De regionale economie 2021
Over deze publicatie
Overzicht van de regionale ontwikkelingen en het economisch herstel na de coronacrisis aan de hand van de thema’s regionale economische groei, bedrijven en arbeidsmarkt. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de beschikbare ramingen voor 2020, 2021 en de eerste drie kwartalen van 2022.
Hoe heeft de economie zich ontwikkeld in de regio’s in 2021? Waar groeide de economie het sterkst, en hoe staat het met de regionale arbeidsmarkt? Verder aandacht voor regionale ontwikkelingen in het bedrijfsleven (faillissementen, opheffingen, schuldenlast).
1. Inleiding
De regionale economie 2021 is het afsluitende artikel in de jaarlijkse reeks van artikelen over de regionale economische ontwikkelingen. Eerder dit jaar werden binnen deze reeks artikelen gepubliceerd over de arbeidsdeelname in de vier grote steden en over de regionale economische groei gedurende de periode 1995-2019. Dit afsluitende artikel gaat in op de regionale ontwikkelingen op het gebied van economische groei, bedrijven en arbeidsmarkt. Hierbij worden cijfers uit 2020, 2021 en de eerste drie kwartalen van 2022 besproken.
De oorsprong van de publicatie De regionale economie ligt in de regionale rekeningen, een onderdeel van de nationale rekeningen, het stelsel waarmee onder meer het bruto binnenlands product wordt berekend. De regionale rekeningen leveren onder andere regionale cijfers over de economische groei, het bbp per hoofd van de bevolking, de werkgelegenheid en de verdeling van de toegevoegde waarde over de bedrijfstakken. Naast de gegevens uit de nationale rekeningen worden in deze publicatie ook gegevens gebruikt uit de bedrijfsstatistieken en de sociaaleconomische en ruimtelijke statistieken.
Tot 2020 publiceerden de regionale rekeningen alleen jaarcijfers. Tijdens de coronacrisis groeide echter de behoefte aan actuelere cijfers om de regionale economische impact van corona beter in beeld te krijgen. Daarom worden sinds 2020 ook regionale economische groeicijfers op kwartaalbasis gemaakt op basis van een snellere raming. In hoofdstuk 2 is van deze raming gebruikgemaakt en wordt naast de regionale economische ontwikkeling van 2021, ook het derde kwartaal van 2022 besproken. Daarin wordt de ontwikkeling van de economie geschetst aan de hand van het bbp voor de provincies, de regio’s en de vier grote steden1). Daarnaast wordt ingegaan op de productiestructuur van de provincies.
Hoofdstuk 3 gaat in op de ontwikkelingen van bedrijven in de regio wat betreft aantallen nieuwe en opgeheven vestigingen en faillissementen. Hierbij wordt ook ingegaan op hoe ondernemers de bedrijfsvoering in 2022 ervaren aan de hand van schuldenlast, productiemiddelen en ondernemersvertrouwen.
Hoofdstuk 4 beschrijft de arbeidsmarkt in de provincies en de grote steden aan de hand van de werkgelegenheid en werkzame personen — zowel werknemers als zelfstandigen. Ook de verschillen in regionale werkloosheid komen ook aan bod, evenals de toegenomen spanning op de arbeidsmarkt in 2021 en 2022.
In deze publicatie zijn de grote steden gedefinieerd als kerngemeente plus omliggend gebied. Amsterdam betreft COROP-gebied Groot-Amsterdam, Rotterdam betreft COROP-subgebied Rijnmond, Den Haag omvat COROP-gebied Agglomeratie ’s-Gravenhage en Utrecht ten slotte omvat COROP-plusgebied stadsgewest Utrecht.
2. Regionale economische ontwikkeling
De Nederlandse economie herstelde in 2021 snel van de coronarecessie van 2020. Ondanks meerdere lockdowns groeide de Nederlandse economie met 4,9 procent ten opzichte van een jaar eerder. Hiermee was de economie ook groter dan in het pre-coronajaar 2019. In het voorjaar van 2021 werden de maatregelen ter voorkoming van verspreiding van het virus geleidelijk versoepeld. Hierdoor trokken de bestedingen van consumenten aan. Ook elders in de wereld trad herstel op, waardoor de internationale handel verder aantrok. Achter het macrobeeld schuilen verschillen tussen bedrijfstakken. Zo groeide de toegevoegde waarde van de luchtvaart, horeca en cultuursector wel ten opzichte van 2020, maar niet genoeg om volledig te herstellen van de krimp. De handel presteerde wel beter dan in 2019. Regionale cijfers laten een eenduidiger beeld zien. In alle provincies was, na een jaar van krimp, sprake van economische groei in 2021.
Economie Zeeland komt het beste de coronatijd door
De Nederlandse economie herstelde snel in 2021 en was groter dan in 2019. Niet in alle provincies was de economische groei van 2021 groot genoeg om te compenseren voor de krimp van 2020.
De economie van Noord-Holland groeide met 6,2 procent het meest van alle provincies in 2021. Desondanks was de economie nog steeds kleiner dan voor corona. Dit komt door de economische forse krimp van 7,5 procent in 2020. Het herstel van de handel, vervoer en horeca en de luchtvaart droeg bij aan de economische groei van Noord-Holland in 2021. Deze bedrijfstakken hadden het meest last van de beperkingen vanwege de bestrijding van het coronavirus en veerden op in 2021 toen beperkingen geleidelijk werden opgeheven.
De economie van de provincie Zeeland kwam het beste door de eerste twee coronajaren heen. In 2021 had de provincie profijt van het aantrekken van de horeca en groeide de industrie. Mede hierdoor kwam het groeipercentage uit op 4,7 voor 2021. In 2020 kromp de economie slechts met 0,1 procent. De industrie en energiebedrijven in Zeeland boekten toen relatief goede resultaten.
De economische groei in Noord-Brabant en Limburg kwam naast een herstel van de handel, horeca en vervoer, door een bovengemiddelde groei van de industrie. In beide provincies maakt de industrie een relatief groot deel van de economie uit. Ook de toegenomen toegevoegde waarde van energiebedrijven zorgde voor een hogere economische groei in Limburg, evenals in Flevoland. De Drentse economie groeide met 3,2 procent het minst.
2020 (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | 2021 (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | |
---|---|---|
Nederland | -3,9 | 4,9 |
Groningen | -7,6 | 3,9 |
Fryslân | -2,1 | 4,1 |
Drenthe | -3,2 | 3,2 |
Overijssel | -3,6 | 4,3 |
Flevoland | -2,3 | 4,7 |
Gelderland | -2,7 | 4,4 |
Utrecht | -1,9 | 4,2 |
Noord-Holland | -7,5 | 6,2 |
Zuid-Holland | -2,7 | 4,3 |
Zeeland | -0,1 | 4,7 |
Noord-Brabant | -2,6 | 5,5 |
Limburg | -3,9 | 4,7 |
Rotterdam | -2,3 | 4,9 |
Den Haag | -2,9 | 3,5 |
Amsterdam | -9,0 | 6,7 |
Utrecht | -2,6 | 4,2 |
Van de vier grote steden groeide de economie van Amsterdam het meest, daarna volgden Rotterdam en Utrecht. De economie van Den Haag nam het minst in omvang toe, met 3,5 procent. De economie van Amsterdam groeide met 6,7 procent in 2021. Dit kwam door het herstel van toerisme en horeca in 2021. Ook de goede resultaten van de zakelijke dienstverlening zorgden voor een grotere economie. Amsterdam werd in 2020 nog hard geraakt door de maateregelen tegen het coronavirus, toen kromp de economie met 9 procent.
De Rotterdamse economie groeide in 2021 met 4,9 procent, dit kwam door de zakelijke dienstverlening en het herstel van de horeca. In 2020 kromp de economie in Rotterdam nog met 2,3 procent. De economie groeide in Utrecht met 4,2 procent, de resultaten van de bedrijfstak informatie en communicatie stuwden hier de groei, het jaar ervoor kromp de economie met 2,6 procent.
In Den Haag groeide de economie het minst. De groei kwam door sector overheid, onderwijs en zorg; de andere bedrijfstakken droegen minder bij aan het herstel. Een jaar eerder kromp de Haagsche economie met 2,9 procent.
Gebied | Landbouw, bosbouw en visserij (%) | Nijverheid (geen bouw) en energie (%) | Bouwnijverheid (%) | Handel, vervoer en horeca (%) | Informatie en communicatie (%) | Financiële dienstverlening (%) | Verhuur en handel van onroerend goed (%) | Zakelijke dienstverlening (%) | Overheid en zorg (%) | Cultuur, recreatie, overige diensten (%) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nederland | 1,8 | 14,7 | 5,4 | 20,1 | 5,5 | 6,5 | 7,8 | 14,5 | 21,8 | 2,0 |
Groningen | 1,9 | 22,1 | 4,8 | 13,6 | 5,0 | 2,5 | 6,5 | 10,9 | 31,5 | 1,4 |
Fryslân | 2,6 | 18,6 | 6,6 | 17,6 | 2,3 | 5,0 | 8,0 | 10,6 | 26,7 | 2,0 |
Drenthe | 3,2 | 18,2 | 5,9 | 17,6 | 2,0 | 4,0 | 8,3 | 11,5 | 27,5 | 1,8 |
Overijssel | 1,6 | 19,4 | 8,4 | 19,0 | 3,3 | 3,0 | 7,5 | 12,1 | 24,1 | 1,6 |
Flevoland | 3,8 | 13,1 | 4,7 | 25,0 | 3,8 | 1,5 | 8,0 | 17,2 | 21,1 | 1,7 |
Gelderland | 2,1 | 17,7 | 6,5 | 20,2 | 3,1 | 3,2 | 8,1 | 12,9 | 24,3 | 1,9 |
Utrecht | 0,5 | 7,5 | 5,2 | 17,3 | 10,0 | 10,8 | 7,2 | 15,6 | 23,2 | 2,6 |
Noord-Holland | 0,9 | 8,2 | 3,4 | 20,0 | 9,3 | 13,1 | 8,6 | 17,6 | 16,8 | 2,1 |
Zuid-Holland | 2,2 | 11,3 | 5,7 | 21,7 | 5,0 | 5,1 | 7,7 | 14,9 | 24,3 | 2,2 |
Zeeland | 4,4 | 24,4 | 6,6 | 21,1 | 1,4 | 2,0 | 8,6 | 9,5 | 20,8 | 1,3 |
Noord-Brabant | 2,1 | 22,1 | 6,2 | 21,1 | 3,4 | 3,9 | 7,5 | 13,8 | 18,4 | 1,5 |
Limburg | 2,6 | 22,6 | 4,3 | 20,1 | 2,7 | 3,4 | 7,5 | 12,1 | 22,9 | 1,8 |
Amsterdam | 0,3 | 9,1 | 2,4 | 21,1 | 11,8 | 11,4 | 8,6 | 21,3 | 12,2 | 1,8 |
Rotterdam | 1,1 | 12,8 | 5,4 | 26,2 | 4,6 | 5,5 | 6,6 | 15,0 | 21,3 | 1,6 |
Utrecht | 0,2 | 5,8 | 4,7 | 15,3 | 10,9 | 12,9 | 6,3 | 15,7 | 25,5 | 2,8 |
Den Haag | 0,9 | 2,7 | 2,7 | 10,8 | 6,3 | 8,8 | 8,2 | 17,6 | 38,0 | 4,0 |
Economie Haarlemmermeer veert op, groei in alle regio’s
Afzonderlijke cijfers zijn bekend over de economie van in totaal 52 zogeheten COROP-plus-regio’s. Van deze regio’s groeide de economie van Haarlemmermeer met 9,4 procent het meest in 2021. Een jaar eerder kromp de economie daar nog met 18,7 procent. Dit hangt samen met de grote invloed van Schiphol op de economie van deze regio. Door het wegvallen van het luchtverkeer kwam de hiermee verbonden economie tot stilstand in 2020. Met het herstel van de luchthaven in 2021 groeide de economie weer.
