De regionale economie 2020
Over deze publicatie
Overzicht van regionale ontwikkelingen en de regionale effecten van de coronacrisis in de economie en arbeidsmarkt in 2020, met beschikbare ramingen voor de eerste drie kwartalen van 2021.
Hoe heeft de economie zich ontwikkeld in de regio’s in 2020? Waar groeide de economie het sterkst, en hoe staat het met de regionale arbeidsmarkt? Verder aandacht voor regionale ontwikkelingen in het bedrijfsleven (faillissementen, opheffingen) als gevolg van de coronacrisis in 2020, en verwachtingen voor 2022.
1. Inleiding
Dit is het eerste artikel in een nieuw opgezette reeks van artikelen over de regionale economie. Deze reeks komt in de plaats van de oude jaarlijkse publicatie De regionale economie. De oorsprong van de publicatie De regionale economie ligt in de regionale rekeningen, een onderdeel van de nationale rekeningen, het stelsel waarmee onder meer het bruto binnenlands product wordt berekend. De regionale rekeningen leveren regionale cijfers over de economische groei, het bruto binnenlands product (bbp), het bbp per hoofd van de bevolking, de werkgelegenheid, de verdeling van de toegevoegde waarde over de bedrijfstakken en de bijdrage van iedere bedrijfstak aan het bbp.
Tot 2020 publiceerden de regionale rekeningen alleen jaarcijfers. Bij het uitbreken van de coronacrisis groeide de behoefte aan regionale informatie hierover, en in 2020 werd besloten regionale cijfers op ook kwartaalbasis te maken, op basis van een nieuwe methode. Omdat de effecten van de pandemie voortduren, worden deze cijfers nog steeds gemaakt. In paragraaf 2 kan daarom naast 2020 ook ingegaan worden op de regionale economische ontwikkeling 2021, voor zover bekend op het moment van schrijven. Paragraaf 2 schetst de ontwikkeling van de economie aan de hand van het bbp voor de provincies, de vier grote steden1) en de COROP-plusgebieden. Daarnaast wordt ingegaan op de productiestructuur van de provincies.
Paragraaf 3 gaat in op de ontwikkelingen van bedrijven in de regio wat betreft aantallen nieuwe en opgeheven vestigingen en faillissementen. Hierbij wordt ook kort ingegaan op ontwikkelingen die ondernemers zien voor de komende tijd.
Paragraaf 4 beschrijft de arbeidsmarkt in de provincies en de grote steden aan de hand van de werkgelegenheid en werkzame personen — zowel werknemers als zelfstandigen. Regionale werkloosheid komt ook aan bod, evenals de spanning op de arbeidsmarkt.
In deze publicatie zijn de grote steden gedefinieerd als kerngemeente plus omliggend gebied. Amsterdam betreft COROP-gebied Groot-Amsterdam, Rotterdam betreft COROP-subgebied Rijnmond, Den Haag omvat COROP-gebied Agglomeratie ’s-Gravenhage en Utrecht ten slotte omvat COROP-plusgebied stadsgewest Utrecht.
2. Regionale economische ontwikkeling
Het jaar 2020 is een jaar om niet snel te vergeten, zowel historisch als economisch. De coronapandemie veroorzaakte de grootste dip van de landelijke economie sinds de Tweede Wereldoorlog en dat was uiteraard ook merkbaar in de regio’s. De sectoren die het hardst getroffen werden door de maatregelen tegen het coronavirus, waren horeca, cultuur en de luchtvaart. Dit had een sterk regionale impact, omdat sommige steden en gebieden hiervan sterker afhankelijk zijn dan andere. In deze paragraaf zal de regionale economie beschreven worden voor 2019, 2020 en een deel van 2021.
Provincies: economie Noord-Holland het hardst getroffen
In 2019 groeide de Nederlandse economie met 2 procent. Met uitzondering van Groningen en Zeeland nam in alle provincies de omvang van de economie toe. Aan deze groei kwam in 2020 door de coronacrisis een abrupt einde met een historisch grote krimp in het tweede kwartaal. In vergelijking met 2019 kromp de economie in 2020 met 3,8 procent.
