Jaarmonitor wegvoertuigen 2020
Over deze publicatie
In deze jaarmonitor worden de nieuwste cijfers gepresenteerd over het Nederlandse wegvoertuigenpark op 1 januari 2020.
Totaal wegvoertuigenpark
Aantal Nederlandse wegvoertuigen blijft groeien
Begin 2020 staan in Nederland bijna 13 miljoen wegvoertuigen geregistreerd, waarvan bijna 8,7 miljoen personenauto’s. Dat zijn er 1,7 procent meer dan een jaar eerder. Het aantal voertuigen met een bromfietskenteken groeide met 1,6 procent naar ruim 1,2 miljoen. Brom- en snorfietsen zijn daarmee, op personenauto’s na, de meest voorkomende voertuigen op de Nederlandse wegen.
Vergeleken met vorig jaar zijn de aantallen opleggers en bestelauto’s het meest toegenomen, elk met 2,7 procent. Het aantal motorfietsen is toegenomen met 2,1 procent tot bijna 680 duizend. Alleen van speciale voertuigen zijn er in 2018 minder (0,8 procent) dan in het voorafgaande jaar. Hieronder vallen bijzondere voertuigen zoals bijvoorbeeld vuilniswagens, brandweerwagens of mobiele kranen.
ontwikkeling (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | |
---|---|
Opleggers | 2,7 |
Bestelauto's | 2,7 |
Motorfietsen | 2,1 |
Trekkers voor oplegger | 1,8 |
Personenauto's | 1,7 |
Bussen | 1,6 |
Voertuigen met bromfietskenteken | 1,6 |
Aanhangwagens | 1,5 |
Vrachtauto's | 0,2 |
Speciale voertuigen | -0,8 |
Bron: CBS, RDW |
Motorfiets gemiddeld oudste wegvoertuig
Begin 2020 is de motorfiets het oudste wegvoertuig. De gemiddelde leeftijd is 22 jaar. Dat is tweemaal zo oud als de gemiddelde personenauto. Trekkers voor oplegger zijn met 6 jaar gemiddeld het jongste. De gemiddelde leeftijd van alle voertuigsoorten ligt begin 2020 hoger dan 10 jaar geleden. Zo steeg de gemiddelde leeftijd van personenauto’s van 9 jaar begin 2010 naar gemiddeld 11 jaar begin 2020.
2010 (leeftijd) | 2020 (leeftijd) | |
---|---|---|
Motorfiets | 17,5 | 21,8 |
Speciaal voertuig | 14,4 | 20,1 |
Aanhanger | 13,1 | 18,1 |
Vrachtwagen | 9,9 | 11,8 |
Personenauto | 9,2 | 10,8 |
Oplegger | 8,8 | 9,7 |
Autobus | 7,8 | 9,2 |
Bestelauto | 7,5 | 8,9 |
Trekker voor oplegger | 5,4 | 6,5 |
Bron: CBS, RDW |
Wegvoertuigenpark; personenauto’s
Steeds meer personenauto’s op naam van een bedrijf
Begin 2020 zijn er bijna 8,7 miljoen personenauto’s in Nederland. Dat is 1,7 procent meer dan een jaar geleden en 13,8 procent meer dan in 2010. Het aantal personenauto’s van natuurlijke personen (particulieren en eenmanszaken) steeg de afgelopen tien jaar met 13,2 procent. In diezelfde periode nam het aantal personenauto’s op naam van bedrijven met 19,1 procent toe. Het aantal personenauto’s van particulieren groeide het afgelopen jaar met 1,4 procent, terwijl de stijging van het aantal personenauto’s op naam van bedrijven 4,5 procent bedroeg.
Van alle personenauto’s is 88 procent in particulier bezit. Dit aandeel is de afgelopen jaren stabiel. Van de nieuwe personenauto’s is juist meer dan de helft eigendom van een bedrijf. Bedrijven bezitten gemiddeld jonge auto’s: 93 procent is van bouwjaar 2010 of recenter. Van de auto’s in particulier bezit is daarentegen maar 48 procent zo jong.
