Auteur: Jasper Menger

Herziening statistieken Aanmerkelijk Belang vanaf 2006

Over deze publicatie

De huidige vermogensherziening voorziet onder meer in een verdere (derde) verbetering van de meting van aanmerkelijk belang (AB). Alle statistieken vanaf 2006 zijn aangepast. Dankzij recent beschikbaar gekomen registraties van bedrijfsbelangen van de Belastingdienst is de groep van bekende AB-houders flink uitgebreid, en hun totale waargenomen aanspraak op ondernemingsvermogen fors toegenomen.

1. Samenvatting

De vermogensherziening vanaf 2006 voorziet onder meer in een verdere (derde) verbetering van de meting van aanmerkelijk belang (AB). Dankzij recent beschikbaar gekomen registraties van bedrijfsbelangen van de Belastingdienst is de groep van bekende AB-houders flink uitgebreid, en hun totale waargenomen aanspraak op ondernemingsvermogen fors toegenomen.

Onderstaande figuren tonen het gereviseerd aantal huishoudens met aanmerkelijk belang en de som van dit vermogen, beiden vergeleken met de voorgaande twee versies van de AB-statistiek. In 2019* (het meest recente verslagjaar ten tijde van de herziening) waren er binnen de onderzoekspopulatie respectievelijk 558 duizend personen in 444 duizend huishoudens met in totaal 373 miljard euro aan aanmerkelijk belang (prijspeil 2020). De doorsnee belanghouder bezat één aandeel ter waarde van 188 duizend euro.

1.1 Huishoudens met aanmerkelijk belang
Jaar(v1) dividenden 2002-2010 (x 1 000)(v1) dividenden 2011-2014 (x 1 000)(v2) DGA's op loonlijst (x 1 000)(v3) belangregister fiscus (x 1 000)
200270
200371
200470
200573
200682100,1280,8
200780124,3280,6
200875141,3289,8
200979154,9314,9
201091159,4336
201176153350,9
201286155,9365,2
201385156,5375,7
2014104157,8390,9
2015157,7398,6
2016163,4403,1
2017159,1415,4
2018178,1421,6
2019*175,3444,1

1.2 Aanmerkelijk belang van huishoudens
Jaar(v1) dividenden 2002-2010 (miljard euro (prijspeil 2020))(v1) dividenden 2011-2014 (miljard euro (prijspeil 2020))(v2) DGA's op loonlijst (miljard euro (prijspeil 2020))(v3) belangregister fiscus (miljard euro (prijspeil 2020))
200291,5
200389,7
200482
200594,9
2006119118,8194,6
2007134,9133,1190,9
2008131,4148,5186,3
2009114,6173,3208,6
2010144,3179,3241,5
2011134172,7248,4
2012142179,9255,7
2013159,7171,3305
2014252,2176,1297,2
2015175321,3
2016193,1321,1
2017201,3351,3
2018220,6376
2019*224,2373,1

1.1 Algehele herziening vermogen vanaf 2006

De aanpassing van aanmerkelijk belang maakt deel uit van een algehele herziening van de vermogensstatistiek voor alle onderzoeksjaren vanaf 2006. Naast AB zijn ook andere vermogensbestanddelen verbeterd: de volledige herziening wordt beschreven in Herziening Vermogen vanaf 2006.

1.2 Introductie UBO-register vanaf 2022

Sinds de vermogensherziening (uitgevoerd in 2021) zijn aanvullende brongegevens beschikbaar gekomen in de vorm van het KvK UBO-register.  Vanaf 27 september 2020 kunnen ultiem begunstigden van ondernemingen (Ultimate Beneficiary Owners) zich als zodanig registreren bij de Kamer van Koophandel, en vanaf 27 maart 2022 is dit verplicht. Hoewel vooralsnog niet compleet, blijkt het UBO-register wel direct een belangrijke aanvullende bron voor het waarnemen van aanmerkelijk belang. Daarom wordt het UBO-register met ingang van de voorlopige cijfers van 2022 ingezet. Het resultaat is een subtiele verdere verbetering van de AB cijfers, ditmaal zonder direct in het oog springende trendbreuk.

 

2. Inleiding

Hoeveel bedrijfsvermogen van ondernemingen kan worden toegeschreven aan in Nederland woonachtige personen? Bij de welvaartsstatistieken wordt dit inzichtelijk gemaakt middels drie vermogenscomponenten: ondernemingsvermogen, aandelen, en aanmerkelijk belang (AB).

Dankzij beschikbaar gekomen registraties van bedrijfsbelangen van de Belastingdienst de groep van bekende AB-houders flink uitgebreid, en hun totale waargenomen aanspraak op ondernemingsvermogen fors toegenomen. Was voorheen de waarneming beperkt tot directeur-grootaandeelhouders (DGA’s) met loon uit het eigen bedrijf, nu omvatten de bekende AB-houders alle personen met een door de overheid geregistreerd aandeel dat aanspraak kan geven op het ondernemingsvermogen of -winst.

2.1 Leeswijzer

Deze nota biedt een korte terugblik op de twee voorgaande versies van de AB-statistiek, beschrijft bondig de nieuwe methodiek, en doet de belangrijkste resultaten uit de doeken. Ook wordt er ter verificatie een vergelijking gemaakt met cijfers over particulier bedrijfsbezit uit andere bronnen. Er wordt afgesloten met een inschatting van de algehele kwaliteit van de aangepaste gegevens voor 2006-2019, en een korte beschouwing van de introductie van aanvullende KvK-gegevens (UBO-register) vanaf 2022.