De impact van de coronacrisis was het grootst in Noord-Holland met een krimp van 7 procent. In deze provincie hebben de bedrijfstakken die hard door de lockdown werden getroffen een groot aandeel in de economie. Het gaat hier om de luchtvaart op Schiphol en de daaraan gerelateerde dienstverlening maar ook om de horeca en de reisbemiddeling. Dat Noord-Holland het hardst werd geraakt, blijkt ook uit het verschil in de groeipercentages tussen 2020 en 2019: dit is met -10,6 procentpunt veruit het grootst van alle provincies.
Ook Groningen kende een sterke teruggang, het bbp kromp er met 6,8 procent. Dit werd echter niet alleen veroorzaakt door de lockdownmaatregelen, maar ook doordat er steeds minder gas uit de grond wordt gehaald. Vergeleken met 2019 viel de ontwikkeling van het bbp terug met 5,8 procentpunt, wat samenvalt met het gemiddelde van Nederland.
In Limburg daalde het bbp met 4 procent in 2020. De krimp was hier groter dan gemiddeld doordat in Limburg de industrie – die een bovengemiddelde krimp liet zien in 2020 – een groter aandeel van de economie uitmaakt dan in de andere provincies.
2019 (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | 2020 (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | |
---|---|---|
Nederland | 2 | -3,8 |
Groningen | -1 | -6,8 |
Fryslân | 3 | -3,2 |
Drenthe | 0,5 | -2,7 |
Overijssel | 1,7 | -3 |
Flevoland | 1,5 | -2 |
Gelderland | 1,7 | -2,8 |
Utrecht | 3,9 | -2,5 |
Noord-Holland | 3,6 | -7 |
Zuid-Holland | 0,8 | -2,3 |
Zeeland | -0,7 | -2,7 |
Noord-Brabant | 1,8 | -2,8 |
Limburg | 1,1 | -4 |
Rotterdam | 1 | -2,4 |
Den Haag | 2,7 | -2 |
Amsterdam | 4,5 | -8,5 |
Utrecht | 4,5 | -2,6 |
2019 (%) | 2020 (%) | Groeiverschil 2019-2020 (%-punt) | |
---|---|---|---|
Nederland | 2,0 | -3,8 | -5,8 |
Groningen | -1,0 | -6,8 | -5,8 |
Fryslân | 3,0 | -3,2 | -6,2 |
Drenthe | 0,5 | -2,7 | -3,2 |
Overijssel | 1,7 | -3,0 | -4,7 |
Flevoland | 1,5 | -2,0 | -3,5 |
Gelderland | 1,7 | -2,8 | -4,5 |
Utrecht | 3,9 | -2,5 | -6,4 |
Noord-Holland | 3,6 | -7,0 | -10,6 |
Zuid-Holland | 0,8 | -2,3 | -3,1 |
Zeeland | -0,7 | -2,7 | -2,0 |
Noord-Brabant | 1,8 | -2,8 | -4,6 |
Limburg | 1,1 | -4,0 | -5,1 |
Rotterdam | 1,0 | -2,4 | -3,4 |
Den Haag | 2,7 | -2,0 | -4,7 |
Amsterdam | 4,5 | -8,5 | -13,0 |
Utrecht | 4,5 | -2,6 | -7,1 |
De economie in Flevoland kromp het minst, met 2 procent. De krimp viel hier mee doordat de bedrijfstakken die het hardst werden getroffen door de maatregelen tegen het coronavirus minder vertegenwoordigd zijn in deze provincie. Daarnaast deden de energiebedrijven het in deze provincie erg goed in 2020, omdat ze meer energie produceerden, ook voor andere provincies. Daarna waren de best presterende provincies Zuid-Holland en Utrecht, met een krimp van 2,3 en 2,5 procent. In 2019 hadden deze provincies nog een economische groei van respectievelijk 1,5, 0,8 en 3,9 procent. In Zuid-Holland bleef de krimp bleef beperkt door het grote aandeel van de overheid. Ook de handel bleef nagenoeg constant verdienen, ondanks de maatregelen tegen het coronavirus. Utrecht profiteerde ook van de handel en de overheid in de provincie. De krimp is er wel iets groter dan Zuid-Holland door de financiële dienstverlening die er gevestigd is.
