Nationale rekeningen: revisie tijdreeksen 1995-2021
Over deze publicatie
In deze notitie wordt beknopt uiteengezet hoe de macro-economische tijdreeksen voor 1995-2021 zijn gereviseerd. Achtereenvolgens worden de gehanteerde uitgangspunten en gebruikte methodiek per stelsel beschreven. Ook worden de bijstellingen voor het bbp en enkele andere kernindicatoren gepresenteerd en wordt de nieuwe methode voor seizoencorrectie beschreven.
1. Inleiding
Op 23 mei 2024 zijn de resultaten van de revisie van de macro-economische statistieken voor het ijkjaar 2021 gepubliceerd. De revisie betreft in samenhang de betalingsbalans en internationale investeringspositie, de overheidsfinanciën en de nationale rekeningen. In vervolg hierop zijn op 24 juni 2024 de resultaten van de revisie voor de tijdreeks 1995-2023 en het eerste kwartaal van 2024 gepubliceerd. Het gaat hierbij om zowel jaar- als kwartaalreeksen. Deze reeksen voldoen aan de Europese leveringsverplichtingen (het zogenaamde ESR-transmissieprogramma)1). In dit artikel wordt ingegaan op de tijdreeksen voor de overheidsfinanciën en de nationale rekeningen. De tijdreeksen voor de betalingsbalans en de internationale investeringspositie worden toegelicht in het artikel 'Internationale verwevenheid scherper in beeld’.
Op de online databank van het CBS is een uitgebreid overzicht te vinden van de nieuwe tijdreeksen voor de drie hoofdstelsels uit de nationale rekeningen: de Aanbod- en Gebruiktabellen (AGT), de Arbeidsrekeningen (AR) en de Sectorrekeningen (SR). Ook zijn hier de gereviseerde tabellen voor de overheidsfinanciën te vinden.
De revisie is in nauwe samenwerking met De Nederlandsche Bank (DNB) uitgevoerd. De revisie voor het ijkjaar 2021 en de aansluitende tijdreeksen had zowel betrekking op de nationale rekeningen (CBS) als op de betalingsbalans (DNB). De gegevens van de nationale rekeningen en de betalingsbalans zijn onderling consistent en de publicatiemomenten zijn geharmoniseerd.
In deze notitie wordt beknopt uiteengezet hoe de tijdreeksen voor 1995-2021 zijn samengesteld. De periode ná het revisiejaar 2021 is geen onderdeel van de revisie van de tijdreeks, maar maakt deel uit van de reguliere productiecyclus. De publicatie van de reguliere raming van het eerste kwartaal van 2024 op 24 juni 2024 omvat alle voorgaande reeksen na revisie.
Achtereenvolgens worden de in het tijdreeksproject gehanteerde uitgangspunten en de gebruikte methodiek per stelsel beschreven. De overheidsrekeningen (financiën) zijn eveneens gereviseerd en volgen daarbij als integraal onderdeel van de SR eenzelfde systematiek en worden daarom niet apart beschreven. In de slotparagraaf worden de bijstellingen voor het bbp en enkele andere kernindicatoren gepresenteerd. Bij de revisie is ook een nieuwe methode voor seizoencorrectie van de nieuwe kwartaalreeksen gebruikt. Deze wordt beschreven in annex A.
De nadruk bij de revisie voor het verslagjaar 2021 lag op het verwerken van de laatste inzichten uit de diverse statistieken en informatiebronnen die ten grondslag liggen aan de nationale rekeningen. Sinds 2015, het ijkjaar van de vorige revisie, zijn er nieuwe bronnen beschikbaar gekomen, nieuwe statistische inzichten opgedaan en nieuwe methoden ontwikkeld. De daaruit volgende veranderingen zijn verwerkt in deze nieuwe ramingen voor het verslagjaar 2021.
Voor meer informatie over de revisie van het ijkjaar 2021 wordt verwezen naar de eerdere publicaties op 23 mei 2024, zie de volgende links:
2. Uitgangspunten
Deze revisie van de tijdreeks heeft als ijkjaar het gereviseerde verslagjaar 2021. De resultaten hiervan zijn 23 mei 2024 gepubliceerd. Voor gebruikers van statistieken van de nationale rekeningen is snelle beschikbaarheid van consistente tijdreeksen van groot belang. Hieraan wordt voldaan door de gehele herziene reeks op 24 juni 2024 te publiceren, samen met de gebruikelijke publicatie van het eerste kwartaal van 2024. Dit vroege publicatiemoment is mede mogelijk door het gebruik van wiskundige algoritmes en gestandaardiseerde methoden om tijdreeksen grotendeels geautomatiseerd terug te leggen.
Voor het ramen van de tijdreeksen zijn de volgende uitgangspunten vastgelegd:
- De tijdreeks beslaat de periode 1995-2021. Sommige tijdreeksen zijn korter conform de Europese verplichtingen voor Nederland.
- De tijdreeksen van de AGT en de AR zijn definitief en worden in principe niet meer aangepast tot aan een volgende bronnenrevisie. Delen van de niet-financiële en financiële rekeningen en financiële balansen van de SR worden jaarlijks gereviseerd.
- De lengte en het detailniveau van de tijdreeks sluiten aan op de internationale verplichtingen. Aanvullende wensen van gebruikers zijn waar mogelijk meegenomen.
- De reeksen zijn zoveel mogelijk met algoritmes teruggelegd, waarbij de bijstellingen in de tijd geleidelijk teruglopen. Alleen essentiële en substantiële nieuwe informatie over de jaren en kwartalen vóór revisie is apart meegenomen in het proces (als zogenaamde tijdreekslaagjes, zie paragraaf 3).
3. Methode
Voor de Aanbod- en Gebruiktabellen (AGT), Sectorrekeningen (SR) en Arbeidsrekeningen (AR) zijn deels nieuwe methoden en programmatuur ontwikkeld om de tijdreeksen te kunnen construeren. Deze methoden zijn in lijn met de eerder vastgestelde uitgangspunten en worden hieronder toegelicht. De methoden voor het maken van de tijdreeksen van de drie stelsels komen op veel punten overeen. In paragraaf 3.1 wordt de methode voor het maken van de AGT-reeksen het meest uitgebreid toegelicht, omdat veel hiervan ook van toepassing is op de overige stelsels. In de paragrafen 3.2 (Sectorrekeningen) en 3.3 (Arbeidsrekeningen) wordt vooral gefocust op stelselspecifieke details.
3.1 Methode Aanbod- en Gebruiktabellen (AGT)
Bij het samenstellen van de AGT-jaartijdreeksen is op een hoog aggregatieniveau gewerkt. Dit resulteert in een beperkte cijferset van bedrijfstakken, bestedingen en goederengroepen, waarin de gewenste publicatievariabelen zijn vastgesteld. Er zijn voor de tijdreeksjaren 1995-2020 geen gereviseerde Input-Output tabellen (IOT) geconstrueerd. Ook is niet voor alle reeksen informatie per goederengroep beschikbaar. Voor het revisiejaar 2021 en de jaren erna zijn deze tabellen wel beschikbaar.