2.2 Aanmerkelijk belang in een notendop

Net als bij reguliere aandelen in al dan niet beursgenoteerde bedrijven gaat het bij aanmerkelijk belang om een aandelenpakket of stemrecht in een onderneming, maar dan van significante proportie; doorgaans minimaal 5% bij wet, in de praktijk 100% bij de meerderheid van de belangen. De onderneming in kwestie kan worden beschouwd als een bron van persoonlijke welvaart. Afhankelijk van de rechtsvorm levert het aandeelhouderschap aanspraak op vermogen en/of inkomen (in de vorm van dividend oftewel winstuitkering). Idealiter zou het hier gaan om alle bedrijven in binnen- en buitenland waar Nederlanders een belang in hebben. In de statistiek beperken de bekende belangen zich tot de in Nederland gevestigde en ingeschreven ondernemingen.

Aanmerkelijkbelanghouders zijn met name directeur-grootaandeelhouders (kortweg DGA’s), maar ook (durf)investeerders en renteniers. Doorgaans betreft het kapitaalkrachtige personen, die een groot deel van hun fortuin gestald hebben in ondernemingen. Maar ook voor minder welgestelde ondernemershuishoudens kan kapitaal geplaatst in de eigen vennootschap fungeren als buffer in financieel ongunstige tijden, of als pensioenpot voor de oude dag. Daarom is een kwalitatief optimale waarneming van aanmerkelijk belang een voorwaarde voor het valide in kaart brengen van de welvaartspositie van zelfstandigen, en van de vermogensongelijkheid binnen de gehele bevolking.

Vanuit welvaartsperspectief is er geen fundamenteel verschil tussen een regulier aandeel in een onderneming versus een aanmerkelijk belang. Echter doordat AB fiscaal-juridisch apart is afgebakend en daardoor anders wordt geregistreerd, is een aparte afleiding nodig. En omdat het hier om forse geldbedragen per persoon kan gaan, die opgeteld al snel statistieken zoals het gemiddelde vermogen van alle Nederlanders merkbaar beïnvloeden, is zorgvuldigheid des te meer geboden.

2.3 Historie

De huidige herziening markeert de derde versie van de AB-statistieken. Een overzicht:

Basis voor populatie AB-houdersStatistiekjarenIntroductie
V1Dividend volgens inkomstenbelasting2002-20142002
V2Directeur-grootaandeelhouders op loonlijst2006-20192016
V3Belangenregister Belastingdienst en Kamer van Koophandel2006-heden2021

V1. Ten tijde van de eerste versie waren enkel uitgekeerde dividenden uit aanmerkelijk belang bekend, zoals aangegeven bij de inkomstenbelasting (IB). Op basis van typisch rendement voor reguliere aandelen – de verhouding tussen totaal kapitaal en uitgekeerd dividend – werd de vermogensaanspraak van deze belanghouders geschat. Gezien deze zeer ruwe schatting van het effectieve aandeel, en aangezien de meeste belanghouders zichzelf incidenteel eens in de zoveel jaar dividend uitkeren, leidde deze benadering tot inconsistente statistieken en onbetrouwbare microgegevens. Dit komt met name tot uiting in 2014, een jaar waarin het fiscaal voordelig was om (extra) dividend uit te keren, waardoor het totale AB plots hevig piekte; zie Figuur 1.2. Voor de beginjaren 2002 tot en met 2005 zijn vooralsnog geen betere bronnen beschikbaar, en is V1 nog altijd van toepassing.

V2. De basis voor de tweede versie wordt gevormd door de directeur-grootaandeelhouders (DGA’s) die voorkomen op de loonlijst van de eigen onderneming. Primaire bronnen hiervoor zijn de Polisadministratie (oftewel de centrale registratie van salarisstroken, verrijkt met ondernemingsvermogen en andere bedrijfskenmerken. Deze methodiek levert een consistent grotere groep AB-houders en inherent stabielere statistieken. Echter de groep AB-houders die niet werkt voor het bedrijf waarvan zij grootaandeelhouder zijn blijft hiermee structureel buiten beeld. Bij de huidige herziening wordt V2 met terugwerkende kracht geheel vervangen door V3.

V3. De Belastingdienst maakt en beheert voor eigen gebruik een register van bedrijfsbelangen. Dit register is samengesteld op basis van notariële akten en gegevens uit de vennootschapsbelasting, en het omvat zowel aandelen van mensen (natuurlijke personen) in bedrijven als aandelen van bedrijven (rechtspersonen) in andere bedrijven. Deze databank aangevuld met registraties van de Kamer van Koophandel, vormt met ingang van de huidige vermogensherziening de primaire bron voor het identificeren van de belanghouders en hun aandelen. De bijbehorende methodiek om vanuit deze gegevens te komen tot een schatting van de persoonlijke aanspraak op ondernemingsvermogen en -winst wordt in het volgende hoofdstuk nader beschreven.

3. Methoden

3.1 Wat is nieuw?

Samengevat bevat het herziene aanmerkelijk belang deze verbeteringen en uitbreidingen:

  • Betere bron. Alle bij de Belastingdienst bekende bedrijfsbelangen worden benut vanaf statistiekjaar 2006. Met ingang van statistiekjaar 2022 wordt tevens het UBO-register van de Kamer van Koophandel gebruikt.
  • Ontwarde bedrijfsconstructies. Met aandelenkettingen en juridisch-fiscale bouwwerken van rechtspersonen wordt expliciet rekening gehouden middels het schatten van stille reserves.
  • Meer rechtsvormen. Niet alleen een besloten (BV) of naamloze (NV) vennootschap kan fungeren als bron van persoonlijke welvaart. Zo worden indirecte belangen via een stichting administratiekantoor (STAK) nu ook meegenomen.
  • Winst in het vizier. De wel gerealiseerde doch niet uitgekeerde winst kan worden toegerekend aan de belanghouders, als vorm van (verborgen) inkomen.