In Zeeland was het verschil in economische groei tussen 2019 en 2020 het kleinst. Dit kwam doordat Zeeland een van de twee provincies was waar de economie kromp in 2019 en doordat de zwaarst getroffen bedrijfstakken minder aanwezig zijn in de provincie.
Vier grote steden: Amsterdam hardst getroffen
Van de vier grote steden was Amsterdam de grootste daler, gevolgd door Utrecht en Rotterdam. Den Haag kromp met 2 procent het minst. De economie van Amsterdam kromp met 6,7 procent, doordat de stad relatief hard geraakt werd door de maatregelen. Toerisme en horeca zijn belangrijk voor de stad en de buitenlandse toeristen lieten het afweten. Ook de slechte resultaten van de financiële dienstverlening droegen bij aan de grote krimp. In 2019 groeide de economie van Amsterdam nog met 4,5 procent, toen was dit nog de regio waar de economie het meest groeide. Deze groei werd gestuwd door de zakelijke dienstverlening, de handel, de bouw en de industrie.
De relatief kleine economische krimp in Den Haag – 2 procent – werd veroorzaakt door het grote aandeel van de overheid in de Haagse economie: de overheid leed minder onder de maatregelen. Bij Rotterdam kromp de economie met 2,4 procent. Dit kwam voor een deel door de financiële dienstverlening en doordat minder reguliere behandelingen werden uitgevoerd in de zorg: de aanpak van COVID-19 leidde tot uitgestelde zorg met als resultaat een daling van het zorgvolume. In Utrecht kromp de economie met 2,6 procent. Ook hier kwam dit door de slecht presterende horeca en de financiële dienstverlening. In 2019 had Utrecht nog een economische groei van 4,5 procent.
Regio’s: economie Delfzijl houdt het beste stand, Haarlemmermeer hard geraakt
Afzonderlijke cijfers zijn bekend over de economie van in totaal 52 zogeheten COROP-plus-regio’s. Van deze regio’s presteerde Haarlemmermeer het slechtst, met een krimp van 18 procent. Dit hangt samen met de grote invloed van Schiphol op de economie van deze regio. Door het wegvallen van het luchtverkeer kwam de hiermee verbonden economie tot stilstand. In 2019 groeide de economie van Haarlemmermeer nog met 2,8 procent.
De regio die het minst werd geraakt door de coronacrisis is Delfzijl en omgeving. De economische krimp bedroeg hier slechts 1,1 procent. Ook de regio’s Overig Groot-Rijnmond, Almere, Oost Zuid-Holland en Zuidoost-Utrecht hadden allemaal een bescheiden krimp, van 1,2 tot 1,5 procent.