Bedrijf (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | Particulier (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | |
---|---|---|
2011 | -1,6 | 1,9 |
2012 | 1,3 | 1,6 |
2013 | 0,3 | 0,8 |
2014 | -0,4 | 0,3 |
2015 | 0,4 | 0,6 |
2016 | 4,7 | 1,1 |
2017 | 1,3 | 1,5 |
2018 | 2,9 | 1,7 |
2019 | 4,4 | 1,5 |
2020 | 4,5 | 1,4 |
Bron: CBS, RDW |
Toename elektrische personenauto’s zet door
Ruim 80 procent van de personenauto’s rijdt in 2020 op benzine. Dat percentage is de afgelopen tien jaar stabiel. Het aantal dieselauto’s is met 6,4 procent afgenomen ten opzichte van een jaar eerder en vormt 14 procent van het wagenpark (2020). Nederland telt begin 2020 minder personenauto’s op diesel dan in 2010. Het percentage auto’s dat op LPG rijdt is de afgelopen jaren gestaag afgenomen tot 1,3 procent begin 2020.
In januari 2020 zijn ruim 402 duizend elektrische auto’s geregistreerd, 4,6 procent van het totaal aantal Nederlandse personenauto’s. In januari 2010 lag het totaal aantal elektrische personenauto’s nog onder de 40 duizend. Het aantal plug-in hybrides is het afgelopen jaar afgenomen met 3,1 procent, het aantal volledig elektrische personenauto’s afgelopen jaar nam met 138,7 procent toe tot bijna 107 duizend. Het aandeel volledig elektrische auto’s was begin 2019 nog 14 procent van het totaal aantal elektrische auto’s, begin 2020 is dit aandeel gestegen tot 27 procent. Van de elektrische auto’s is 51 procent een hybride auto (zonder stekker). Het aandeel plug-in hybrides is afgenomen van 30 procent in januari 2019 tot bijna 23 procent in 2020.
Benzine (2010 = 100) | Diesel (2010 = 100) | LPG (2010 = 100) | Elektriciteit (2010 = 100) | |
---|---|---|---|---|
2011 | 101,6 | 100,6 | 95,2 | 141,0 |
2012 | 103,0 | 102,9 | 91,8 | 177,2 |
2013 | 103,4 | 103,9 | 91,1 | 229,1 |
2014 | 103,6 | 102,4 | 83,9 | 327,6 |
2015 | 104,3 | 101,9 | 75,7 | 393,9 |
2016 | 105,5 | 102,6 | 69,7 | 532,0 |
2017 | 107,2 | 101,9 | 64,6 | 620,0 |
2018 | 109,5 | 101,4 | 59,9 | 686,6 |
2019 | 112,1 | 98,9 | 55,7 | 794,7 |
2020 | 114,6 | 92,5 | 51,8 | 1016,1 |
Bron: CBS, RDW |
11,3 miljoen Nederlandse autorijbewijzen
Ruim 11,3 miljoen mensen waren begin 2020 in het bezit van een Nederlands autorijbewijs. Dat is 80 procent van de bevolking van 17 jaar of ouder. Het autorijbewijsbezit is het hoogst in de leeftijdsgroepen tussen 30 en 75 jaar. Van hen bezit 85 tot 90 procent een autorijbewijs. Wel is het bezit van een autorijbewijs de afgelopen jaren zowel bij 75-plussers als bij jongeren tot 20 jaar toegenomen. Van de 75-plussers had 45 procent op 1 januari 2014 een rijbewijs, begin 2020 is dat 57 procent. Onder 17-jarigen groeide het rijbewijsbezit in deze periode van 7 procent naar 9 procent. Sinds de start van het project 2toDrive in 2011 mogen jongeren beginnen met rijlessen als ze 16,5 jaar zijn en afrijden vanaf hun zeventiende verjaardag. Geslaagden mogen autorijden onder begeleiding van een ervaren automobilist die de rol heeft van coach. Zodra ze 18 zijn, mogen ze zelfstandig met de auto op pad.
