Lange onderzoeksbeschrijving CPI

Over deze publicatie

Deze publicatie geeft achtergrondinformatie over de CPI. Het bevat informatie over het doel, de methode, bronnen, bereik, concepten en uitkomsten over de gewichten. Dit document vervangt hiermee de lange onderzoeksbeschrijving CPI en de jaarlijkse publicatie over het mandje van de CPI. Net als het mandje wordt deze publicatie elk jaar in februari geüpdatet met informatie over de jaarlijkse wijziging van de gewichten en belangrijke wijzigingen in de methode.

Leeswijzer

Dit document is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 1 licht toe wat de CPI meet, hoofdstuk 2 geeft een overzicht waarom de CPI gemaakt wordt, en hoofdstuk 3 geeft een overzicht op welke manier de CPI berekend wordt. Tot slot behandelt hoofdstuk 4 een aantal speciale gevallen en bijzonderheden van de CPI.

Dit document bevat een summiere beschrijving van indexformules die gebruikt worden in de CPI en HICP. Voor een uitgebreide toelichting op indexformules verwijzen we naar het artikel over indexcijfers. Voor de multilaterale indexformules verwijzen we naar de Eurostat handleiding over dit type indexcijfers of A.G. Chessa 2016 (EURONA 1/2016).

1. Wat meet de CPI?

De consumentenprijsindex (CPI) meet de prijsverandering van de goederen en diensten die huishoudens aanschaffen voor de eigen consumptie.

Indexreferentiejaar

De CPI wordt uitgedrukt als index met een bepaald referentiejaar, waarin het referentiejaar de waarde 100 krijgt. Dat betekent dat de CPI van een verslagmaand de mutatie ten opzichte van dit referentiejaar aangeeft. Soms wordt niet de term indexreferentiejaar gebruikt, maar basisjaar. In dit document is de term basisjaar gereserveerd voor de aanduiding van het verslagjaar waarop de samenstelling van het mandje van goederen (de samenstelling van de huishoudensbestedingen) is gebaseerd. Basisjaar duidt dus iets anders aan dan het referentiejaar. In de huidige reeks is het referentiejaar 2015. Als de index van een goed of dienst in een verslagmaand bijvoorbeeld 120 is, betekent dit dat de prijs ten opzichte van het referentiejaar 20 procent hoger ligt. Van belang is dat het hierbij gaat om prijsveranderingen, dus toename of afname van prijzen wordt gemeten, en niet het prijsniveau zelf. De CPI kan niet gebruikt worden om prijsniveaus vast te stellen, maar wel bijvoorbeeld om bedragen in reële termen, dus geschoond voor prijsveranderingen, uit te drukken. Dit werkt als volgt: stel de uitgaven aan een product bedragen 500 euro in een maand. In diezelfde maand staat de prijsindex van dit product op 110, waarbij het voorgaande jaar de waarde 100 heeft. De uitgaven uitgedrukt in prijzen van het voorgaande jaar bedragen dan 455 euro (=500/110x100).

Basisjaar

Het bereik van de CPI blijft beperkt tot goederen en diensten die aangeschaft worden in het basisjaar. Het basisjaar is sinds 2007 het voorgaande jaar aan het verslagjaar, en schuift dus elk jaar op. Vóór 2007 had de CPI een 5-jaarlijkse basisverlegging. Door deze werkwijze blijft de CPI veel beter up-to-date met wijzigingen van consumptiepatronen van Nederlandse huishoudens. Met cijfers over de consumptie van het basisjaar worden gewichten berekend, dat wil zeggen het aandeel van de verschillende soorten bestedingen in het totaal van consumptie. Hoofdstuk 3 beschrijft de wijze waarop de gewichten van het basisjaar worden berekend.

Inflatie

Met de inflatie wordt de procentuele jaar-op-jaarmutatie van de consumentenprijsindex bedoeld. De term inflatie wordt soms ook voor andere typen prijsindices gebruikt, bijvoorbeeld de producentenprijsindex. In dit artikel wordt de term inflatie alleen gebruikt voor de jaar-op-jaarmutatie van de totale CPI. De inflatie wordt uitgerekend door de indexwaarde (“I” ) van de verslagmaand (“m”) in het huidige of meest recente verslagjaar (“t”) te delen door de waarde in dezelfde maand van het jaar ervoor (“t-1”). De letter “b” geeft het referentiejaar aan:

(Ib,mtIb,m(t1)  1)×100=Ib,mtIb,m(t1)Ib,m(t1)×100

Als de indexwaarde bijvoorbeeld 120 is in de verslagmaand van het huidige jaar en een jaar eerder, in dezelfde verslagmaand, de indexwaarde 110 was, dan bedraagt de inflatie daarmee 9,1 procent ((120-110)/110 x 100). De inflatie drukt hiermee uit dat het totaal van producten en diensten voor de consumptie 9,1 procent duurder is geworden ten opzichte van een jaar eerder.

Prijzen

Voor een gedeelte van de consumptie wordt ernaar gestreefd een constant pakket van goederen en diensten in de tijd te volgen en de prijs van een artikel op het ene tijdstip te vergelijken met de prijs van exact hetzelfde artikel op een ander moment. Door de komst van transactiedata, dit zijn bestanden van winkels of andere aanbieders met daarin overzichten van hun verkopen naar prijzen, omzetten en aantallen, kan de samenstelling van producten juist wel variëren. Wel worden steeds dezelfde producten door de tijd heen vergeleken om een index te berekenen. Prijzen van goederen en diensten betreffen prijzen die bekend zijn bij consumenten op het moment van aankoop, inclusief belastingen, eventuele subsidies en kortingen. De CPI neemt hiermee als uitgangspunt dus het perspectief van de consument. Alleen kortingen die direct van toepassing zijn op de prijs zelf zijn voor de CPI relevant. Als er naderhand een korting wordt toegekend, die op het moment van aanschaf niet bekend was, wordt deze dus niet meegenomen in de CPI. Als kortingen wel bekend waren op het moment van aankoop, maar niet worden uitgekeerd, zijn ze wel van toepassing op de prijs.

Kortingen die alleen van toepassing zijn op bepaalde groepen, zoals kortingen op het ov voor ouderen of kortingen die alleen houders van een klantenkaart ontvangen, zijn ook van toepassing op de prijs.

Goederen, diensten en consumptie

Voor het meten van consumptie gaan we uit van daadwerkelijke transacties, met uitzondering van de toegerekende huur. Zie hiervoor ook de paragraaf met uitleg van verschillen tussen de CPI en de Europese geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP in hoofdstuk 2). Het voorschot dat huishoudens aan energiemaatschappijen betalen voor hun energie maakt geen onderdeel uit van de prijsmeting voor de CPI, hoewel dit wel een meetbare transactie is. Deze voorschotten worden na afloop van een jaar verrekend met de daadwerkelijke consumptie, en geven daardoor geen goede indicatie van de daadwerkelijke prijs. Energieprijzen worden berekend door gebruik te maken van prijzen zoals vermeld in energiecontracten en de ontwikkeling kan hierdoor flink verschillen van de ontwikkeling van de voorschotten.

Niet alle uitgaven van huishoudens behoren tot de consumptie. Sommige uitgaven worden uitgesloten vanwege de definitie. Voorbeelden zijn loonbelasting en sociale premies, rente op leningen, aandelen, beleggingen, kunst en de aankoop van de eigen woning. Kunst, aandelen, beleggingen en de eigen woning worden beschouwd als kapitaal. Prostitutie, cannabis en kansspelen worden uit praktische overwegingen uitgesloten, omdat het ontbreekt aan een goede prijsmeting, bijvoorbeeld op het gebied van waarnemen van prijzen en representatieve steekproeven. Kansspelen worden per januari 2026 aan de CPI als nieuwe bestedingscategorie toegevoegd, doordat inmiddels over concepten en praktische prijsmeting wel duidelijkheid is.

Ook transacties tussen huishoudens onderling, bijvoorbeeld de handel in tweedehands goederen, worden uitgesloten. De enige uitzondering hierop zijn de huren, voor de berekening van de huurprijs maakt het niet uit of de verhuurder zelf een huishouden is of niet. Voor de rest heeft de CPI alleen betrekking op aankopen die huishoudens bij bedrijven, instellingen of (soms) de overheid doen. Goederen geproduceerd voor eigen consumptie worden daardoor ook uitgesloten, zoals bijvoorbeeld zelf verbouwde groenten uit de moestuin.