Regio_naam | BBP (%) |
---|---|
Oost-Groningen | -2 |
Delfzijl e.o. | -1,1 |
Overig Groningen | -8,1 |
Noord-Friesland | -3,6 |
Zuidwest-Friesland | -2,8 |
Zuidoost-Friesland | -2,8 |
Noord-Drenthe | -1,9 |
Zuidoost-Drenthe | -3,4 |
Zuidwest-Drenthe | -2,8 |
Noord-Overijssel | -3,1 |
Zuidwest-Overijssel | -3,2 |
Twente | -2,8 |
Veluwe | -2,2 |
Achterhoek | -3,3 |
Aggl. Arnhem/Nijmegen | -3,5 |
Zuidwest-Gelderland | -2 |
Utrecht-West | -1,8 |
Stadsgewest Amersfoort | -2,8 |
Stadsgewest Utrecht | -2,6 |
Zuidoost-Utrecht | -1,5 |
Kop van Noord-Holland | -2,2 |
Alkmaar e.o. | -3,9 |
IJmond | -3,8 |
Agglomeratie Haarlem | -3,8 |
Zaanstreek | -2,5 |
Amsterdam | -6,7 |
Overig Agglomeratie Amsterdam | -3,6 |
Edam-Volendam e.o. | -2,7 |
Haarlemmermeer e.o. | -18 |
Het Gooi en Vechtstreek | -3,7 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | -3,5 |
Agglomeratie�s-Gravenhage (Excl. Zoetermeer) | -2 |
Zoetermeer | -2 |
Delft en Westland | -2,4 |
Oost-Zuid-Holland | -1,4 |
Rijnmond | -2,4 |
Overig Groot-Rijnmond | -1,2 |
Drechtsteden | -2,1 |
Overig Zuidoost-Zuid-Holland | -2,4 |
Zeeuwsch-Vlaanderen | -1,9 |
Overig Zeeland | -3,1 |
West-Noord-Brabant | -2,5 |
Midden-Noord-Brabant | -3,4 |
Stadsgewest �s-Hertogenbosch | -2,6 |
Overig Noordoost-Noord-Brabant | -2,1 |
Zuidoost-Noord-Brabant | -3,1 |
Noord-Limbug | -3,8 |
Midden-Limburg | -2,7 |
Zuid-Limburg | -4,5 |
Almere | -1,2 |
Flevoland-Midden | -2,2 |
Noordoostpolder en Urk | -3,5 |
De regionale economie in 2021
Naast de cijfers over 2020, waarin de lockdownmaatregelen het strengst waren, worden ook regionale economische cijfers over de eerste drie kwartalen van 2021 gepresenteerd. Hieraan valt vooral te zien of er regio’s zijn die al meer hersteld zijn dan andere. In het tweede kwartaal van 2021 waren de meeste regio’s al op het niveau van vóór de lockdown en dit is nog verder verbeterd in het derde kwartaal. Voor de tweede keer zijn deze cijfers versneld geraamd door het CBS. Omdat de bijstellingen op deze cijfers groter zijn dan normaal zijn deze groeicijfers afgerond op hele procenten.
Noord-Holland herstelt het meest van de coronacrisis. De economie groeide hier in het derde kwartaal met 8 procent ten opzichte van een jaar eerder. Hier was de economische klap het hardste in 2020 en daardoor is het herstel ook het grootst van alle provincies. De economie groeide het minst hard in Fryslân, Drenthe en Limburg met 4 procent ten opzichte van een jaar eerder. De bedrijfstakken die het beter doen in 2021 zijn in deze provincies minder vertegenwoordigd dan in de andere provincies.
Provincie | BBP (%) |
---|---|
Groningen | 5 |
Friesland | 4 |
Drenthe | 4 |
Overijssel | 5 |
Flevoland | 5 |
Gelderland | 5 |
Utrecht | 5 |
Noord-Holland | 8 |
Zuid-Holland | 5 |
Zeeland | 6 |
Noord-Brabant | 6 |
Limburg | 4 |
De regio Haarlemmermeer is in de eerste helft van 2020 economisch het hardst getroffen door de coronacrisis. Omdat de krimp daar in 2020 het grootst was, is de groei in de eerste drie kwartalen van 2021 ook weer het grootst. In het derde kwartaal betrof de economische groei in Haarlemmermeer 17 procent. Daarna was de grootste groeier de regio IJmond met een percentage van 9. Hierna komen de gebieden Amsterdam, overige agglomeratie Amsterdam, Zeeuwsch-Vlaanderen en Zuidoost-Noord-Brabant met 7 procent groei ten opzichte van een jaar eerder. In IJmond, Zeeuwsch-Vlaanderen en Zuidoost-Noord-Brabant werd de hogere groei veroorzaakt door de betere resultaten van de industrie. In de gebieden bij Amsterdam kwam het door de betere resultaten van zakelijke dienstverlening en de horeca, die goed herstelden.
Noord-Friesland en de Noordoostpolder en Urk herstellen het minst van de economische malaise. Beide regio’s groeiden maar met 3 procent.