De bijstellingen van het revisiejaar 2021 hebben betrekking op vrijwel alle bedrijfstakken en bestedingscategorieën. Waar bijstellingen beperkt zijn gebleven, is aangenomen dat de cijfers van het vorige revisiejaar 2015 juist waren en zijn de bijstellingen geleidelijk teruggelegd tot dit voorgaande ijkjaar. Grotere bijstellingen zijn teruggelegd tot het revisiejaar dáárvoor, namelijk verslagjaar 2010. Hierbij is dus expliciet gekozen om de jaren daarvoor zo veel mogelijk ongewijzigd te laten, tenzij de oude raming serieuze omissies bevatte die gerepareerd moesten worden. Deze uitgangspunten zijn ook gehanteerd bij de SR en AR.
Hoe groter de bijstelling van revisiejaar 2021, des te meer de ontwikkelingen in de tijdreeks zijn aangepast. Voor de AGT is er expliciet voor gekozen om de bijstelling in de waardegroei toe te rekenen aan de volumegroei. De prijzen voor revisie zijn dus leidend voor de prijzen na revisie. Dit is gedaan omdat de prijzen gebaseerd zijn op directe waargenomen databronnen, terwijl volumes (ook in de reguliere ramingen) worden afgeleid uit waardeontwikkelingen en prijsontwikkelingen. Alleen voor delen van de economie waar volumeontwikkelingen van hogere kwaliteit worden geacht dan de prijsontwikkelingen (zoals bij enkele aanpassingen bij de verzekeraars), zijn de prijsontwikkelingen juist aangepast.
Hoe de bijstelling van revisiejaar 2021 in de tijdreeks precies is teruggelegd verschilt per bedrijfstak en finale bestedingscategorie. Eerst is per bedrijfstak of bestedingscategorie gekeken naar de bijstelling in revisiejaar 2021. Vervolgens is bepaald of er aanvullende informatie beschikbaar is voor de grootte van de bijstellingen in de overige jaren van de tijdreeks. Ten slotte zijn de bijstellingen van de overige jaren vastgesteld, waarbij wederom de kleinere bijstellingen in 2015 tot 0 uitkomen en de grotere pas in 2010.
Een bijstelling van de tijdreeks in de nationale rekeningen staat nooit op zich. Zo moeten bijvoorbeeld de bijstellingen van zowel de productie als de consumptie van horecadiensten overeenkomen. Ook moeten de bijstellingen in het ene stelsel (bijvoorbeeld de AGT) goed worden afgestemd met de andere stelsels, zoals de Sectorrekeningen. Hierbij geldt dat de gegevens over de productie en de inkomensvorming vanuit de AGT altijd leidend zijn voor de SR (behalve voor ramingen van de overheid).
Een bijstelling in het revisiejaar wordt verder terug in de tijdreeks idealiter geleidelijk aan kleiner, waardoor het economisch beeld over het algemeen niet al te veel is gewijzigd. Het economische patroon voor revisie lijkt daarom veel op het economische patroon na revisie. Dit is als uitgangspunt ook zo opgenomen in de methodiek en is goed te zien in de grafische weergaven van de verschillende economische aggregaten voor en na revisie (zie paragraaf 4).
Hieronder is de methode voor het maken van de AGT-tijdreeks uitgewerkt in verschillende stappen.
3.1.1 Tijdreekslaagjes
De bijstelling tussen het revisiejaar 2021 en het verslagjaar 2021 voor revisie valt veelal uiteen in twee delen: een deel dat nagenoeg teruggelegd kan worden met de oude ontwikkelingen en een deel dat niet op die manier teruggelegd kan worden, omdat de oude ontwikkelingen niet representatief zijn voor het fenomeen dat is bijgesteld. Het tweede deel van de bijstelling wordt ook een ‘tijdreekslaagje’ genoemd.
De precieze invulling van een tijdreekslaagje wordt bepaald in een revisieproject. Voor deze revisie zijn er tijdreekslaagjes gemaakt naar aanleiding van enkele BNI-actiepunten (globalisering, spreads, kosten gezondheidszorg), bijstellingen bij enkele grote multinationale bedrijven, illegale activiteiten en de overheveling van de sociale werkplaatsen en banenpools naar algemeen bestuur (zie de Revisiepublicatie voor meer informatie over de BNI-actiepunten en de overige bijstellingen).
Bij het gebruik van een tijdreekslaagje wordt voor specifieke revisieprojecten het effect van dat project op de oudere jaren apart bepaald op basis van de beschikbare informatie. De tijdreekslaagjes lopen soms terug tot en met 1995, het begin van de tijdreeks. Deze informatie is eerst in de tijdreeks verwerkt voordat via algoritmes de rest van de tijdreeks is teruggelegd. Ook voor het maken van de tijdreeksen voor de stelsels SR en AR zijn revisieprojecten en tijdreekslaagjes ingezet (zie paragraaf 3.2 en 3.3).
3.1.2 Terugleggen van de bijstellingen
In deze paragraaf wordt het terugleggen van de bijstellingen in detail beschreven voor de productiebenadering en de bestedingsbenadering van het bbp.
Productiebenadering van het bbp
1. De totale productie per bedrijfstak in lopende prijzen én de onderliggende goederengroepen zijn teruggelegd met de volgende formule:
A. Indien de herijking voor het revisiejaar 2021 kleiner of gelijk was aan 4 procent, dan werd het verschil tot 2015 teruggelegd (dus tot de voorgaande revisie)
B. Indien de herijking groter was dan 4 procent, dan werd het verschil teruggelegd tot 2010 (dus tot de revisie van 2010)
De teruglegging vindt op relatief lineaire wijze plaats. Het teruglegpercentage loopt elk jaar met een vast verschil terug (lineair) en het teruglegpercentage wordt vermenigvuldigd met de initiële waarde (relatief). De onderstaande tabel bevat ter illustratie een getallenvoorbeeld van de teruglegging. De vóór revisie reeks staat in de kolom ’initieel’. De revisiebijstelling (herijking) in 2021 bedraagt 100. Dat is minder dan 4 procent van het totaal. De herijking wordt zodoende teruggelegd tot de voorgaande revisie van 2015. Als de bijstelling 300 zou bedragen, zou de herijking worden teruggelegd tot de revisie van 2010.
Initieel | Herijking | Bijstelling | Nieuw | Herijking | Bijstelling | Nieuw | ||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
euro | euro | euro | % | euro | euro | euro | % | euro | ||
2010 | 2 125 | 2 125 | 2 125 | |||||||
2011 | 2 150 | 2 150 | 18 | 0,8 | 2 168 | |||||
2012 | 2 200 | 2 200 | 36 | 1,7 | 2 236 | |||||
2013 | 2 350 | 2 350 | 58 | 2,5 | 2 408 | |||||
2014 | 2 400 | 2 400 | 79 | 3,3 | 2 479 | |||||
2015 | 2 600 | 2 600 | 107 | 4,1 | 2 707 | |||||
2016 | 2 725 | 14 | 0,5 | 2 739 | 135 | 5,0 | 2 860 | |||
2017 | 2 900 | 29 | 1,0 | 2 929 | 168 | 5,8 | 3 068 | |||
2018 | 2 975 | 45 | 1,5 | 3 020 | 197 | 6,6 | 3 172 | |||
2019 | 3 000 | 61 | 2,0 | 3 061 | 223 | 7,4 | 3 223 | |||
2020 | 3 200 | 81 | 2,5 | 3 281 | 264 | 8,3 | 3 464 | |||
2021 | 3 300 | 100 | 100 | 3,0 | 3 400 | 300 | 300 | 9,1 | 3 600 | |
2. De productie per goederengroep is eveneens teruggelegd met de formule in 1). Verschillen tussen de totale productie en de optelsom van alle goederengroepen zijn weggeboekt bij de goederengroep met de hoogste productie. Deze verschillen ontstaan omdat de periode van teruglegging tussen de goederengroepen en het totaal niet altijd aan elkaar gelijk zijn.