Andere regio’s waarin de economie sterk aan trok waren IJmond, Zuidoost-Noord-Brabant en Noord-Limburg. Deze regio’s lieten een groei zien van respectievelijk 7,5; 6,8 en 6,0 procent. In deze regio’s heeft de industrie een groter aandeel in de economie. Het jaar ervoor kromp de economie in deze gebieden nog met 3,4; 2,1 en 6,0 procent.
De economie van Delfzijl en omgeving groeide met 1 procent het minst. In 2020 was dit nog één van de weinige regio’s die niet te maken had met een krimp. De bedrijfstakken die in 2020 krompen hebben namelijk een relatief klein aandeel in de Delfzijlse economie. In veel andere regio’s is het daaropvolgende herstel in 2021 terug te zien in de groeipercentages. Dit effect bleef in Delfzijl voor beide jaren uit.
Regio_naam | BBP (%) |
---|---|
Oost-Groningen | 4,1 |
Delfzijl e.o. | 1 |
Overig Groningen | 4,2 |
Noord-Friesland | 3,5 |
Zuidwest-Friesland | 4,2 |
Zuidoost-Friesland | 4,9 |
Noord-Drenthe | 2,5 |
Zuidoost-Drenthe | 3,7 |
Zuidwest-Drenthe | 3,5 |
Noord-Overijssel | 4,2 |
Zuidwest-Overijssel | 4,6 |
Twente | 4,4 |
Veluwe | 4,1 |
Achterhoek | 4,9 |
Aggl. Arnhem/Nijmegen | 4,2 |
Zuidwest-Gelderland | 4,8 |
Utrecht-West | 5 |
Stadsgewest Amersfoort | 4 |
Stadsgewest Utrecht | 4,2 |
Zuidoost-Utrecht | 4,3 |
Kop van Noord-Holland | 4,2 |
Alkmaar e.o. | 3,9 |
IJmond | 7,5 |
Agglomeratie Haarlem | 4,4 |
Zaanstreek | 4,9 |
Amsterdam | 6,3 |
Overig Agglomeratie Amsterdam | 4,8 |
Edam-Volendam e.o. | 4,4 |
Haarlemmermeer e.o. | 9,4 |
Het Gooi en Vechtstreek | 5,4 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | 3,9 |
Agglomeratie�s-Gravenhage (Excl. Zoetermeer) | 3,5 |
Zoetermeer | 3,4 |
Delft en Westland | 4,4 |
Oost-Zuid-Holland | 4,6 |
Rijnmond | 4,9 |
Overig Groot-Rijnmond | 4,4 |
Drechtsteden | 3,8 |
Overig Zuidoost-Zuid-Holland | 3,7 |
Zeeuwsch-Vlaanderen | 4,7 |
Overig Zeeland | 4,7 |
West-Noord-Brabant | 4,7 |
Midden-Noord-Brabant | 5,6 |
Stadsgewest �s-Hertogenbosch | 3 |
Overig Noordoost-Noord-Brabant | 5,5 |
Zuidoost-Noord-Brabant | 6,8 |
Noord-Limbug | 6 |
Midden-Limburg | 4,9 |
Zuid-Limburg | 3,9 |
Almere | 4,7 |
Flevoland-Midden | 5 |
Noordoostpolder en Urk | 4 |
Economische groei eerste drie kwartalen van 2022
Naast de regionale economische cijfers voor de jaren 2020 en 2021, zijn er ook regionale cijfers beschikbaar voor de eerste drie kwartalen van 2022. Deze cijfers zijn geraamd met minder bronnen en hebben daarom een grotere onzekerheid dan de reguliere jaarcijfers.
Zeeuws-Vlaanderen krimpt als enige regio
In het derde kwartaal van 2022 groeide de economie van bijna alle regio’s ten opzichte van een jaar eerder. Het grootste deel van de regio’s in Nederland laat een economische groei zien van tussen de 2 en 4 procent, waar dit in het tweede kwartaal tussen de 3 en 5 procent was. In het eerste kwartaal lag de groei voor de meeste regio’s tussen de 5 en 7 procent.
Regio_naam | BBP-verandering (%) |
---|---|
Oost-Groningen | 2 |
Delfzijl e.o. | 2 |
Overig Groningen | 2 |
Noord-Friesland | 2 |
Zuidwest-Friesland | 3 |
Zuidoost-Friesland | 3 |
Noord-Drenthe | 3 |
Zuidoost-Drenthe | 2 |
Zuidwest-Drenthe | 2 |
Noord-Overijssel | 3 |
Zuidwest-Overijssel | 2 |
Twente | 3 |
Veluwe | 3 |
Achterhoek | 3 |
Aggl. Arnhem/Nijmegen | 3 |
Zuidwest-Gelderland | 2 |
Utrecht-West | 3 |
Stadsgewest Amersfoort | 3 |
Stadsgewest Utrecht | 3 |
Zuidoost-Utrecht | 3 |
Kop van Noord-Holland | 3 |
Alkmaar e.o. | 3 |
IJmond | 1 |
Agglomeratie Haarlem | 5 |
Zaanstreek | 3 |
Amsterdam | 6 |
Overig Agglomeratie Amsterdam | 5 |
Edam-Volendam e.o. | 3 |
Haarlemmermeer e.o. | 10 |
Het Gooi en Vechtstreek | 3 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | 3 |
Agglomeratie?s-Gravenhage (Excl. Zoetermeer) | 3 |
Zoetermeer | 4 |
Delft en Westland | 2 |
Oost-Zuid-Holland | 3 |
Rijnmond | 3 |
Overig Groot-Rijnmond | 2 |
Drechtsteden | 2 |
Overig Zuidoost-Zuid-Holland | 2 |
Zeeuwsch-Vlaanderen | -3 |
Overig Zeeland | 4 |
West-Noord-Brabant | 2 |
Midden-Noord-Brabant | 2 |
Stadsgewest ?s-Hertogenbosch | 3 |
Overig Noordoost-Noord-Brabant | 3 |
Zuidoost-Noord-Brabant | 5 |
Noord-Limbug | 3 |
Midden-Limburg | 3 |
Zuid-Limburg | 3 |
Almere | 2 |
Flevoland-Midden | 5 |
Noordoostpolder en Urk | 3 |
Zeeuws-Vlaanderen vormde de uitzondering, daar kromp de economie met 3 procent. Dit kwam door een afname van de toegevoegde waarde van de industrie, die last heeft van de hoge energieprijzen. In de eerste twee kwartalen van 2022 groeide de economie van Zeeuws-Vlaanderen nog met ongeveer 10 procent ten opzichte van een jaar eerder. Toen had de industrie minder last van de hoge energieprijzen en groeide de bedrijfstak nog.
Na Zeeuws-Vlaanderen groeide de economie in de regio IJmond het minst met 1 procent, ook in deze regio heeft de industrie last van de energieprijzen. In de voorgaande twee kwartalen groeide de regio nog met 3 en 8 procent.
Van alle regio’s groeide de economie van Haarlemmermeer het sterkst in het derde kwartaal, de groei was 10 procent. Schiphol ligt in de regio Haarlemmermeer en door het herstel van het vliegverkeer groeide de economie van regio sterk ten opzichte van een jaar eerder. De Amsterdamse economie groeide met 6 procent, dit kwam door meer toerisme in het derde kwartaal.
Haarlemmermeer nog niet op pre-coronaniveau
De cijfers van het derde kwartaal van 2022 kunnen ook worden vergeleken met de omvang van de economie in het derde kwartaal van 2019, voor de coronapandemie uitbrak.
De meeste regio’s in Nederland zijn hersteld van de economische malaise en zijn tussen de 4 en 8 procent gegroeid in de afgelopen 3 jaar. De uitzonderingen zijn Haarlemmermeer, vanwege de verminderde activiteit op Schiphol, en Overig Groningen doordat daar steeds minder gas gewonnen wordt. De economie van beide regio’s is 2 procent kleiner dan 3 jaar geleden.
Midden-Limburg, Flevoland-Midden, Zuidoost-Noord-Brabant, Zuidoost-Utrecht en Zeeuws-Vlaanderen lieten de hoogste groei zien. In vergelijking met 2019 groeide de economie in deze provincies tussen de 10 en 12 procent. Aan deze groei droegen verschillende bedrijfstakken in belangrijke mate bij. In Midden-Limburg en Flevoland-Midden kwam de groei door de resultaten van de energiebedrijven. Hierbij speelt mee dat de economische impact van corona op de productie van elektriciteit relatief beperkt bleef en dat in Midden-Limburg de productiecapaciteit in 2020 werd uitgebreid. Zuidoost-Noord-Brabant profiteerde van de resultaten van de industrie, waarbij het type industrie in Zuidoost-Noord-Brabant minder gevoelig bleek voor de economische neergang door corona. In Zuidoost-Utrecht kwam de groei door de resultaten van de informatie en communicatie en de verplaatsing van een vestiging in de financiële dienstverlening. Ondanks de hoge energieprijzen in 2022 behoort ook de economie van Zeeuws-Vlaanderen tot de grootste groeiers ten opzichte van 2019. Dit komt door de sterke groei van de industrie in de afgelopen twee jaar.
Regio_naam | BBP-verandering (%) |
---|---|
Oost-Groningen | 5 |
Delfzijl e.o. | 4 |
Overig Groningen | -2 |
Noord-Friesland | 4 |
Zuidwest-Friesland | 6 |
Zuidoost-Friesland | 8 |
Noord-Drenthe | 4 |
Zuidoost-Drenthe | 2 |
Zuidwest-Drenthe | 3 |
Noord-Overijssel | 4 |
Zuidwest-Overijssel | 0 |
Twente | 6 |
Veluwe | 6 |
Achterhoek | 5 |
Aggl. Arnhem/Nijmegen | 5 |
Zuidwest-Gelderland | 7 |
Utrecht-West | 4 |
Stadsgewest Amersfoort | 8 |
Stadsgewest Utrecht | 5 |
Zuidoost-Utrecht | 10 |
Kop van Noord-Holland | 5 |
Alkmaar e.o. | 6 |
IJmond | 9 |
Agglomeratie Haarlem | 7 |
Zaanstreek | 5 |
Amsterdam | 8 |
Overig Agglomeratie Amsterdam | 1 |
Edam-Volendam e.o. | 2 |
Haarlemmermeer e.o. | -2 |
Het Gooi en Vechtstreek | 6 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | 4 |
Agglomeratie?s-Gravenhage (Excl. Zoetermeer) | 4 |
Zoetermeer | 9 |
Delft en Westland | 7 |
Oost-Zuid-Holland | 5 |
Rijnmond | 6 |
Overig Groot-Rijnmond | 5 |
Drechtsteden | 2 |
Overig Zuidoost-Zuid-Holland | 5 |
Zeeuwsch-Vlaanderen | 10 |
Overig Zeeland | 9 |
West-Noord-Brabant | 5 |
Midden-Noord-Brabant | 6 |
Stadsgewest ?s-Hertogenbosch | 5 |
Overig Noordoost-Noord-Brabant | 7 |
Zuidoost-Noord-Brabant | 10 |
Noord-Limbug | 4 |
Midden-Limburg | 12 |
Zuid-Limburg | 3 |
Almere | 5 |
Flevoland-Midden | 11 |
Noordoostpolder en Urk | 4 |
Toelichting methode
Kwartaalraming regionale economische groei
De coronacrisis heeft de behoefte aan recente regionale economische cijfers doen toenemen. Het CBS publiceert daarom sinds 2020 een kwartaalraming van regionale economische groeicijfers voor de COROP-plusgebieden en de provincies.