2014 (%) | 2020 (%) | |
---|---|---|
17 jaar | 6,6 | 8,9 |
18 tot 20 jaar | 30,7 | 48,1 |
20 tot 30 jaar | 75 | 74,9 |
30 tot 40 jaar | 85,9 | 85,2 |
40 tot 50 jaar | 89,8 | 86,3 |
50 tot 60 jaar | 88,5 | 90,4 |
60 tot 70 jaar | 84,9 | 87,7 |
70 tot 75 jaar | 74 | 84,6 |
75 jaar of ouder | 45,3 | 57 |
Bron: CBS, RDW |
Wegvoertuigenpark; brom-, snor- en motorfietsen
Aantal snorfietsen in tien jaar met 76 procent gestegen
Begin 2020 telde Nederland ruim 1,2 miljoen brom- en snorfietsen. Dit is 1,6 procent meer dan in 2019. Er zijn 765 duizend snorfietsen en 461 duizend bromfietsen geregistreerd. Het aantal snorfietsen was in januari 2020 2,1 procent hoger dan een jaar eerder. Dit was de kleinste stijging van de afgelopen tien jaar. Het aantal bromfietsen nam met 0,7 procent toe, de eerste stijging sinds 2012.
Vergeleken met 2010 is het aantal snorfietsen begin 2020 met 75 procent toegenomen, het aantal bromfietsen is 7 procent lager.
Snorfiets (x 1 000) | Bromfiets (x 1 000) | |
---|---|---|
2010 | 435 | 496 |
2011 | 487 | 516 |
2012 | 527 | 509 |
2013 | 560 | 499 |
2014 | 589 | 488 |
2015 | 618 | 482 |
2016 | 648 | 478 |
2017 | 681 | 473 |
2018 | 720 | 467 |
2019 | 749 | 457 |
2020 | 765 | 461 |
Bron: CBS, RDW |
Bromfietsbezit jongeren in tien jaar meer dan gehalveerd
Slechts 2,5 procent van alle brom- en snorfietsen in Nederland stond in januari 2020 op naam van een bedrijf, de rest is eigendom van particulieren. 50- tot 60-jarigen bezitten de meeste brom- en snorfietsen: 115 per duizend inwoners in deze leeftijdscategorie. Het brom- en snorfietsbezit is het laagst onder jongeren van 16 tot 20 jaar. In deze leeftijdsgroep zijn er 56 per duizend inwoners. Tien jaar geleden was deze leeftijdscategorie juist de groep met het hoogste brom- en snorfietsbezit, namelijk 129 per duizend inwoners.
16 tot 20 jaar (per 1 000 inwoners) | 20 tot 30 jaar (per 1 000 inwoners) | 30 tot 40 jaar (per 1 000 inwoners) | 40 tot 50 jaar (per 1 000 inwoners) | 50 tot 60 jaar (per 1 000 inwoners) | 60 jaar en ouder (per 1 000 inwoners) | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Snorfiets | 2010 | 30 | 24 | 24 | 36 | 42 | 31 |
Snorfiets | 2020 | 30 | 58 | 51 | 63 | 71 | 37 |
Bromfiets | 2010 | 99 | 38 | 31 | 47 | 41 | 14 |
Bromfiets | 2020 | 27 | 32 | 30 | 38 | 44 | 21 |
Bron: CBS, RDW |
Ruim de helft van de motorbezitters is 50-plusser
Begin 2020 zijn er bijna 680 duizend motorfietsen in Nederland, bijna 14 duizend meer (2,1 procent) dan in januari 2019. Begin 2010 stond 36 procent van de motoren op naam van een 50-plusser, begin 2020 is dat 55 procent. Het aandeel 30- tot 50-jarigen met een motorfiets nam in deze periode af van 54 procent naar 35 procent. Op 1 januari 2020 is 1 op de 10 motoreigenaren jonger dan 30 jaar.
In 2019 zijn ruim 14 duizend nieuwe motorfietsen verkocht. Dit is ruim 6 procent meer dan in 2018. In de jaren 2010–2013 nam het aantal verkochte nieuwe motorfietsen elk jaar af, van ruim 12 duizend (2010) tot iets meer dan 9 duizend (2013). Vanaf 2014 is de nieuwverkoop van motorfietsen jaarlijks gestegen.