3. De totale toegevoegde waarde is teruggelegd met de dezelfde formule als in 1). De teruglegperiode voor de totale toegevoegde waarde is hierdoor steeds gelijk aan die van de totale productie.
4. De tijdreeks van het totale intermediaire verbruik is berekend als de totale productie minus de totale toegevoegde waarde.
5. Het intermediair verbruik per goederengroep is ook teruggelegd met de formule in 1). Verschillen tussen het totale intermediair verbruik en de optelsom van alle goederengroepen zijn weggeboekt bij de goederengroep met het hoogste intermediaire verbruik.
6. De uitkomsten in prijzen van het voorafgaande jaar (de constante prijzen) zijn als volgt berekend: de waarden per goederengroep in lopende prijzen zijn gedefleerd met de bestaande prijsindices van vóór revisie. Het totaal van de productie en dat van het intermediair verbruik, beide in constante prijzen, zijn berekend als optelling van de goederengroepen in constante prijzen. De toegevoegde waarde in constante prijzen is berekend als productie minus intermediair verbruik.
Bestedingsbenadering van het bbp
7. De tijdreeks van de invoer van goederen in lopende prijzen is op dezelfde manier berekend als die van de productie (zie onder 1); dus het totaal van de invoer van goederen is relatief lineair teruggelegd. Datzelfde geldt voor de invoer per goederengroep. Vervolgens is het verschil tussen het totaal van de invoer en de optelsom van de verschillende goederengroepen bij de goederengroep met de hoogste invoer weggeboekt.
8. Het handelssaldo van de goederen is relatief lineair teruggelegd.
9. De tijdreeks van de totale export is bepaald als een restpost van het handelssaldo en de totale invoer.
10. De export per goederengroep is op dezelfde manier berekend als die van de productie (zie onder 1). De verschillen tussen de totale export en de goederengroepen zijn weggeboekt bij de goederengroep met de hoogste export.
11. Ook voor het maken van de tijdreeks van de invoer en uitvoer van diensten zijn de stappen 7 t/m 10 uitgevoerd.
12. De tijdreeksen van de consumptie door de overheid, door huishoudens, en door instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (IZWH’s) en de tijdreeks van de investeringen zijn op dezelfde manier berekend als die van de productie (zie onder 1).
13. Het overgrote deel van de bijstelling van de voorraden heeft alleen betrekking op verslagjaar 2021 en heeft daarom geen impact op de tijdreeks. Alleen voor een heel beperkt deel zijn er ook aanpassingen gemaakt in de tijdreeks. De resterende absolute verschillen tussen voor en na revisie van de veranderingen van de voorraden en de kostbaarheden zijn lineair teruggelegd. De absolute verschillen zijn genomen omdat deze reeksen zowel positief als negatief kunnen zijn. Door de absolute mutaties te nemen blijft het oorspronkelijke patroon meer intact.
14. Alle waarden in de prijzen van het voorafgaande jaar (constante prijzen) voor de bestedingen zijn berekend op dezelfde manier als bij stap 6. De totalen van de bestedingen in constante prijzen zijn steeds een optelsom van de goederengroepen.
3.1.3 Geautomatiseerde inpassing
Na het doorlopen van bovenstaande stappen bleken de resterende inpasverschillen tussen het aanbod van en de vraag naar goederen doorgaans beperkt. De tijdreekslaagjes waren in de meeste gevallen consistent (zodat het aanbod gelijk is aan de vraag) en door het hoge aggregatieniveau van de goederengroepen vielen aanbod- en vraagverschillen op een lager niveau vaak tegen elkaar weg. De overgebleven inpasverschillen konden hierdoor gemakkelijk met geautomatiseerde procedures worden opgelost, waarbij bestaande mutaties zo goed als mogelijk behouden bleven én aan enkele randvoorwaarden werd voldaan. Zo moesten aanbod van en vraag naar goederen identiek zijn, en zijn gegevens van de Belastingdienst over de productgebonden en niet-productgebonden belastingen en subsidies exogeen ingezet, evenals de beloning van werknemers uit de AR.
Naast de jaartijdreeksen zijn er ook gereviseerde AGT-kwartaaltijdreeksen gepubliceerd. Deze zijn via een geautomatiseerde rekenprocedure gemaakt. Hierbij zijn de oude kwartalen aangesloten op de nieuwe jaartotalen, terwijl de oude kwartaal-op-kwartaalontwikkelingen zoveel mogelijk in stand zijn gehouden. Waar nodig is ook extra informatie over bijstellingen in de tijdreeks vóór 2021 toegevoegd (door middel van tijdreekslaagjes), bijvoorbeeld voor de tijdreeks van de beloning van werknemers en de belastingen. De kwartaalreeksen zijn gebruikt als input voor de seizoengecorrigeerde cijfers van het bbp en de onderliggende reeksen (zie Annex A), en ook als input voor de SR (paragraaf 3.2) inclusief de Overheidsrekeningen.
3.2 Methode Sectorrekeningen (SR)
De methodiek voor de raming van de tijdreeksen van de SR is in essentie hetzelfde als de hiervoor beschreven methodiek voor de AGT. Eén belangrijk verschil is echter dat delen van de niet-financiële rekeningen en de financiële rekeningen en balansen jaarlijks worden gereviseerd, inclusief een volledige aansluiting van de tijdreeksen.
Input voor de tijdreeks zijn (a) de vóór revisiecijfers van 1995 t/m 2021, inclusief de na de benchmarkrevisie van 2015 jaarlijks gereviseerde cijfers, (b) de uitkomsten van de verschillende revisieprojecten en (c) de definitieve resultaten van de revisie van het benchmark verslagjaar 2021. De uitkomsten van de revisieprojecten zijn grotendeels als tijdreekslaagjes aan de vóór revisiecijfers toegevoegd. De tijdreekslaagjes lopen soms helemaal terug tot 1995, net als bij de AGT. Het resterende verschil met de 2021 ná revisiecijfers is op een aantal uitzonderingen na, lineair teruggelegd tot de voorgaande revisie van 2015. Hierdoor ontstonden andere ontwikkelingen en niveaus. De precieze methodiek verschilt per activiteit/transactie en de resulterende tijdreeksen werden vervolgens nog ingepast.
3.2.1 Niet-financiële transacties
Voor de transacties die ook in de AGT voorkomen zijn de cijfers uit de gereviseerde tijdreeks van de AGT overgenomen. De informatie per bedrijfstak is middels de zogenaamde duale classificatie toegerekend aan sectoren (de groepering van (delen van) bedrijfstakken naar institutionele sectoren). Voor de overige transacties, zoals de rente- en dividendstromen, loopt de herijking lineair terug in de tijd.