Net als in de vorige versie zijn eenvoudige één-op-één belangen in besloten vennootschappen het meest prevalent. Het gros van de belanghouders bezit één belang in een op zichzelf staand bedrijf, en de meeste bedrijven kennen één aanmerkelijkbelanghouder. Echter juist bij de kapitaalkrachtigste ondernemingen zijn er doorgaans meerdere belangen en rechtsvorm-constructies in het spel, en werpen bovengenoemde verbeteringen hun vruchten af.

3.2 Stappen van herziene methodiek

Dit zijn de stappen van de herziene methodiek voor het bepalen van aanmerkelijk belang:

  1. Bepaal netto kapitaal per onderneming. Voor alle ondernemingen die opduiken in het belangenregister worden relevante bedrijfsgegevens verzameld, en gekoppeld aan de belangen.

    a. Onderneming. Een onderneming in de context van aanmerkelijk belang is óf een op zichzelf staande rechtspersoon, óf een fiscale eenheid; een groep van rechtspersonen die samen een geconsolideerde aangifte doen.

    b. Kapitaal. Uitgangspunt voor kapitaal is het fiscaal ondernemingsvermogen aan het einde van het boekjaar, opgehoogd met eventuele stille reserves. Een bedrijf kan onroerend goed bezitten en zelf aandelen hebben in andere bedrijven. Om zo min mogelijk belasting te hoeven betalen is het fiscaal aantrekkelijk om deze reserves zo laag mogelijk op de balans te zetten. Op basis van WOZ-registraties en aandeelpercentages worden deze reserves opgehoogd wanneer het aannemelijk lijkt dat de feitelijke economische waarde hoger is dan aangegeven.

    i. Reserve onroerend goed. De balanswaarde van het onroerend goed aan het einde van het fiscale jaar wordt vergeleken met de geregistreerde WOZ-waarden op 1 januari. Als de som van de WOZ-waarden hoger uitvalt dan de balanswaarde, dan wordt het verschil geteld als stille reserve onroerend goed. Wanneer er sprake is van een fiscale eenheid wordt deze reserve bepaald per afzonderlijke dochter, en vervolgens opgeteld tot geconsolideerde waarde voor het moederbedrijf.

    ii. Reserve deelnemingen. Voor elke onderneming wordt de actuele waarde van een deelneming benaderd als het aandeelpercentage uit het fiscale relatiebestand maal het aangegeven eigen vermogen van het bedrijf waarin wordt deelgenomen. Als de som van deze deelnemingen hoger uitvalt dan de balanswaarde, dan wordt het verschil opgetekend als stille reserve deelnemingen. Er kan hierbij sprake zijn van een aandelenketting: een deelneming A kan zelf ook weer een deelneming B hebben met stille reserves, waardoor het eigen vermogen van A weer hoger wordt. Daarom worden de reserves bepaald via een iteratief proces, waarbij het aantal benodigde iteraties niet van tevoren vaststaat (het relatiebestand bevat een aantal circulaire relaties ABCA…). Het proces stopt zodra de toename van stille reserves convergeert tot minder dan 1 procent van het totaal uit de eerste iteratie, of als deze toename voor meer dan 1 promille toe te schrijven is aan circulaire relaties: in de praktijk zijn 3 á 4 iteraties nodig.

    iii. Conservatief vangnet. Zoals eigen is aan recursieve iteratieve processen kan het risico op een doorgedraaide excessieve som niet bij voorbaat worden uitgesloten. Daarom wordt bij wijze van conservatieve schatting de balanswaarde enkel opgehoogd met een eventuele stille reserve onroerend goed van het moederbedrijf. Wanneer het ondernemingsvermogen inclusief uitgebreide schatting van stille reserves hoger is dan 100 miljoen euro en bovendien meer dan 100 maal zo groot is als het conservatief opgehoogde ondernemingsvermogen, dan wordt de conservatieve schatting gebruikt.

  2. Selecteer welvaart brengende rechtsvormen. Alleen actieve aandelen die persoonlijke aanspraak geven op winst of kapitaal komen in aanmerking; zie de tabel onderaan dit stappenplan voor de relevante rechtsvormen. Bij sommige rechtsvormen geeft belanghouderschap wel recht op winst (dividend), maar niet op het ondernemingsvermogen: deze belangen tellen wel mee bij de aantallen, maar niet in de vermogenssom.

  3. Corrigeer aandeelpercentages. Onvolledige gegevens of registratiefouten zijn niet uitgesloten in het belangenbestand. Hiervoor wordt als volgt gecorrigeerd:

    a. Peilmoment. Peildatum voor alle particuliere vermogensstatistieken is 1 januari van het verslagjaar. Het aandeelpercentage (plus balans) van een dag eerder, 31 december van voorgaand jaar, wordt gebruikt om de stand van aanmerkelijk belang op dit peilmoment te schatten voor alle verslagjaren vanaf 2008. De aandelenregistraties starten in 2007: voor verslagjaar 2007 worden de aandeelpercentages aan het einde van het eerste kwartaal van 2007 gebruikt. Voor het eerste vermogensjaar 2006 zijn geen gegevens over aanmerkelijk belang voorhanden, en worden de gegevens van 2007 noodgedwongen als proxy gebruikt (de meeste trendfiguren in deze nota beginnen daarom in 2007).