De raming maakt gebruik van kwartaalontwikkelingen uit de Nationale Rekeningen en bestaande regionale bedrijfstakstructuren. Hierbij worden de kwartalen geraamd met behulp van kwartaalontwikkelingen van de toegevoegde waarde per bedrijfstak en regionale bedrijfstakstructuren. Daarbij wordt aangenomen dat de groei van een bepaalde bedrijfstak over de regio’s gelijk is en dat regionale verschillen worden verklaard door de bedrijfstakstructuur. Wanneer het bijvoorbeeld minder goed gaat in de industrie, dan zal dit voornamelijk zijn weerslag hebben in de regio’s waarin veel industrie is gevestigd.
In de raming wordt in een aantal regio’s gecorrigeerd voor specifieke bedrijven. Dit zijn grote bedrijven waarvan de groeiontwikkeling sterk kan afwijken van de nationale ontwikkeling. De ontwikkeling van het desbetreffende bedrijf wordt gebruikt om de ontwikkeling van de regio waarin het bedrijf is gevestigd te corrigeren.
Omdat wordt geraamd op basis van bestaande regionale bedrijfstakstructuren en voorlopige kwartaalgegevens op nationaal niveau, hebben de ramingen een relatief hoge mate van onzekerheid en worden deze in gehele cijfers gepubliceerd. De cijfers in de getoonde figuren geven de volumeontwikkeling weer van de toegevoegde waarde ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder. Dit geeft een benadering van de economische groei oftewel de volumeontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp). Het verschil tussen de toegevoegde waarde en het bbp zijn de productgebonden belastingen en subsidies. Deze twee posten kunnen bij de kwartaalraming niet worden geregionaliseerd. Ondanks bovenstaande beperkingen, geven de cijfers inzicht in de verschillen tussen de regio’s in economische groei.
Het CBS heeft in 2020 voor het eerst regionale cijfers op kwartaalbasis gepubliceerd. Deze cijfers zijn ook eerder beschikbaar gekomen. Deze kwartaalramingen moeten echter worden gezien als aparte ramingen, die losstaan van de jaarcijfers van de reguliere cyclus van de Regionale Rekeningen.
3. Bedrijven in de regio
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ontwikkelingen van bedrijven in de regio. Hierbij wordt het aantal nieuwe of opgeheven vestigingen uitgelicht, evenals het aantal faillissementen. Ook wordt ingegaan op hoe ondernemers de bedrijfsvoering in 2022 ervaren aan de hand van schuldenlast, productiemiddelen en ondernemersvertrouwen.
Vooral in Flevoland en Zuid-Holland nam het aantal bedrijfsvestigingen toe
In 2021 nam het aantal bedrijfsvestigingen in Nederland met 8 procent toe. In alle provincies steeg het aantal bedrijfsvestigingen sneller dan in 2020 en 2019. Het aantal opgeheven vestigingen lag in 2021 34 procent lager dan een jaar eerder, terwijl het aantal oprichtingen met 11 procent toenam. Er werden ruim 94 duizend bedrijfsvestingen opgeheven, ruim 230 duizend vestigingen openden de deuren.
Flevoland kende in 2021 met bijna 10 procent de sterkste groei van het aantal vestigingen, net als in de voorgaande twee jaar. Ook in Zuid-Holland was de toename van het aantal vestigingen in 2021 relatief groot. In Flevoland en Zuid-Holland vormden nieuw opgerichte vestigingen bijna 13 procent van de bedrijvenpopulatie op 1 januari 2021. In Drenthe groeide het aantal bedrijfsvestigingen in 2021 met een toename van 7 procent het minst hard. Vergeleken met andere provincies waren de Drentse opheffingen ten opzichte van het aantal oprichtingen hoog.
2021 (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | |
---|---|
Nederland | 8,1 |
Flevoland | 9,5 |
Zuid-Holland | 9,2 |
Noord-Holland | 8,2 |
Noord-Brabant | 8,1 |
Gelderland | 7,8 |
Utrecht | 7,7 |
Overijssel | 7,3 |
Fryslân | 7,3 |
Limburg | 7,2 |
Groningen | 7,1 |
Zeeland | 7,0 |
Drenthe | 6,8 |
Vooral in Utrecht neemt het aantal faillissementen toe
In de eerste drie kwartalen van 2022 werden 1 233 bedrijven en instellingen failliet verklaard. Dit is 11 procent meer dan in dezelfde periode een jaar eerder. Vergeleken met de periode voor het uitbreken van corona was het aantal nog steeds laag; er werden bijna de helft minder bedrijven en instellingen failliet verklaard dan in de eerste drie kwartalen van 2019. Vanaf het derde kwartaal 2020 daalde het aantal faillissementen sterk, waarschijnlijk hangt dit samen met de coronasteunmaatregelen die de overheid ter ondersteuning van ondernemers invoerde. In het derde kwartaal van 2021 werd een laagterecord bereikt.
Regio | 2022 (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | 2021 (% verandering t.o.v. een jaar eerder) |
---|---|---|
Totaal | 11,7 | -50,2 |
Utrecht | 45,7 | -46,0 |
Noord-Brabant | 25,6 | -55,6 |
Zuid-Holland | 22,1 | -52,0 |
Noord-Holland | 12,3 | -48,8 |
Gelderland | 7,8 | -47,8 |
Flevoland | 2,8 | -34,5 |
Overijssel | 2,6 | -40,0 |
Groningen | -2,9 | -39,7 |
Fryslân | -17,2 | -56,7 |
Drenthe | -19,2 | -51,9 |
Limburg | -26,6 | -50,6 |
Zeeland | -28,6 | -75,9 |
Niet in alle provincies nam het aantal faillissementen in de eerste drie kwartalen van 2022 toe. Zo daalde het aantal faillissementen in Limburg met 27 procent, dit komt neer op 21 gefailleerde bedrijven en instellingen minder dan een jaar eerder. In Zeeland was de afname met 29 procent relatief het sterkst, maar de provincie maakte nog geen één procent van het totale aantal faillissementen uit. In Utrecht steeg het aantal faillissementen het sterkst en nam het met iets minder dan de helft toe. Ook in Noord-Brabant, Zuid-Holland en Noord-Holland steeg het aantal gefailleerde bedrijven en instellingen. In die drie provincies zijn veel bedrijven actief, zij waren samen dan ook goed voor het merendeel van het totale aantal faillissementen. Een jaar eerder nam het aantal faillissementen nog af in alle provincies en was de regionale spreiding minder groot dan in de eerste drie kwartalen van 2022.
Corop | Faillissementen |
---|---|
Oost-Groningen | 8 |
Delfzijl en omgeving | 0 |
Overig Groningen | 26 |
Noord-Friesland | 11 |
Zuidwest-Friesland | 8 |
Zuidoost-Friesland | 5 |
Noord-Drenthe | 4 |
Zuidoost-Drenthe | 12 |
Zuidwest-Drenthe | 5 |
Noord-Overijssel | 15 |
Zuidwest-Overijssel | 16 |
Twente | 49 |
Veluwe | 25 |
Achterhoek | 29 |
Arnhem/Nijmegen | 56 |
Zuidwest-Gelderland | 28 |
Utrecht | 118 |
Kop van Noord-Holland | 19 |
Alkmaar en omgeving | 8 |
IJmond | 8 |
Agglomeratie Haarlem | 7 |
Zaanstreek | 11 |
Groot-Amsterdam | 180 |
Het Gooi en Vechtstreek | 23 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | 20 |
Agglomeratie 's-Gravenhage | 71 |
Delft en Westland | 13 |
Oost-Zuid-Holland | 18 |
Groot-Rijnmond | 110 |
Zuidoost-Zuid-Holland | 22 |
Zeeuwsch-Vlaanderen | 5 |
Overig Zeeland | 5 |
West-Noord-Brabant | 60 |
Midden-Noord-Brabant | 32 |
Noordoost-Noord-Brabant | 37 |
Zuidoost-Noord-Brabant | 67 |
Noord-Limburg | 13 |
Midden-Limburg | 13 |
Zuid-Limburg | 32 |
Flevoland | 37 |
In meeste gemeenten toename aantal winkels
Op 1 januari 2022 waren er 83,8 duizend fysieke winkelvestigingen in Nederland, 655 meer dan een jaar eerder. Hiermee steeg het aantal winkels voor het eerst sinds 2010. Vooral het aantal winkels in de voedingssector nam toe in 2021, het aantal boekwinkels daalde het sterkst. Ondanks de lichte stijging ten opzichte van een jaar eerder, waren er op 1 januari 2022 ruim 13 duizend fysieke winkels minder dan op het hoogtepunt in 2010. De stijging van het aantal winkels kwam vooral door de toename van het aantal winkels in de foodsector. Het aantal winkels met non-foodproducten bleef nagenoeg gelijk.
Hoewel het aantal fysieke winkels in de meeste gemeenten steeg, kampte 37 procent van de gemeenten met een afname van het aantal winkels. In Oostzaan was de afname met 9 procent het sterkst, gevolgd door Lopik. Vlieland kende de grootste procentuele toename (18 procent). Onder de twintig grootste gemeenten groeide het aantal winkels het meest in Haarlemmermeer en Nijmegen. In ’s-Hertogenbosch viel het aantal winkels het meest terug, namelijk met 1 procent.
Op provinciaal niveau was de groei het sterkst in Zuid-Holland (1,5 procent) en Overijssel (1,2 procent). Alleen in Groningen nam het aantal winkels af (-0,7 procent).