3.2.2 Financiële rekeningen en balansen
Voor de financiële rekeningen en de balansen is een soortgelijke strategie toegepast. Het doel was hier om zo goed mogelijk aan te sluiten op de eindbalans voor verslagjaar 2015 voor revisie (plus laagjes uit de eerste stap), door het verschil in de balans geleidelijk af te laten lopen naar nul in 2015 (en incidenteel verder terug in de tijd). Er is ervoor gekozen om de bijstellingen grotendeels via financiële transacties weg te laten lopen (en deels via prijs- en koersmutaties). Hierna heeft de inpasprogrammatuur gezorgd voor een geïntegreerd en consistent stelsel.
De overheidsfinanciën zijn onderdeel van de sectorrekeningen en hebben daarmee ook bovenstaande procedure doorlopen voor het samenstellen van de gereviseerde tijdreeksen.
3.3 Methode Arbeidsrekeningen (AR)
Ook voor de AR was de tijdreeks voor revisie de basis voor de gereviseerde tijdreeks 1995-2021. Om tot een gereviseerde tijdreeks te komen zijn aan deze reeks, net als bij de AGT en SR, verschillende laagjes toegevoegd. In grote lijnen is de onderstaande procedure gevolgd:
- Uit verschillende revisieprojecten zijn bijstellingen in de tijdreeks voortgekomen die als tijdreekslaagjes op de voor-revisietijdreeksen over lonen en sociale lasten zijn gezet.
- Om de tijdreeksen over lonen en sociale lasten vervolgens volledig aan te laten sluiten op de raming van het revisiejaar 2021 zijn de overige verschillen met behulp van een herijking ook geleidelijk teruggelegd in de tijd.
- Tevens zijn de nieuwe AR-tijdreeksen van de lonen en sociale lasten afgestemd met die van de overheidssector, de sectorrekeningen (SR) en de Aanbod- en Gebruiktabellen (AGT).
- In samenhang met de revisie van de lonen en sociale lasten, zijn vervolgens ook arbeidsvolumegegevens gereviseerd; het gaat om gegevens over banen, arbeidsjaren, gewerkte uren en werkzame personen.
- Voor het maken van kwartaalreeksen over de lonen, sociale lasten en de arbeidsvolumes zijn de kwartaalpatronen van voor revisie na enkele wijzigingen op de na-revisiejaartotalen gezet.
3.3.1 Werknemerslonen en sociale lasten
Zoals genoemd vormden voor de tijdreeksen van lonen van werknemers en sociale lasten ten laste van werkgevers de voor-revisietijdreeksen de basis. Hieraan zijn in eerste instantie tijdreekslaagjes van verschillende revisieprojecten toegevoegd. Voorbeelden van belangrijke revisieprojecten zijn het aansluiten van de ontslag- en transitievergoedingen op de waarneming uit de Polisadministratie van het UWV, de herijking van loon in natura (loon in de vorm van goederen of diensten, zoals het privégebruik van een auto van de zaak) en de herziening van de pensioenpremies waarbij voortaan voor de werknemers- én werkgeverspremies de totalen van De Nederlandsche Bank (DNB) worden gevolgd. Per project is bekeken tot hoeveel jaar terug een correctie nodig was en hoe groot deze correctie per jaar diende te zijn. Zo is bij het revisieproject over ontslag- en transitievergoedingen bijvoorbeeld rekening gehouden met de wijzigingen in wet- en regelgeving in de afgelopen periode.
Om de tijdreeksen over lonen en sociale lasten vervolgens volledig aan te laten sluiten op de nieuwe raming van het revisiejaar 2021 zijn de overige verschillen met behulp van een herijking teruggelegd in de tijd. Deze overige verschillen bestaan voor het grootste deel uit veranderingen in de bedrijvenpopulatie per bedrijfstak en voor een beperkter deel uit een overig restverschil. De veranderingen in de bedrijvenpopulatie zijn deels het gevolg van andere ramingen voor zwart werk/de illegale economie, waarvoor per jaar per bedrijfstak bepaald is wat de beste manier van terugleggen was. Daarnaast betreffen de veranderingen in de bedrijvenpopulatie ook wijzigingen in de classificaties van bedrijfseenheden volgens het Algemeen Bedrijvenregister (ABR). Deze wijzigingen zijn naar voren gekomen uit confrontaties met andere bronnen, zoals de populatie van financiële instellingen van De Nederlandsche Bank. Deze wijzigingen zijn aflopend teruggelegd tot 1995, waarbij het samengesteld effect op macroniveau voor ieder jaar op 0 is gehouden, omdat verschuivingen tussen bedrijfstakken niet mogen leiden tot een verschil op macroniveau.
De laatste restverschillen voor de lonen en sociale lasten om aan te sluiten op de na-revisieraming van 2021 zijn tevens teruggelegd tot 1995. Hierbij zijn per bedrijfstak de ontwikkelingen in de vorm van een waarde-index van respectievelijk de lonen en sociale lasten gebruikt om het berekende restverschil voor 2021 terug in de tijd te indexeren.
3.3.2 Arbeidsvolume
Het arbeidsvolume omvat de banen, arbeidsjaren, gewerkte uren en werkzame personen van werknemers en zelfstandigen. Analoog aan de methode voor de lonen en sociale lasten zijn de tijdreeksen berekend op basis van de cijfers voor revisie waaraan laagjes zijn toegevoegd. Echter, op de nieuwe ramingen voor zwart werk/de illegale economie na, hebben de losse revisieprojecten geen effect gehad op het arbeidsvolume. Wel is voor de arbeidsvolumes dezelfde herijking als gevolg van populatiewijzigingen en het overgebleven restverschil doorgevoerd als voor de lonen en sociale lasten. Hierbij zijn per bedrijfstak per periode dezelfde mutaties aangehouden als die zijn doorgevoerd in de lonen en sociale lasten, om de verhoudingen tussen arbeidsvolumes en beloningen voor verschillende groepen niet te frustreren.
Voor de zelfstandigen zijn aanvullend de gewerkte uren en arbeidsjaren gereviseerd vanwege het herontwerp van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) in 2021. Een veranderde vraagstelling in de EBB heeft tot een iets hoger gemiddeld aantal gewerkte uren per zelfstandige geleid. Door een dubbele uitvraag van de EBB kon de trendbreuk in 2021 gekwantificeerd worden en met vaste percentages per subgroep teruggelegd worden tot 1995.
3.3.3 Kwartaalreeksen
Voor het maken van kwartaalreeksen over de lonen, sociale lasten en de arbeidsvolumes vormden de kwartaalpatronen van voor revisie het uitgangspunt. Deze kwartaalpatronen zijn per bedrijfstak, na enkele wijzigingen in de patronen van de lonen en de sociale lasten als gevolg van nieuwe inzichten, op de na-revisiejaartotalen gezet.
3.3.4 Afstemmen tijdreeks met andere stelsels
De sociale lasten voor totaal Nederland en de lonen en arbeidsvolumes voor de overheidssector zijn afgestemd met de overheidsstatistieken. De lonen, sociale lasten en arbeidsvolumes zijn tevens afgestemd met SR. Daarnaast zijn in de AR specifiek de pensioenpremies, die onderdeel vormen van de lonen en sociale lasten, in overeenstemming met SR gecorrigeerd om volledig aan te sluiten op de gegevens van DNB. Tot slot heeft de AGT, zoals gebruikelijk, na een confrontatie en enkele aanpassingen van de cijfers de lonen van werknemers overgenomen van de AR.
