3. Uitkomsten
In dit rapport worden de uitkomsten gepresenteerd aan de hand van de drie afstemmingsrondes4). In de eerste vergelijking wordt aangegeven met welke afbakeningen het onderzoek gestart is5) en tot welke uitkomsten deze leiden. Voor iedere volgende vergelijking wordt opnieuw de procentuele afwijking tussen de CBS-cijfers en PFZW-cijfers getoond. Tot slot is er op verzoek van VWS een aanvullende analyse uitgevoerd om de gevonden verschillen na de tweede afstemmingsronde verder uit te zoeken: de resultaten van deze aanvullende analyse (vergelijking van de populatie selectie op basis van cao-codes versus SBI-codes) worden gepubliceerd in het document “AZW; aantallen werknemers naar (selectie van) cao, bedrijfstak, branche - 1e kwartaal 2023”.
PFZW heeft cijfers geleverd over 2020 en 2021. Voor de initiële vergelijking tussen CBS en PFZW is gebruikt gemaakt van het jaar 2020. Peildatum is 30 september van het betreffende jaar. Dit komt overeen met het 3e kwartaal 2020 in CBS publicaties voor het AZW onderzoeksprogramma.
Voor de aanvullende analyse is alleen data uit CBS bronnen gebruikt en is gekeken naar een recentere periode, namelijk het 1e kwartaal van 2023.
Vergelijking 1:
De aanpassingen in de CBS-afbakeningen die bij de start van de verkenning meteen ingevoerd zijn:
- De branche ‘Universitair Medische Centra (UMC)’ is uitgesloten van het randtotaal en wordt niet meegenomen als afzonderlijke branche. De werknemers van de UMC’s ontbreken namelijk in de PFZW cijfers; zij bouwen geen pensioen op bij PFZW maar bij Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP).
- De branche ‘Overig zorg en welzijn’ is uitgesloten van het randtotaal en wordt niet meegenomen als afzonderlijke branche. De werknemers in deze branche voeren zeer diverse activiteiten uit, soms zonder aansluiting bij PFZW.
- Het toedelen van personen aan de branche ‘Sociaal werk’ wordt gedaan op basis van de SBI-code en zoals dit op AZW StatLine gebruikelijk is bij tabellen over werkgelegenheid.
- Hoofdbanen worden door het CBS voor het AZW onderzoeksprogramma standaard bepaald over de gehele economie met prioriteit voor zorg en welzijn; als gevolg hiervan wordt een werknemer slechts geteld bij één baan, de hoofdbaan. Voor de vergelijking met PFZW wordt gekeken naar het aantal unieke personen per AZW branche en worden dus meerdere banen per persoon meegenomen.
De uitkomsten van deze vergelijking staan in tabel 3.1. Een negatief percentage geeft de mate waarin de waarde van het CBS onder de waarde van PFZW ligt, bij een positief percentage is de waarde van het CBS groter dan die van PFZW.
AZW-branche | Verschil (%) |
---|---|
Ziekenhuizen | 7,6 |
Geestelijke gezondheidszorg (GGZ) | 16,6 |
Huisartsen en gezondheidscentra | -0,3 |
Gehandicaptenzorg | 2,9 |
Verpleging, verzorging en thuiszorg (VVT) | -0,6 |
Jeugdzorg | 1,7 |
Sociaal Werk | 2,0 |
Kinderopvang | 3,4 |
Som van de branches | 3,3 |
Vergelijking 2:
Vervolgens heeft het CBS de volgende aanpassingen gedaan in de afbakening:
- Werknemers ouder dan 67 jaar zijn uitgesloten in deze vergelijking; indien er gewerkt wordt na de (proxy voor) pensioengerechtigde leeftijd wordt er geen pensioen meer opgebouwd in de administratie van PFZW en ontbreken deze mensen dus in de PFZW cijfers.
- Directeuren-grootaandeelhouders (DGA) zijn uitgesloten. Deze personen bouwen vaak geen pensioen op bij PFZW, maar worden binnen AZW wel tot de populatie werknemers gerekend omdat zij loonheffing betalen over een ‘gebruikelijk loon’.
- Stagiairs zijn (voor zover identificeerbaar en aanwezig in de CBS cijfers) uitgesloten. Deze personen bouwen geen pensioen op bij PFZW.
- De CBS populatie is beperkt tot de cao-codes die PFZW vindt bij werkgevers met kernactiviteiten in AZW branches. Deze lijst, aangeleverd door PFZW, is opgeschoond; er komen wel meer cao-codes voor bij de selectie van werkgevers (zie tabel 3.2), maar dat zijn cao-codes met hele kleine aantallen personen.