Regio_naam | BBP (%) |
---|---|
Oost-Groningen | 4 |
Delfzijl e.o. | 5 |
Overig Groningen | 5 |
Noord-Friesland | 3 |
Zuidwest-Friesland | 4 |
Zuidoost-Friesland | 4 |
Noord-Drenthe | 4 |
Zuidoost-Drenthe | 5 |
Zuidwest-Drenthe | 4 |
Noord-Overijssel | 4 |
Zuidwest-Overijssel | 5 |
Twente | 5 |
Veluwe | 4 |
Achterhoek | 5 |
Aggl. Arnhem/Nijmegen | 6 |
Zuidwest-Gelderland | 5 |
Utrecht-West | 5 |
Stadsgewest Amersfoort | 5 |
Stadsgewest Utrecht | 5 |
Zuidoost-Utrecht | 5 |
Kop van Noord-Holland | 5 |
Alkmaar e.o. | 5 |
IJmond | 9 |
Agglomeratie Haarlem | 6 |
Zaanstreek | 5 |
Amsterdam | 7 |
Overig Agglomeratie Amsterdam | 7 |
Edam-Volendam e.o. | 5 |
Haarlemmermeer e.o. | 17 |
Het Gooi en Vechtstreek | 7 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | 5 |
Agglomeratie�s-Gravenhage (Excl. Zoetermeer) | 4 |
Zoetermeer | 4 |
Delft en Westland | 5 |
Oost-Zuid-Holland | 5 |
Rijnmond | 6 |
Overig Groot-Rijnmond | 4 |
Drechtsteden | 4 |
Overig Zuidoost-Zuid-Holland | 4 |
Zeeuwsch-Vlaanderen | 7 |
Overig Zeeland | 5 |
West-Noord-Brabant | 5 |
Midden-Noord-Brabant | 4 |
Stadsgewest �s-Hertogenbosch | 4 |
Overig Noordoost-Noord-Brabant | 6 |
Zuidoost-Noord-Brabant | 7 |
Noord-Limbug | 6 |
Midden-Limburg | 5 |
Zuid-Limburg | 3 |
Almere | 5 |
Flevoland-Midden | 6 |
Noordoostpolder en Urk | 3 |
Economie in bijna alle regio’s boven niveau van voor coronacrisis
De omvang van de economie is in het derde kwartaal 2021 in bijna alle regio’s groter dan twee jaar geleden, voor corona. Ten opzichte van het derde kwartaal van 2019 was in 49 regio’s de economie groter en in één regio vergelijkbaar. Alleen in Haarlemmermeer en Overig Groningen was de economie kleiner. De totale Nederlandse economie was 2,3 procent groter dan twee jaar geleden.
In de twee regio’s die economisch nog niet op het niveau van voor corona zijn, was in Haarlemmermeer het verschil het grootst. De economie in deze regio was ongeveer 9 procent kleiner dan in het derde kwartaal van 2019. Dit hangt samen met de luchtvaart en de daaraan gerelateerde dienstverlening; deze bedrijfstakken zijn flink door de coronacrisis getroffen en hebben in deze regio een groot aandeel in de economie. Desondanks is de economie in Haarlemmermeer in 2021 aan het terugveren; in het tweede kwartaal bedroeg het verschil met twee jaar geleden nog 18 procent.
Ook in Overig Groningen was de economie kleiner dan twee jaar geleden. In deze regio bedroeg het verschil ongeveer 2 procent. Dit komt vooral door de vermindering van de gaswinning. De economie was 5 procent groter dan twee jaar geleden als de delfstoffenwinning buiten beschouwing wordt gelaten.