4. Bijstellingen voor enkele kernindicatoren
In deze paragraaf worden voor het bbp en een aantal andere kernindicatoren de voor- en na-revisie cijfers gepresenteerd voor de periode 1995-2021. De grootste bijstellingen zijn het gevolg van het opnieuw aansluiten op de actuele bronniveaus. Zoals eerder beschreven zijn de verschillen geleidelijk teruggelegd in de tijd, tot de voorgaande revisie van 2015, of, bij grotere verschillen, tot de revisie van 2010. De tijdreekslaagjes kunnen voor een meer wisselend patroon zorgen, maar de omvang van deze laagjes is doorgaans beperkt en veelal nauwelijks zichtbaar in de ontwikkeling van de kernindicatoren.
De opwaartse bijstellingen van het niveau van het bbp en de meeste bestedingscomponenten leiden ertoe dat de na-revisieniveaus hoger liggen dan de voor-revisieniveaus, maar veelal geldt dat het patroon in de tijd vrijwel onveranderd is gebleven. De economische dip in 2009 is duidelijk zichtbaar evenals de zware terugval door Covid in 2020, en het daaropvolgende snelle herstel in 2021.
voor revisie (mld euro) | na revisie (mld euro) | |
---|---|---|
1995 | 329,5 | 330 |
1996 | 344,6 | 345,3 |
1997 | 369 | 369,7 |
1998 | 394,3 | 394,8 |
1999 | 419,5 | 420,1 |
2000 | 452 | 452,2 |
2001 | 481,9 | 482,9 |
2002 | 501,1 | 502,9 |
2003 | 512,8 | 514,9 |
2004 | 529,3 | 531,6 |
2005 | 550,9 | 553,1 |
2006 | 584,5 | 587,4 |
2007 | 619,2 | 622,8 |
2008 | 647,2 | 651,3 |
2009 | 624,8 | 630,2 |
2010 | 639,2 | 643 |
2011 | 650,4 | 656 |
2012 | 653 | 658,2 |
2013 | 660,5 | 665,6 |
2014 | 671,6 | 678,6 |
2015 | 690 | 699,2 |
2016 | 708,3 | 720,2 |
2017 | 738,1 | 750,9 |
2018 | 774 | 787,3 |
2019 | 813,1 | 829,8 |
2020 | 796,5 | 816,5 |
2021 | 870,6 | 891,6 |
voor revisie (% volumeverandering) | na revisie (% volumeverandering) | |
---|---|---|
1996 | 3,5 | 3,4 |
1997 | 4,3 | 4,2 |
1998 | 4,7 | 4,6 |
1999 | 5 | 5 |
2000 | 4,2 | 4,2 |
2001 | 2,3 | 2,3 |
2002 | 0,2 | 0,2 |
2003 | 0,2 | 0,1 |
2004 | 2 | 2 |
2005 | 2,1 | 2 |
2006 | 3,5 | 3,5 |
2007 | 3,8 | 3,9 |
2008 | 2,2 | 2,1 |
2009 | -3,7 | -3,7 |
2010 | 1,3 | 1,3 |
2011 | 1,6 | 1,8 |
2012 | -1 | -1 |
2013 | -0,1 | 0 |
2014 | 1,4 | 1,6 |
2015 | 2 | 2,1 |
2016 | 2,2 | 2,4 |
2017 | 2,9 | 2,8 |
2018 | 2,4 | 2,3 |
2019 | 2 | 2,3 |
2020 | -3,9 | -3,9 |
2021 | 6,2 | 6,3 |
voor revisie (mld euro) | na revisie (mld euro) | |
---|---|---|
1995 | 327,6 | 327,7 |
1996 | 344,6 | 344,9 |
1997 | 367,7 | 368 |
1998 | 387,2 | 387,3 |
1999 | 417,5 | 417,4 |
2000 | 449,3 | 448,5 |
2001 | 469,5 | 470,8 |
2002 | 487 | 488,4 |
2003 | 506 | 508,5 |
2004 | 521,4 | 524 |
2005 | 541,4 | 545,3 |
2006 | 580,4 | 583,2 |
2007 | 612,3 | 614,8 |
2008 | 615,9 | 619,2 |
2009 | 601,2 | 607,5 |
2010 | 633,5 | 639,6 |
2011 | 648,2 | 655,1 |
2012 | 645,7 | 652,2 |
2013 | 655,8 | 661,7 |
2014 | 664,8 | 672,5 |
2015 | 683 | 688,6 |
2016 | 691,1 | 698,8 |
2017 | 729,7 | 737,2 |
2018 | 771,1 | 782,4 |
2019 | 796,5 | 811,7 |
2020 | 770,5 | 791 |
2021 | 884,5 | 902,4 |
voor revisie (% volumeverandering) | na revisie (% volumeverandering) | |
---|---|---|
1996 | 4,9 | 4,9 |
1997 | 4,2 | 4,1 |
1998 | 5,6 | 5,7 |
1999 | 6 | 6 |
2000 | 3,7 | 3,7 |
2001 | 2 | 2,1 |
2002 | 1,2 | 1,2 |
2003 | -0,1 | -0,1 |
2004 | 0,8 | 0,8 |
2005 | 0,9 | 0,9 |
2006 | -0,2 | -0,2 |
2007 | 1,9 | 1,8 |
2008 | 0,9 | 0,8 |
2009 | -1,9 | -2 |
2010 | 0,1 | 0,1 |
2011 | 0,1 | 0,4 |
2012 | -1,1 | -0,8 |
2013 | -1 | -0,6 |
2014 | 0,4 | 0,7 |
2015 | 2 | 2,2 |
2016 | 1,1 | 1,3 |
2017 | 2,1 | 2,2 |
2018 | 2,2 | 2,4 |
2019 | 0,9 | 1 |
2020 | -6,4 | -6,1 |
2021 | 4,3 | 4,5 |
voor revisie (% volumeverandering) | na revisie (% volumeverandering) | |
---|---|---|
1996 | 6,7 | 6,7 |
1997 | 6,4 | 6,1 |
1998 | 6,8 | 6,7 |
1999 | 10 | 10 |
2000 | 2,3 | 2,4 |
2001 | 1,3 | 1,3 |
2002 | -4,1 | -4 |
2003 | -1,7 | -1,7 |
2004 | 0,2 | 0,1 |
2005 | 3,3 | 3,3 |
2006 | 7 | 6,9 |
2007 | 14,8 | 14,7 |
2008 | -3 | -2,9 |
2009 | -8,6 | -8,6 |
2010 | -6,8 | -7,3 |
2011 | 4,9 | 5,5 |
2012 | -6,3 | -6,3 |
2013 | -1,6 | -1,6 |
2014 | -2,4 | -2,4 |
2015 | 29 | 29,1 |
2016 | -7,3 | -9,1 |
2017 | 4,2 | 6 |
2018 | 3,6 | 3,1 |
2019 | 6,2 | 7,4 |
2020 | -2,6 | -2,5 |
2021 | 2,9 | 2,4 |
voor revisie (% volumeverandering) | na revisie (% volumeverandering) | |
---|---|---|
1996 | 4,1 | 4,1 |
1997 | 9,7 | 9,6 |
1998 | 6,7 | 6,6 |
1999 | 9 | 9 |
2000 | 12,4 | 12,1 |
2001 | 1,5 | 1,5 |
2002 | 0,6 | 0,5 |
2003 | 1,8 | 1,8 |
2004 | 8,2 | 8,2 |