Andere bijzondere gevallen worden wel tot de consumptie gerekend en zijn dus onderdeel van de CPI. Een belangrijke categorie is de toegerekende huur. Hier wordt op basis van gegevens van huurwoningen een huur toegerekend aan koopwoningen, om de prijs te bepalen voor de dienst van het wonen in de eigen woning. Verder worden aankopen van nieuwe auto’s en meubels, die vaak lang meegaan en vaak niet geheel worden geconsumeerd door de koper ook tot de consumptie gerekend. Ook belastingen die samenhangen met de consumptie, zoals bijvoorbeeld de motorrijtuigenbelasting, zijn onderdeel van de CPI. Geld dat huishoudens aan de gemeente moeten betalen voor bijvoorbeeld hun paspoort of rijbewijs wordt eveneens meegenomen.

COICOP

Alle uitgaven die huishoudens doen en binnen het bereik van de CPI vallen, kunnen worden ingedeeld naar onderliggende groepen. Deze classificatie wordt de COICOP genoemd, dat staat voor Classification of Individual Consumption according to Purpose. Deze indeling is in Verenigde Naties-verband (VN) bepaald, en wordt ook door de VN beheerd. Voor Nederland sluiten we aan bij de Europese indeling, de zogenoemde ECOICOP, of European COICOP. Tot en met verslagjaar 2025 is de ECOICOP de leidende indeling, vanaf verslagjaar 2026 wordt dit de ECOICOP v.2. Deze laatste indeling is vrijwel gelijk aan de (VN) COICOP 2018. De COICOP is opgesplitst in een aantal hoofdgroepen, afdelingen genaamd, bijvoorbeeld voeding, kleding of vervoer. De CPI maakt een kleine uitbreiding van de ECOICOP, zie hiervoor hoofdstuk 2 over de verschillen tussen CPI en HICP. De CPI bestaat uit totaal 14 verschillende afdelingen. Verdere uitsplitsingen heten groepen, klassen en subklassen. Alle opsplitsingen zijn genummerd, een afdeling heeft 2 cijferposities of digits, een groep 3, een klasse 4 en een subklasse heeft 5 cijferposities. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan een 6-digit opsplitsing voorkomen.

Huishoudens en Nederland

De CPI richt zich op de consumptie van Nederlandse huishoudens. Voor de CPI wordt met een huishouden bedoeld: individuen of groepen die hoofdzakelijk consumeren of personen die in een institutioneel huishouden leven en weinig tot geen zeggenschap hebben over hun economische aangelegenheden. Voorbeelden van deze laatste groep zijn mensen in verzorgingshuizen, gevangenen en monniken samenlevend in een klooster.

De CPI gaat alleen over de prijsontwikkeling van het Nederlandse economisch grondgebied. Dit betekent dat de CPI alleen de consumptie van huishoudens die horen bij het Europese gedeelte van Nederland beschrijft. Daar horen ook de uitgaven bij die Nederlanders in het buitenland doen. Uit praktische overweging en door het afwijkende karakter van de economie worden de bijzondere gemeenten Saba, Sint Eustatius en Bonaire uitgesloten van de CPI. Voor deze eilanden publiceert het CBS wel apart een consumentenprijsindex. Curaçao, Aruba en Sint Maarten publiceren zelf een eigen CPI.

Afgeleide CPI

Naast de CPI publiceert het CBS ook elke maand de afgeleide CPI. Deze index laat de veranderingen in belastingen buiten beschouwing. Het is daarmee een prijsindex die bij benadering weergeeft wat de index is als de belastingtarieven niet gewijzigd waren. Vergelijking van deze index  met de reguliere CPI geeft een schatting van de bijdrage van belastingwijzigingen op de CPI. Vaak worden belastingtarieven in januari door de overheid gewijzigd, deze periode is voor de analyse van de bijdrage van belastingen daarom het interessantst. Bijvoorbeeld: In januari 2024 bedroeg de inflatie, berekend met de reguliere CPI 3,2 procent, en de afgeleide inflatie 2,4 procent. We kunnen daarmee stellen dat de bijdrage van belastingen aan de reguliere inflatie +0,8 procentpunt (3,2 minus 2,4) bedroeg in januari 2024.

De afgeleide CPI geeft een benadering van de effecten van belastingwijzigingen, en niet een exacte bepaling. Dit heeft twee redenen. Ten eerste reageren consumenten op belastingwijzigingen door hun koopgedrag aan te passen. Die reactie beïnvloedt, door het samenkomen van vraag en aanbod, de marktprijs en dus de reguliere CPI. Op het moment dat de belastingwijziging niet plaatsvindt, zoals voor de afgeleide CPI wordt verondersteld, is het koopgedrag en daarmee de marktprijs anders. Deze hypothetische marktprijs is niet verwerkt in de afgeleide CPI.

Ten tweede kan een verkoper ervoor kiezen een belastingwijziging niet volledig door te berekenen aan de consument. Voor de afgeleide CPI is ervoor gekozen om aan te nemen dat de belastingwijziging wel volledig is doorberekend. De afgeleide reeks geeft daarmee een indicatie van het maximale effect van een belastingwijziging op de CPI.

Een aantal belastingen zijn relevant voor de afgeleide reeks. Dit zijn:

  1. belastingen die per fysieke eenheid worden berekend, bijvoorbeeld accijnzen op sigaretten of de energiebelasting;
  2. belastingen die een percentage van de prijs per product bedragen (ad valorem), bijvoorbeeld sigaretten en shag.
  3. btw, die berekend wordt als percentage van de totale prijs van het product, inclusief belastingen per fysieke eenheid en ad valorem belastingen.

Consumptiegebonden belastingen die als aparte afdeling in de CPI opgenomen zijn, bijvoorbeeld de motorrijtuigenbelasting, hebben per definitie een afgeleide index van 100 en daarmee een afgeleide jaar-op-jaar prijsontwikkeling van 0 procent.

Voor tabak kan een vertraagd effect optreden door de verkoop van oude voorraden. Voor de CPI en afgeleide CPI wordt rekening gehouden met de verkoop van tabaksvoorraden die nog met de voorheen geldende accijns verkocht mogen worden. Pas als de gehele voorraad verkocht is, komt de volledige accijnswijziging tot uitdrukking in het verschil van de reguliere en afgeleide CPI.

Cost of living versus cost of goods

Sommige elementen van de CPI liggen dicht tegen het principe van een cost of living index (COLI, ook wel index van de kosten van het levensonderhoud) aan, andere elementen zijn te typeren als een cost of goods index (COGI). Een cost of goods index meet prijsveranderingen van goederen en diensten bij gelijkblijvende kwaliteit. Een cost of living index wordt gemeten met in het achterhoofd de vraag wat de minimale kosten zijn om hetzelfde nut te bereiken in de verslagmaand ten opzichte van de basismaand. Voor het meten van een cost of living index moet het overstappen binnen en tussen goederen en diensten door consumenten weergegeven worden. Dus bijvoorbeeld als mensen overstappen op goedkopere, maar dezelfde producten, of juist op geheel andere producten, moet dit deel uitmaken van de prijsindex. Ook het overstappen op goedkopere of juist duurdere winkels kan hieraan toegevoegd worden. Beide concepten overlappen vaak in de praktijk, het maakt dan niet uit welke aanpak gekozen wordt, de prijsverandering is hetzelfde.

Naast het vasthouden aan een vast mandje van producten is het rekening houden met kwaliteitsveranderingen een toepassing van het cost of goods principe in de CPI. Het doel is om in elke periode een product van gelijke kwaliteit te meten. Soms kan een product van dezelfde kwaliteit niet waargenomen worden. Dan wordt de prijs van een vervangend product gecorrigeerd voor het verschil in kwaliteit zodat er door de tijd heen wel een prijsvergelijking mogelijk is.

Elementen die horen bij een cost of living index zijn bijvoorbeeld de toegerekende huur en de consumptiegebonden belastingen. De toegerekende huur zorgt ervoor dat alle vormen van onderdak onderdeel zijn van de CPI, dus zowel wonen in een koopwoning als wonen in een huurwoning. Op deze wijze worden huurders niet anders behandeld dan woningeigenaren die in hun eigen woning wonen. Consumptiegebonden belastingen nemen de kosten mee die samenhangen met het bezit of gebruik van goederen, zoals bijvoorbeeld de hondenbelasting. Op het moment dat gemeenten geen hondenbelasting meer heffen, leidt dit tot een prijsdaling. Deze daling komt tot stand omdat het nut van de hondenbezitter het uitgangspunt is. De hondenbezitter heeft na afschaffing net zoveel nut van het bezit van zijn of haar hond als voorheen, terwijl er geen belasting meer verschuldigd is aan de gemeente.

