Bijstelling bbp en bni in 2021 en 2022
Over deze publicatie
In dit artikel worden de bijstellingen van de nationale rekeningen van het CBS voor de verslagjaren 2021 en 2022 nader toegelicht.
1. Inleiding
Het systeem van nationale rekeningen geeft een uitgebreide kwantitatieve beschrijving van het economische proces in Nederland en de economische relaties met het buitenland. Omdat er na verloop van tijd steeds meer en vollediger bronmateriaal beschikbaar komt, worden de nationale rekeningen op vaste momenten herzien. Voorbeelden van veelgebruikte indicatoren uit deze rekeningen zijn het bruto binnenlands product (bbp) en het bruto nationaal inkomen (bni). In deze notitie worden de bijstellingen van de nationale rekeningen van het CBS voor de verslagjaren 2021 en 2022 nader toegelicht.
Ieder jaar in juni, met de tweede berekening van het eerste kwartaal, publiceert het CBS herziene jaarcijfers voor het voorafgaande jaar en het daaraan voorafgaande jaar. De bijstellingen zijn dit jaar groter dan gemiddeld. De betalingsbalans en de internationale investeringpositie voor deze perioden zijn door de Nederlandsche Bank eveneens bijgesteld.
Sterke bijstelling bbp en bni in 2021 en 2022
Over de verslagjaren 2015 tot en met 2020 bedroeg de gemiddelde bijstelling van het bni 5,4 miljard euro. Dit jaar is de opwaartse bijstelling van het bni 48,2 miljard euro voor verslagjaar 2021 en 46,4 miljard euro voor verslagjaar 2022. Hiervan komt respectievelijk 15,1 miljard euro en 17,4 miljard euro voor rekening van een bijstelling van het bbp. De overige bijstelling zit in de primaire inkomensstromen van en naar het buitenland met respectievelijk 33,1 miljard en 29,0 miljard euro. De volumegroei van het bbp in verslagjaar 2021 wordt bijgesteld van 4,9 procent naar 6,2 procent. Voor verslagjaar 2022 wordt de bbp-groei bijgesteld van 4,5 procent naar 4,3 procent.
2021 | 2022 | |
---|---|---|
Bruto nationaal inkomen (bni), oud | 836,3 | 902,8 |
Bruto nationaal inkomen (bni), per 23 juni 2023 | 884,5 | 949,1 |
Bijstelling bni per 23 juni 2023 | 48,2 | 46,4 |
waarvan bijstelling bbp | 15,1 | 17,4 |
waarvan bijstelling saldo primaire inkomens Nederland met het buitenland | 33,1 | 29,0 |
2. Bijstellingen bruto binnenlands product (bbp)
De opwaartse bijstelling van het bbp met 17,4 miljard euro voor verslagjaar 2022 is voor het overgrote deel het gevolg van de opwaartse (niveau)bijstelling van het bbp in lopende prijzen voor verslagjaar 2021. Bij de voorlopige ramingen worden alleen de ontwikkelingen ten opzichte het voorgaande jaar uit de bronstatistiek gebruikt en niet de absolute waarden, zoals bij de definitieve raming wel het geval is. Dit betekent dat een bijstelling van het niveau van het bbp voor het definitieve verslagjaar 2021 volledig doorwerkt in het niveau van het voorlopige bbp voor verslagjaar 2022. De bijstelling van het bbp voor verslagjaar 2021 wordt hieronder toegelicht.
Verslagjaar 2021
In februari 2022 publiceerde het CBS voor het eerst een jaarcijfer van het bbp voor verslagjaar 2021, gebaseerd op de som van vier kwartaalramingen. Vervolgens werd in maart 2022 een tweede berekening gepubliceerd, waarin aanvullende informatie over de vier kwartalen van 2021 was verwerkt. In juni 2022 werd een derde raming gepubliceerd, waarin in vergelijking met de tweede berekening nieuwe jaarcijfers voor de landbouw, het verzekeringswezen en de overheid waren verwerkt. In de raming die vandaag wordt gepubliceerd zijn de resultaten uit de begin dit jaar voor verslagjaar 2021 beschikbaar gekomen productiestatistieken verwerkt.
Met de productiestatistieken verzamelt het CBS gedetailleerde jaarinformatie over de productie en het verbruik van nagenoeg alle bedrijfstakken. Bij de eerdere ramingen is wel informatie over de productie beschikbaar, onder andere via enquêtes bij bedrijven en het gebruik van btw-informatie, maar nog niet over het verbruik van energie, materialen en diensten. Daarom wordt bij die ramingen over het algemeen als uitgangspunt gehanteerd dat de verhouding tussen productie en verbruik gelijk is aan die in het laatste jaar waarvoor productiestatistieken beschikbaar zijn.