    b. Schat UBO-percentage. De UBO registraties bevatten enkel een ruwe indicatie van het aandeelpercentage p in klassen: 25% < p ≤ 50%, 50% < p ≤ 75%, 75% < p ≤ 100%, of onbekend. Voor evaluatie van de vermogensaanspraak is echter een preciezer percentage nodig. Als uit een andere bron een exact percentage bekend is, dan wordt dit gebruikt. Zo niet dan wordt het percentage geschat, in de veronderstelling dat onder UBO’s dezelfde percentages populair zijn als bij aandeelhouders met preciezer bekend percentage (zoals vastgesteld voor 2019 en 2020). Er wordt uitgegaan van gelijke verdeling per UBO, of als dit conflicteert met de ruwe indicatie dan 50%, anders 25%, en als ook dat niet past wordt het aandeel als volledig onbekend gemarkeerd ter nadere imputatie (zie stap d).

    c. Schaal terug. Incidenteel komt het voor dat de som van de aandelen voor een bedrijf boven de 100% uitkomt. In deze gevallen worden alle aandelen met dezelfde factor terug geschaald, zodanig dat de som alsnog exact 100% is.

    d. Imputeer. Ook kan het aandeelpercentage onbekend zijn voor een of meer van de belanghouders. Bij een naamloze vennootschap (NV) of bij een ondernemingsvermogen van tenminste 100 miljoen euro zullen er doorgaans vele (reguliere) aandeelhouders in het spel zijn. Er wordt een conservatief belang van 5% verondersteld, tenzij minder beschikbaar is. Voor de overgebleven aandelen met onbekend percentage zullen de vermogens en aantallen aandeelhouders bescheiden zijn: hierbij wordt uitgegaan van een gelijke verdeling onder de belanghouders. 

    e. Verwerp uitbijters. Tenslotte worden excessieve kapitaalaanspraken van beperkte betrouwbaarheid als uitbijter gemerkt (en het aandeelpercentage op 0% gesteld). Het gaat hier om personen met een aanspraak van tenminste een miljard euro in een onderneming zonder economische activiteit, waarbij tevens sprake is van negatief liquide kapitaal (een mogelijke aanwijzing voor boekhoudkundige manipulatie). Individuele bedragen van dergelijke omvang zijn van merkbare invloed op de landelijke statistieken, en dienen daarom te worden geweerd als hier een duidelijke lucht aan hangt. Het gebruikte criterium is opgesteld naar aanleiding van handmatige inspecties voor 2017 & 2018, waarbij conform deze regel het belang van één persoon als evident onbetrouwbaar werd bestempeld.

  4. Destilleer indirecte aandelen. Bij een indirect belang heeft een persoon een aandeel in een stichting administratiekantoor (STAK) zonder eigen vermogen, en dit administratiekantoor heeft op haar beurt weer een aandeel in een kapitaalkrachtige onderneming. Op deze manier heeft deze persoon wel aanspraak op winst en kapitaal, maar geen inspraak in de besluitvorming binnen de onderneming. In deze stap worden de indirecte aandelen vervangen door directe equivalenten (bijvoorbeeld een 50% belang in een STAK met 20% belang in een BV wordt vertaald naar een 50% x 20% = 10% equivalent direct aandeel in deze BV). Vervolgens worden de aandelen van natuurlijke personen geselecteerd: de bedrijf-in-bedrijf aandelen zijn benut om de stille reserves en indirecte aandelen te evalueren, en zijn in de vervolgstappen niet meer nodig.

  5. Corrigeer knipperlichtbelangen. Het komt voor dat iemand gedurende een bepaald jaar een geregistreerd aanmerkelijk belang heeft in een zeker bedrijf, het jaar daarop niet meer, en het jaar daarna plots weer wel. In deze gevallen wordt uitgegaan van een missende registratie in het tussenjaar; het kan incidenteel voorkomen dat iemand een belang van de hand doet en een jaar later weer terugkoopt, maar het wordt zeer onwaarschijnlijk geacht dat dit op significante schaal voorkomt. Wanneer een persoon zowel in jaar T-1 als T+1 een belang heeft in een gegeven bedrijf, maar in jaar T niet, dan wordt verondersteld dat dit belang ook in jaar T bestond, met aandeelpercentage van T-1.

  6. Aggregeer aandelen per persoon. Per persoon worden de positieve en negatieve aanspraken apart opgeteld. Een negatief belang correspondeert met een negatief vermogen van de onderneming, oftewel een netto schuld. In principe zal een positief ondernemingsvermogen per definitie wel meetellen bij het feitelijke welvaartsniveau van personen en huishoudens, en een negatief vermogen niet per se; in geval van (aankomend) faillissement of anderszins aan de bedrijfspoorten rammelende schuldeisers zijn de belanghouders meestal niet persoonlijk aansprakelijk.

  7. Schat vermogen voor dividenddwalers. Voor personen die gedurende de afgelopen drie jaren positieve dividenden uit aanmerkelijk belang hebben ontvangen volgens de inkomstenbelasting, maar voor wie geen belang is geregistreerd voor deze periode, wordt de kapitaalaanspraak geschat op 10x het laatst ontvangen dividend. De factor tien is gebaseerd op de gegevens van dividendontvangers waarbij de aandelen wél expliciet bekend zijn, en de horizon van drie jaren dient ter compensatie voor onregelmatige inkomsten (het gros van de belanghouders ontvangt eens in de zoveel jaar dividend).

  8. Aggregeer naar huishoudens. De positieve belangen van de huishoudensleden worden opgeteld. Aan huishoudens met enkel negatieve belangen wordt hierbij een symbolisch bedrag van +1 euro toegekend: op deze wijze tellen deze wel mee bij de aantallen als huishoudens met aanmerkelijk belang, maar dan zonder noemenswaardig geldbedrag. Ook worden op huishoudensniveau zowel vermogen als inkomen waar nodig geïmputeerd: als er voor het huidige jaar nog geen gegevens beschikbaar zijn, bijvoorbeeld omdat het een ondernemershuishouden betreft dat uitstel van aangifte heeft aangevraagd, wordt teruggegrepen op de gegevens van het voorgaande jaar. 