2. Waarom maken we de CPI?

De CPI wordt voor veel doeleinden gebruikt. Het is een belangrijke economische maatstaf, en daarmee in ieder geval relevant voor economen, onderzoekers en beleidsmakers. Ook wordt de CPI gebruikt om reële bedragen te berekenen, oftewel bedragen geschoond voor inflatie, en is daarmee een belangrijk ingrediënt voor andere statistieken binnen en buiten het CBS. Ook wordt de CPI gebruikt om contracten, huren en overeenkomsten te indexeren, en voor loononderhandelingen. Tot slot is de HICP, de Europese geharmoniseerde consumentenprijsindex, van belang voor het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank (ECB).

Dit hoofdstuk geeft uitleg over het gebruik van de CPI, en de Europese geharmoniseerde consumentenprijsindex HICP. Ook wordt een overzicht gegeven van de verschillen tussen de CPI en HICP.

De CPI als economische maatstaf

De inflatie is een belangrijke indicator voor de stand van de economie. Accurate informatie over de ontwikkeling van consumentenprijzen is belangrijk voor het werk van economen, onderzoekers en beleidsmakers. Daarbij is de CPI één van de snelst beschikbare economische indicatoren. Het totaal van de jaarmutatie van de CPI en belangrijke onderverdelingen zijn doorgaans op de laatste dag van de maand beschikbaar.

De CPI als input voor andere statistieken

Voor het berekenen van koopkrachtontwikkelingen wordt de CPI gebruikt, zowel door het Centraal Planbureau als het CBS. Hierbij wordt de ontwikkeling van het huishoudensinkomen gecorrigeerd voor inflatie. Ook de nationale rekeningen maakt voor de berekening van belangrijke variabelen als het bruto binnenlands product (bbp) en het volume van de consumptie gebruik van de CPI. Net als voor de koopkrachtontwikkeling wordt de CPI gebruikt om de nominale ontwikkeling te corrigeren voor prijsontwikkelingen, ook wel defleren genoemd. Belangrijk verschil met de koopkrachtstatistieken is dat de nationale rekeningen de CPI op gedetailleerd niveau gebruiken en per zogenoemde goederengroep een volumeontwikkeling uitrekenen.

Indexeringen

De inflatie is de verandering van de CPI ten opzichte van een jaar eerder. Uit de CPI valt op te maken in welke mate het inkomen van huishoudens gemiddeld moet stijgen om dezelfde producten en diensten te kunnen kopen. De CPI wordt daarom veel gebruikt voor indexering. Als het inkomen met hetzelfde percentage stijgt als de CPI, dan kunnen huishoudens gemiddeld genomen nog hetzelfde aanschaffen. Indexering wordt niet alleen gebruikt voor salarissen en pensioenen, maar ook voor belastingtarieven, huurovereenkomsten en andere contracten die afgesloten worden.

In veel contracten en overeenkomsten is de CPI expliciet opgenomen om het verschuldigde bedrag periodiek te wijzigen. Vaak wordt dan de jaar-op-jaarmutatie van een specifieke maand, of een aantal maanden samen, gebruikt om het bedrag te indexeren. Dit betekent dat het bedrag vermenigvuldigd wordt met de jaar-op-jaarmutatie berekend met de CPI. Op de CBS-website is een aparte uitleg over indexeren inclusief voorbeeldberekeningen beschikbaar, en in hoofdstuk 4 wordt er dieper op ingegaan.

Monetair beleid en de HICP

Naast de CPI wordt ook elke maand de HICP berekend. Deze index komt grotendeels overeen met de CPI, maar wijkt op een paar punten af van de CPI. Deze index is een zogenoemde Europees geharmoniseerde statistiek, wat wil zeggen dat deze door alle lidstaten op soortgelijke wijze samengesteld wordt, zodat de uitkomsten tussen landen vergeleken kunnen worden. Het doel van de HICP verschilt van de doelen van de CPI. De HICP heeft namelijk als hoofddoel het monitoren van prijsstabiliteit door de ECB (Europese Centrale Bank). Het expliciete doel is 2 procent inflatie over de middellange termijn, omdat veel economen een beperkte prijsgroei gunstiger vinden dan gelijkblijvende of dalende prijzen. Ook wordt met de HICP prijsconvergentie gemeten, zodat vastgesteld kan worden of een kandidaat lidstaat kan toetreden tot de Europese Unie (EU). Deze voorwaarde houdt in dat de inflatie van een kandidaat-lidstaat maximaal 1,5 procentpunt afwijkt van de inflatie van de meest prijsstabiele lidstaten. Alle EU-lidstaten zijn verplicht de HICP maandelijks te berekenen. De eurolanden zijn verplicht een zogenoemde flash-HICP te berekenen. Dit houdt in dat er omstreeks het einde van de maand uitkomsten van de HICP over die maand aan Eurostat gestuurd moeten worden. Deze cijfers zijn een eerste raming, officiële cijfers volgen kort daarna. Eurostat publiceert de uitkomsten van deze flashraming voor de eurozone en een aantal lidstaten.

Verschil tussen de CPI en HICP

De CPI en HICP komen grotendeels overeen, maar er zijn belangrijke verschillen. Om de belangrijkste overeenkomsten op te sommen: beide statistieken hanteren de COICOP classificatie, en gebruiken hetzelfde bronmateriaal, zowel voor de prijzen als voor de gewichten die nodig zijn om de verschillende prijzen te aggregeren tot een index op totaalniveau. Ook de gebruikte indexformules zijn hetzelfde, net als de manieren om ontbrekende waarden te schatten en nieuwe goederen en diensten in de index op te nemen.

Toegerekende huur

Het belangrijkste verschil tussen de CPI en HICP is de toegerekende huur. Deze maakt wel onderdeel uit van de CPI en niet van de HICP. Voor de CPI geldt dat het niet uit moet maken of een huishouden in het eigen huis woont of dit huis huurt. Beide vormen van wonen maken onderdeel uit van de index. Voor de CPI is gekozen om de prijsontwikkeling van het wonen in de eigen woning te berekenen door middel van de toegerekende huur. De toegerekende huur wordt bepaald door de huurontwikkeling van huurwoningen toe te passen op vergelijkbare koopwoningen1).

Nationaal versus binnenlands concept

Voor de CPI zijn de bestedingen van alle huishoudens die in Nederland wonen relevant, ongeacht of zij die uitgaven in Nederland of in het buitenland doen. Dit in tegenstelling tot de HICP, waar bestedingen van Nederlanders in het buitenland worden uitgesloten, maar de bestedingen van buitenlanders in Nederland wel worden meegenomen. In de praktijk betekent dit dat de HICP-gewichten van de verschillende soorten bestedingen op andere bedragen zijn gebaseerd dan die van de CPI. Vooral bij hotels, motels etc., bungalowparken en restaurants is dit merkbaar, omdat buitenlandse toeristen het grootste stuk van hun uitgaven aan deze diensten besteden.

Andere verschillen

Naast deze verschillen zijn er ook kleinere verschillen. Deze verschillen komen of door andere definities van het consumptiebegrip, of in het geval van de verzorgingshuizen door een andere definitie van de populatie. Dit zijn:

  • Kinderopvang
  • Dekking van de basiszorg en eigen bijdrage
  • Verzorgingshuizen
  • Consumptiegebonden belastingen
  • Contributies

De kinderopvang wordt voor de CPI in brutobedragen gemeten, dus exclusief de kinderopvangtoeslag. Voor de HICP wordt de kinderopvangtoeslag wel hierin verwerkt. Voor de basiszorg en eigen bijdrage verandert voor de CPI alleen het gewicht als de dekking van de basiszorg en eigen bijdrage verandert. Voor de HICP betekent zo’n wijziging een prijsverandering. Verzorgingshuizen zijn de enige categorie die wel onderdeel zijn van de HICP en niet van de CPI. Consumptiegebonden belastingen en contributies maken juist wel deel uit van de CPI, en niet van de HICP. De verschillen ten aanzien van de kinderopvang, dekking in de basiszorg en eigen bijdrage en verzorgingshuizen vervallen per 2026. Dan wordt de werkwijze van de HICP ook op de CPI toegepast. De consumptiegebonden belastingen en contributies blijven wel onderdeel van de CPI, en uitgesloten van de HICP.

1)  De HICP heeft weliswaar de doelstelling om de kosten van het eigenwoningbezit in de index mee te nemen, maar het ontbreekt tussen de EU-lidstaten aan overeenstemming over de gewenste methode. De toegerekende huur is voor een aantal landen niet acceptabel door enerzijds een beperkte huurmarkt waardoor ze geen vergelijkbare huur- en koopwoningen kunnen vinden, en anderzijds vinden sommige landen dat alleen monetaire transacties in aanmerking komen voor opname in de index. Het CBS en andere lidstaten vinden een ander alternatief, de zogenoemde netto-acquisitie methode, ongeschikt omdat deze methode prijzen van een kapitaalgoed, namelijk de aankoopwaarde van een woning, wil combineren met de consumptieprijzen van de rest van de index.