2021 was het tweede “coronajaar”. Door de uitzonderlijke economische omstandigheden in deze periode kwamen sommige uitgangspunten voor het maken van de kwartaalramingen van het bbp onder druk te staan. Daarom heeft het CBS in een aantal gevallen bewust ingegrepen op de normale procedure, waarbij vooral de vaste productie-verbruiksverhoudingen uit het voorgaande jaar bewust werd losgelaten. Ook werden er nieuwe bronnen en methoden gebruikt.
Ondanks deze ingrepen is de bbp-groei voor het verslagjaar 2021 toch veel meer bijgesteld dan gebruikelijk is. Zoals hierboven beschreven komt dit vooral door de inzet van nieuwe informatie over bedrijven uit de productiestatistieken. Bij de publicatie van de voorlopige cijfers in juni 2022 bedroeg de volumegroei van het bbp in 2021 nog 4,9 procent. Dit cijfer is nu bijgesteld naar 6,2 procent, oftewel een opwaartse bijstelling van 1,3 procentpunt. In reële termen betekent dit een bijstelling van het volume van het bbp van 10,6 miljard euro; in lopende prijzen bedraagt de bijstelling 15,1 miljard euro. De bijstelling van het bbp in lopende prijzen werkt rechtstreeks door in het bni (zie hieronder).
Productie
Het CBS berekent het bbp volgens twee benaderingen: de productiebenadering en de bestedingsbenadering. Beide benaderingen leiden per definitie tot hetzelfde bbp. In de productiebenadering is het bbp gelijk aan de som van de toegevoegde waarde van alle bedrijfstakken plus het saldo van productgebonden belastingen en subsidies. De toegevoegde waarde wordt berekend als het verschil tussen de productie en het verbruik van energie, materialen en diensten. Ten opzichte van de vorige raming is zowel de volumegroei van de productie (0,9 procentpunt) als die van het verbruik (0,5 procentpunt) opwaarts bijgesteld, resulterend in een opwaartse bijstelling van de toegevoegde waarde met 1,4 procentpunt naar een volumegroei van 6,6 procent. Inclusief het saldo van de productgebonden belastingen en subsidies komt de volumegroei van het bbp uit op 6,2 procent.
Onderliggend is er een groot aantal bedrijfstakken met relatief grote bijstellingen van de toegevoegde waarde, zowel opwaartse als neerwaartse. Waar de opwaartse en neerwaartse bijstellingen voor verslagjaar 2020 elkaar nagenoeg compenseerden, overheersen voor verslagjaar 2021 de opwaartse bijstellingen. Die komen onder andere voor bij de chemische industrie, het vervoer over land, de voedingsmiddelenindustrie en de gezondheidszorg. Voor deze bedrijfstakken geldt dat de verhouding tussen productie en verbruik in 2021 hoger was dan bij de voorlopige cijfers op basis van de toen beschikbare informatie werd aangenomen. Zij verbruikten dus relatief minder energie, materialen en diensten als aandeel van de productie dan eerder geraamd.
Specifiek voor de groothandel en de detailhandel geldt dat de definitieve raming de eerste is waarvoor brondata worden ingezet. Bij alle voorgaande ramingen wordt de toegevoegde waarde indirect berekend via handelsmarges op de goederenstromen. Zowel de groothandel als de detailhandel zijn sterk opwaarts bijgesteld ten opzichte van de vorige raming.
Negatieve bijstellingen kwamen onder andere voor in de opslag en dienstverlening voor vervoer, de horeca en de IT-dienstverlening. Deze bedrijfstakken hadden ten opzichte van de productie juist een relatief hoger verbruik dan eerder aangenomen.
Bedrijfstakken | Bijdrage aan bijstelling (procentpunt) |
---|---|
Groothandel en handelsbemiddeling | 0,43 |
Chemische industrie | 0,16 |
Detailhandel (niet in auto's) | 0,16 |
Gezondheidszorg | 0,15 |
Vervoer over land | 0,12 |
Voedingsmiddelenindustrie | 0,11 |
Opslag, dienstverlening voor vervoer | -0,12 |
Eet- en drinkgelegenheden | -0,12 |
IT-dienstverlening | -0,12 |
Bestedingen
Vanuit de bestedingenbenadering is het bbp gelijk aan de som van de investeringen, de consumptie, het handelssaldo en de groei van de voorraden. De groei van de voorraden, het handelssaldo van goederen en de consumptie door huishoudens zijn voor verslagjaar 2021 het sterkst opwaarts bijgesteld. Bij de voorraden gaat het om een sterkere groei van onder andere landbouwproducten, voedingsmiddelen en aardolieproducten. Bij de internationale goederenhandel wordt het saldo van de transitohandel sterk opwaarts bijgesteld. De jaarraming die vandaag wordt gepubliceerd is de eerste raming voor verslagjaar 2021 waarbij broninformatie over de transitohandel beschikbaar is. Ook het saldo van de handel in chemische producten en auto’s wordt opwaarts bijgesteld. De bijstelling van de consumptie door huishoudens is onder andere veroorzaakt door het beschikbaar komen van informatie uit de productiestatistiek over de detailhandel.