Gemeente | Verandering aantal winkels (%) |
---|---|
Aa en Hunze | -2,3 |
Aalsmeer | 4,9 |
Aalten | -4 |
Achtkarspelen | -2 |
Alblasserdam | 2,5 |
Albrandswaard | 4,2 |
Alkmaar | 1,2 |
Almelo | -0,3 |
Almere | 1,9 |
Alphen aan den Rijn | 3,2 |
Alphen-Chaam | 3,9 |
Altena | -4,6 |
Ameland | 4,1 |
Amersfoort | 0,3 |
Amstelveen | 2,2 |
Amsterdam | 0,3 |
Apeldoorn | 0,7 |
Arnhem | 0,6 |
Assen | -0,3 |
Asten | -4,4 |
Baarle-Nassau | -5,2 |
Baarn | 1,5 |
Barendrecht | 5 |
Barneveld | -1 |
Beek (L.) | 6,2 |
Beekdaelen | -3,2 |
Beesel | 1,8 |
Berg en Dal | -3,3 |
Bergeijk | 1,3 |
Bergen (L.) | 17,5 |
Bergen (NH.) | 5,1 |
Bergen op Zoom | -0,3 |
Berkelland | 0 |
Bernheze | 3,5 |
Best | 8,6 |
Beuningen | -1,6 |
Beverwijk | -0,6 |
Bladel | -4,5 |
Blaricum | -7,7 |
Bloemendaal | -2,1 |
Bodegraven-Reeuwijk | -5,3 |
Boekel | -1,9 |
Borger-Odoorn | 1,1 |
Borne | 2,5 |
Borsele | 7,1 |
Boxtel | 4,4 |
Breda | 2,2 |
Brielle | 5,6 |
Bronckhorst | -0,5 |
Brummen | 3,5 |
Brunssum | -7,3 |
Bunnik | 6,1 |
Bunschoten | 1,6 |
Buren | 4,2 |
Capelle aan den IJssel | 3,2 |
Castricum | 4,7 |
Coevorden | 3,7 |
Cranendonck | 1,1 |
Culemborg | 0,7 |
Dalfsen | 2,3 |
Dantumadiel | 0 |
De Bilt | -5 |
De Fryske Marren | -2,3 |
De Ronde Venen | 2,4 |
De Wolden | 2,7 |
Delft | 3,4 |
Den Helder | -3,7 |
Deurne | 2,4 |
Deventer | 1,6 |
Diemen | 1 |
Dijk en Waard | -3 |
Dinkelland | 1,8 |
Doesburg | 1,3 |
Doetinchem | 0,3 |
Dongen | 6,9 |
Dordrecht | 1,4 |
Drechterland | 8,2 |
Drimmelen | -1,9 |
Dronten | 5,5 |
Druten | 2,2 |
Duiven | 5,8 |
Echt-Susteren | 0,6 |
Edam-Volendam | 2,7 |
Ede | -0,6 |
Eemnes | -3,2 |
Eemsdelta | -4,6 |
Eersel | -2,5 |
Eijsden-Margraten | 2 |
Eindhoven | 0,8 |
Elburg | -1,4 |
Emmen | -1,4 |
Enkhuizen | -4 |
Enschede | 1,7 |
Epe | 2,1 |
Ermelo | -0,8 |
Etten-Leur | -0,5 |
Geertruidenberg | 0 |
Geldrop-Mierlo | -5,7 |
Gemert-Bakel | 0 |
Gennep | -1,1 |
Gilze en Rijen | 4,7 |
Goeree-Overflakkee | -1,5 |
Goes | 0 |
Goirle | 2,2 |
Gooise Meren | 3,3 |
Gorinchem | 0,4 |
Gouda | 3,2 |
Groningen (gemeente) | -0,3 |
Gulpen-Wittem | -1,4 |
Haaksbergen | 0,9 |
Haarlem | 0,8 |
Haarlemmermeer | 4,3 |
Halderberge | -0,8 |
Hardenberg | -1,5 |
Harderwijk | 7,1 |
Hardinxveld-Giessendam | 0 |
Harlingen | -2,2 |
Hattem | 1,4 |
Heemskerk | 0,7 |
Heemstede | -2,4 |
Heerde | 3,2 |
Heerenveen | 1,5 |
Heerlen | 0,4 |
Heeze-Leende | 0 |
Heiloo | 2,9 |
Hellendoorn | 2,4 |
Hellevoetsluis | 4,3 |
Helmond | -2 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 4,6 |
Hengelo (O.) | 2 |
Het Hogeland | -1,8 |
Heumen | 9,7 |
Heusden | 1 |
Hillegom | -1 |
Hilvarenbeek | 2,3 |
Hilversum | -1,1 |
Hoeksche Waard | 2 |
Hof van Twente | 4,7 |
Hollands Kroon | 0,4 |
Hoogeveen | 3,9 |
Hoorn | -1,3 |
Horst aan de Maas | -6,3 |
Houten | -1,9 |
Huizen | 0 |
Hulst | 3,1 |
IJsselstein | 1,5 |
Kaag en Braassem | 1,9 |
Kampen | 0 |
Kapelle | 5,7 |
Katwijk | -2,9 |
Kerkrade | -0,5 |
Koggenland | -5,8 |
Krimpen aan den IJssel | 5,2 |
Krimpenerwaard | -1,2 |
Laarbeek | 5,3 |
Land van Cuijk | 0,5 |
Landgraaf | 1,4 |
Landsmeer | -4,2 |
Lansingerland | 2,6 |
Laren (NH.) | 0 |
Leeuwarden | 0,9 |
Leiden | -1 |
Leiderdorp | 0,8 |
Leidschendam-Voorburg | 13,3 |
Lelystad | -0,9 |
Leudal | 4,5 |
Leusden | 2,7 |
Lingewaard | 1,7 |
Lisse | 2,6 |
Lochem | -1,7 |
Loon op Zand | 2,2 |
Lopik | -8,8 |
Losser | 2,8 |
Maasdriel | -4,4 |
Maasgouw | -5,1 |
Maashorst | 0,3 |
Maassluis | 2 |
Maastricht | 1,3 |
Medemblik | 1,1 |
Meerssen | -2,4 |
Meierijstad | 2,2 |
Meppel | -5 |
Middelburg (Z.) | -1,8 |
Midden-Delfland | 13,5 |
Midden-Drenthe | 3,7 |
Midden-Groningen | -1,8 |
Moerdijk | 3,1 |
Molenlanden | -4 |
Montferland | 2,3 |
Montfoort | 14,6 |
Mook en Middelaar | 0 |
Neder-Betuwe | -1,6 |
Nederweert | 1,1 |
Nieuwegein | -6,4 |
Nieuwkoop | 4,2 |
Nijkerk | 0,5 |
Nijmegen | 2,5 |
Nissewaard | -0,7 |
Noardeast-Frysl�n | -0,9 |
Noord-Beveland | 0 |
Noordenveld | 0,6 |
Noordoostpolder | -4,7 |
Noordwijk | 1,5 |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten | 3,2 |
Nunspeet | 1,1 |
Oegstgeest | 2,2 |
Oirschot | -1,1 |
Oisterwijk | -2,1 |
Oldambt | -1 |
Oldebroek | 4,5 |
Oldenzaal | 3,9 |
Olst-Wijhe | 5,8 |
Ommen | -2 |
Oost Gelre | 0,7 |
Oosterhout | -2,9 |
Ooststellingwerf | 0,8 |
Oostzaan | -9,4 |
Opmeer | 7,6 |
Opsterland | -1,4 |
Oss | 1,7 |
Oude IJsselstreek | 6,3 |
Ouder-Amstel | -1,8 |
Oudewater | 2 |
Overbetuwe | 6,8 |
Papendrecht | -0,9 |
Peel en Maas | 3,7 |
Pekela | 4,9 |
Pijnacker-Nootdorp | 3 |
Purmerend | -0,3 |
Putten | -4,2 |
Raalte | 3,6 |
Reimerswaal | -3,1 |
Renkum | -3,3 |
Renswoude | 15,8 |
Reusel-De Mierden | -7,7 |
Rheden | 0 |
Rhenen | 0 |
Ridderkerk | -0,5 |
Rijssen-Holten | -4,4 |
Rijswijk (ZH.) | 1,8 |
Roerdalen | 3,6 |
Roermond | 1,4 |
Roosendaal | 2,6 |
Rotterdam | 1,2 |
Rucphen | 9 |
Schagen | -0,7 |
Scherpenzeel | 0 |
Schiedam | 1,6 |
Schiermonnikoog | 15,4 |
Schouwen-Duiveland | 0,8 |
's-Gravenhage (gemeente) | 1,5 |
's-Hertogenbosch | -1,2 |
Simpelveld | 0 |
Sint-Michielsgestel | 1 |
Sittard-Geleen | -3,1 |
Sliedrecht | 3,8 |
Sluis | -1,4 |
Smallingerland | 1 |
Soest | 2,8 |
Someren | 3,1 |
Son en Breugel | 4,9 |
Stadskanaal | 0,5 |
Staphorst | 3,3 |
Stede Broec | 1,9 |
Steenbergen | 4,3 |
Steenwijkerland | -0,4 |
Stein (L.) | -0,9 |
Stichtse Vecht | 0,7 |
S�dwest-Frysl�n | -2,5 |
Terneuzen | 0,4 |
Terschelling | 0 |
Texel | 1,7 |
Teylingen | 0 |
Tholen | 1,8 |
Tiel | 0 |
Tilburg | 2,3 |
Tubbergen | -3,6 |
Twenterand | -2,3 |
Tynaarlo | 0,7 |
Tytsjerksteradiel | 4,6 |
Uitgeest | 2,2 |
Uithoorn | -2,6 |
Urk | 0 |
Utrecht (gemeente) | 2,1 |
Utrechtse Heuvelrug | -1,7 |
Vaals | -1,4 |
Valkenburg aan de Geul | -1,9 |
Valkenswaard | 0 |
Veendam | -0,8 |
Veenendaal | 0,6 |
Veere | 6,1 |
Veldhoven | -1,6 |
Velsen | 4,4 |
Venlo | -0,9 |
Venray | 1,6 |
Vijfheerenlanden | -1,9 |
Vlaardingen | -1,7 |
Vlieland | 18,2 |
Vlissingen | 4,1 |
Voerendaal | -4 |
Voorschoten | -1 |
Voorst | -1,7 |
Vught | -0,8 |
Waadhoeke | -1 |
Waalre | 1,7 |
Waalwijk | 3,1 |
Waddinxveen | 3,7 |
Wageningen | 1,3 |
Wassenaar | -0,7 |
Waterland | -6,7 |
Weert | 1 |
Weesp | -2,3 |
West Betuwe | -1,6 |
West Maas en Waal | 2,1 |
Westerkwartier | -0,4 |
Westerveld | 2,7 |
Westervoort | -8,6 |
Westerwolde | 3,3 |
Westland | 4,2 |
Weststellingwerf | 4,3 |
Westvoorne | -1,3 |
Wierden | -3,5 |
Wijchen | -1,1 |
Wijdemeren | -1,1 |
Wijk bij Duurstede | 3,4 |
Winterswijk | 2,4 |
Woensdrecht | 2,9 |
Woerden | 0,7 |
Wormerland | 8,3 |
Woudenberg | 1,8 |
Zaanstad | 1,3 |
Zaltbommel | -1,9 |
Zandvoort | 5,2 |
Zeewolde | -2,2 |
Zeist | -0,3 |
Zevenaar | 0,5 |
Zoetermeer | 1 |
Zoeterwoude | 0 |
Zuidplas | -1,4 |
Zundert | 0 |
Zutphen | 4,3 |
Zwartewaterland | 4,9 |
Zwijndrecht | -2,5 |
Zwolle | 2,3 |
Rozendaal | 0 |
*voorlopige cijfers |
Kwart ondernemers in Drenthe hogere schuldenlast dan voor corona
In alle provincies beoordeelde het merendeel van de ondernemers hun schuldenlast begin april 2022 als vergelijkbaar met voor de coronacrisis. In Flevoland gaf bijna drie kwart van de ondernemers dit aan, in Zeeland lag dit percentage het laagst en beoordeelde 58 procent van de ondernemers de schuldenlast als vergelijkbaar.
In alle provincies gaf het merendeel van de ondernemers waarbij de schuldenlast hoger was aan dat deze wel dragelijk was. In Drenthe en Limburg lag het percentage ondernemers dat een hogere schuld had dan voor corona en deze van problematische omvang vond het hoogst, ruim 7 procent van de ondernemers gaf dit aan. Van de ondernemers in Overijssel en Utrecht oordeelde slecht 2 procent van de ondernemers zo.
Ook het aantal ondernemers dat de schuldenlast als lager beoordeelde verschilt relatief per provincie. Bijna 28 procent van de Zeeuwse ondernemers gaf dit aan, terwijl dit percentage voor Flevoland op 9 procent lag. In Drenthe waren in verhouding de meeste ondernemers die de eigen schuldenlast als hoger dan voor de coronacrisis zagen, bijna een kwart van de ondernemers gaf dit aan. In Overijssel en Zeeland was dit aandeel met 14 procent het laagst.