3. Hoe maken we de CPI?

Dit hoofdstuk beschrijft de belangrijkste stappen voor het berekenen van de CPI. Dit beslaat alle stappen die van begin tot eind genomen worden om de uitkomsten te kunnen publiceren. Ook beschrijft dit hoofdstuk de kwaliteit van de uitkomsten en geeft een overzicht van de gewichten en belangrijke veranderingen ten opzichte van voorgaand jaar.

Dataverzameling

Kader en steekproef van waarnemingen

Alle goederen en diensten die aan consumenten verkocht worden, samen met alle beschikbare verkooppunten, zijn voor de CPI in een bepaalde maand van belang. In het ideale geval beschrijft de CPI de prijsontwikkeling van alle verkochte goederen en diensten, maar dit is in de praktijk niet haalbaar. In plaats daarvan wordt in veel gevallen voor een steekproef van artikelen en verkooppunten gekozen. Voor artikelen is het van belang dat zij goed zijn omschreven, maar niet zo nauwkeurig dat de beschrijving snel is verouderd. Voor verkooppunten is het van belang dat deze ook regionaal goed gespreid zijn als er geen sprake is van uniforme prijzen.

Door de komst van transactiedata en webscrapers is er veel meer informatie beschikbaar dan vroeger. De noodzaak om met een steekproef van producten te werken is niet nodig, want de transactiedata bevatten alle consumentenverkopen die een bedrijf doet. Wel wordt voor de CPI gemonitord of de transactiedata voldoende marktdekking hebben en of de transactiedata representatief zijn voor de totale markt, afgemeten aan de marktaandelen van de relevante bedrijven.

Frequentie

Hoe vaak er een prijswaarneming wordt gedaan hangt af van de volatiliteit. Als producten zeer vaak in prijs wijzigen, wordt de prijs vaker waargenomen en omgekeerd. Voor de meeste soorten bestedingen wordt elke maand ten minste één keer een prijs waargenomen. Voor supermarkten, drogisterijen, bouwmarkten, consumentenelektronicawinkels, kledingwinkels, schoenenwinkels, tuincentra en (online) warenhuizen is dit zelfs wekelijks. Over het algemeen vindt de waarneming omstreeks het midden van de maand plaats, maar er wordt van afgeweken als duidelijk is dat de prijs niet heel volatiel is gedurende de maand. Voor een aantal soorten bestedingen wordt nog minder frequent waargenomen. Dit komt doordat deze prijzen weinig volatiel zijn, of dat de overheid de tarieven (grotendeels) bepaalt en ze voor een jaar vaststaan. Voorbeelden van waarneming per kwartaal zijn diensten van dierenartsen, caravans en personenvervoer over binnenwateren. Eens per half jaar worden bijvoorbeeld aanvulllende ziektekostenverzekeringen waargenomen. Eens per jaar zijn dit consumptiegebonden belastingen, vervoer per spoor, de huren en uitgaven voor secundair en tertiair onderwijs.

Waarneemmethode en bronnen

Voor een groot gedeelte van de prijzen en weging wordt gebruikgemaakt van transactiedata. Dit zijn bestanden die bedrijven aan het CBS sturen met per artikel prijzen en verkochte aantallen of omzet en prijzen. Ook wordt gebruikgemaakt van registerdata van bijvoorbeeld de Belastingdienst. Andere waarneemmethoden zijn webscrapers en internetrobots, digitale enquêtes en handmatige waarneming. In een beperkt aantal gevallen wordt data van externe dataleveranciers ingekocht, bijvoorbeeld voor prijzen van gemeentelijke heffingen. Voor de CPI zijn tegenwoordig in Nederland geen prijswaarnemers in fysieke winkels meer actief.

Het schema hieronder geeft weer per COICOP-afdeling welke waarneemmethoden hoofdzakelijk worden gebruikt.

Schema waarneemmethoden
010000 Voedingsmiddelen en alcoholvrije drankenTransactiedata
020000 Alcoholhoudende dranken en tabakTransactiedata en enquête
030000 Kleding en schoenenTransactiedata
040000 Huisvesting, water en energieTransactiedata, registerdata en enquête
050000 Stoffering, huishoudelijke apparaten en dagelijks onderhoud van de woningTransactiedata, webscraping en handmatige waarneming
060000 GezondheidHandmatige waarneming, internetrobot
070000 VervoerTransactiedata, handmatige waarneming
080000 CommunicatieInternetrobot, handmatige waarneming
090000 Recreatie en cultuurTransactiedata, handmatige waarneming, internetrobot
100000 OnderwijsHandmatige waarneming
110000 Restaurants en hotelsEnquête, handmatige waarneming, internetrobot
120000 Diverse goederen en dienstenRegisterdata, enquête, handmatige waarneming, internetrobot, data van externe dataleveranciers
130000 Consumptiegebonden belastingenRegisterdata
140000 Consumptie in het buitenlandHICP van andere landen

Basisjaar, gewichten en nationale rekeningen

Om de prijsindices van verschillende COICOPs bij elkaar te tellen zijn gewichten nodig. Deze gewichten zijn afkomstig van de nationale rekeningen. Hier wordt de totale consumptie van het basisjaar, uitgedrukt in miljoen euro, per COICOP, bepaald. Deze gegevens zijn niet direct bruikbaar voor de CPI, er moeten een aantal aanpassingen gedaan worden. Dit proces vindt elk jaar opnieuw plaats, omdat het basisjaar telkens één jaar opschuift.

  1. Niet alle consumptiegegevens worden gebruikt voor de CPI, een aantal categorieën wordt uitgesloten. Narcotica en prostitutie maken bijvoorbeeld geen deel uit van de CPI, maar wel van de consumptie volgens nationale rekeningen. Andere voorbeelden zijn bepaalde diensten die banken produceren en levensverzekeringen.
  2. De bedragen uit de nationale rekeningen (NR) zijn anders geclassificeerd dan in de CPI. De bedragen volgens deze NR-classificatie worden met behulp van een schema verdeeld naar de classificatie van CPI-artikelgroepen (ECOICOP-groepen). De nationale rekeningen bevatten ook de uitgaven van buitenlanders in Nederland. Die bedragen uit de nationale rekeningen worden gecorrigeerd voor het conceptuele verschil tussen het consumptiebegrip van de nationale rekeningen en de CPI met betrekking tot de uitgaven van buitenlanders in Nederland (uitgaven van buitenlanders in Nederland zijn namelijk niet vertegenwoordigd in de CPI, maar wel in de HICP).
  3. Voor enkele COICOP-groepen vindt een verdere onderverdeling naar het laagste niveau plaats met behulp van diverse bronnen. Het gaat onder andere om het Budgetonderzoek en marktinformatie van derden. In het Budgetonderzoek (BO) wordt gemeten hoe de bestedingen van huishoudens zijn verdeeld tussen verschillende huishoudens en over verschillende goederencategorieën.
  4. De CPI wordt berekend als een Laspeyres-type prijsindex. Dit betekent dat de CPI gebaseerd is op het gemiddelde consumptiepatroon van basisjaar t-1. Gegevens van nationale rekeningen hebben betrekking op eerdere jaren, de zogenoemde t-2 jaren. Voor de CPI worden, waar nodig, de cijfers representatief gemaakt voor het opvolgende jaar (t-1) op basis van hulpinformatie. Deze hulpinformatie bestaat bijvoorbeeld uit het budgetonderzoek. Ook wordt een zogenoemde ‘price update’ uitgevoerd. Dit betekent dat de consumptiecijfers die de nationale rekeningen berekent in gemiddelde-jaarprijzen uitgedrukt worden in prijzen van december. Zie ook de paragraaf over de indexberekening.

Als de aanpassingen zijn afgerond, worden de gewichten bepaald. Alle COICOP-gewichten van de CPI zijn uitgedrukt in punten per 100.000.

Kwaliteit van data, correcties, non-respons

Het CBS voert controles uit op volledigheid en plausibiliteit van de aangeleverde gegevens. Naar mogelijk onjuiste of onvolledige gegevens wordt navraag gedaan. Bij het ontbreken van prijswaarnemingen (non-respons) wordt er geïmputeerd (de ontbrekende prijs wordt op basis van de overige waarnemingen geschat). Wanneer een vast omschreven goed/dienst een wijziging ondergaat, wordt een correctie van de prijs toegepast voor eventuele verschillen in kwaliteit tussen de oude en de nieuwe versie. Zie voor het overstappen van oude op nieuwe goederen en diensten ook hoofdstuk 4.