RechtsvormBron vermogenBron dividend
Besloten Vennootschap (BV)vv
Naamloze Vennootschap (NV)vv
Europese Vennootschapvv
Overige Buitenlandse Rechtsvormvv
Stichting Administratiekantoor (STAK)vv
Rechtspersoon In Oprichtingvv
Coöperatiev
Onderlinge Waarborgmaatschappijv

4. Resultaten

De hiervoor besproken herziene methode leidt vanzelfsprekend tot herziene uitkomsten. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste uitkomsten op het vlak van aanmerkelijk belang gepresenteerd, en aandachtspunten voor de interpretatie van deze resultaten uitgelicht.

Waar mogelijk worden in deze nota de resultaten op persoonsniveau getoond. Dit biedt net wat meer inzicht in de belanghouders en hun ondernemingsvermogen dan een uiteenzetting op basis van huishoudens. Echter omdat de laatste imputatieslag op huishoudbasis wordt verricht, en omdat de vermogensstatistiek (waar AB onderdeel van uitmaakt) op huishoudniveau is gedefinieerd, worden de gegevens over AB normaliter enkel per huishouden beschikbaar gesteld en gepubliceerd.

Alle in deze nota weergegeven geldbedragen zijn voor inflatie gecorrigeerd naar het prijspeil van 2020 via de consumentenprijsindex, tenzij expliciet anders aangegeven. Hierdoor kan eenvoudiger worden onderscheiden of het vermogen door de jaren heen effectief groeit of juist krimpt. Een overzicht van aanmerkelijk belang in lopende prijzen (dus zonder correctie voor inflatie) wordt gegeven in de nota over de algehele vermogensrevisie vanaf 2006.

4.1 Totaalplaatje

Zowel het aantal aanmerkelijkbelanghouders als hun totale aanspraak op bedrijfsvermogen neemt flink toe na herziening. Het aantal belanghouders binnen de doelpopulatie verdrievoudigd bijna, en hun totale belang neemt met twee derde toe. Het mediane belang krimpt evenwel beduidend: de toegevoegde belanghouders bezitten over het algemeen minder bedrijfsvermogen dan de actieve directeur-grootaandeelhouders.

4.1.1 Belanghouders binnen doelpopulatie
Belanghouders binnen doelpopulatiePersonen met ABHuishoudens met AB Totaal AB Mediaan AB per persoon Mediaan AB per huishouden
Onderzoeksjaar 2019*, prijspeil 2020x 1 000x 1 000mld euro 1 000 euro1 000 euro
(v2) DGA’s op loonstrook201175224367365
(v3) Belangregister fiscus558444373188120

4.2 Aantal aanmerkelijkbelanghouders

Formele statistieken over aanmerkelijk belang zijn van toepassing op de standaard doelpopulatie voor integrale inkomens en vermogens. Dit zijn alle personen woonachtig in een particulier huishouden met waargenomen inkomen in Nederland, gepeild op 1 januari van het verslagjaar. Het merendeel van de bekende belanghouders valt binnen deze IIV doelpopulatie: 94 á 95 procent van alle bekende belanghouders.

Buiten de populatie vallen in het buitenland woonachtige personen, maar ook personen in institutionele huishoudens, en wellicht her en der een recent overledene. Vanuit het CBS zal niet op reguliere basis worden gepubliceerd over vermogens buiten de doelpopulatie.

4.2.1 Sociaaleconomische categorie van aanmerkelijk belanghouders
JaarDirecteur-grootaandeelhouder (dga) (x 1 000)Werknemer (x 1 000)Zelfstandige (geen dga) (x 1 000)Gepensioneerd (x 1 000)Overig (x 1 000)Buiten populatie (x 1 000)
2007148,8109,140,935,725,417,8
2008169,6102,733,240,123,218,5
2009183,810735,645,123,820,7
2010191,4112,33750,526,520,7
2011195,1108,542,26530,924,1
2012194,6115,146,774,134,125,5
2013193,3114,750,681,335,726,3
2014197,1114,556,188,237,427,8
2015196,113063,293,541,829,9
2016199,5118,763,392,833,731,7
2017194127,966110,934,533,1
2018209,513568,7101,735,733,4
2019*213,5135,472,1100,93632,6
 

Binnen de doelpopulatie zijn alle personen op grond van hun voornaamste inkomensbron ingedeeld naar sociaaleconomische categorie. In recente jaren was 2 op de 5 belanghouders vooral directeur-grootaandeelhouder, een kwart werknemer, en 1 op de 5 gepensioneerd.
Het aantal belanghouders binnen de doelpopulatie is sinds 2007 met maar liefst 55% toegenomen. Ter referentie; gedurende dezelfde periode is de totale bevolking in particuliere huishoudens gegroeid met 5%, de werkzame beroepsbevolking met 7%, en het aantal personen met zelfstandigeninkomen met 26%. Het is onwaarschijnlijk dat deze sterke toename een reëel effect betreft en uitsluitend gerelateerd is aan de ferme groei van het aantal zelfstandigen. Voor een deel is de toename ook toe te schrijven aan een administratief terugwerk-effect. De herziene reeks is nu eenmaal samengesteld met de gegevens die thans beschikbaar zijn: hoe verder terug in de tijd, hoe incompleter de historische registraties. De mate van de historische verslechtering van de meetkwaliteit kan niet worden becijferd.