2005 | 5,8 | 5,7 |
2006 | 7,2 | 7,2 |
2007 | 5,4 | 5,4 |
2008 | 1,6 | 1,7 |
2009 | -8,6 | -8,7 |
2010 | 9,7 | 9,7 |
2011 | 5,2 | 5,7 |
2012 | 3,3 | 3,7 |
2013 | 2,5 | 3 |
2014 | 4,5 | 5,1 |
2015 | 7,4 | 8,4 |
2016 | 1,7 | 2 |
2017 | 6,5 | 6,9 |
2018 | 4,3 | 4,9 |
2019 | 2 | 2,8 |
2020 | -4,3 | -3,8 |
2021 | 8 | 6,9 |
voor revisie (% volumeverandering) | na revisie (% volumeverandering) | |
---|---|---|
1996 | 5,3 | 5,3 |
1997 | 10,9 | 10,8 |
1998 | 8,3 | 8,3 |
1999 | 9,8 | 9,9 |
2000 | 11,3 | 11,3 |
2001 | 2,5 | 2,5 |
2002 | 0,3 | 0,3 |
2003 | 2 | 2,2 |
2004 | 6,4 | 6,5 |
2005 | 5,4 | 5,5 |
2006 | 7,7 | 7,6 |
2007 | 7,8 | 7,8 |
2008 | -0,7 | -0,7 |
2009 | -7,8 | -7,9 |
2010 | 8,5 | 8,4 |
2011 | 3,9 | 4,6 |
2012 | 2,2 | 2,9 |
2013 | 2,2 | 2,9 |
2014 | 3,3 | 4 |
2015 | 14,5 | 15,4 |
2016 | -2 | -2,3 |
2017 | 6,2 | 7,6 |
2018 | 4,7 | 5,5 |
2019 | 3,2 | 4 |
2020 | -4,8 | -4,1 |
2021 | 6,2 | 6,5 |
voor revisie (% volumeverandering) | na revisie (% volumeverandering) | |
---|---|---|
1996 | -1,2 | -1,4 |
1997 | 3,2 | 2,8 |
1998 | 4 | 3,7 |
1999 | 2,2 | 2,4 |
2000 | 3,3 | 3,6 |
2001 | 4,5 | 4,2 |
2002 | 4,4 | 4,4 |
2003 | 2,8 | 2,9 |
2004 | -0,5 | -0,1 |
2005 | 1,2 | 1,3 |
2006 | 8,3 | 8,3 |
2007 | 3,1 | 3,2 |
2008 | 3,2 | 3 |
2009 | 4,7 | 4,9 |
2010 | 0,9 | 1 |
2011 | -0,4 | -0,3 |
2012 | -1,2 | -1,1 |
2013 | 0 | -0,1 |
2014 | 0,6 | 0,8 |
2015 | -0,1 | -0,2 |
2016 | 1,3 | 1,4 |
2017 | 0,9 | 1,3 |
2018 | 1,7 | 1,7 |
2019 | 2,8 | 2,8 |
2020 | 1,6 | 1,6 |
2021 | 5 | 4,7 |
voor revisie (mld euro) | na revisie (mld euro) | |
---|---|---|
1995 | 179,8 | 179,6 |
1996 | 188,2 | 187,8 |
1997 | 200,8 | 200,2 |
1998 | 212,6 | 211,3 |
1999 | 223,4 | 222,5 |
2000 | 236,6 | 235,6 |
2001 | 259,6 | 258,3 |
2002 | 267,6 | 267,2 |
2003 | 271,1 | 270,4 |
2004 | 276,5 | 274,8 |
2005 | 281,1 | 278,1 |
2006 | 293,9 | 290,4 |
2007 | 306,1 | 302,1 |
2008 | 316,5 | 311,9 |
2009 | 316,1 | 312,6 |
2010 | 320,9 | 316,1 |
2011 | 328,1 | 322,8 |
2012 | 331,2 | 323,4 |
2013 | 334,6 | 324,9 |
2014 | 342,7 | 334,6 |
2015 | 348,9 | 342,2 |
2016 | 358,7 | 355,2 |
2017 | 367,3 | 364,5 |
2018 | 385,6 | 384,5 |
2019 | 405,5 | 404,6 |
2020 | 421,5 | 420,8 |
2021 | 445,3 | 446,7 |
voor revisie (dzd arbeidsjaren) | na revisie (dzd arbeidsjaren) | |
---|---|---|
1995 | 5935 | 5948 |
1996 | 6073 | 6087 |
1997 | 6259 | 6274 |
1998 | 6440 | 6453 |
1999 | 6602 | 6617 |
2000 | 6703 | 6719 |
2001 | 6809 | 6825 |
2002 | 6797 | 6813 |
2003 | 6717 | 6733 |
2004 | 6668 | 6684 |
2005 | 6685 | 6700 |
2006 | 6833 | 6846 |
2007 | 7022 | 7034 |
2008 | 7148 | 7160 |
2009 | 7066 | 7077 |
2010 | 7025 | 7035 |
2011 | 7066 | 7073 |
2012 | 7023 | 7028 |
2013 | 6937 | 6941 |
2014 | 6927 | 6930 |
2015 | 7015 | 7011 |
2016 | 7159 | 7156 |
2017 | 7340 | 7332 |
2018 | 7561 | 7551 |
2019 | 7751 | 7737 |
2020 | 7670 | 7638 |
2021 | 7859 | 7875 |
voor revisie (mld euro) | na revisie (mld euro) | |
---|---|---|
1995 | -302,2 | -276 |
1996 | -318,1 | -290,4 |
1997 | -359,5 | -330,2 |
1998 | -404,6 | -373,6 |
1999 | -425,1 | -392,5 |
2000 | -422 | -387,5 |
2001 | -379,8 | -344,1 |
2002 | -311,7 | -274,9 |
2003 | -263,4 | -225,7 |
2004 | -225,9 | -186,6 |
2005 | -192,7 | -153,6 |
2006 | -182,1 | -145,1 |
2007 | -219,7 | -189,2 |
2008 | -125 | -96,4 |
2009 | -97 | -157,6 |
2010 | -45,9 | -123,4 |
2011 | 12,5 | -75,9 |
2012 | 116,7 | 20,7 |
2013 | 104,6 | -12,6 |
2014 | 302,9 | 167,2 |
2015 | 344,8 | 195 |
2016 | 443,5 | 282,3 |
2017 | 453,6 | 294,7 |
2018 | 565,6 | 397,7 |
2019 | 728,6 | 565,1 |
2020 | 900,1 | 717,5 |
2021 | 812,6 | 632 |
voor revisie (% bbp) | na revisie (% bbp) | |
---|---|---|
1995 | 73,2 | 73,2 |
1996 | 71,4 | 71,4 |
1997 | 65,8 | 65,8 |
1998 | 62,8 | 62,8 |
1999 | 58,7 | 58,7 |
2000 | 52,2 | 52,2 |
2001 | 49,5 | 49,5 |
2002 | 48,9 | 48,8 |
2003 | 50 | 49,9 |
2004 | 50,3 | 50,2 |
2005 | 49,8 | 49,6 |
2006 | 45,2 | 45 |
2007 | 43 | 42,8 |
2008 | 54,7 | 54,3 |
2009 | 56,8 | 56,3 |
2010 | 59,3 | 58,9 |
2011 | 61,7 | 61,2 |
2012 | 66,2 | 65,7 |
2013 | 67,7 | 67,2 |
2014 | 67,9 | 67,2 |
2015 | 64,7 | 63,8 |
2016 | 61,9 | 60,8 |
2017 | 57 | 55,9 |
2018 | 52,4 | 51,5 |
2019 | 48,6 | 47,6 |
2020 | 54,7 | 53,3 |
2021 | 51,7 | 50,4 |
voor revisie (% bbp) | na revisie (% bbp) | |
---|---|---|
1995 | -8,7 | -8,7 |
1996 | -1,8 | -1,9 |
1997 | -1,6 | -1,6 |
1998 | -1,4 | -1,3 |
1999 | 0,2 | 0,3 |
2000 | 1,2 | 1,1 |
2001 | -0,4 | -0,5 |
2002 | -2 | -2,2 |
2003 | -3,1 | -3,2 |