De data worden gecontroleerd op volledigheid en of zij intern consistent zijn. Een consistentiecheck is bijvoorbeeld of de artikelomschrijving overeenkomt met de categorie waar deze bij hoort. Waar nodig wordt actie genomen om data te verifiëren. Als de data akkoord zijn bevonden door medewerkers vindt de berekening van de prijsindices plaats en worden de uitkomsten gecontroleerd en gevalideerd. De uitkomsten worden gevalideerd door andere medewerkers dan diegenen die de cijfers samenstellen. Als achteraf blijkt dat er foutieve informatie is gebruikt voor de samenstelling van de prijsindexcijfers, wordt aan de hand van een impactprotocol besloten of de uitkomsten moeten worden herzien. Als de uitkomsten niet worden herzien, wordt de prijsindex in de eerstvolgende maand op het juiste niveau gebracht.

De indexberekening

Op het moment dat data gevalideerd zijn, vindt de indexberekening plaats. De eerste stap is het berekenen van zogenoemde elementaire indices, en uiteindelijk per COICOP een index. De indextypen die gebruikt worden zijn Dutot, Jevons, unit value en QU-GK (Quality Adjusted Unit Value Geary-Khamis2). In een volgende stap worden de elementaire indices opgeteld tot een totaal van een COICOP klasse of subklasse. Elk van de elementaire indices krijgt een apart gewicht dat representatief is voor het marktaandeel en daarmee wordt een gewogen gemiddelde index berekend.

De laatste stap is het berekenen van het totaal van de CPI, hiervoor wordt een Laspeyres-type index gebruikt. Deze ziet er als volgt uit:

PL0,mt=i=1Nwi0t×PimtPi0t

Deze indexformule berekent de zogenoemde “korte reeks”, dat wil zeggen dat de index van de verschillende COICOPs (aangeduid met “i”) en de totale CPI (aangeduid met “PL”) de prijsverandering tussen december van het voorgaande jaar (eigenlijk “dec, t-1“, maar voor het gemak aangeduid als maand 0 van het verslagjaar t, dus “0t”) en de verslagmaand (“mt”) aangeeft. Elke korte reeks is dus maximaal 13 maanden lang, en loopt van december in het voorgaande jaar tot en met december van het verslagjaar. De gewichten (aangeduid met “w”), zoals beschreven in de voorgaande paragraaf, worden gebruikt om op te tellen. De CPI is dus een gewogen index waarbij de bestedingsaandelen van consumenten in het voorgaande jaar als gewichten worden ingezet. Deze korte reeksen worden niet gepubliceerd. De gepubliceerde CPI is een ketting van deze korte reeksen, met een vooraf bepaald referentiejaar.

Voor de CPI die gepubliceerd wordt (soms ook “lange reeks” genoemd) moet de volgende berekening uitgevoerd worden. De letter “b” staat hier voor het referentiejaar.

Ib,mt=(Pb,12(0)×P0(1),12(1)×P0(2),12(2)...×P0(t2),12(t2)×P0(t1),12(t1))×P0t,mt

De formule stelt dat de gepubliceerde CPI (Ib,mt) berekend wordt door telkens opeenvolgende korte reeksen (bijvoorbeeld P0(t-2),12(t-2)) te vermenigvuldigen met een beginreeks die is uitgedrukt in gemiddelde prijzen van het referentiejaar (Pb,12(0)).

De afgeleide reeks

De berekening van de afgeleide reeks gebeurt op dezelfde manier als die van de reguliere CPI. De enige afwijking is dat de belastingtarieven uit de basisperiode, dat is dus december van het voorgaande jaar, ongewijzigd blijven. De meeste belastingtariefwijzigingen vinden plaats in januari, voor de afgeleide reeks geldt dan dat de tariefwijziging niet wordt toegepast. Er moet dus een berekening worden gemaakt, zodat juiste prijzen voor de afgeleide CPI worden gebruikt. De volgorde van berekenen maakt hier uit, omdat btw zowel over de ‘kale’ prijs als over accijnzen, verbruiksbelasting en energiebelasting wordt geheven. Hierdoor wordt elke maand teruggerekend met de kale prijs, waarna tarieven die in december van het voorgaande jaar golden erbij opgeteld worden. De prijsmutatie die gebruikt wordt voor de afgeleide index is het quotiënt van de afgeleide prijs en de referentieprijs (prijzen van december van het voorgaande jaar). Deze referentieprijs is voor de afgeleide CPI en reguliere CPI logischerwijs gelijk. Net als de reguliere CPI is de afgeleide CPI een kettingindex die opgebouwd is uit korte reeksen met december van het voorgaande jaar als basisperiode.

Nieuw referentiejaar

De CPI en HICP krijgen gebruikelijk eens in de tien jaar een nieuw indexreferentiejaar. Op dit moment is het referentiejaar 2015, vanaf 2026 wordt het nieuwe referentiejaar 2025. De publicatie van een nieuw referentiejaar heeft geen invloed op de al gepubliceerde inflatiecijfers. Wel wordt de nieuwe reeks in een aparte, nieuwe tabel gepubliceerd. Voor veel gebruikers van de CPI is dit belangrijk, zij moeten bijvoorbeeld in het contract het indexreferentiejaar aanpassen zodat dit aansluit bij de CPI. Op het moment dat er een nieuw referentiejaar wordt gepubliceerd, worden geen nieuwe cijfers op basis van het oude referentiejaar meer gepubliceerd.

Publicatie van de CPI

De CPI wordt elke maand gepubliceerd. De zogenoemde snelle raming, rond het einde van de verslagmaand, omvat alleen de jaar-op-jaarmutaties (inflatie), en maand-op-maandmutaties van het totaal en van een aantal hoofdgroepen. De reguliere publicatie bevat de indexcijfers en meer details. De cijfers van de meest recente verslagmaand zijn zowel bij de snelle raming als bij de reguliere publicatie voorlopig. Pas bij de publicatie van een nieuwe verslagmaand worden die cijfers definitief. Samen met de publicatie over december wordt het jaarcijfer gepubliceerd.

De gegevens van de CPI zijn beschikbaar op StatLine. Ook wordt bij de snelle raming en de reguliere CPI een nieuwsbericht op de website van het CBS gepubliceerd. Verder zijn op StatLine beschikbaar: CPI met oudere basisjaren, maandelijkse reeks met jaarmutaties vanaf 1963, jaarlijkse reeks met jaarmutaties vanaf 1900, HICP gegevens met basisjaar 2015. De gegevens over de Nederlandse HICP zijn ook op de website van Eurostat te vinden.

De reguliere publicatie van de CPI omvat naast het totaal 14 afdelingen, 50 groepen, 87 klassen en 186 subklassen. Ook worden zogenoemde speciale aggregaten gepubliceerd. Dit zijn optellingen van bepaalde afdelingen, groepen, klassen en/of subklassen. Een voorbeeld van een speciaal aggregaat is het totaal exclusief energie. Gas, elektriciteit, stadsverwarming en motorbrandstoffen maken geen deel uit van deze index. In totaal zijn er 34 speciale aggregaten. De snelle raming bevat alleen het totaal en 9 speciale aggregaten.

De CPI wordt alleen bijgesteld als er nieuwe informatie over de verslagmaand beschikbaar komt na de publicatie van de reguliere CPI. Dit komt in de praktijk nauwelijks voor, en dus zijn bijstellingen zeldzaam. De huren zijn hierop de uitzondering. Traditiegetrouw wordt over verslagmaand juli een nieuwe index berekend, en deze juli-index wordt met de publicatie van de CPI over verslagmaand augustus bijgesteld op basis van nagekomen informatie. De reden is dat de prijsmutatie voor de huren en toegerekende huur eenmaal per jaar gemeten wordt, en het daardoor van belang is de index bij te kunnen stellen voor een zo hoog mogelijke nauwkeurigheid. Daarbij wordt de huur- en toegerekende huurprijsindex berekend op basis van een uitgebreide enquête, met relatief veel nagekomen informatie over de huren in juli.

Bij constatering van daadwerkelijke fouten wordt de index gecorrigeerd, ongeacht of de cijfers voorlopig of definitief zijn.

De CBS-wet waarborgt de belangen van de bedrijven en instellingen die meewerken aan de dataverzameling. Publicatie van alle verzamelde prijzen is om deze reden niet mogelijk. Wel is er een algemeen en geanonimiseerd overzicht samengesteld van de artikelen waarvan prijzen worden waargenomen in de CPI. Deze lijst vindt u in de Artikellijst verslagjaar 2025.