De uitkomsten van vergelijking 2 staan in tabel 3.3: Een negatief percentage geeft de mate waarin de waarde van het CBS onder de waarde van PFZW ligt, bij een positief percentage is de waarde van het CBS groter dan die van PFZW.
cao_code | cao_naam |
---|---|
1045 | Thuiszorg |
156 | Ziekenhuizen |
1574 | Geestelijke Gezondheidzorg |
1612 | Kinderopvang Voor Kindercentra En Gastouderopvang |
1752 | Verpleeg- En Verzorgingshuizen Arbeid En Gezondheid |
219 | Gezondheidscentra |
234 | Jeugdzorg |
2425 | Branche Kinderopvang Nederland |
2948 | Verpleeg- Verzorgingshuizen En Thuiszorg En Jeugdgezondheidszorg |
301 | Welzijn Maatschappelijke Dienstverlening Sociaal Werk |
317 | Gehandicaptenzorg |
3688 | Zelfstandige Klinieken Nederland |
3924 | Kraamzorg cao |
49 | Verpleeg- En Verzorgingshuizen En Thuiszorg Onderdeel Verpleeg- En Verzorgingshuizen |
721 | Huisartsenzorg |
Branche | Verschil (%) |
---|---|
Ziekenhuizen | -1,6 |
Geestelijke gezondheidszorg (GGZ) | 5,4 |
Huisartsen en gezondheidscentra | -12,3 |
Gehandicaptenzorg | -3,8 |
Verpleging, verzorging en thuiszorg (VVT) | -6,0 |
Jeugdzorg | -15,7 |
Sociaal Werk | -20,4 |
Kinderopvang | -7,4 |
Som van de branches | -5,3 |
Over het algemeen zijn de aantallen werknemers bij het CBS nu lager dan bij PFZW, behalve bij de geestelijke gezondheidszorg (GGZ); daar is het aantal unieke werknemers in de CBS cijfers juist hoger. De verschillen zijn het grootste bij de branches sociaal werk (-20.4%), jeugdzorg (-15.7%) en huisartsen en gezondheidscentra (-12.3%). De verschillen zijn het kleinste in de ziekenhuizen (-1,6%), de gehandicaptenzorg (-3,8%) en de geestelijke gezondheidszorg (+5,4%).
Het excluderen van werknemers ouder dan 67 jaar, DGA’s, stagaires en de selectie van personen met bij PFZW aangesloten cao-codes maakt de vergelijking met de PFZW aantallen niet beter maar juist slechter. Door het dichter bij elkaar brengen van de definities van de CBS en PFZW populaties blijven de persoonsaantallen van PFZW bij vergelijking 1 en vergelijking 2 gelijk, terwijl de persoonsaantallen van de CBS branches kleiner worden (door selectie van cao-codes die voorkomen bij PFZW). Dit verklaart waarom de verschillen bij vergelijking 2 groter zijn dan bij vergelijking 1.
Vergelijking 3:
In de derde vergelijking is gekeken naar het aantal onderliggende werkgevers bij de gevonden aantallen personen. Dit is gedaan omdat de geobserveerde afwijkingen in zowel de eerste als de tweede vergelijking vragen opriep over de mate waarin de bronpopulaties overeen komen.
Allereerst is er gekeken naar de gebruikte definities die CBS en PFZW hanteren om werkgevers te beschrijven.
Het CBS deelt werkgevers in volgens de standaard bedrijfsindeling (SBI). Dit betekent dat de activiteit waar de meeste personen werkzaam zijn, de branche (SBI) van het gehele bedrijf bepaalt. Onder een “bedrijf” verstaat het CBS het volgende: een bedrijf bestaat uit een of meer juridische eenheden. Een juridische eenheid kan zelf weer uit een of meer vestigingen bestaan. Kenmerkend is dat er autonomie is over beslissingen met betrekking tot de productie binnen deze (samengestelde) entiteit.
Op bedrijfsniveau zijn de gegevens van de loonaangifte van personen beschikbaar, niet op basis van de onderliggende juridische eenheden.
Bij PFZW heeft iedere juridische entiteit (met een eigen loonheffingennummer) een eigen aansluiting en dit bepaalt het aantal unieke werkgevers. Van iedere werkgever wordt bepaald wat de kernactiviteit is en dit leidt tot de indeling in branches. Net als bij het CBS, bepaalt de hoofdactiviteit van een werkgever in welke kernactiviteit een werkgever wordt ingedeeld. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende kernactiviteiten bij één werkgever.