2004 | -1,8 | -1,8 |
2005 | -0,5 | -0,5 |
2006 | 0 | 0 |
2007 | -0,2 | -0,3 |
2008 | 0,1 | 0 |
2009 | -5,2 | -5,1 |
2010 | -5,3 | -5,3 |
2011 | -4,4 | -4,4 |
2012 | -3,9 | -3,8 |
2013 | -3 | -2,9 |
2014 | -2,3 | -2,2 |
2015 | -1,9 | -1,8 |
2016 | 0,1 | 0,2 |
2017 | 1,4 | 1,3 |
2018 | 1,5 | 1,5 |
2019 | 1,8 | 1,8 |
2020 | -3,7 | -3,6 |
2021 | -2,2 | -2,2 |
voor revisie (%) | na revisie (%) | |
---|---|---|
1995 | 81,3 | 81,4 |
1996 | 81,1 | 81,2 |
1997 | 79,1 | 79,3 |
1998 | 77,8 | 77,9 |
1999 | 78,7 | 78,9 |
2000 | 79,5 | 79,7 |
2001 | 78 | 78,1 |
2002 | 78,1 | 78,1 |
2003 | 78,8 | 79 |
2004 | 77,2 | 77,3 |
2005 | 75 | 75,2 |
2006 | 73,6 | 73,7 |
2007 | 72,5 | 72,5 |
2008 | 74,1 | 74,2 |
2009 | 78 | 77,7 |
2010 | 77,2 | 76,9 |
2011 | 77,5 | 77,1 |
2012 | 78,9 | 78,2 |
2013 | 79,1 | 78 |
2014 | 78,7 | 77,7 |
2015 | 76,2 | 74,8 |
2016 | 76,1 | 74,5 |
2017 | 75,3 | 73,7 |
2018 | 75,5 | 74,3 |
2019 | 75,4 | 73,5 |
2020 | 77 | 74,4 |
2021 | 73,3 | 70,5 |
Annex A - Seizoencorrectie van kwartaalreeksen van AGT
De manier waarop de kwartaaltijdreeksen worden gecorrigeerd voor gebruikelijke seizoensinvloeden is met deze revisie op een aantal punten aangepast. In deze annex wordt de seizoencorrectiemethode eerst algemeen toegelicht, waarna wordt ingezoomd op de verschillen tussen de seizoencorrectiemethode voor en na revisie. Het gaat daarbij voornamelijk om de manier waarop wordt omgegaan met verschillen tussen de optelsom van verschillende seizoengecorrigeerde reeksen en de bijbehorende seizoengecorrigeerde aggregaten. Dit wordt ook wel het aggregatieverschil genoemd.
Inleiding
Voor de interpretatie van kwartaal-op-kwartaalontwikkelingen in de economie speelt seizoencorrectie van de tijdreeksen een belangrijke rol. Seizoencorrectie is het proces waarin alle gebruikelijke seizoensinvloeden en kalendereffecten uit een tijdreeks worden verwijderd. Gebruikelijke seizoensinvloeden betreffen alle ontwikkelingen die ieder jaar met een vergelijkbare grootte in dezelfde periode plaatsvinden, waarvan verwacht kan worden dat deze zich ook zullen voortzetten. Kalendereffecten betreffen effecten van jaar-op-jaarveranderingen in de kalender. Dit betreft voornamelijk het aantal werkdagen per periode en het effect van een schrikkeldag.
Seizoengecorrigeerde kwartaalreeksen maken het mogelijk om reële kortetermijnontwikkelingen van de economie vast te kunnen stellen. Veel economische tijdreeksen vertonen namelijk ieder jaar vergelijkbare ontwikkelingen tussen bepaalde kwartalen. Zo wordt er in verband met de feestdagen bijvoorbeeld altijd uitzonderlijk veel speelgoed verkocht in het vierde kwartaal. Voor een analyse van de verkoop van speelgoed in het vierde kwartaal van een willekeurig jaar is het niet zinvol om te kijken naar de ongecorrigeerde omzetontwikkeling ten opzichte van het derde kwartaal. Dit zal immers altijd een toename zijn. Door te corrigeren voor gebruikelijke seizoensinvloeden en kalendereffecten wordt een beter beeld verkregen van de stand en ontwikkeling van de economie in dat kwartaal.
Seizoencorrectiemethode algemeen
Om een tijdreeks zo goed mogelijk voor seizoensinvloeden te corrigeren, worden eerst alle kalendereffecten uit de data verwijderd en worden uitbijters tijdelijk uit de reeks gehaald. Een uitbijter is een waarneming in de dataset die statistisch gezien niet bij de overige punten in de dataset past. Een voorbeeld hiervan is de aanschaf van een nieuwe vloot vliegtuigen door vliegtuigmaatschappij in één kwartaal. De waarde ligt in dat kwartaal dan ver boven de normale waarden. In dit geval wordt het betreffende kwartaal gedetecteerd als uitbijter, zodat de waarde ervan niet mee wordt genomen in de bepaling van de seizoenscomponent van de reeks. Na het voorbewerken van de reeks voor kalendereffecten en uitbijters kan vervolgens de seizoenscomponent van de reeks bepaald en verwijderd worden met behulp van de seizoencorrectie software X-13ARIMA.
Binnen de nationale rekeningen worden reeksen zowel op detailniveau als op geaggregeerd niveau gepubliceerd. Wanneer zowel losse (detail)reeksen als de aggregaten hiervan apart met het eerdergenoemde proces voor seizoensinvloeden worden gecorrigeerd – ook wel directe seizoencorrectie genoemd -, ontstaan er aggregatieverschillen. De voor seizoensinvloeden gecorrigeerde detailreeksen tellen dan niet op tot het afzonderlijk voor seizoen gecorrigeerde aggregaat.