Bestedingen | Bijdrage aan bijstelling (procentpunt) |
---|---|
Handelssaldo goederen | 0,69 |
Veranderingen in voorraden | 0,46 |
Consumptie huishoudens incl. izw’s hh | 0,32 |
Handelssaldo diensten | -0,02 |
Consumptie overheid | -0,04 |
Investeringen in vaste activa | -0,07 |
Verslagjaar 2022
De bbp-volumegroei voor verslagjaar 2022 is bijgesteld van 4,5 procent naar 4,3 procent, een bijstelling van -0,2 procentpunt. De neerwaartse bijstelling is het nettoresultaat van opwaartse bijstellingen van het handelssaldo van goederen en de consumptie door huishoudens, en neerwaartse bijstellingen van de investeringen, het handelssaldo van diensten en de verandering in voorraden. In lopende prijzen is het bbp met 17,4 miljard euro opwaarts bijgesteld ten opzichte van de in maart 2023 gepubliceerde cijfers. De bijstelling van 15,1 miljard euro voor verslagjaar 2021 is hier onderdeel van.
Net als de bijstelling van het bbp voor verslagjaar 2021, werkt ook de bijstelling voor verslagjaar 2022 rechtstreeks door in het bni voor dat jaar.
3. Bijstellingen bruto nationaal inkomen (bni)
Het bruto nationaal inkomen (bni) is opwaarts bijgesteld met 48,2 miljard euro voor verslagjaar 2021 en met 46,4 miljard euro voor verslagjaar 2022. De bijstellingen van het bni vallen uiteen in (de hierboven toegelichte) bijstellingen van het bbp (van respectievelijk 15,1 miljard euro en 17,4 miljard euro) en bijstellingen van het saldo van primaire inkomens van Nederland met het buitenland.
De bijstellingen van het saldo van de primaire inkomens van Nederland met het buitenland zijn het gevolg van een combinatie van de inzet van diverse aanvullende bronnen en van nieuwe inzichten, conform het gebruikelijke bijstellingsproces van de nationale rekeningen. De bijstelling is dit jaar echter veel groter dan gebruikelijk. Hieronder staan de belangrijkste oorzaken van de bijstelling van de primaire inkomens beschreven.
2021 | 2022 | |
---|---|---|
Totale bijstelling saldo primaire inkomens Nederland met het buitenland | 33,1 | 29,0 |
waarvan | ||
- beursgenoteerde financiele holdings | 22,9 | 29,5 |
- dividenden uitgekeerd door financiele holdings | 5,9 | - |
- winsten uitgekeerd door niet-financiele vennootschappen | 5,8 | - |
- overige bijstellingen primaire inkomens buitenland | -1,5 | -0,5 |
Nieuwe informatie leidt tot grote bijstelling winsten beursgenoteerde multinationals
De bijstelling wordt grotendeels veroorzaakt door nieuwe informatie over de winsten van een specifieke groep beursgenoteerde multinationals in de sector financiële instellingen binnen concernverband waarin wordt ingezoomd op het effect van zetelverplaatsingen op de betalingsbalans). De bijstelling van de winsten van deze groep bedroeg 22,9 miljard euro voor verslagjaar 2021 en 29,5 miljard euro voor verslagjaar 2022.
De sector financiële instellingen binnen concernverband betreft een onderdeel van de sector financiële instellingen. In deze sector worden onder andere de in Nederland gevestigde financiële holdings van grote buitenlandse multinationals opgenomen. Deze holdings hebben zelf vaak geen productieve activiteiten in Nederland; deze activiteiten zijn ondergebracht in buitenlandse onderdelen van de multinational.
Als deze financiële holdings een buitenlandse moeder hebben met een aanzienlijk belang (meer dan 10 procent) dan worden de verdiensten aan het buitenland toegerekend. Er zijn in Nederland echter ook diverse financiële holdings die aan een beurs genoteerd zijn en daarmee geen of weinig buitenlandse eigenaren hebben die meer dan 10 procent van de holding in bezit hebben. Conform Europese richtlijnen moeten de winsten in deze holdings dan worden toegerekend aan Nederland. De bijstelling van het bni zit met name in deze laatste categorie.