Bovenstaande definitieverschillen betekenen dat CBS op een hoger aggregatieniveau werkgevers beschrijft. Als gevolg hiervan is het aantal unieke werkgevers bij CBS lager dan bij PFZW (-28,8%). Op het niveau van het aantal werkgevers kan dus niet bepaald worden hoe de CBS populatie zich verhoudt tot de PFZW populatie. De geobserveerde verschillen per branche zouden kunnen komen door verschillen in aggregatieniveau of door verschillen in aangesloten werkgevers.
Cao-codes versus SBI-codes
Tot slot heeft CBS in de eigen brondata gekeken wat de impact is van de verschillende methodes van populatie selectie: het gebruik van cao-codes versus het gebruik van SBI-codes. In de tabellen “AZW; aantallen werknemers naar (selectie van) cao, bedrijfstak, branche - 1e kwartaal 2023” worden de resultaten van beide methoden gepubliceerd. De tabellen zijn bedoeld ter illustratie van populatie-verschillen tussen data vanuit het AZW onderzoeksprogramma en data vanuit PFZW.
Beide tabellen maken een telling van het aantal unieke werknemers. De tabellen kennen echter verschillen in de inclusie van werknemers op basis van cao en bedrijfstak/SBI. De tabellen zijn niet geschikt om uitspraken te doen over werknemersaantallen per cao-code. De reden hiervoor is dat de variabele 'cao' geen kernvariabele is binnen de polisadministratie en daarmee de dekking en kwaliteit niet optimaal is.
In tabel S1 wordt data getoond over alle werknemers binnen zorg en welzijn naar SBI-code. Het aantal bijbehorende cao's is beperkt tot de twintig meest voorkomende cao's in zorg en welzijn; alle overige werknemers met of zonder data met betrekking tot een cao vallen in de categorie "overige cao". Deze populatie werknemers is dus geselecteerd op basis van de hoofdactiviteit van het bedrijf op basis van de SBI-codes; dit is volgens de CBS werkwijze voor het AZW onderzoeksprogramma. Uit deze tabel wordt duidelijk dat er bij selectie op basis van SBI-codes ook personen met cao-codes worden geïncludeerd van buiten de sector, bijvoorbeeld mensen werkzaam in de horeca van een zorginstelling (n=1.800) of mensen in zorg onderwijs (n=2.300).
In tabel S2 wordt data getoond over alle werknemers die vallen onder een cao-code die aangesloten is bij PFZW, ongeacht de bedrijfstak/SBI waarin het bedrijf van de werkgever valt. De bedrijfstak zorg en welzijn wordt nader uitgesplitst naar SBI-code, de overige bedrijfstakken worden geaggregeerd weergegeven. Deze populatie werknemers is dus geselecteerd op basis van cao-codes die bij PFZW aangesloten zijn. Uit deze tabel wordt duidelijk dat er bij selectie op basis van cao-codes ook personen worden geïncludeerd die volgens de SBI-indeling niet werkzaam zijn in zorg en welzijn, maar bijvoorbeeld in sector S overige dienstverlening (n=8.100) of in sector P “onderwijs” (n=4.100).
De verschillen tussen de twee selectie methoden zijn het beste zichtbaar door een voorbeeld te beschrijven, bijvoorbeeld de kinderopvang. Bij selectie op basis van cao-codes zijn er twee cao-codes voor de kinderopvang beschikbaar, namelijk cao-code 1612 (Kinderopvang voor kindercentra en gastouderopvang) en cao-code 2425 (Branche Kinderopvang Nederland). In totaal zijn er 120.100 (cao 1612) en 200 (cao 2425) werknemers volgens deze selectie. Hiervan zijn er vervolgens 117.200 werkzaam binnen de SBI’s 86, 87 en 88; dit zijn de zorg en welzijn SBI’s. De overige 2.900 personen werken in de sectoren onderwijs (1.900 personen), cultuur sport en recreatie (300 personen), landbouw, bosbouw en visserij (300 personen), specialistische zakelijke diensten (100 personen) en de overige dienstverlening (100 personen).
In de SBI-indeling is er één SBI-code voor de kinderopvang, namelijk 88910. Binnen deze SBI zijn er 125.300 personen werkzaam, waarvan slechts 115.200 onder cao-code 1612. De overige circa 10.000 personen werken dus onder andere cao’s (bijv. welzijn maatschappelijke dienstverlening, schoonmakers en/of horeca).
Beide selectie methoden zijn dus anders; dit zorgt voor verschillen in de populaties werknemers.
5) Bij aanvang was bekend dat de gehanteerde standaarddefinities resulteren in verschillende uitkomsten. Er is daarom besloten direct te starten met een dataset met een andere afbakening dan de standaard van het CBS.