Regio_naam | Economische groei (%) |
---|---|
Oost-Groningen | 3 |
Delfzijl e.o. | 2 |
Overig Groningen | -2 |
Noord-Friesland | 1 |
Zuidwest-Friesland | 2 |
Zuidoost-Friesland | 3 |
Noord-Drenthe | 4 |
Zuidoost-Drenthe | 2 |
Zuidwest-Drenthe | 2 |
Noord-Overijssel | 2 |
Zuidwest-Overijssel | 3 |
Twente | 4 |
Veluwe | 3 |
Achterhoek | 3 |
Aggl. Arnhem/Nijmegen | 4 |
Zuidwest-Gelderland | 4 |
Utrecht-West | 4 |
Stadsgewest Amersfoort | 3 |
Stadsgewest Utrecht | 3 |
Zuidoost-Utrecht | 5 |
Kop van Noord-Holland | 3 |
Alkmaar e.o. | 2 |
IJmond | 7 |
Agglomeratie Haarlem | 3 |
Zaanstreek | 4 |
Amsterdam | 0 |
Overig Agglomeratie Amsterdam | 3 |
Edam-Volendam e.o. | 4 |
Haarlemmermeer e.o. | -9 |
Het Gooi en Vechtstreek | 5 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | 3 |
Agglomeratie�s-Gravenhage (Excl. Zoetermeer) | 3 |
Zoetermeer | 3 |
Delft en Westland | 3 |
Oost-Zuid-Holland | 4 |
Rijnmond | 4 |
Overig Groot-Rijnmond | 4 |
Drechtsteden | 3 |
Overig Zuidoost-Zuid-Holland | 3 |
Zeeuwsch-Vlaanderen | 7 |
Overig Zeeland | 5 |
West-Noord-Brabant | 3 |
Midden-Noord-Brabant | 2 |
Stadsgewest �s-Hertogenbosch | 3 |
Overig Noordoost-Noord-Brabant | 4 |
Zuidoost-Noord-Brabant | 5 |
Noord-Limbug | 4 |
Midden-Limburg | 4 |
Zuid-Limburg | 1 |
Almere | 5 |
Flevoland-Midden | 5 |
Noordoostpolder en Urk | 2 |
3. Bedrijven in de regio
Stijging aantal vestigingen ondanks corona
Ondanks de coronapandemie steeg het aantal bedrijfsvestigingen in Nederland tussen 1 april 2020 en 1 juli 2021 met ongeveer 6,5 procent. Daarmee steeg het aantal vestigingen tijdens de coronacrisis sneller dan in hetzelfde aantal maanden hiervoor (4,1 procent). Het aantal vestigingen nam toe doordat er aanzienlijk meer vestigingen werden opgericht dan er werden opgeheven. Tussen 1 april 2020 en 1 juli 2021 werden 272 duizend nieuwe vestigingen opgericht, terwijl er tegelijkertijd ruim 160 duizend vestigingen hun deuren sloten.
Flevoland kende met 8,2 procent de sterkste groei van het aantal vestigingen, gevolgd door Zuid-Holland (7,8 procent). Dit komt door het relatief grote aantal oprichtingen in deze provincies ten opzichte van hun totale populatie vestigingen aan de start van de coronapandemie. In beide provincies was de verhouding tussen de nieuw opgerichte vestigingen en hun bedrijvenpopulatie op 1 april 2020 ruim 15 procent. In Drenthe groeide het aantal vestigingen met 5,6 procent het traagst. Deze provincie kende namelijk de grootste verhouding opheffingen ten opzichte van oprichtingen (66 procent). In Zuid-Holland was deze verhouding met 56 procent het kleinst.
Provincie | Verandering aantal vestigingen (%) |
---|---|
Flevoland | 8,2 |
Zuid-Holland | 7,8 |
Noord-Brabant | 6,7 |
Gelderland | 6,4 |
Groningen | 6,4 |
Overijssel | 6,3 |
Zeeland | 6,3 |
Noord-Holland | 6,2 |
Limburg | 6,1 |
Fryslân | 6 |
Utrecht | 5,7 |
Drenthe | 5,6 |
Gesteunde bedrijven minder vaak opgeheven
Ter ondersteuning van bedrijven en ondernemers tijdens de coronacrisis heeft de overheid verschillende steunmaatregelen in het leven geroepen. De onderstaande figuur toont voor de regelingen NOW, TVL, TOGS, TOZO en uitstel van belastingbetaling in welke mate vestigingen van bedrijven die tussen april 2020 en maart 2021 van deze maatregelen gebruik hebben gemaakt opgeheven zijn tussen april 2020 en juli 2021. Dit aandeel wordt afgezet tegen de mate waarin vestigingen van bedrijven die hiervan geen gebruik hebben gemaakt zijn opgeheven in deze periode.