Bedrijfstakken/branches (SBI 2008) | Hoger en dragelijk (% bedrijven) | Hoger en problematisch (% bedrijven) | Lager (% bedrijven) |
---|---|---|---|
Nederland | 14,8 | 3,7 | -16,3 |
Drenthe | 16,6 | 7,5 | -14,3 |
Limburg | 14,7 | 7,3 | -15,8 |
Noord-Holland | 16,9 | 3,1 | -17,7 |
Fryslân | 15,6 | 4,4 | -18,3 |
Noord-Brabant | 15,9 | 3,7 | -13,9 |
Flevoland | 13,7 | 5,4 | -9,1 |
Groningen | 13,5 | 5,0 | -15,6 |
Gelderland | 14,1 | 4,2 | -15,6 |
Zuid-Holland | 13,8 | 3,3 | -16,9 |
Utrecht | 14,1 | 2,0 | -15,9 |
Zeeland | 10,2 | 3,9 | -27,6 |
Overijssel | 12,4 | 1,7 | -17,7 |
Ondernemersvertrouwen in het vierde kwartaal van 2022 voor het eerst weer negatief
Het ondernemersvertrouwen is een stemmingsindicator voor het Nederlandse bedrijfsleven en wordt per bedrijfstak samengesteld op basis van vragen in de Conjunctuurenquête Nederland (COEN). De indicator liet sinds de coronapandemie grote schommelingen zien, die sterk samenhingen met de geldende coronamaatregelen en de maatregelen in de voorgaande maanden. Dat geldt in het bijzonder voor de bedrijfstakken die direct door lockdowns en maatregelen werden getroffen. Met name binnen de horeca fluctueerde het ondernemersvertrouwen sterk.
Na een historisch dieptepunt in de eerste helft van 2020 door de maatregelen tegen het coronavirus, was het ondernemersvertrouwen vanaf het derde kwartaal van 2021 in alle provincies weer positief. In het vierde kwartaal van 2022 sloeg dit beeld om en waren ondernemers in het merendeel van de provincies voor het eerst weer negatief gestemd. Ook in de andere provincies daalde het ondernemersvertrouwen, maar bleef de indicator positief.
In het vierde kwartaal van 2022 was de afname van het ondernemersvertrouwen het sterkst in Flevoland, waar de stemming omsloeg van positief naar negatief. Ook in Groningen daalde de indicator, en waren ondernemers het meest pessimistisch van alle provincies. In Noord-Holland en Noord-Brabant was het ondernemersvertrouwen positief en waren ondernemers het meest optimistisch. De hoogte van het ondernemersvertrouwen wordt per provincie sterk bepaald door de onderliggende bedrijfstakken die actief zijn in de regio.
Jaar | Kwartaal | Nederland | Groningen | Fryslân | Drenthe | Overijssel | Flevoland | Gelderland | Utrecht | Noord-Holland | Zuid-Holland | Zeeland | Noord-Brabant | Limburg |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 1e kwartaal | 10,6 | 6,3 | 10,6 | 8,1 | 14,0 | 5,8 | 10,1 | 9,8 | 6,9 | 9,0 | 10,2 | 10,5 | 6,5 |
2019 | 2e kwartaal | 12,0 | 3,9 | 11,9 | 6,3 | 10,0 | 2,5 | 11,2 | 9,7 | 10,6 | 11,0 | 9,6 | 9,9 | 7,7 |
2019 | 3e kwartaal | 10,6 | 5,3 | 8,2 | 7,9 | 9,3 | 7,0 | 10,1 | 10,6 | 12,8 | 10,8 | 6,3 | 7,5 | 3,8 |
2019 | 4e kwartaal | 6,6 | 4,2 | 3,8 | 1,2 | 5,9 | 4,6 | 7,6 | 5,7 | 7,0 | 6,1 | 3,6 | 5,9 | -1,8 |
2020 | 1e kwartaal | 6,4 | -5,7 | 6,5 | -1,5 | 4,9 | 2,8 | 7,5 | 1,6 | 5,5 | 7,5 | 2,8 | 5,6 | -2,0 |
2020 | 2e kwartaal | -37,2 | -25,7 | -24,8 | -37,3 | -31,5 | -28,8 | -34,1 | -34,6 | -38,0 | -30,7 | -33,1 | -30,5 | -38,0 |
2020 | 3e kwartaal | -19,3 | -16,1 | -15,3 | -23,5 | -15,8 | -16,7 | -18,6 | -23,1 | -23,1 | -18,0 | -13,1 | -16,1 | -19,3 |
2020 | 4e kwartaal | -4,0 | -12,9 | -3,8 | -12,0 | -8,7 | -11,1 | -8,1 | -8,9 | -7,7 | -9,8 | -10,8 | -9,7 | -14,4 |
2021 | 1e kwartaal | -6,0 | -12,1 | -3,2 | -14,0 | -2,8 | -11,1 | -7,7 | -7,9 | -7,6 | -8,2 | -19,7 | -5,9 | -13,5 |
2021 | 2e kwartaal | 2,3 | 9,0 | 0,7 | -5,4 | 8,1 | -2,8 | 5,7 | 4,4 | 2,5 | 2,5 | -1,0 | 5,7 | 1,7 |
2021 | 3e kwartaal | 18,4 | 19,0 | 10,4 | 9,5 | 14,9 | 14,5 | 18,8 | 20,0 | 19,8 | 13,7 | 15,6 | 17,3 | 17,0 |
2021 | 4e kwartaal | 19,8 | 14,8 | 9,0 | 11,7 | 11,6 | 11,9 | 12,4 | 15,2 | 17,2 | 12,8 | 10,3 | 12,9 | 10,6 |
2022 | 1e kwartaal | 6,4 | 5,3 | 3,1 | 5,4 | 9,4 | 1,5 | 0,7 | 3,5 | 6,8 | 5,7 | 5,5 | 4,7 | 6,2 |
2022 | 2e kwartaal | 16,8 | 7,3 | 11,3 | 5,9 | 12,7 | 15,0 | 8,7 | 13,8 | 16,3 | 11,3 | 10,2 | 11,6 | 10,0 |
2022 | 3e kwartaal | 8,2 | 1,6 | 0,3 | 1,8 | 6,3 | 8,3 | 6,3 | 6,9 | 8,3 | 6,6 | 4,0 | 7,0 | 0,5 |
2022 | 4e kwartaal | -0,9 | -7,1 | -3,5 | -1,8 | 0,6 | -4,8 | 0,2 | -1,9 | 4,2 | -0,5 | -4,1 | 4,8 | -3,6 |
Bron: CBS, EIB, KVK, MKB-Nederland, VNO-NCW |
Meer bedrijven ervaren tekort aan materiaal
In de Conjunctuurenquête wordt elk kwartaal gevraagd welke belemmeringen ondernemers ervaren bij de productie en zakelijke activiteiten. In het vierde kwartaal van 2022 gaven ondernemers voor het zesde kwartaal op rij aan het vaakst belemmerd te worden door personeelstekort. 36 procent van de ondernemers gaf dit aan. Ook werden ondernemers in toenemende mate belemmerd door tekorten aan productiemiddelen, materiaal en ruimte. Aan het begin van het vierde kwartaal 2022 gaf 16 procent van de ondernemers aan vooral hierdoor belemmerd te worden, dit is ruim vier maal zo hoog als tijdens het vierde kwartaal van 2020 en 2019.
In de meeste provincies lag het percentage ondernemers dat aan het begin van het vierde kwartaal 2022 met materiaaltekort kampte hoger dan in dezelfde periode een jaar eerder. In Groningen, Flevoland en Gelderland lag dit percentage juist lager. Ten opzichte van het vierde kwartaal van 2020 en 2019 lag het percentage ondernemers dat belemmerd werd in alle provincies minimaal tweemaal zo hoog. In Zuid-Holland verzevenvoudigde het aantal ondernemers dat werd belemmerd door materiaaltekort zelfs ten opzichte van het vierde kwartaal van 2019.
Tekort productiemiddelen, materiaal, ruimte als voornaamste belemmering, 3e kwartaal 2022 | 2022 4e kwartaal (% bedrijven) | 2021 4e kwartaal (% bedrijven) | 2020 4e kwartaal (% bedrijven) |
---|---|---|---|
Nederland | 16 | 13,7 | 3,7 |
Overijssel | 24,4 | 16,9 | 5,1 |
Fryslân | 19,3 | 13,6 | 4,5 |
Noord-Brabant | 19,2 | 16,7 | 5,7 |
Flevoland | 18,3 | 20,1 | 4 |
Limburg | 15,9 | 13,1 | 3,4 |
Drenthe | 15,8 | 10,7 | 4,8 |
Gelderland | 15,2 | 16 | 3 |
Noord-Holland | 14,7 | 11,2 | 2,3 |
Zeeland | 14,4 | 13 | 3,7 |
Zuid-Holland | 13,4 | 11,9 | 3,1 |
Utrecht | 12,1 | 10,7 | 3,6 |
Groningen | 11,7 | 16,9 | 3,8 |
In Overijssel was het aantal ondernemers dat materiaaltekort als belangrijkste belemmering ervaarde aan het begin van het vierde kwartaal van 2022 relatief gezien het grootst; 24 procent van de Overijsselse ondernemers gaf dit aan. Ook in Fryslân en Noord-Brabant lag dit percentage boven het landelijke percentage. In Groningen en Utrecht werden ondernemers het minst vaak belemmerd door materiaaltekort, ongeveer 12 procent van de ondernemers in deze provincies gaf dit aan.
4. Regionale arbeidsmarkt
In dit hoofdstuk wordt de arbeidsmarkt van de provincies en de grote steden besproken. Er wordt ingegaan op de werkgelegenheidsontwikkeling, de ontwikkeling van de werkloosheid en de spanning op de arbeidsmarkt. Ook wordt de arbeidsparticipatie per gemeente behandeld.
Sterke groei werkgelegenheid
De werkgelegenheid steeg in 2021 sterk, met 2,3 procent. Dit is een toename van 177 duizend arbeidsjaar. In 2020 zorgde de coronacrisis nog voor een rem op de werkgelegenheidsgroei, die toen uitkwam op een groei van bijna 23 duizend arbeidsjaar. Het economisch herstel zorgde ervoor dat de werkgelegenheid in 2021 veel sterker toenam.
De werkgelegenheid groeide in alle provincies met 2 procent of meer ten opzichte van 2020. Utrecht had met 2,5 procent de grootste relatieve toename. Noord-Holland en Limburg hadden de kleinste groei met 2,0 procent. In die twee provincies kromp de werkgelegenheid in 2020, dat gold toen ook voor Overijssel.
2020* (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | 2021* (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | |
---|---|---|
Nederland | 0,3 | 2,3 |
Groningen | 0,9 | 2,3 |
Fryslân | 1,2 | 2,2 |
Drenthe | 0,8 | 2,2 |
Overijssel | -0,7 | 2,2 |
Flevoland | 1,3 | 2,4 |
Gelderland | 0,9 | 2,3 |
Utrecht | 1,3 | 2,5 |
Noord-Holland | -0,9 | 2 |
Zuid-Holland | 0,9 | 2,4 |
Zeeland | 0,5 | 2,1 |
Noord-Brabant | 0,3 | 2,4 |
Limburg | -0,8 | 2 |
* voorlopige cijfers |
Behalve in arbeidsjaren kan de werkgelegenheid ook worden weergegeven in het aantal werkzame personen. In totaal waren in 2021 ruim 9,7 miljoen mensen werkzaam in Nederland. Dat zijn er ruim 188 duizend meer dan een jaar eerder, een toename van 2 procent. In 2020 kromp het aantal werkzame personen nog met 52 duizend.
