihoef | 12 |
Achtse Barrier-Hoeven | 8 |
Woenselse Heide | 10 |
Tempel | 8 |
Blixembosch-West | 6 |
Blixembosch-Oost | 21 |
Castilielaan | 0 |
Eckart | 6 |
Luytelaer | 1 |
Vaartbroek | 7 |
Heesterakker | 8 |
Esp | 0 |
Bokt | 0 |
Eliasterrein, Vonderkwartier | 8 |
Philipsdorp | 4 |
Engelsbergen | 2 |
Schouwbroek | 4 |
Schoot | 4 |
Strijp S | 0 |
Hurk | 0 |
Het Ven | 6 |
Lievendaal | 6 |
Drents Dorp | 2 |
Zwaanstraat | 0 |
Wielewaal | 0 |
Herdgang | 0 |
Mispelhoef | 0 |
Beatrixkanaal-A2 | 0 |
Meerbos | 0 |
Grasrijk | 21 |
Bos- en Zandrijk | 10 |
Waterrijk | 5 |
Park Forum | 0 |
Flight Forum | 0 |
Eindhoven Airport | 0 |
Bosrijk | 2 |
Meerrijk | 0 |
Schrijversbuurt | 9 |
Oude Spoorbaan | 3 |
Hagenkamp | 0 |
Genderdal | 2 |
Blaarthem | 3 |
Rapelenburg | 2 |
Bennekel-Oost | 5 |
Bennekel-West, Gagelbosch | 3 |
Gennep | 0 |
Beemden | 0 |
Genderbeemd | 8 |
Hanevoet | 8 |
Ooievaarsnest | 2 |
3.4 Belangrijkste kenmerken voor instroom
De gebruikte analyse kan op twee manieren inzicht geven in de variabelen die belangrijk zijn voor instroom naar jeugdhulp, namelijk:
- Allereerst via de profielen: variabelen die vaak voorkomen in de profielen zijn blijkbaar relevant. Het voordeel van deze aanpak is dat je de kenmerken niet in isolatie beschouwt, maar kijkt welke combinaties van factoren elkaar versterken of juist compenseren.
- Daarnaast berekent het gebruikte classificatieboom-algoritme (CRT) het ‘belang’ van elk van de variabelen, door bij elke splitsing in groepen met veel of weinig instroom te onthouden hoe goed elke variabele de groep kon opsplitsen. Deze berekening heeft als voordeel dat deze ook kijkt naar kenmerken die relevant zijn voor personen buiten de profielen. Bovendien neemt deze berekening variabelen mee die uiteindelijk niet in de classificatieboom kwamen, omdat ze een grote overlap hadden met een andere variabele. Zo overlapt ‘echtscheiding ouders’ bijvoorbeeld sterk met ‘kind woont bij beide juridische ouders’9).
Omdat beide methodes voordelen hebben, beschrijven we hieronder het belang van de variabelen op basis van zowel de berekening als de profielen.
Belang op basis van de berekening
Volgens de analyse zijn de aanwezigheid van de juridische ouders in het huishouden van het kind, de leeftijd van het kind en of het kind bij twee ouders woont de drie belangrijkste factoren. Daarna volgen ‘scheiding van ouders’ (inclusief samenwonende ouders), het schoolniveau van het kind, een bijstandsuitkering bij ouders en een GGZ-traject van (één van) de ouders.
Deze lijst met variabelen biedt veel aanknopingspunten voor verdiepingsvragen. Bijvoorbeeld, weegt de aanwezigheid van de juridische moeder net zo zwaar als die van de juridische vader? En zijn er specifieke GGZ-trajecten van ouders die de instroomkansen verhogen? Gelden hier bijvoorbeeld erfelijke factoren? Ondanks dat een voordeel van deze analyse is dat alle factoren gezamenlijk in acht genomen worden, kan de gemeente ook naar de afzonderlijke factoren kijken om te bepalen waar mogelijk handelingsperspectief ligt.
Belang op basis van de profielen
Door naar de profielen te kijken in plaats van de losse variabelen, kijk je ook naar welke combinaties van factoren elkaar versterken. Daarnaast kan je ‘beschermende factoren’ onderscheiden, die samenhangen met een laag profiel, en ‘risicofactoren’ die samenhangen met een hoog profiel. Let wel: hier gebruiken we niet enkel de profielnamen, maar de volledige profieldefinities uit hoofdstuk 4. Uit deze definities kunnen we afleiden dat:
- Slachtofferschap van een misdrijf zijn vooral een probleem is als een jeugdige in een gebroken gezin woont. In andere profielen komt dit kenmerk namelijk niet voor;
- Voor ouders met bijstand of ouders met een Nederlandse of Antilliaanse achtergrond geldt dat dit met name risicofactoren zijn in gezinnen zonder vader;
- Een ouder met een GGZ-traject voor verschillende gezinstypes een vergelijkbare invloed heeft; profiel H3 geeft aan dat dit bij gezinnen met maar één juridische ouder leidt dit tot risico op hoge instroom, terwijl L2 en L3 laten zien dat kinderen in een gezin met beide juridische ouders enkel een lage instroomkans hebben als geen van de ouders een GGZ-traject heeft;
- Profielen L2 en L4 suggereren dat jonge jongens vooral baat hebben bij hoogopgeleide ouders en jonge meisjes eerder bij ouders met een redelijk inkomen;
- De aanwezigheid van beide juridische ouders in het huishouden van het kind een gunstig effect op instroom naar jeugdhulp heeft; met beide ouders in het huishouden komt een kind eerder in een laag profiel, en zonder vader eerder in een hoog profiel;
- Leeftijd een beschermende factor lijkt als deze laag (0-5 jaar) of juist hoog (17 jaar) is, en een risicofactor voor de middengroep (6-10 jaar).