Tot 30 jaar (x 1 000) | 30 tot 50 jaar (x 1 000) | 50 jaar of ouder (x 1 000) | |
---|---|---|---|
2010 | 61 | 334 | 218 |
2011 | 62 | 325 | 238 |
2012 | 64 | 314 | 258 |
2013 | 67 | 299 | 276 |
2014 | 68 | 284 | 291 |
2015 | 67 | 269 | 304 |
2016 | 67 | 257 | 316 |
2017 | 67 | 248 | 328 |
2018 | 66 | 242 | 340 |
2019 | 66 | 237 | 347 |
2020 | 68 | 232 | 363 |
Bron: CBS, RDW |
Wegvoertuigen; bedrijfsmotorvoertuigen
Aantal bedrijfsmotorvoertuigen neemt toe
Het Nederlandse bedrijfsmotorvoertuigenpark bestaat begin 2020 uit bijna 1,2 miljoen voertuigen. Dit is 2,3 procent meer dan op 1 januari 2019. De grootste groei (2,7 procent) is te zien bij de bestelauto’s. Ook het aantal trekkers voor oplegger en het aantal bussen namen toe, met respectievelijk 1,8 procent en 1,6 procent. Het aantal vrachtauto’s bleef nagenoeg gelijk. Het aantal speciale voertuigen daalde met 0,8 procent.
Tussen 2010 en 2015 daalde het aantal bedrijfsmotorvoertuigen elk jaar. Sinds 2015 is het aantal bedrijfsmotorvoertuigen elk jaar toegenomen.
categories | Bestelauto (x 1 000) | Vrachtauto (excl. trekker voor oplegger) (x 1 000) | Trekker voor oplegger (x 1 000) | Speciaal voertuig (x 1 000) | Bus (x 1 000) |
---|---|---|---|---|---|
2010 | 872 | 73 | 72 | 65 | 12 |
2011 | 861 | 71 | 71 | 65 | 11 |
2012 | 850 | 70 | 71 | 64 | 11 |
2013 | 832 | 67 | 70 | 63 | 10 |
2014 | 815 | 65 | 71 | 62 | 10 |
2015 | 815 | 63 | 71 | 61 | 10 |
2016 | 828 | 62 | 72 | 60 | 9 |
2017 | 853 | 62 | 74 | 60 | 10 |
2018 | 883 | 63 | 77 | 59 | 10 |
2019 | 915 | 63 | 80 | 59 | 10 |
2020 | 940 | 63 | 82 | 59 | 10 |
Bron: CBS, RDW |
Minder nieuwe bedrijfsmotorvoertuigen verkocht in 2019
In 2019 werden ruim 94 duizend nieuwe bedrijfsmotorvoertuigen verkocht, 2,6 procent minder dan in 2018. Er werden 3,2 procent minder bestelauto’s verkocht. Van de verkochte nieuwe bedrijfsmotorvoertuigen was ruim 81 procent een bestelauto’s. In totaal werden 77 duizend nieuwe bestelauto’s verkocht in 2019. Ook de verkoop van nieuwe trekkers voor oplegger daalde, met 6,6 procent.
De verkopen van vrachtauto’s, speciale voertuigen en bussen lagen juist hoger dan in 2018. Het aantal nieuwe bussen steeg met 56,8 procent naar 919. De verkoop van nieuwe vrachtauto’s nam met 5,9 procent toe en er werden 10,7 procent meer nieuwe speciale voertuigen verkocht.
Bestelauto (x 1 000) | Vrachtauto (excl. trekker voor oplegger) (x 1 000) | Trekker voor oplegger (x 1 000) | Speciaal voertuig (x 1 000) | Bus (x 1 000) | |
---|---|---|---|---|---|
2009 | 50,643 | 5,132 | 6,23 | 1,513 | 1,176 |
2010 | 49,468 | 3,796 | 5,692 | 1,139 | 0,699 |
2011 | 58,076 | 3,833 | 8,634 | 1,262 | 0,617 |
2012 | 56,014 | 3,404 | 8,214 | 1,121 | 0,784 |
2013 | 50,164 | 3,221 | 9,336 | 1,309 | 0,599 |
2014 | 51,474 | 2,694 | 7,361 | 0,923 | 0,668 |
2015 | 57,468 | 3,463 | 9,761 | 1,189 | 0,346 |
2016 | 70,441 | 4,199 | 10,508 | 1,439 | 0,843 |
2017 | 73,699 | 4,213 | 9,73 | 1,36 | 0,891 |
2018 | 79,251 | 4,752 | 10,59 | 1,6 | 0,586 |
2019 | 76,689 | 5,034 | 9,894 | 1,771 | 0,919 |
Bron: CBS, RDW |
Aantal elektrische bussen groeit
Op 1 januari 2020 reed 96,2 procent van de zware vrachtvoertuigen en bussen op diesel. Van de grootste groep dieselvoertuigen, trekkers voor oplegger, reed 99,1 procent op diesel. De overige trekkers voor oplegger reden voornamelijk op Liquefied Natural Gas (LNG) of Liquefied Petroleum Gas (LPG). Ook vrachtauto’s hadden bijna allemaal een dieselmotor (97,6 procent). Het hoge percentage dieselvoertuigen onder de vrachtauto’s en trekkers voor oplegger is over de jaren heen constant.