De grootste stijging in absolute aantallen was in de provincie Zuid-Holland met ruim 41 duizend. In zowel Noord-Brabant als Noord-Holland groeide het aantal werkzame personen met ruim 29 duizend. Deze drie provincies nemen meer dan de helft van de stijging voor hun rekening. Relatief gezien steeg het aantal werkzame personen het sterkst in Utrecht, met 2,2 procent. In 2020 was in alle provincies nog sprake van krimp van het aantal werkzame personen.
2020* (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | 2021* (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | |
---|---|---|
Nederland | -0,5 | 2,0 |
Groningen | -0,4 | 2,1 |
Fryslân | -0,3 | 1,9 |
Drenthe | -0,6 | 2,0 |
Overijssel | -0,7 | 2,0 |
Flevoland | -0,7 | 2,0 |
Gelderland | -0,3 | 2,0 |
Utrecht | 0,0 | 2,2 |
Noord-Holland | -0,6 | 1,7 |
Zuid-Holland | -0,4 | 2,1 |
Zeeland | -0,4 | 1,7 |
Noord-Brabant | -0,9 | 2,0 |
Limburg | -1,1 | 1,9 |
* voorlopige cijfers |
Meer zelfstandigen
Bijna 83 procent van de werkzame personen in Nederland werkte in 2021 in loondienst. De overige zijn zelfstandigen. Met ruim 21 procent zijn er Fryslân en Zeeland relatief veel zelfstandigen. In Utrecht werken relatief veel mensen in loondienst. De groei van het aantal zelfstandigen was in 2021 met 1,8 procent iets lager dan de groei van het totaal aantal werkzame personen, dat met 2,0 procent steeg. In Zuid-Holland was de groei van het aantal zelfstandigen het grootst met 6 duizend.
Zelfstandigen (% ) | Werknemers (% ) | |
---|---|---|
Nederland | 17,3 | 82,7 |
Fryslân | 21,4 | 78,6 |
Zeeland | 21,1 | 78,9 |
Flevoland | 20,6 | 79,4 |
Drenthe | 19,8 | 80,2 |
Gelderland | 18,2 | 81,8 |
Noord-Holland | 17,4 | 82,6 |
Groningen | 17,2 | 82,8 |
Zuid-Holland | 16,9 | 83,1 |
Limburg | 16,5 | 83,5 |
Noord-Brabant | 16,4 | 83,6 |
Overijssel | 16,2 | 83,8 |
Utrecht | 15,7 | 84,3 |
* voorlopige cijfers |
De stijging van het aantal zelfstandigen is ook goed te zien over een langere termijn. In de periode 1995-2021 is het aantal zelfstandigen met bijna 24 procent toegenomen. Utrecht kent relatief de grootste stijging met bijna 65 procent en Overijssel de kleinste met slechts 6,4 procent. Groningen is de enige provincie waar het aantal zelfstandigen in 2021 kleiner was dan in 1995.
De ontwikkeling van het aantal zelfstandigen hangt samen met de economische structuren in de verschillende provincies. In Fryslân werken relatief veel zelfstandigen, met name in de bedrijfstakken landbouw en handel. In deze bedrijfstakken is het aantal zelfstandigen sinds 1995 afgenomen. Daardoor is de groei van het aantal zelfstandigen in Fryslân relatief laag. In de provincie Utrecht is het aandeel van zelfstandigen het laagst, maar is wel de grootste stijging zichtbaar. In Utrecht werken relatief veel zelfstandigen in de zakelijke dienstverlening, een bedrijfstak waar het aantal zelfstandigen sinds 1995 sterk is toegenomen.
2021 (Groei 2021* t.o.v. 1995 (%)) | |
---|---|
Nederland | 27,8 |
Groningen | -9 |
Fryslân | 7,4 |
Drenthe | 11,3 |
Overijssel | 6,4 |
Flevoland | 53,7 |
Gelderland | 32,4 |
Utrecht | 64,6 |
Noord-Holland | 35,3 |
Zuid-Holland | 36,2 |
Zeeland | 17,8 |
Noord-Brabant | 30 |
Limburg | 6,7 |
* voorlopige cijfers |
Werkloosheid
Het werkloosheidspercentage daalde in 2021 in alle Nederlandse provincies, het meest in Drenthe en Limburg. In Flevoland daalde de werkloosheid het minst. Groningen en Zuid-Holland kenden met 4,9 procent de hoogste werkloosheid. Het werkloosheidspercentage daalde in 2021 ook in de gemeenten Den Haag en Utrecht maar nam toe in Amsterdam en Rotterdam. Van de vier grootste gemeenten kent Rotterdam al jaren de hoogste werkloosheid (7,3 procent in 2021).
De werkloosheid in Nederland en de afzonderlijke provincies was in 2021 lager dan in de Europese Unie gemiddeld (7,0 procent). In een viertal landen was de werkloosheid lager dan 4 procent: Tsjechië, Polen, Malta en Duitsland. Nederland stond met 4,2 procent op plaats 6 van de ranglijst van laagste werkloosheid in de EU, vlak achter Hongarije.
De provincie Groningen (met de hoogste werkloosheid in Nederland) zou op de ranglijst van EU-lidstaten plek acht innemen, voor bijvoorbeeld Denemarken en Bulgarije. Met een werkloosheid van 3,5 procent zou Noord-Brabant op plek drie staan.
Jaar | Nederland (% beroepsbevolking) | Groningen (% beroepsbevolking) | Fryslân (% beroepsbevolking) | Drenthe (% beroepsbevolking) | Overijssel (% beroepsbevolking) | Flevoland (% beroepsbevolking) | Gelderland (% beroepsbevolking) | Utrecht (% beroepsbevolking) | Noord-Holland (% beroepsbevolking) | Zuid-Holland (% beroepsbevolking) | Zeeland (% beroepsbevolking) | Noord-Brabant (% beroepsbevolking) | Limburg (% beroepsbevolking) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2013 | 8,2 | 9,0 | 8,9 | 8,1 | 8,1 | 10,0 | 7,7 | 7,4 | 8,3 | 9,0 | 6,9 | 7,6 | 8,1 |
2014 | 8,3 | 9,3 | 8,8 | 8,2 | 8,0 | 10,4 | 7,9 | 7,5 | 8,2 | 9,2 | 6,5 | 7,9 | 8,2 |
2015 | 7,9 | 9,5 | 8,4 | 8,0 | 7,7 | 8,6 | 7,4 | 7,3 | 7,6 | 8,8 | 6,6 | 7,5 | 7,6 |
2016 | 7,0 | 8,4 | 7,3 | 7,0 | 7,2 | 8,2 | 6,6 | 6,2 | 6,7 | 8,0 | 5,5 | 6,5 | 6,6 |
2017 | 5,9 | 7,2 | 6,2 | 6,0 | 5,9 | 6,6 | 5,5 | 5,3 | 5,8 | 6,5 | 4,8 | 5,4 | 5,7 |
2018 | 4,9 | 6,3 | 5,2 | 4,9 | 4,7 | 5,2 | 4,6 | 4,5 | 5,0 | 5,3 | 4,1 | 4,5 | 4,7 |
2019 | 4,4 | 5,6 | 4,4 | 4,0 | 4,2 | 4,6 | 4,1 | 4,0 | 4,5 | 5,0 | 3,9 | 4,2 | 4,3 |
2020 | 4,9 | 5,6 | 4,8 | 4,7 | 4,6 | 5,0 | 4,5 | 4,4 | 5,2 | 5,3 | 4,2 | 4,5 | 4,9 |
2021 | 4,2 | 4,9 | 4,1 | 3,6 | 3,7 | 4,8 | 3,8 | 3,9 | 4,8 | 4,9 | 3,6 | 3,5 | 3,8 |
In het derde kwartaal van 2022 was 3,7 procent van de beroepsbevolking werkloos. In het tweede en derde kwartaal van 2020 – aan het begin van de coronacrisis – nam het aantal werklozen in Nederland sterk toe. Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden ging het om een toename van 141 duizend, naar 528 duizend. Daarna is het aantal werklozen zeven kwartalen op rij gedaald, naar 327 duizend in het tweede kwartaal van 2022. In het derde kwartaal nam de werkloosheid voor het eerst weer toe, naar 372 duizend. Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden noteerde Zuid-Holland met 4,1 procent de hoogste werkloosheid in het derde kwartaal van 2022, gevolgd door Flevoland (4,0 procent). Met 3,2 procent was de werkloosheid het laagst in Zeeland.
Perioden | 2022 3e kwartaal (% beroepsbevolking) |
---|---|
Nederland | 3,7 |
Zuid-Holland | 4,1 |
Flevoland | 4,0 |
Groningen | 3,9 |
Noord-Holland | 3,8 |
Limburg | 3,6 |
Fryslân | 3,5 |
Gelderland | 3,5 |
Utrecht | 3,5 |
Noord-Brabant | 3,4 |
Drenthe | 3,3 |
Overijssel | 3,3 |
Zeeland | 3,2 |
Rotterdam | 5,7 |
Amsterdam | 4,7 |
Den Haag | 4,6 |
Utrecht (gemeente) | 4,1 |
In 2021 nam de spanning op de arbeidsmarkt (het aantal openstaande vacatures per honderd werklozen) in alle twaalf provincies toe. Net als in 2020 was de spanning in 2021 het hoogst in de provincie Utrecht met in 2021 gemiddeld 98 vacatures per honderd werklozen. De spanning was het laagst in de provincies Flevoland en Groningen met gemiddeld 54 openstaande vacatures per honderd werklozen.
Nederland (vacatures per 100 werklozen) | Groningen (vacatures per 100 werklozen) | Fryslân (vacatures per 100 werklozen) | Drenthe (vacatures per 100 werklozen) | Overijssel (vacatures per 100 werklozen) | Flevoland (vacatures per 100 werklozen) | Gelderland (vacatures per 100 werklozen) | Utrecht (vacatures per 100 werklozen) | Noord-Holland (vacatures per 100 werklozen) | Zuid-Holland (vacatures per 100 werklozen) | Zeeland (vacatures per 100 werklozen) | Noord-Brabant (vacatures per 100 werklozen) | Limburg (vacatures per 100 werklozen) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2013 | 13 | 9 | 8 | 10 | 11 | 9 | 12 | 18 | 15 | 12 | 12 | 13 | 12 |
2014 | 14 | 12 | 12 | 15 | 14 | 12 | 14 | 19 | 16 | 12 | 22 | 14 | 14 |
2015 | 18 | 12 | 12 | 14 | 17 | 14 | 17 | 24 | 23 | 16 | 18 | 19 | 17 |
2016 | 24 | 16 | 16 | 19 | 22 | 16 | 23 | 33 | 31 | 21 | 26 | 26 | 25 |
2017 | 37 | 25 | 26 | 28 | 35 | 28 | 36 | 49 | 45 | 33 | 42 | 40 | 36 |
2018 | 54 | 35 | 40 | 44 | 53 | 42 | 53 | 69 | 61 | 49 | 64 | 60 | 53 |
2019 | 66 | 42 | 50 | 60 | 67 | 52 | 67 | 87 | 76 | 59 | 74 | 72 | 65 |
2020 | 48 | 33 | 36 | 43 | 49 | 37 | 48 | 63 | 50 | 44 | 54 | 52 | 45 |
2021 | 77 | 54 | 62 | 79 | 85 | 54 | 79 | 98 | 77 | 65 | 88 | 95 | 81 |
De spanning op de arbeidsmarkt was in het derde kwartaal van 2022 in alle provincies hoger dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder. In het derde kwartaal van 2022 was het aantal vacatures hoger en het aantal werklozen lager dan in hetzelfde kwartaal van 2021. De spanning was het hoogst in de provincie Utrecht met 149 openstaande vacatures per 100 werklozen. Daarna volgden Noord-Brabant en Zeeland met respectievelijk 141 en 134 vacatures per 100 werklozen. Het laagst was de spanning in Flevoland met 93 vacatures per 100 werklozen.