Het statistische concept ‘ingehouden winst op directe buitenlandse investeringen’ (zie kader) dat het CBS moet registreren volgens de Europese richtlijnen sluit niet goed aan op de boekhouding die de Nederlandse holding moet opstellen. Bedrijven hebben daarom moeite om de ingehouden winsten van buitenlandse dochters op de juiste manier aan DNB en het CBS te rapporteren. Dit speelt vooral bij multinationals waarbij de multinational juridisch in Nederland is gevestigd, maar verder maar beperkte activiteiten in Nederland heeft en zelfs het hoofdkwartier van het bedrijf veelal in het buitenland gevestigd is.
Vandaar dat voor de jaarramingen aanvullend (openbare) jaarverslaginformatie van de hele multinational (wereldwijd) wordt ingezet om voor de financiële holdings van de grootste multinationals de ingehouden winst conform de Europese regels te bepalen. Uit analyse van die jaarverslaginformatie is gebleken dat een aantal beursgenoteerde multinationals in 2021 en 2022 veel meer winst heeft gemaakt dan eerder geraamd. Hierdoor is het bni voor beide verslagjaren fors omhoog bijgesteld. Ter indicatie, minder dan tien financiële holdings zijn verantwoordelijk voor 95 procent van de winst die de bijstelling veroorzaakt.
Waar tijdig beschikbaar zullen CBS en DNB de jaarverslaginformatie voortaan bij eerdere ramingen inzetten, waardoor mogelijke bijstellingen eerder in de cijfers worden opgenomen. Voor de voorlopige raming van 2022 is de informatie uit de beschikbare jaarverslagen al in de cijfers verwerkt, waardoor er op dit punt naar verwachting veel minder bijstellingen zullen zijn bij de volgende raming. Deze werkwijze wordt in de toekomst voortgezet. Bij de kwartaalstatistieken zal deze informatie echter meestal nog niet beschikbaar zijn. De komende tijd zal ook worden onderzocht of het mogelijk is deze informatie al in de rapportages van bedrijven aan DNB (en het CBS) beter in beeld te krijgen.
Nadere analyse van dividenden
Een andere oorzaak voor de bijstelling van het saldo van de primaire inkomens voor verslagjaar 2021 is een nadere analyse van de aan het buitenland uitgekeerde dividenden door financiële holdings. De analyse wees uit dat de (aan het buitenland) uitgekeerde dividenden 5,9 miljard euro lager waren dan eerder geraamd. Het bni voor verslagjaar 2021 wordt hierdoor met 5,9 miljard euro opwaarts bijgesteld. Voor verslagjaar 2022 zijn er voor de dividenden geen bijstellingen.
Nadere analyse van uitgekeerde winsten van niet-financiële vennootschappen
Het overige deel van de bijstellingen van de primaire inkomens is grotendeels het gevolg van een nieuwe uitgebreide analyse van de uitgekeerde winsten van subsectoren binnen de niet-financiële vennootschappen. Uit deze analyse bleek dat het deel van het inkomen van niet-financiële vennootschappen dat verdiend is door bedrijven in buitenlandse handen lager is dan eerder geraamd. Aangezien deze winsten als primaire inkomens naar de buitenlandse moeder stromen, is deze uitgaande stroom voor verslagjaar 2021 omlaag bijgesteld met 5,8 miljard euro. Het bni is daarom omhoog bijgesteld met 5,8 miljard euro.
Bijstellingen overige macro-economische indicatoren
De hierboven beschreven oorzaken voor de bijstellingen van het bni leiden tevens tot opwaartse bijstellingen in dezelfde orde van grootte van het beschikbaar nationaal inkomen, de nationale besparingen, het nationaal vorderingensaldo en het saldo op de lopende rekening. DNB publiceert vandaag ook haar bijstellingen op de betalingsbalans en internationale investeringspositie.
Per 23 juni 2023 | 2021 | 2022 |
---|---|---|
Bruto nationaal inkomen | 884,5 | 949,1 |
Bruto nationaal beschikbaar inkomen | 877,8 | 943,2 |
Nationale besparingen (bruto) | 292,9 | 291,9 |
Nationaal vorderingensaldo | 106,1 | 194,5 |
Saldo lopende rekening | 105,5 | 88,3 |
Oud | ||
Bruto nationaal inkomen | 836,3 | 902,8 |
Bruto nationaal beschikbaar inkomen | 829,6 | 893,2 |
Nationale besparingen (bruto) | 245,9 | 242,7 |
Nationaal vorderingensaldo | 62,7 | 140,3 |
Saldo lopende rekening | 62,2 | 41,0 |
Bijstelling per 23 juni 2023 | ||
Bruto nationaal inkomen | 48,2 | 46,4 |
Bruto nationaal beschikbaar inkomen | 48,2 | 50,0 |
Nationale besparingen (bruto) | 47,0 | 49,2 |
Nationaal vorderingensaldo | 43,4 | 54,2 |
Saldo lopende rekening | 43,3 | 47,4 |