Het aandeel dieselvoertuigen onder bussen is de afgelopen twee jaar afgenomen. Op 1 januari 2018 was 90 procent van de bussen een diesel, in 2019 was dit 88 procent en op 1 januari 2020 bedroeg het 84 procent. Het aandeel bussen dat elektrisch wordt aangedreven is toegenomen van 4,4 procent (2019) naar 9,3 procent (1 januari 2020). Vorig jaar waren er 424 elektrische bussen en op 1 januari jongstleden 915, een toename van 115,8 procent. Het aantal bussen dat op aardgas rijdt (CNG) nam in 2018 nog toe met 5,5 procent, maar daalde in 2019 weer met 11,7 procent, tot 598 CNG-bussen begin 2020.
Jaar | Aantal (Aantal) |
---|---|
2010 | 57 |
2011 | 90 |
2012 | 86 |
2013 | 87 |
2014 | 106 |
2015 | 105 |
2016 | 117 |
2017 | 191 |
2018 | 321 |
2019 | 424 |
2020 | 915 |
Bron: CBS, RDW |
Bedrijfsmotorvoertuigen; bestelauto’s
Vijfde jaar op rij groei bestelautopark
Het bestelautopark is op 1 januari 2020 voor het vijfde jaar op rij gegroeid. Het aantal bestelauto’s steeg in vergelijking met een jaar eerder met 2,7 procent naar bijna 940 duizend. De stijgende lijn die vanaf 2016 is ingezet houdt daarmee aan. Deze stijging volgt op een periode waarin het aantal bestelauto’s afnam van 877 duizend in 2009 naar 815 duizend in 2015.
Bijna de helft van alle bestelauto’s staat geregistreerd in Zuid-Holland (159 duizend), Noord-Brabant (157 duizend) en Noord-Holland (129 duizend). In Zeeland (25 duizend) en Drenthe (31 duizend) staan de minste bestelauto’s geregistreerd. De verdeling over de provincies is door de jaren heen stabiel.
Jaar | % mutatie t.o.v 1 jaar eerder (% verandering t.o.v. een jaar eerder) |
---|---|
2010 | -0,44 |
2011 | -1,27 |
2012 | -1,35 |
2013 | -2,06 |
2014 | -2,04 |
2015 | -0,03 |
2016 | 1,65 |
2017 | 2,93 |
2018 | 3,60 |
2019 | 3,56 |
2020 | 2,74 |
Bron: CBS, RDW |
Steeds meer jonge bestelauto’s
Op 1 januari 2020 was bijna een kwart (24 procent) van de 940 duizend bestelauto’s nog geen drie jaar oud. In de jaren 2011–2019 was het aandeel bestelauto’s van nog geen drie jaar oud een stuk kleiner. In 2015 waren het er zelfs maar 154 duizend, minder dan 19 procent van het totaal. In 2020 zijn er ruim 72 duizend jonge bestelauto’s meer dan in 2015.
jonger dan 3 jaar (x 1 000) | 3 tot 7 jaar (x 1 000) | 7 tot 12 jaar (x 1 000) | 12 tot 20 jaar (x 1 000) | 20 jaar of ouder (x 1 000) | |
---|---|---|---|---|---|
2010 | 213 | 257 | 276 | 100 | 27 |
2015 | 154 | 214 | 241 | 171 | 33 |
2020 | 227 | 229 | 230 | 204 | 51 |
Bron: CBS, RDW |
Diesel is met afstand de meest voorkomende brandstof bij bestelauto’s. Begin 2020 rijdt 94 procent van het bestelautopark op diesel. Het aantal bestelauto’s dat rijdt op LPG ligt al jaren rond 2 procent. Hoewel elektrische bestelauto’s en bestelauto’s op aardgas (CNG) met 0,9 procent een nog zeer bescheiden aandeel hebben in het gehele bestelautopark, is hun aantal in de laatste jaren sterk toegenomen. Het aantal bestelauto’s dat op CNG rijdt nam toe van 841 in 2010 tot ruim 4,1 duizend voertuigen begin 2020. Het aantal elektrische bestelauto’s bedroeg begin 2020 ruim 4,3 duizend, een stijging van 40,1 procent ten opzichte van een jaar eerder.