Vier op de vijf personen met positief kapitaalkrachtig belang bezit één belang in een bedrijf (80% in 2019). Twee (16%), drie (3%), of vier of meer (1%) belangen per persoon komen een stuk minder vaak voor.
Belanghouders zijn overwegend mannen van middelbare of gevorderde leeftijd. In 2019 was 76% man en 23% jonger dan 45 jaar. In 2007 was de oververtegenwoordiging van mannen sterker (81% man), maar waren er wel relatief meer jonge belanghouders (40% onder de 45 jaar).

4.3 Persoonlijk belang

Voor alle jaargangen komt het leeuwendeel van het geregistreerde belang ten goede aan personen binnen de doelpopulatie. In 2019 komt al het persoonlijke positieve persoonlijke belang bij elkaar opgeteld uit op 323 miljard euro binnen de doelpopulatie (en 22 miljard euro daarbuiten). Merk op dat hieronder in figuur 4.3.1 voor voorlopige jaargang 2019 de som van persoonlijke belangen lager uitvalt dan voorheen, omdat de imputatie voor uitgestelde aangiften op huishoudniveau plaatsvindt (deze dip valt daarom zo goed als weg in figuur 1.2).

In de periode 2007-2018 is het aanmerkelijk belang per persoon verdubbeld. In hoeverre er sprake is van reële scherpe toename van de totale hoeveelheid aanmerkelijk belang door de jaren heen, en in hoeverre de stijging voortkomt uit de steeds completer wordende waarneming, valt ook hier met de beschikbare gegevens niet te zeggen.

Door de jaren heen schommelt het aandeel van de sociaaleconomisch gewezen directeur-grootaandeelhouders in deze som rond de 60 procent. In 2017 daarentegen was dit eenmalig zo’n tien procentpunten lager, ten faveure van de gepensioneerden. In dat jaar werd er veel gebruik gemaakt van de afkoopregeling pensioen in eigen beheer, waardoor pensioen voor velen incidenteel de voornaamste bron van inkomen was.

Hoewel in 2014 de mogelijkheid om fiscaal voordelig dividend uit te keren veelvuldig werd benut, leidde dit niet tot een afname van de totale hoeveelheid aanmerkelijk belang. Sterker nog, in 2015 was dit hoger (321 miljard euro) dan het jaar ervoor (297 miljard euro).

4.3.1 Aanmerkelijk belang van personen
JaarDirecteur-grootaandeelhouder (dga) (mld euro (prijspeil 2020))Werknemer (mld euro (prijspeil 2020))Zelfstandige (geen dga) (mld euro (prijspeil 2020))Gepensioneerd (mld euro (prijspeil 2020))Overig (mld euro (prijspeil 2020))Buiten populatie (mld euro (prijspeil 2020))
2007112,443,17,620,96,116,7
2008114,936,55,223,25,518
2009131,138,75,326,16,420,2
201015143,15,833,27,425,1
2011152,740,76,940,47,926,3
2012154428,342,5926,5
2013179,847,49,757,510,531,2
2014168,844,88,853,521,231
2015173,857,212,260,417,739,2
2016189,450,110,959,710,944,2
2017172,857,711,998,110,844,9
2018217,764,614,766,212,948,3
2019*188,352,613,458,310,621,9
 

Als de verdeling van aanmerkelijk belang (zie onderstaand histogram) wordt bezien, valt een scherpe piek op rond de 18 duizend euro. Deze nam toe in amplitude tot 2012, en zakt sindsdien weer weg. Dit bedrag komt overeen met het oorspronkelijke verplichte startkapitaal van een besloten vennootschap, een eis die in 2012 is afgeschaft. Formeel is het minimale kapitaal sindsdien verlaagd van 18 duizend euro tot 1 cent. Andere bedragen die incidenteel pieken zijn de symbolische ronde bedragen van respectievelijk 100 euro en 100.000 euro.

Afgezien van deze uitschieters is de distributie van positief persoonlijk aanmerkelijk belang bij benadering logaritmisch normaal verdeeld. In de meest recente definitieve jaargang 2018 komt de mediaan uit op 177 duizend euro, en de 90% percentiel een factor 10 hoger dan de mediaan: de hoogste 10% aan belangen is per persoon 1,8 miljoen euro of meer waard.

4.3.2 Verdeling positief persoonlijk belang voor alle geregistreerde belanghouders (prijspeil 2020) 2007 2012 2014 2017 1 000 10 000 100 000 1 000 000 10 000 000 100 000 000 0 2 4 6 8 10 Personen (x 1 000)4.3.2 Verdeling positief persoonlijk belang voor alle geregistreerde belanghouders (prijspeil 2020)20072012201420171 00010 000100 0001 000 00010 000 000100 000 0000246810Personen (x 1 000)

De relatieve verdeling van aanmerkelijk belang door de jaren heen oogt vrij stabiel. Over alle definitieve jaargangen bezien heeft 14 tot 17 procent van de belanghouders enkel een negatief belang, en 10-13 procent een nihil belang van nul euro. Onder de personen met positief belang bezit 14-17 procent van de belanghouders een miljoen euro of meer, en heeft 7-11 procent een klein belang van minder dan 9 duizend euro. In 2019 zijn er plots aanzienlijk meer belanghouders met nihil belang (22 procent); een voorlopig-cijfer-artefact.