Uitkomsten van de weging 2025

De samenstelling van de gewichten voor 2025 is op twee belangrijke punten gewijzigd. Ten eerste is de afwijkende manier van samenstellen van de gewichten, die veroorzaakt is door de COVID-19-pandemie, niet meer nodig. Dit betekent dat de gewichten zijn bepaald op basis van gegevens van de nationale rekeningen van 2023. Voor een uitleg van de afwijkende prijs- en gewichtmeting, zie hoofdstuk 4 en de paragraaf “Het meten van prijzen tijdens de COVID-19-pandemie”.

Ten tweede zijn de nationale rekeningen gereviseerd (Revisiepublicatie nationale rekeningen, verslagjaar 2021 | CBS). De revisie heeft gezorgd voor de meest up-to-date gegevens over het consumptiepatroon, maar wijkt op sommige punten sterk af van cijfers vóór revisie die voor het weegschema van 2024 zijn gebruikt.

Opvallende verschuivingen zijn COICOP 08 Communicatie (+384 weegpunten, relatief +19 procent), COICOP 10 Onderwijs (+128 weegpunten, relatief +18procent), en COICOP 14 Consumptie in het buitenland (+565 weegpunten, +14 procent relatief).

Verdeling van de bestedingen over 14 afdelingen CPI, 2025
AfdelingenGewicht 2025
Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken11,9
Alcoholhoudende dranken en tabak3,4
Kleding en schoenen4,9
Huisvesting, water, elektriciteit, gas en andere brandstoffen23,8
Stoffering, huishoudelijke apparaten en dagelijks onderhoud van de woning6,9
Gezondheid2,4
Vervoer11,3
Communicatie2,4
Recreatie en cultuur9,4
Onderwijs0,9
Restaurants en hotels7,1
Diverse goederen en diensten9,5
Consumptiegebonden belastingen1,6
Consumptie in het buitenland4,6

Verdeling van de bestedingen over 14 afdelingen CPI, 2024
AfdelingenGewicht 2024
Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken11,8
Alcoholhoudende dranken en tabak2,7
Kleding en schoenen4,8
Huisvesting, water, elektriciteit, gas en andere brandstoffen25,8
Stoffering, huishoudelijke apparaten en dagelijks onderhoud van de woning6,4
Gezondheid2,3
Vervoer11,3
Communicatie2,0
Recreatie en cultuur9,0
Onderwijs0,7
Restaurants en hotels7,7
Diverse goederen en diensten9,6
Consumptiegebonden belastingen1,7
Consumptie in het buitenland4,1

Wijzigingen in 2025

Vanaf 2025 is de COICOP 133000 Hondenbelasting niet langer onderdeel van de CPI, omdat de uitgaven hieraan te gering zijn om nog in de CPI op te nemen. De COICOP 103000 Postsecundair niet-tertiair onderwijs en de COICOP 053290 Overige kleine elektrische huishoudelijke apparaten zijn toegevoegd aan de CPI. De prijsindexcijfers voor deze COICOPs hebben als basis december 2024=100. De uitgaven aan deze categorieën zijn dusdanig gestegen waardoor de aandelen van deze artikelgroepen groot genoeg zijn om als bestedingscategorie mee te nemen in de CPI.

2) Een beschrijving van verschillende indextypen is op de CBS-website onder Methoden > Statistische Methoden > Publicatie en analyse (output) > Indexcijfers te vinden. Een beschrijving van de QU-GK methode is te vinden in de HICP manual.
 

4. Speciale gevallen en gebruik van de CPI

Dit hoofdstuk beschrijft aparte methoden voor de berekening van prijsindexcijfers voor een aantal producten en diensten, hoe in het algemeen wordt omgegaan met kwaliteitsveranderingen en hoe het CBS omgegaan is met de inflatiemeting tijdens de COVID-19-pandemie. Tot slot wordt in meer detail ingegaan op het gebruik van de CPI.

Aparte methoden

Vaste contracten van energie en mobiele telefoonabonnementen

Voor traditionele prijsmeting in de CPI wordt de prijs geregistreerd waarvoor het product of dienst wordt aangeboden. In de meeste gevallen leidt dit tot een accurate prijsmeting. Voor energie en mobiele telefoonabonnementen is het maandelijks registreren van de aangeboden prijs van een nieuw contract niet genoeg. Veel consumenten hebben langer lopende contracten, en voor hen verandert de prijs die zij betalen niet maandelijks, maar juist minder vaak. De nieuw aangeboden prijs is alleen relevant voor consumenten die een nieuw contract afsluiten. Daarbij is de nieuw aangeboden prijs niet representatief voor de gehele markt, omdat er flinke prijsverschillen kunnen ontstaan tussen nieuw aangeboden contracten en bestaande contracten.

Energiecontracten

Sinds juni 2023 wordt de prijsindex van gas en elektriciteit met behulp van contractgegevens van energiemaatschappijen bepaald. In deze bestanden staan de prijzen per kilowattuur elektriciteit of kubieke meter gas en het vastrecht. In totaal beslaan deze gegevens de contracten van meer dan 80 procent van Nederlandse huishoudens, en deze worden maandelijks verzameld. De bestanden bevatten zowel gegevens van nieuwe, recent gestarte contracten als die van langer lopende contracten. Deze gegevens worden gecombineerd met de relevante belastingen (energiebelastingen, btw en de vermindering energiebelasting), transporttarief en verbruik om een totaalprijs te berekenen. De voorschotten die huishoudens aan energiemaatschappijen betalen zijn niet relevant voor de prijsontwikkeling en maken daarom geen deel uit van de prijsberekening.

Mobiele telefoonabonnementen

Voor mobiele telefoonabonnementen worden elke maand prijzen op internet van verschillende aanbieders verzameld. Vervolgens worden deze gesplitst in 1- of 2-jarige contracten. Voor de 1-jarige contracten geldt dat de prijs meegenomen wordt in de maand dat het contract aangeboden wordt. Voor 2-jarige contracten ligt het iets anders, hier wordt zowel de prijs van het nieuw aangeboden contract meegenomen, als die van hetzelfde type contract een jaar geleden. Zoals is opgenomen in de voorwaarden van het contract wordt dit bestaande contract alleen nog voor inflatie gecorrigeerd. De prijsindex van mobiele telefoonabonnementen wordt bepaald door uit te gaan van de gemiddelde prijs van 1-jarige nieuwe contracten, 2-jarige nieuwe contracten en 2-jarige bestaande contracten.

Uitgaven aan gezondheid en de basisverzekering

De uitgaven aan de basisziektekostenverzekering en het eigen risico horen niet tot het bereik van de CPI, en zijn daarom uitgesloten. De reden dat dit uitgesloten is van de consumptie is het verplichte karakter van de verzekering. Consumenten zijn wettelijk verplicht zich te verzekeren met een basisziektekostenverzekering en daardoor vallen de kosten hiervan buiten de consumptie. De eigen bijdrage hoort wel tot de CPI, net als de aanvullende verzekering. De aanvullende verzekering maakt deel uit van de COICOP 125320 Aanvullende verzekeringen i.v.m. ziekte, zie voor de beschrijving van de berekening de volgende paragraaf “verzekeringen”. Voor de eigen bijdrage wordt voor de CPI een andere aanpak gekozen dan voor de HICP. Wijzigingen in de voorwaarden van de basisverzekering leiden in de CPI niet tot een prijswijziging. Dus op het moment dat de basisverzekering kosten geheel gaat vergoeden, terwijl die eerder deel uitmaakten van de eigen bijdrage, verandert de CPI niet. In het omgekeerde geval, als de basisverzekering niets, of nog maar gedeeltelijk kosten vergoedt en er dus een eigen bijdrage nodig is, verandert de CPI ook niet. In beide gevallen leidt dit tot een andere weging van artikelen in de CPI. Het vooraf geschatte bedrag dat de consument in het lopende jaar meer of minder moet betalen aan de eigen bijdrage wordt bij het gewicht opgeteld c.q. ervan afgetrokken.

Voor de HICP werkt dit anders. Een verandering waarbij verzekerde zorg vanaf een bepaald moment niet meer onder de basisverzekering valt en waarvoor de consument een eigen bijdrage moet gaan betalen, wordt behandeld als een prijsstijging van nul naar de voortaan geldende eigen bijdrage. Andersom wordt een verandering, waarbij een stuk onverzekerde zorg voortaan onder de basisverzekering valt, in de HICP behandeld als een prijsdaling naar nul. Een voorbeeld:

Als een gehoorapparaat met 1 procent in prijs stijgt van 700 euro naar 707 euro en de zorgverzekering vergoedt in beide situaties 509,50 euro, dan stijgt de eigen bijdrage van 190,50 naar 197,50 met bijna 4 procent, en dus stijgt de prijs van het artikel met bijna 4 procent. Als de zorgverzekering alles zou gaan betalen dan daalt de prijs van 190,50 naar 0.