Vacatures per 100 werklozen | 2022 3e kwartaal (vacatures per 100 werklozen) | 2021 3e kwartaal (vacatures per 100 werklozen) |
---|---|---|
Nederland | 123 | 97 |
Utrecht | 149 | 107 |
Noord-Brabant | 141 | 132 |
Zeeland | 134 | 132 |
Noord-Holland | 132 | 93 |
Overijssel | 129 | 115 |
Gelderland | 119 | 106 |
Drenthe | 118 | 99 |
Limburg | 117 | 116 |
Zuid-Holland | 111 | 77 |
Fryslân | 98 | 77 |
Groningen | 96 | 64 |
Flevoland | 93 | 76 |
Arbeidsdeelname
In 2021 hadden ruim 7 op de 10 Nederlanders van 15 tot 75 jaar betaald werk. De zogenoemde nettoarbeidsparticipatie2) was het hoogst in de provincie Utrecht (73,0 procent) en het laagst in Limburg (67,3 procent). De arbeidsparticipatie steeg in 2021 in alle provincies.
In 2021 was de arbeidsparticipatie in bijna 90 procent van de ruim driehonderdvijftig Nederlandse gemeenten hoger dan in 2020. De arbeidsparticipatie was in 2021 het laagst in gemeenten in het uiterste zuiden en noordoosten van Nederland. Hierbij speelt mee dat dit zijn gemeenten zijn met relatief veel ouderen die gemiddeld minder vaak betaald werk hebben. Zes gemeenten hadden een arbeidsdeelname lager dan 65,0 procent. Het betrof Doesburg, Westerwolde, Maastricht, Heerlen, Kerkrade en Vaals. De hoogste arbeidsparticipatie kenden de gemeenten Zwartewaterland en Staphorst (beide 76,1 procent), Renswoude (76,9 procent) en Urk (79,0 procent).
Gemeentenaam | Nettoarbeidsparticipatie (%) |
---|---|
Aa en Hunze | 68,6 |
Aalsmeer | 75,1 |
Aalten | 71,7 |
Achtkarspelen | 69,8 |
Alblasserdam | 72,9 |
Albrandswaard | 73,6 |
Alkmaar | 70,0 |
Almelo | 67,3 |
Almere | 70,8 |
Alphen aan den Rijn | 72,6 |
Alphen-Chaam | 71,4 |
Altena | 74,4 |
Ameland | 71,4 |
Amersfoort | 73,3 |
Amstelveen | 69,9 |
Amsterdam | 68,8 |
Apeldoorn | 69,8 |
Arnhem | 68,3 |
Assen | 70,3 |
Asten | 71,8 |
Baarle-Nassau | 67,5 |
Baarn | 70,3 |
Barendrecht | 73,3 |
Barneveld | 74,9 |
Beek (L.) | 68,9 |
Beekdaelen | 67,9 |
Beemster | 72,9 |
Beesel | 70,0 |
Berg en Dal | 68,8 |
Bergeijk | 72,7 |
Bergen (L.) | 70,0 |
Bergen (NH.) | 65,9 |
Bergen op Zoom | 67,6 |
Berkelland | 70,4 |
Bernheze | 73,9 |
Best | 72,7 |
Beuningen | 72,7 |
Beverwijk | 71,1 |
De Bilt | 71,0 |
Bladel | 74,1 |
Blaricum | 68,6 |
Bloemendaal | 68,8 |
Bodegraven-Reeuwijk | 74,0 |
Boekel | 75,0 |
Borger-Odoorn | 67,7 |
Borne | 72,9 |
Borsele | 73,6 |
Boxmeer | 72,1 |
Boxtel | 71,7 |
Breda | 72,0 |
Brielle | 72,4 |
Bronckhorst | 70,3 |
Brummen | 70,3 |
Brunssum | 65,8 |
Bunnik | 73,5 |
Bunschoten | 75,6 |
Buren | 72,0 |
Capelle aan den IJssel | 68,5 |
Castricum | 71,7 |
Coevorden | 67,6 |
Cranendonck | 69,7 |
Cuijk | 71,7 |
Culemborg | 71,5 |
Dalfsen | 74,3 |
Dantumadiel | 69,8 |
Delft | 66,9 |
Deurne | 72,8 |
Deventer | 70,6 |
Diemen | 70,9 |
Dinkelland | 74,1 |
Doesburg | 64,7 |
Doetinchem | 70,2 |
Dongen | 73,1 |
Dordrecht | 69,1 |
Drechterland | 72,7 |
Drimmelen | 72,6 |
Dronten | 73,0 |
Druten | 72,6 |
Duiven | 72,6 |
Echt-Susteren | 67,3 |
Edam-Volendam | 72,5 |
Ede | 72,1 |
Eemnes | 71,8 |
Eemsdelta | 66,7 |
Eersel | 73,5 |
Eijsden-Margraten | 70,5 |
Eindhoven | 71,6 |
Elburg | 73,7 |
Emmen | 66,2 |
Enkhuizen | 69,4 |
Enschede | 66,3 |
Epe | 70,2 |
Ermelo | 71,4 |
Etten-Leur | 72,2 |
De Fryske Marren | 70,9 |
Geertruidenberg | 73,7 |
Geldrop-Mierlo | 71,2 |
Gemert-Bakel | 72,8 |
Gennep | 70,0 |
Gilze en Rijen | 72,5 |
Goeree-Overflakkee | 73,6 |
Goes | 72,2 |
Goirle | 71,4 |
Gooise Meren | 71,7 |
Gorinchem | 70,6 |
Gouda | 70,6 |
Grave | 71,7 |
's-Gravenhage (gemeente) | 65,1 |
Groningen (gemeente) | 69,0 |
Gulpen-Wittem | 66,4 |
Haaksbergen | 71,1 |
Haarlem | 72,7 |
Haarlemmermeer | 72,3 |
Halderberge | 70,5 |
Hardenberg | 73,8 |
Harderwijk | 72,1 |
Hardinxveld-Giessendam | 75,0 |
Harlingen | 67,7 |
Hattem | 72,7 |
Heemskerk | 70,5 |
Heemstede | 69,9 |
Heerde | 72,3 |
Heerenveen | 71,3 |
Heerhugowaard | 73,5 |
Heerlen | 62,8 |
Heeze-Leende | 72,1 |
Heiloo | 70,3 |
Den Helder | 68,5 |
Hellendoorn | 73,1 |
Hellevoetsluis | 69,9 |
Helmond | 71,0 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 75,4 |
Hengelo (O.) | 70,0 |
's-Hertogenbosch | 73,7 |
Heumen | 71,3 |
Heusden | 73,3 |
Hillegom | 73,1 |
Hilvarenbeek | 73,7 |
Hilversum | 70,5 |
Hoeksche Waard | 72,1 |
Hof van Twente | 72,5 |
Het Hogeland | 68,7 |
Hollands Kroon | 71,7 |
Hoogeveen | 70,0 |
Hoorn | 69,0 |
Horst aan de Maas | 74,7 |
Houten | 74,4 |
Huizen | 68,7 |
Hulst | 66,9 |
IJsselstein | 73,6 |
Kaag en Braassem | 73,3 |
Kampen | 74,1 |
Kapelle | 74,5 |
Katwijk | 74,2 |
Kerkrade | 62,6 |
Koggenland | 74,0 |
Krimpen aan den IJssel | 71,1 |
Krimpenerwaard | 72,4 |
Laarbeek | 72,5 |
Landerd | 72,7 |
Landgraaf | 65,2 |
Landsmeer | 70,4 |
Langedijk | 72,1 |
Lansingerland | 75,6 |
Laren (NH.) | 66,2 |
Leeuwarden | 67,9 |
Leiden | 70,8 |
Leiderdorp | 71,3 |
Leidschendam-Voorburg | 68,4 |
Lelystad | 68,8 |
Leudal | 71,1 |
Leusden | 72,1 |
Lingewaard | 72,2 |
Lisse | 73,2 |
Lochem | 68,7 |
Loon op Zand | 73,4 |
Lopik | 74,6 |
Losser | 69,6 |
Maasdriel | 73,0 |
Maasgouw | 68,8 |
Maassluis | 69,0 |
Maastricht | 64,1 |
Medemblik | 71,0 |
Meerssen | 69,3 |
Meierijstad | 74,1 |
Meppel | 71,1 |
Middelburg (Z.) | 70,8 |
Midden-Delfland | 75,0 |
Midden-Drenthe | 70,7 |
Midden-Groningen | 67,2 |
Mill en Sint Hubert | 73,4 |
Moerdijk | 71,7 |
Molenlanden | 73,7 |
Montferland | 70,4 |
Montfoort | 74,8 |
Mook en Middelaar | 70,0 |
Neder-Betuwe | 74,6 |
Nederweert | 72,7 |
Nieuwegein | 70,3 |
Nieuwkoop | 74,2 |
Nijkerk | 73,9 |
Nijmegen | 70,2 |
Nissewaard | 68,8 |
Noardeast-Frysl�n | 70,4 |
Noord-Beveland | 67,6 |
Noordenveld | 68,8 |
Noordoostpolder | 72,2 |
Noordwijk | 72,0 |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten | 70,6 |
Nunspeet | 73,0 |
Oegstgeest | 72,5 |
Oirschot | 73,6 |
Oisterwijk | 71,9 |
Oldambt | 65,9 |
Oldebroek | 73,0 |
Oldenzaal | 71,4 |
Olst-Wijhe | 71,9 |
Ommen | 71,4 |
Oost Gelre | 74,2 |
Oosterhout | 70,8 |
Ooststellingwerf | 68,9 |
Oostzaan | 72,7 |
Opmeer | 73,9 |
Opsterland | 71,2 |
Oss | 70,6 |
Oude IJsselstreek | 69,8 |
Ouder-Amstel | 71,4 |
Oudewater | 73,4 |
Overbetuwe | 72,9 |
Papendrecht | 71,6 |
Peel en Maas | 73,7 |
Pekela | 67,0 |
Pijnacker-Nootdorp | 75,7 |
Purmerend | 70,2 |
Putten | 73,0 |
Raalte | 73,7 |
Reimerswaal | 74,6 |
Renkum | 67,8 |
Renswoude | 76,9 |
Reusel-De Mierden | 73,2 |
Rheden | 67,4 |
Rhenen | 72,4 |
Ridderkerk | 69,7 |
Rijssen-Holten | 75,2 |
Rijswijk (ZH.) | 68,4 |
Roerdalen | 67,7 |
Roermond | 66,5 |
De Ronde Venen | 71,9 |
Roosendaal | 68,9 |
Rotterdam | 65,9 |
Rozendaal | 73,4 |
Rucphen | 69,4 |
Schagen | 70,4 |
Scherpenzeel | 75,0 |
Schiedam | 68,8 |
Schiermonnikoog | 67,5 |
Schouwen-Duiveland | 69,8 |
Simpelveld | 67,6 |
Sint Anthonis | 72,5 |
Sint-Michielsgestel | 73,2 |
Sittard-Geleen | 65,5 |
Sliedrecht | 72,8 |
Sluis | 66,2 |
Smallingerland | 70,0 |
Soest | 70,0 |
Someren | 73,5 |
Son en Breugel | 74,5 |
Stadskanaal | 67,0 |
Staphorst | 76,1 |
Stede Broec | 71,7 |
Steenbergen | 71,7 |
Steenwijkerland | 69,9 |
Stein (L.) | 67,5 |
Stichtse Vecht | 72,1 |
S�dwest-Frysl�n | 70,1 |
Terneuzen | 68,5 |
Terschelling | 70,4 |
Texel | 67,9 |
Teylingen | 74,3 |
Tholen | 72,2 |
Tiel | 70,3 |
Tilburg | 71,4 |
Tubbergen | 74,7 |
Twenterand | 72,4 |
Tynaarlo | 70,1 |
Tytsjerksteradiel | 70,9 |
Uden | 70,9 |
Uitgeest | 74,6 |
Uithoorn | 73,6 |
Urk | 79,0 |
Utrecht (gemeente) | 74,8 |
Utrechtse Heuvelrug | 70,6 |
Vaals | 55,9 |
Valkenburg aan de Geul | 66,6 |
Valkenswaard | 70,7 |
Veendam | 67,3 |
Veenendaal | 72,5 |
Veere | 69,9 |
Veldhoven | 72,6 |
Velsen | 72,0 |
Venlo | 67,7 |
Venray | 71,2 |
Vijfheerenlanden | 72,8 |
Vlaardingen | 68,1 |
Vlieland | 73,0 |
Vlissingen | 69,0 |
Voerendaal | 68,4 |
Voorschoten | 71,5 |
Voorst | 71,8 |
Vught | 73,1 |
Waadhoeke | 70,5 |
Waalre | 72,0 |
Waalwijk | 72,4 |
Waddinxveen | 74,2 |
Wageningen | 69,3 |
Wassenaar | 66,3 |
Waterland | 69,6 |
Weert | 68,7 |
Weesp | 71,7 |
West Betuwe | 73,3 |
West Maas en Waal | 72,3 |
Westerkwartier | 71,8 |
Westerveld | 66,6 |
Westervoort | 69,0 |
Westerwolde | 64,3 |
Westland | 74,7 |
Weststellingwerf | 69,6 |
Westvoorne | 69,7 |
Wierden | 73,7 |
Wijchen | 71,3 |
Wijdemeren | 70,1 |