4.3.3 Vermogensklasse persoonlijk aanmerkelijk belang, prijspeil 2020
Jaar<0 euro (personen (x 1 000))0 euro (personen (x 1 000))0-9K euro (personen (x 1 000))9K-30K euro (personen (x 1 000))30K-150K euro (personen (x 1 000))150K-1M euro (personen (x 1 000))1M-10M euro (personen (x 1 000))≥10M euro (personen (x 1 000))
200754,947,51939,970,79035,62,2
200855,846,42044,274,490,8352,1
200963,445,12146,277,6100,239,52,4
201067,144,622,651,579,1105,544,52,9
201170,45223,955,281,4109,446,43
201273,548,226,859,788,3116,948,53
201373,847,228,760,486,2118,556,94
201483,75135,858,388,7120,551,83,6
201583,157,637,757,594,5129,361,23,7
201683,758,738,651,388,4126,556,84
201782,758,940,350,596,3138,661,64,3
201879,466,840,649,798,1145,365,94,7
201966,5122,435,542,688,3136,362,43,9
 

4.4 Kwaliteitsindicatoren 2006-2019

Per belanghouder en per jaar is nagegaan wat de kwaliteit van het minst betrouwbare belang in zijn of haar portfolio is. Een indicatie van de hoeveelheid toegepaste correcties en imputaties binnen de onderzoekspopulatie voor 2006-2019:

  • Bron bedrijfskapitaal. Meestal wordt het aangegeven fiscaal ondernemingsvermogen rechtstreeks gebruikt (74% tot 80% van de belanghouders). Het resterende deel is overwegend fiscaal ondernemingsvermogen iteratief opgehoogd met stille reserves (waarbij de conservatieve noodrem slechts in een enkel geval wordt toegepast). Voor een kleine groep (tot 6%) is het bedrijf geheel onbekend, en wordt de vermogensaanspraak puur op basis van uitgekeerd dividend geschat.

  • Bron aandeelpercentage. Bij het gros van de belanghouders wordt het percentage uit het fiscale relatiebestand rechtstreeks toegepast (90% tot 96%). Voorts worden het enigaandeelhouder-register van de KvK (1-4%), dividenduitkering (tot 6%), vennootschapsbelasting-aangiften (≈1%), en registraties van omringende jaren T-1 & T+1 (1-4%) benut.

  • Correctie aandeelpercentage. Doorgaans kan het gegeven aandeelpercentage rechtstreeks worden gebruikt (79-81%). Soms wordt terug geschaald zodat de som per bedrijf niet boven de 100% uitkomt (7-9%), of gelijke verdeling verondersteld (11-13%), of uitgegaan van 5% belang (<1%). Uitbijters komen verwaarloosbaar weinig voor.

4.5 Belang van huishoudens

Het positieve persoonlijke belang laat zich eenvoudigweg optellen tot aanmerkelijk belang per huishouden. Zoals eerder vermeld krijgen huishoudens met louter negatieve of nihil belangen hierbij een symbolisch bedrag van +1 euro toebedeeld. Figuren 1.1 en 1.2 vooraan in deze nota tonen respectievelijk het aantal huishoudens met aanmerkelijk belang en de som van deze belangen voor de drie versies van de AB-statistiek. Voor voorlopig verslagjaar 2019* zijn er 444 duizend belang houdende huishoudens, met tezamen 373 miljard euro aan aanmerkelijk belang. Meer statistieken op huishoudniveau zijn te vinden in de nota Herziening van Vermogen vanaf 2006.

4.6 Introductie UBO-registraties vanaf 2022

Door introductie van het UBO-register neemt het aantal bekende belanghouders enigszins toe. Circa 48 duizend belanghouders woonachtig in 38 duizend huishoudens zouden zonder het UBO-register niet in de voorlopige cijfers voor 2022 terecht zijn gekomen, een toename van zo’n 8 procent.

De vermogenssom neemt evenwel niet toe door deze uitbreiding, immers de waarneming van de totale pot aan bedrijfsvermogen is niet uitgebreid. De groei van het totale AB-vermogen van 400 miljard euro in 2021 naar 431 miljard euro in 2022* is zodoende niet te wijten aan introductie van de UBO’s.

Het toevoegen van de UBO’s leidt vooral tot een verschuiving van de verdeling: het aantal belanghouders per bedrijf neemt toe, en er zijn nu ook meer personen met meer dan één bekend bedrijfsbelang. Had in 2020 nog 1 op de 5 bekende belanghouders meerdere geregistreerde aandelen, in 2022* was dit 2 op de 5. 

Belangen per persoon, 2020
BelangenPersonen
1 aandeel361,6
2 aandelen67,6
3 aandelen12
4+ aandelen4,6

Belangen per persoon, 2022*
BelangenPersonen
1 aandeel237,7
2 aandelen90,9
3 aandelen34
4+ aandelen32,6

Bij meer dan de helft van de bedrijven is er begin 2022* een geregistreerde UBO. Zo was er toen voor 77% van de besloten vennootschappen (BV’s) tenminste één bekende belanghouder, en voor 61% van de BV’s was er tenminste één bekende UBO. Van alle bekende belanghouders was 39% geregistreerd als UBO. Bij 15% van de belanghouders is een aandeelpercentage geschat op basis van de UBO-indicatie.

5. Kruisvalidatie

Wat is de kwaliteit van het herziene aanmerkelijk belang? Een exacte inschatting hiervan is niet te maken: we weten immers niet wat we niet weten. Echter een vergelijking met direct hieraan gerelateerde cijfers uit andere bronnen biedt wel enig inzicht.

5.1 Totaalschatting 2017 door het Ministerie van Financiën

In het rapport Belasten van (inkomen uit) aanmerkelijk belang van het Ministerie van Financiën wordt een totaal aanmerkelijk belang van 400 miljard euro geraamd voor 2017. Deze schatting is door het ministerie zelf gemaakt. Hierbij ging men uit van hetzelfde fiscale belangenregister, een gelijksoortige (maar niet identieke) schattingsmethode voor de stille reserves, andere strategie bij het samenstellen van de AB-populatie (geen specifieke doelpopulatie), ruimere rechtsvorm-selectie, mildere aanpassing/imputatie van aandeelpercentages, en was er geen correctie voor knipperlichtbelangen.