Bij een volgende methodewijziging, begin 2026, zal voor de CPI dezelfde werkwijze als voor de HICP worden gehanteerd, zodat de CPI beter aansluit bij internationale standaarden.

Verzekeringen

De premie die de consument voor zijn of haar verzekering betaalt, wordt voor een gedeelte weer teruggegeven aan de consument in de vorm van restitutie in natura of in geld wanneer de consument schade lijdt. Als de consument schade lijdt die door de verzekering wordt gedekt, dan worden de goederen en diensten die de verzekeraar in natura verstrekt wel als consumptieve bestedingen van de consument beschouwd. Ook als de verzekeraar bij schade geld uitkeert en de consument koopt daar een vervangend product van, dan hoort deze uitgave ook tot de consumptieve bestedingen.

Een deel van de verzekeringspremies komt niet terug bij de consumenten, maar dient om de exploitatiekosten van de verzekeringsmaatschappij te betalen. Dit deel wordt beschouwd als de betaling voor diensten van de verzekeraar. De hoogte van de weging voor verzekeringsdiensten wordt bepaald als het saldo van betaalde premies en de teruggegeven vergoedingen. Omdat er geen aparte prijs is waar te nemen voor de verzekeringsdiensten, wordt de index bepaald aan de hand van de ontwikkeling van de bruto premies.

Seizoensproducten

Gedurende het jaar zijn niet alle goederen en diensten te koop, of houdt de prijs sterk verband met een vast moment in het jaar. Aanbod en prijs houden vaak verband met sociale of culturele tradities, het klimaat, of vaste institutionele bepalingen zoals schoolvakanties. Dit soort goederen en diensten beschouwen we als seizoensproducten. Er zijn meerdere soorten bestedingen waarvoor dit relevant is, bijvoorbeeld fruit en groente, kleding en pakketreizen. Eurostat (het Europees Statistisch Bureau) heeft regels opgesteld hoe om te gaan met dit soort goederen en diensten.

De hoofdregel is dat voor het berekenen van prijsmutaties van deze goederen of diensten buiten het seizoen een afwijkende berekening vereist is. De eerste optie is om prijzen buiten het seizoen in te schatten op basis van hulpinformatie en vooraf vastgestelde methoden, dit noemen we imputeren. In de eerste maand buiten het seizoen moet een typische prijs vastgesteld worden, zodat kortingen of uitverkoopprijzen niet bepalend worden voor de index. Daarna moet in opvolgende maanden het prijsverloop gebaseerd worden op die van goederen of diensten die wel waargenomen zijn.

De tweede optie is het aanpassen van de gewichten, zodanig dat de maanden buiten het seizoen een gewicht van nul krijgen en de maanden in het seizoen een gewicht groter dan nul, maar wel zodat ze optellen tot het totaal van bestedingen. Op deze manier wordt er voor gezorgd dat er geen onderschatting van de prijsverandering gemeten wordt.

Voor de CPI is een afwijkende aanpak gekozen. Door de combinatie van transactiedata en de zogenaamde QU-GK index berekening wordt automatisch op de correcte manier omgegaan met seizoenspatronen. Deze indexmethode houdt rekening met verandering van verkochte aantallen door het jaar heen, kan omgaan met situaties waarin er geen producten verkocht zijn in een specifieke maand en geeft geen neerwaartse vertekening door uitverkoopprijzen of kortingen in de laatste maand. De QU-GK (of multilaterale indexmethoden in het algemeen) kan door het gebruik van hoeveelheidsinformatie beschouwd worden als een uitwerking van de tweede optie, namelijk het aanpassen van gewichten gedurende het jaar.

De prijsindex van pakketreizen maakt vanaf januari 2026 ook gebruik van de QU-GK methode, nu worden nog prijzen van pakketreizen buiten het seizoen aangehouden totdat deze weer beschikbaar zijn.

Algemene methoden

Kwaliteitsveranderingen en nieuwe en vervangende producten

De CPI heeft als doel om de prijsverandering van producten bij gelijkblijvende kwaliteit te meten. Dat betekent dat kwaliteitstoenames of -afnames geen invloed op de prijsindex mogen hebben. Op het moment dat elke maand dezelfde producten worden gemeten is dit geen probleem, er zijn dan geen veranderingen in kwaliteit. In andere gevallen moeten er aanpassingen plaatsvinden voor de CPI. Dit is vaak het geval als een dienst of goed niet langer beschikbaar is, en er gezocht moet worden naar een vervangend goed of dienst om de prijsindex te kunnen voortzetten. In eerste instantie wordt dan gezocht naar een goed of dienst van dezelfde kwaliteit. Als dat niet lukt, moet er een kwaliteitscorrectie gemaakt worden.

Alle kwaliteitscorrecties bevinden zich in een bandbreedte. Aan de ene kant kan besloten worden dat tussen het vervangende product en de voorganger geen kwaliteitsverschillen bestaan: het verschil in prijs telt dan volledig mee voor de prijsindex. Aan de andere kant kan besloten worden dat het verschil wel volledig toe te wijzen is aan kwaliteitsverschillen. Er is dan geen prijsverschil, dus de maand-op-maandgroei van het product is dan 0 procent. Deze laatste methode wordt vermeden, omdat deze de indruk kan wekken dat prijzen stabiel zijn.

Voor de CPI wordt een beslisboom gehanteerd. De voorkeur heeft het om de kwaliteitsverschillen te kwantificeren en vervolgens te gebruiken voor de berekening van de index. Een voorbeeld hiervan is een pakje sigaretten: als de prijs gelijk blijft, maar het aantal sigaretten neemt af, dan resulteert dit voor de CPI in een prijsstijging. Die prijsstijging is dan proportioneel aan de afname van het aantal sigaretten. Een ander voorbeeld betreft optieprijzen. Als een nieuwe auto standaard nieuwe functies krijgt, die voorheen apart aangeschaft moesten worden, dan wordt de nieuwe prijs eerst gecorrigeerd voor de waarde van die functie in de eerdere periode. In sommige gevallen bestond het vervangende product ook in eerdere perioden, toen de voorganger ook nog verkocht werd. Dan kan er een prijsmutatie uitgerekend worden en vervolgens gebruikt worden voor de CPI.

Als er wel kwaliteitsverschillen zijn, maar die niet goed te kwantificeren zijn, dan worden weer andere methoden ingezet. Deze methoden hebben niet de voorkeur, maar worden toegepast wanneer andere mogelijkheden ontbreken. Dit betreft bijvoorbeeld de inschatting van experts, of de aanname dat het nieuwe product dezelfde prijsmutaties kent als soortgelijke producten. Ook wordt in sommige gevallen aangenomen dat 50 procent van het prijsverschil tussen het nieuwe product en de voorganger het resultaat is van kwaliteitsverschillen.

Het meten van prijzen tijdens de COVID-19-pandemie

De coronacrisis leidde tot problemen voor het samenstellen van de CPI. In het begin van 2020 leidde de pandemie tot een gedeeltelijke lockdown, waardoor winkels, restaurants en andere gelegenheden voor consumenten gesloten bleven en reismogelijkheden ingeperkt werden. De beperkende maatregelen hebben aangehouden tot in 2022. Er zijn drie hoofdproblemen te onderscheiden voor het meten van de CPI:

  1. Het koopgedrag van consumenten verandert
  2. De prijswaarneming wordt bemoeilijkt
  3. Bepaalde diensten zijn niet meer verkrijgbaar

Het eerste probleem leverde in praktische zin moeilijkheden op voor het samenstellen van de gewichten. De CPI gaat voor het berekenen van de gewichten uit van het bestedingspatroon van het voorgaande jaar. Doordat in de praktijk uitgegaan wordt van gegevens van de nationale rekeningen van 2 jaar terug, waren er extra inspanningen nodig voor het berekenen van de gewichten. Uiteindelijk is ervoor gekozen om vanaf verslagjaar 2021 verschillende bronnen in te zetten om een directe inschatting van de bestedingen van een jaar eerder te berekenen. Onder andere zijn transactiedata van supermarkten en reisorganisaties en gegevens van de nationale rekeningen over de eerste drie kwartalen van het voorgaande jaar gebruikt.

Prijswaarneming wordt voor de CPI sinds 2020 niet meer door prijswaarnemers in winkels gedaan. Daardoor was de gedwongen sluiting van winkels voor de Nederlandse CPI een minder groot probleem dan voor andere Europese landen die nog wel afhankelijk zijn van prijswaarnemers. De combinatie van transactiedata, webscrapers, waarneming via internet en enquêtes per e-mail of telefoon leverde een afdoende overzicht van prijsontwikkelingen op voor de CPI. Ondanks deze vrijwel geheel digitale aanpak van de prijswaarneming kwam het voor dat prijzen van bepaalde goederen of diensten ontbraken, terwijl deze wel verkocht werden. Dat gebeurt onder normale omstandigheden ook af en toe. Om toch een goede prijsindex te berekenen zijn de ontbrekende prijzen geïmputeerd.