De reden dat dergelijke aggregatieverschillen ontstaan is dat iedere reeks gebaat is bij een eigen set aan uitbijters, ARIMA-model, en seizoensfilters. In de meeste gevallen ontstaan hier al verschillen tussen de detailreeksen en het aggregaat. Daarnaast wordt de seizoenscomponent van de meeste economische reeksen non-lineair ontleed. Dit betekent dat de grootte van de component afhangt van de omvang van de reeks. Hierdoor zijn de seizoenscomponenten van de deelreeksen niet optelbaar tot de seizoenscomponent van het aggregaat.
Het ontstaan van aggregatieverschillen bij directe seizoencorrectie is dus onvermijdbaar. Internationale richtlijnen schrijven daarom ook niet voor dat seizoengecorrigeerde aggregaten aan moeten sluiten op seizoengecorrigeerde deelcomponenten. Dergelijke inconsistenties creëren echter wel uitdagingen voor gebruikers van macro-economische CBS-statistieken. Zo kan een aparte berekening van de bbp-groei middels de onderliggende seizoengecorrigeerde bestedingscomponenten bijvoorbeeld ongelijk zijn aan het gepubliceerde bbp-groeicijfer, waardoor het moeilijk is om grip te krijgen op welke bestedingscomponenten de seizoengecorrigeerde groei hebben gedreven. Binnen het CBS is de keuze gemaakt om gebruikers hierin tegemoet te komen door de aggregatieverschillen te minimaliseren.
Oude methode
Voor de revisie van 2021 werden de aggregatieverschillen geminimaliseerd door op meerdere plekken van het seizoencorrectieproces consistentie tussen de reeksen aan te brengen:
- Modelinstellingen bbp leidend voor overige reeksen
De instellingen die gebruikt werden om het bbp voor seizoensinvloeden te corrigeren, werden in de meeste gevallen ook gebruikt voor de detailreeksen. Alleen in uitzonderlijke gevallen, als het model van het bbp slecht aansloot op een detailreeks, werd hiervan afgeweken. - Uitbijters werden consistent bepaald
Als er binnen een reeks een uitbijter werd gedetecteerd, werd deze uitbijter met precies dezelfde omvang (in absolute waardes) ook op de hogere aggregaten geplaatst. Andersom gold dit ook; een uitbijter die gevonden werd op een aggregaat moest ook worden verdeeld over de reeksen die onderdeel zijn van dit aggregaat. De verdeling van zo'n uitbijter én het bepalen van de precieze waarde is echter complex, omdat de seizoencorrectiesoftware de uitbijter voor iedere reeks anders in kan schatten. - Werkdageffecten werden consistent geschat
Met behulp van een structureel tijdreeksmodel werd een consistent werkdageffect geschat over alle reeksen.2)
Een grote uitdaging bij deze werkwijze is dat het proces van het zo goed mogelijk bepalen van seizoencomponenten sterk verweven is met het proces van het minimaliseren van de aggregatieverschillen. Het is daardoor moeilijk om de effecten van deze twee processen op de seizoengecorrigeerde resultaten te onderscheiden. Om hier meer grip op te krijgen en de transparantie te vergroten, wordt vanaf deze benchmarkrevisie een nieuwe methode gehanteerd.
Nieuwe methode
Het uitgangspunt van de nieuwe methode is dat de seizoencorrectie en het verkleinen van aggregatieverschillen twee afzonderlijke processen zijn.
Seizoencorrectie
Bij de seizoencorrectie wordt voor iedere reeks het seizoenpatroon optimaal uit de reeks verwijderd. Dit betekent dat iedere reeks (zowel detailreeksen als aggregaatreeksen) een eigen set aan instellingen krijgt, en dat uitbijters en werkdageffecten voor iedere reeks afzonderlijk zo goed mogelijk worden bepaald. Uitbijters worden hierbij pas opgenomen als deze een goede economische verklaring hebben en statistisch significant aanwezig zijn in de reeks. In het geval van een lage statistische significantie kan het hebben van een valide economische verklaring echter alsnog leiden tot de opname van een uitbijter.
Sub-periodiseren van het werkdageffect
Het effect van een extra werkdag in een kwartaal is door de jaren heen flink veranderd. Vroeger maakte dat voor veel economische indicatoren flink uit, maar tegenwoordig draait de economie in veel sectoren elke dag van de week. Daarom is er per periode van ongeveer negen jaar gekeken of er voor die periode een significant werkdageffect is, en is dit effect vervolgens geschat en uit de reeks verwijderd. Veel reeksen hebben aan het begin van de tijdreeks nog wel een significant werkdageffect, maar in de laatste periode is er bijna geen enkele reeks meer met een significant werkdageffect.
Opsplitsen van de reeks “Toegevoegde waarde van cultuur, recreatie en overige diensten”
Op de toegevoegde waarde van deze bedrijfstak wordt sinds 2007 een compleet ander seizoenpatroon waargenomen. Daarom is de reeks gesplitst in twee delen: een reeks van 1995 tot 2007, en een reeks vanaf 2007 tot nu. Beide reeksen hebben hun eigen set aan instellingen, zodat het seizoenpatroon optimaal verwijderd kan worden. Vervolgens worden de twee delen samengevoegd om één reeks te vormen.
Aggregatieverschillen verkleinen
Nadat alle reeksen individueel voor seizoensinvloeden zijn gecorrigeerd, worden de aggregatieverschillen berekend. Vervolgens worden de aggregatieverschillen verkleind met een optimalisatiemodel (het zogenaamde inpassen) dat ook voor andere processen binnen nationale rekeningen wordt gebruikt. Het doel van dit model is om de ontwikkeling van de aggregatieverschillen te minimaliseren. Dit is belangrijk omdat daardoor de aggregatieverschillen minder bijdragen aan de ontwikkeling van het bbp. Hierdoor kan de seizoengecorrigeerde bbp-groei eenduidiger worden toegewezen aan de onderliggende deelindicatoren.
Aan de optimalisatiemethode van de seizoengecorrigeerde reeksen worden dus twee restricties opgelegd:
- De onderliggende deelreeksen plus het aggregatieverschil moeten optellen tot het aggregaat in ieder kwartaal.
- De ontwikkeling van het aggregatieverschil tussen twee opeenvolgende kwartalen moet worden verkleind.
Door restrictie (2) worden de aggregatieverschillen voor ieder kwartaal aangepast. Vanwege restrictie (1) heeft dit invloed op de seizoengecorrigeerde deelreeksen en aggregaten. De mate van aanpassing van de reeksen wordt vervolgens bepaald door toepassing van twee criteria:
- Proportionaliteit: Hoe groter de waarde van de reeks, hoe meer die reeks mag worden aangepast.
- Kwaliteit: Hoe slechter de kwaliteit van de seizoencorrectie van een reeks, hoe meer een reeks mag worden aangepast. Deze kwaliteit wordt bepaald door de seizoencorrectie-software.
In samenspraak met inhoudelijk specialisten wordt bepaald in welke mate de ontwikkeling van aggregatieverschillen tussen twee opeenvolgende kwartalen verkleind moet worden. Daarnaast wordt er bepaald in welke mate beide criteria (proportionaliteit versus kwaliteit) voor het verdelen van de aggregatieverschillen over de reeksen meewegen.