Bedrijfsmotorvoertuigen; vrachtauto’s en trekkers
Aantal vrachtauto’s groeit voor het derde jaar op rij
Begin 2020 is de omvang van het vrachtwagenpark vergeleken met een jaar eerder licht toegenomen. Sinds 2017 is sprake van een kleine groei van het aantal vrachtauto’s. De achteruitgang van het vrachtwagenpark die in 2002 begon, is daarmee gestopt. Tussen 2002 en 2017 nam het aantal vrachtauto’s met bijna een kwart af, maar door de kleine groei van de afgelopen twee jaar is het aantal vrachtauto’s op 1 januari 2020 weer tot ruim 63 duizend gestegen.
Op 1 januari 2020 telde Nederland bijna 82 duizend trekkers voor oplegger. Dit aantal is met 43,7 procent gegroeid ten opzichte van 2010. Sinds 2012 zijn er meer trekkers voor oplegger dan reguliere vrachtauto’s.
Vrachtauto (excl. trekker voor oplegger) (x 1 000) | Trekker voor oplegger (x 1 000) | |
---|---|---|
2000 | 83,153 | 56,759 |
2001 | 83,418 | 59,804 |
2002 | 82,706 | 62,013 |
2003 | 81,668 | 62,889 |
2004 | 79,444 | 63,445 |
2005 | 77,619 | 64,519 |
2006 | 75,924 | 65,608 |
2007 | 75,841 | 70,544 |
2008 | 75,313 | 72,786 |
2009 | 75,112 | 74,624 |
2010 | 73,368 | 71,56 |
2011 | 71,386 | 71,329 |
2012 | 69,545 | 71,487 |
2013 | 67,096 | 70,422 |
2014 | 65,046 | 71,063 |
2015 | 63,356 | 70,533 |
2016 | 62,436 | 72,245 |
2017 | 62,155 | 74,218 |
2018 | 62,581 | 77,075 |
2019 | 62,963 | 80,078 |
2020 | 63,081 | 81,553 |
Bron: CBS, RDW |
Bronnen
Statline:
- Motorvoertuigenpark; type, leeftijdsklasse, 1 januari
- Bromfietsen; soort voertuig, bouwjaar, eigendom, leeftijd, regio, 1 januari
- Motorvoertuigen; sloop, export en overige uitval, leeftijd auto
- Bedrijfsvoertuigen; voertuigkenmerken, regio's, 1 januari
- Personenauto's; voertuigkenmerken, regio's, 1 januari
- Motorfietsen; voertuigkenmerken, regio's, 1 januari
- Personen met een rijbewijs; rijbewijscategorie, leeftijd, regio, 1 januari
- Bromfietsen; soort voertuig, bouwjaar, eigendom, leeftijd, regio, 1 januari
Begrippen en definities
Met de term speciaal voertuig worden verschillende typen motorvoertuigen voor het wegverkeer aangeduid, ontworpen voor andere doeleinden dan personen- of goederenvervoer. Hieronder vallen: kampeerwagens, voertuigen voor het vervoer van voertuigen, vuilniswagens, brandweerwagens, mobiele kranen, hoogwerkers en overige speciale motorvoertuigen voor het wegverkeer. Vanaf 1 mei 2009 worden kampeerwagens gekentekend als personenauto of als bus afhankelijk van het aantal zitplaatsen. Vóór die datum zijn kampeerwagens geregistreerd als speciale voertuigen.
In deze publicatie worden voertuigen uitgesplitst naar natuurlijke personen en rechtspersonen. Omwille van de leesbaarheid wordt bij natuurlijke personen de term particulieren gebruikt, en bij rechtspersonen de aanduiding bedrijven.