Voor verschijnen van het rapport zijn de uitkomsten van het ministerie van Financiën en de destijds nog premature CBS-cijfers vergeleken: de totaalcijfers bleken in overeenstemming. De herziene formele totaalschatting van het CBS van 332 miljard euro op huishoudensniveau in 2017 (lopende prijs) komt evenwel wegens bovengenoemde verschillen in de methodiek lager uit dan die van het ministerie. Het verschil zit vooral in de doelpopulatie-selectie: ruim 42 miljard euro behoort toe aan personen buiten de populatie.

5.2 Schenkingen bedrijfsvermogen 2010-2017

Een andere mogelijkheid tot kruisvalidatie biedt zich aan in de vorm van geschonken bedrijfsvermogen. Via de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) kan dit vaak met vrijstelling van schenkbelasting. Aangiften van geschonken bedrijfsvermogen zijn beschikbaar voor 2010 t/m 2018. Jaargangen 2010 t/m 2016 zijn definitief, 2017 is voorlopig doch bruikbaar, en voor 2018 zijn vooralsnog te weinig gegevens voorhanden voor een vergelijking. Ter validatie is het geschonken bedrag uit de aangiften vergeleken met het maximale bedrag dat volgens de herziene vermogensstatistiek geschonken zou kunnen worden. Voor deze gelegenheid is het schenkbare bedrag geschat als het volledige aanmerkelijke belang dan wel eigen bedrijfsvermogen (als zelfstandig ondernemer) van de schenker.

Het ligt voor de hand om te veronderstellen dat doorgaans niet het hele beschikbare bedrijfsvermogen in één keer wordt geschonken, maar dat een gedeeltelijke overdracht de norm is. Hiervoor zijn meerdere redenen aan te voeren. Niet altijd wil de oude garde direct alle teugels uit handen geven, er zijn eventueel meerdere ontvangers in het spel, of een deel is bedoeld als persoonlijke pensioenpot.

Voor de recente jaargangen vanaf 2013 fluctueert het geschonken deel tussen ruwweg een derde (33% in 2017) en de helft (53% in 2016, 43% in 2014). Verder terug in de tijd kruipen het schenkbare en geschonken bedrijfsvermogen steeds dichter naar elkaar toe, tot ze in 2010 praktisch aan elkaar gelijk zijn. Meestal zijn 96 á 97 procent van de schenker-ontvanger paren ook beiden bekend als aanmerkelijkbelanghouder of zelfstandig ondernemer (93% in 2012). De achterwaarts dalende trend van schenkbaar bedrijfsvermogen kan een indicatie zijn dat met name voor 2013 de dekkingsgraad van AB-registraties slechter is.

5.2.1 Bedrijfsschenkingen
JaarGeschonken bedrijfsvermogen (mld euro)Schenkbaar bedrijfsvermogen (mld euro)
20100,7590429090,85394727
20110,9026401951,10194478
20121,3993112492,108546905
20131,5216692543,324979617
20141,0734488222,479132499
20151,7697018183,55914384
20161,8345582183,461242686
2017*1,6700826794,99909579

6. Conclusie

6.1 Completere waarneming; de mist trekt op

Vanaf heden is het eens te meer mogelijk om de aanspraak op bedrijfsvermogen van Nederlanders in kaart te brengen. Sinds de revisie vanaf 2006 worden alle beschikbare fiscale bronnen uitputtend benut, en is de methodiek uitgebreid om ook in geval van uitgebreide aandelenconstructies nog een zinnige schatting van het persoonlijk belang te kunnen maken. De nieuwe resultaten lenen zich met name om voor een gegeven verslagjaar de vermogensverdeling naar diverse achtergrondkenmerken inzichtelijk te maken.

6.2 Interpretatie tijdreeks: wees gewaarschuwd

In de reeks van onderzoeksjaren is het niet uitgesloten dat aanmerkelijk belang met elke stap terug in de tijd iets onvollediger wordt waargenomen. Deze historische verslechtering kan een rol spelen bij elke geobserveerde ontwikkeling in de tijd. Een vermogensverschil tussen twee jaren kan zodoende veroorzaakt worden door onderliggende sociaaleconomische ontwikkelingen, maar ook doordat de oudere waarneming minder compleet is. Voorzichtigheid is en blijft daarom geboden bij het interpreteren en duiden van trends in vermogensreeksen.

6.3 Verdere verbetermogelijkheden

Met ingang van deze vermogensrevisie omvat de groep AB-houders alle bij de Nederlandse Belastingdienst bekende belangen van personen in bedrijven. Logischerwijs omvat deze groep overwegend in Nederland woonachtige personen, en overwegend belangen in bedrijven die in Nederland gevestigd zijn. Belangen van Nederlanders in buitenlandse ondernemingen worden in principe slechts indirect waargenomen wanneer er dividend wordt uitgekeerd. Aangezien het CBS vooralsnog als enige statistiekbureau ter wereld fiscale registraties uitputtend benut voor het meten van inkomen en vermogen, zal het vooralsnog niet mogelijk zijn deze ontbrekende belangen te verkrijgen via uitwisseling met buitenlandse zusterbureaus.

Wellicht dienen zich in de toekomst meer mogelijkheden aan om de waarneming van (binnenlandse) belangen te verbeteren. Zo kan er gedacht worden aan aanvullende bronnen voor bedrijfsvermogens (deze worden momenteel enkel door een fiscale lens waargenomen), of overstap naar een centraal landelijk aandelenregister (zoals aanbevolen in het IBO Vermogensverdeling uit 2022).