Wijk bij Duurstede | 71,7 |
Winterswijk | 70,0 |
Woensdrecht | 67,9 |
Woerden | 73,4 |
De Wolden | 71,0 |
Wormerland | 71,8 |
Woudenberg | 75,6 |
Zaanstad | 69,3 |
Zaltbommel | 73,6 |
Zandvoort | 67,1 |
Zeewolde | 75,5 |
Zeist | 70,0 |
Zevenaar | 69,7 |
Zoetermeer | 69,1 |
Zoeterwoude | 74,5 |
Zuidplas | 73,8 |
Zundert | 71,7 |
Zutphen | 67,6 |
Zwartewaterland | 76,1 |
Zwijndrecht | 69,6 |
Zwolle | 73,7 |
5. Conclusie
De Nederlandse economie herstelde in 2021 snel van de coronarecessie van 2020. Ondanks meerdere lockdowns groeide de Nederlandse economie met 4,9 procent ten opzichte van een jaar eerder. Hiermee was de economie ook groter dan in het pre-coronajaar 2019. In het voorjaar van 2021 werden de maatregelen ter voorkoming van verspreiding van het virus geleidelijk versoepeld. Hierdoor trokken de bestedingen van consumenten aan. Ook elders in de wereld trad herstel op, waardoor de internationale handel verder aantrok. Achter dit positieve macrobeeld schuilen verschillen tussen bedrijfstakken. Zo presteerde de handel wel beter dan in 2019 maar was de groei in de luchtvaart, horeca en cultuursector in 2021 niet groot genoeg om volledig te herstellen van de krimp een jaar eerder.
Van de COROP-plus-regio’s groeide de economie van Haarlemmermeer in 2021 met 9,4 procent het meest. Dit hangt samen met het herstel in de luchtvaart en de grote invloed van Schiphol op deze regio. Andere regio’s waarin de economie sterk aantrok waren IJmond, Zuidoost-Noord-Brabant en Noord-Limburg. Deze regio’s lieten een groei zien van respectievelijk 7,5; 6,8 en 6,0 procent. In deze regio’s heeft de industrie een groter aandeel in de economie. De economie van Delfzijl en omgeving groeide met 1 procent het minst. In 2020 was dit nog één van de weinige regio’s die niet te maken had met een krimp.
In het derde kwartaal van 2022 groeide de economie van bijna alle regio’s ten opzichte van een jaar eerder. Het grootste deel van de regio’s laat een economische groei zien van tussen de 2 en 4 procent. Zeeuws-Vlaanderen vormde de uitzondering, daar kromp de economie met 3 procent. Dit kwam door een afname van de toegevoegde waarde van de industrie, die last heeft van de hoge energieprijzen. In de eerste twee kwartalen van 2022 groeide de economie van Zeeuws-Vlaanderen nog met ongeveer 10 procent ten opzichte van een jaar eerder. Van alle regio’s groeide de economie van Haarlemmermeer het sterkst in het derde kwartaal. De groei van 10 procent hangt samen met het verdere herstel in de luchtvaart.
In het derde kwartaal van 2022 zijn de meeste regio’s in Nederland hersteld van de economische malaise en zijn tussen de 4 en 8 procent gegroeid ten opzichte van het derde kwartaal 2019. De uitzonderingen zijn Haarlemmermeer, vanwege de verminderde activiteit op Schiphol, en Overig Groningen doordat daar steeds minder gas gewonnen wordt. De economie van beide regio’s is 2 procent kleiner dan 3 jaar geleden. Midden-Limburg, Flevoland-Midden, Zuidoost-Noord-Brabant, Zuidoost-Utrecht en Zeeuws-Vlaanderen lieten de hoogste groei zien. In vergelijking met 2019 groeide de economie in deze provincies tussen de 10 en 12 procent. In dit herstel hadden de industrie, de energiebedrijven en de commerciële dienstverlening een belangrijke bijdrage.
In 2021 nam het aantal bedrijfsvestigingen in Nederland met 8 procent toe. Flevoland kende in 2021 met bijna 10 procent de sterkste groei van het aantal vestigingen, net als in de voorgaande twee jaar. Ook in Zuid-Holland was de toename van het aantal vestigingen in 2021 relatief groot. In Drenthe groeide het aantal bedrijfsvestigingen in 2021 met een toename van 7 procent het minst hard.
In de eerste drie kwartalen van 2022 werden 11 procent meer bedrijven en instellingen failliet verklaard dan in dezelfde periode een jaar eerder. Niet in alle provincies nam het aantal faillissementen toe. Zo daalde het aantal faillissementen in Limburg met 27 procent en in Zeeland met 29 procent. In Utrecht steeg het aantal faillissementen het sterkst en nam met iets minder dan de helft toe. Ook in Noord-Brabant, Zuid-Holland en Noord-Holland steeg het aantal gefailleerde bedrijven en instellingen. Desondanks was vergeleken met de periode voor het uitbreken van corona het totaal aantal faillissementen nog steeds laag.
In alle provincies beoordeelde het merendeel van de ondernemers hun schuldenlast begin april 2022 als vergelijkbaar met voor de coronacrisis. In Flevoland gaf bijna drie kwart van de ondernemers dit aan. In alle provincies gaf het merendeel van de ondernemers waarbij de schuldenlast hoger was aan dat deze wel dragelijk was. In Drenthe en Limburg lag het percentage ondernemers dat een hogere schuld had dan voor corona en deze van problematische omvang vond het hoogst, ruim 7 procent van de ondernemers gaf dit aan. Van de ondernemers in Overijssel en Utrecht oordeelden slecht 2 procent van de ondernemers zo. Ook het aantal ondernemers dat de schuldenlast als lager beoordeelde verschilt relatief per provincie. Bijna 28 procent van de Zeeuwse ondernemers gaf dit aan, terwijl dit percentage voor Flevoland op 9 lag. In Drenthe waren in verhouding de meeste ondernemers die de eigen schuldenlast als hoger dan voor de coronacrisis zagen, bijna een kwart van de ondernemers gaf dit aan.
In het vierde kwartaal van 2022 waren ondernemers in het merendeel van de provincies voor het eerst sinds het tweede kwartaal van 2021 weer negatief gestemd. De afname van het ondernemersvertrouwen was het sterkst in Flevoland, waar de stemming omsloeg van positief naar negatief. Ook in Groningen daalde het indicator, en waren ondernemers het meest pessimistisch van alle provincies. In Noord-Holland en Noord-Brabant was het ondernemersvertrouwen positief en waren ondernemers het meest optimistisch.
Door het economisch herstel steeg de werkgelegenheid uitgedrukt in arbeidsjaren, in 2021 sterk, met 2,3 procent. Dit is een toename van 177 duizend arbeidsjaar. In 2020 zorgde de coronacrisis nog voor een rem op de werkgelegenheidsgroei, die toen uitkwam op een groei van bijna 23 duizend arbeidsjaar. De werkgelegenheid groeide in alle provincies met 2 procent of meer ten opzichte van 2020. Utrecht had met 2,5 procent de grootste relatieve toename. Noord-Holland en Limburg hadden de kleinste groei met 2,0 procent. In die twee provincies kromp de werkgelegenheid in 2020, dat gold toen ook voor Overijssel.
De werkloosheid daalde in 2021 in alle Nederlandse provincies, het sterkst in Drenthe en Limburg. In Flevoland daalde de werkloosheid het minst. Groningen en Zuid-Holland kenden met 4,9 procent de hoogste werkloosheid. De werkloosheid in Nederland en de afzonderlijke provincies was in 2021 lager dan in de Europese Unie gemiddeld (7,0 procent). Nederland stond met 4,2 procent op plaats 6 van de ranglijst van laagste werkloosheid in de EU. De provincie Groningen (met de hoogste werkloosheid in Nederland) zou op de ranglijst van EU-lidstaten plek acht innemen. In het derde kwartaal van 2022 nam de werkloosheid na zeven kwartalen voor het eerst weer toe. Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden noteerde Zuid-Holland met 4,1 procent de hoogste werkloosheid in het derde kwartaal van 2022, gevolgd door Flevoland (4,0 procent). Met 3,2 procent was de werkloosheid het laagst in Zeeland.
In 2021 nam de spanning op de arbeidsmarkt (het aantal openstaande vacatures per honderd werklozen) in alle twaalf provincies toe, waarbij er grote regionale verschillen zijn. Net als in 2020 was de spanning in 2021 het hoogst in de provincie Utrecht met gemiddeld 98 vacatures per honderd werklozen. De spanning was het laagst in de provincies Flevoland en Groningen met gemiddeld 54 openstaande vacatures per honderd werklozen. In 2022 loopt de spanning op de arbeidsmarkt verder op. Deze was in het derde kwartaal van 2022 het hoogst in de provincie Utrecht met 149 openstaande vacatures per 100 werklozen. Daarna volgden Noord-Brabant en Zeeland met respectievelijk 141 en 134 vacatures per 100 werklozen. Het laagst was de spanning in Flevoland met 93 vacatures per 100 werklozen.