Een extra moeilijkheid voor het berekenen van de CPI was het niet meer beschikbaar zijn van een aantal diensten door de beperkende maatregelen. Het gaat hier om bijvoorbeeld kappersbezoek, museumbezoek en vliegreizen. Voor het inschatten van de prijs wordt gekeken of diensten een seizoenspatroon hebben of niet. Bij diensten zonder seizoenspatroon, bijvoorbeeld het bezoek aan de kapper, is de prijs ingeschat met behulp van de standaard imputatiemethoden. Dan hoefde er dus niets te veranderen aan de werkwijze. Voor diensten met een (sterk) seizoenspatroon is voor een afwijkende methode gekozen, namelijk de maandmutatie van dezelfde dienst van een jaar geleden wordt overgenomen. Bijvoorbeeld is dan de prijsverandering van april 2019 ten opzichte van maart 2019 ingezet als prijsverandering in april 2020 ten opzichte van maart 2020. Op deze manier is de inflatie, die gemeten wordt als jaarmutatie van de totale CPI, zo min mogelijk verstoord door de imputaties. Deze aanpassingen zijn vooral vanuit pragmatisch oogpunt gekozen, omdat de berekening van de CPI zonder ingrijpen onmogelijk zou worden of onzinnige resultaten op zou leveren.

Het gebruik van de CPI

Kerninflatie

De ECB heeft als doelstelling dat de inflatie, gemeten met de HICP, voor het eurogebied uitkomt op 2 procent voor de middellange termijn. Naast deze inflatie-maatstaf kijkt de ECB, maar ook andere instituten, naar andere zogenoemde speciale aggregaten. Dat zijn samentellingen van bepaalde groepen goederen en/of diensten. Van de speciale aggregaten is het totaal exclusief energie, voedsel, tabak en alcohol de belangrijkste, dit wordt vaak aangeduid als kerninflatie. Deze maatstaf is niet onderhevig aan de sterk schommelende prijzen van voeding en energie, die door schokken op de wereldmarkt of oogstopbrengsten worden beïnvloed. Voor economen geeft de kerninflatie daarom een beter idee hoe de inflatie zich in de toekomst gaat ontwikkelen.

Noch het CBS noch Eurostat geven het speciale aggregaat de aanduiding “kerninflatie” mee, omdat deze term niet internationaal is afgestemd. Op StatLine is dit aggregaat beschikbaar als SA20 in de CPI tabel (Consumentenprijzen; prijsindex 2015 = 100).

Bijdragen en impact

Bijdragen en impact aan de inflatie zijn analytische middelen om de oorzaak van inflatie beter te kunnen achterhalen. Beide zeggen iets over de totale inflatie, maar zijn anders berekend en hebben een ander doel. De bijdrage geeft aan hoeveel procentpunt een artikelgroep bijdraagt aan het totaal van de inflatie. Alle bijdragen samen tellen op tot het totaal van de CPI.

De impact van een artikelgroep op het totaal geeft antwoord op een andere vraag, namelijk hoeveel de index wijzigt als de desbetreffende artikelgroep buiten het totaal gelaten wordt. Dat betekent dat naast de totale inflatie ook een inflatie wordt berekend waarin die artikelgroep niet voorkomt. Net als de bijdrage wordt dit cijfer uitgedrukt in procentpunten. Het verschil tussen de twee inflatiecijfers is de impact. De som van alle impacts is over het algemeen niet gelijk aan de totale inflatie. Ook hoeft het teken van bijdrage en impact niet overeen te komen. In sommige gevallen heeft een artikelgroep bijvoorbeeld een negatieve bijdrage aan de inflatie en een positieve impact op de inflatie.

De berekening van de impact is redelijk eenvoudig. Hiervoor kan de gepubliceerde inflatie worden gebruikt, en de index met uitsluiting van de desbetreffende artikelgroep. Vervolgens wordt het verschil berekend. De bijdrage-berekening is een stuk ingewikkelder. Doordat voor de CPI jaarlijks de gewichten worden aangepast en het een kettingindex betreft kan het aandeel van een artikelgroep in de inflatie niet direct afgeleid worden uit de meest recente gewichtentabel. Er moet daarom gebruikgemaakt worden van een aparte, zogenoemde, decompositieformule. De precieze berekeningen voor impact en bijdrage zijn te vinden in J. Walschots (2016).

Het gebruik van de CPI voor indexering

De CPI is de meeste gebruikte maatstaf om bedragen te indexeren in contracten. Naast de CPI worden ook de dienstenprijsindex of producentenprijsindex gebruikt. Met een indexering wordt een bedrag in een contract aangepast om rekening te houden met algemene prijswijzigingen. Deze aanpassing is periodiek, meestal jaarlijks, en volgt deze formule:

Bedrag oud x index nieuw ÷ index oud = bedrag nieuw

Vooraf moet duidelijk zijn:

  • Om welke index van het CBS het gaat, dus of het de consumentenprijsindex is, of een andere index. Het kan ook gaan om een deelindex, dus bijvoorbeeld een specifieke bestedingscategorie, of een speciaal aggregaat van een aantal bestedingscategorieën samen.
  • Welke publicatie gebruikt wordt, het cijfer dat op een bepaalde datum is gepubliceerd, of het definitieve cijfer of juist het eerst gepubliceerde.
  • Welke perioden betrokken worden: betreft het een maandindexcijfer of het jaar- of kwartaalgemiddelde van een aantal maandindexcijfers;
  • Op welke datum in het jaar de indexering wordt toegepast;
  • Op welke maand, kwartaal of jaar het indexcijfer betrekking heeft;
  • Welk basisjaar is van toepassing (bijv. 2015=100).

Het CBS heeft een aparte webpagina (Indexeringen voor nieuwe contracten | CBS) om gebruikers te helpen de indexering uit te rekenen. Voor huurverhogingen is een aparte module op de CBS website beschikbaar die het berekenen van de indexering vergemakkelijkt (Huurverhoging berekenen | CBS).

Literatuurverwijzingen en verder lezen

De CPI Manual (Update of the Consumer Price Index Manual) is in internationaal opzicht het meest relevante naslagwerk over de methodologische aspecten van een consumentenprijsindex. Geschreven door en met medewerking van verschillende internationale organisaties en statistisch bureaus vormt dit een uitgangspunt van elke CPI. In Europees verband is de HICP een wettelijk verplichte statistiek. Twee verordeningen vormen de basis, de raamwerkverordening en de uitvoeringsverordening (Legislation - Harmonised Indices of Consumer Prices (HICP) - Eurostat). Voor het samenstellen van de HICP is ook een handboek beschikbaar, de HICP methodological manual (Harmonised Index of Consumer Prices (HICP) - Manual 2024). Van elke HICP is per lidstaat ook een zogenoemde metadata beschrijving beschikbaar (Harmonised index of consumer prices (HICP) (prc_hicp)). Deze geeft een technische beschrijving van de meest relevante aspecten van de Nederlandse HICP, bijvoorbeeld kwaliteit, publicatiebeleid en uitwerking van statistische concepten.

Op het gebied van multilaterale indexmethoden is een apart handboek beschikbaar (Guide on multilateral methods in the Harmonised Index on Consumer Prices (HICP) — 2022 edition - Products Manuals and Guidelines - Eurostat). De toepassing van multilaterale methoden in de CPI wordt beschreven in A.G. Chessa (2016) (EURONA 1/2016).

Voor de CPI is de ECOICOP classificatie nu leidend: https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/onderzoeksomschrijvingen/aanvullende-onderzoeksomschrijvingen/ecoicop-classificatie, maar vanaf 2026 wordt de ECOICOP v.2 ingevoerd. Deze is gelijk aan de VN COICOP 2018 classificatie, en is al op de CBS website beschikbaar (COICOP 2018 | CBS).

Over de CPI en de COVID-19-pandemie zijn op de CBS website twee artikelen verschenen: (https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/diversen/2020/de-gevolgen-van-de-coronacrisis-voor-het-samenstellen-van-de-cpi) en (https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/rapportages/2021/de-gevolgen-van-de-coronacrisis-voor-het-wegingsschema-van-de-cpi).

Over het meten van energieprijzen in de CPI is een apart methode-artikel op de website beschikbaar: Waarneming van energieprijzen in de CPI | CBS