In alle provincies geldt dat vestigingen van bedrijven die geen van de onderscheiden steunmaatregelen gebruikten aanzienlijk vaker zijn opgeheven. Dat gebeurde relatief gezien het vaakst in Noord-Holland (10,8 procent) en Flevoland (10,7 procent). Noord-Holland kent bovendien het grootste verschil in opheffingen tussen gesteunde en niet-gesteunde vestigingen. Niet-gesteunde vestigingen werden daar 3,7 keer vaker opgeheven dan gesteunde bedrijven. Ook Zeeland laat hierin een relatief groot verschil zien (3,6 keer). In Drenthe was deze factor het kleinst. Niet-gesteunde vestigingen werden het minst vaak opgeheven in Fryslân (7,9 procent).
In de mate waarin gesteunde bedrijven werden opgeheven zitten minder regionale verschillen. Het aandeel varieert van 2,2 procent in Zeeland tot 3,3 procent in Flevoland.
Provincie | Aandeel gesteund en opgeheven (%) | Aandeel niet gesteund en opgeheven (%) |
---|---|---|
Noord-Holland | 2,9 | 10,8 |
Flevoland | 3,3 | 10,7 |
Zuid-Holland | 2,9 | 10,2 |
Utrecht | 2,6 | 9,4 |
Limburg | 2,7 | 9,1 |
Noord-Brabant | 2,6 | 8,9 |
Groningen | 2,7 | 8,8 |
Gelderland | 2,6 | 8,5 |
Overijssel | 2,6 | 8,5 |
Drenthe | 2,7 | 8 |
Zeeland | 2,2 | 8 |
Fryslân | 2,3 | 7,9 |
Afname winkeldichtheid in meeste gemeenten
Tussen 1 april 2020 en 1 oktober 2021 daalde de winkeldichtheid in iets meer dan de helft van de Nederlandse gemeenten. Winkeldichtheid is hier het aantal fysieke winkelvestigingen per duizend inwoners in de detailhandel, met uitzondering van webwinkels, tankstations, apotheken, markthandel, straathandel en colportage. In Nederland als geheel daalde de winkeldichtheid in deze periode met 0,8 procent, voornamelijk als gevolg van bevolkingsgroei. Daarmee nam de winkeldichtheid aanzienlijk trager af dan in de even lange voorgaande periode van 1 oktober 2018 tot 1 april 2020.2) Toen daalde het aantal fysieke winkelvestigingen per duizend inwoners nog met ongeveer 4 procent.
Uitgeest kende met een afname van de winkeldichtheid met 14 procent de grootste daling. Ook Wijdemeren (12 procent) en Lopik (11 procent) werden gekenmerkt door een relatief sterke afname. In Mook en Middelaar (19 procent), Bergen (18 procent) en Duiven (15 procent) steeg het aantal winkels per duizend inwoners het meest.
Van de 25 grootste gemeenten qua aantal inwoners was de winkeldichtheid op 1 oktober 2021 het grootst in Maastricht (7 winkels per duizend inwoners) en Amsterdam (6 winkels per duizend inwoners). Op plaats 25 staat Almere, waar de winkeldichtheid de helft zo groot is als in Amsterdam. Van deze 25 grootste steden steeg de winkeldichtheid sinds april 2020 het meest in Haarlemmermeer (4 procent) en Dordrecht (3 procent). ’s-Hertogenbosch (4 procent) en Haarlem (3 procent) kenden daarentegen de sterkste afname. Op provinciaal niveau daalde het aan winkels per duizend inwoners het meest in Flevoland (2,1 procent) en Fryslân (1,3 procent).
Voor Nederland als geheel bleef het aantal fysieke winkels ongeveer gelijk, maar daalde de dichtheid met 0,4 procent. Dit ligt in lijn met de daling van het aantal fysieke winkels met 14 procent sinds 2010. In diezelfde periode verviervoudigde het aantal webwinkels bijna.
Gemeente | Verandering winkeldichtheid (%) |
---|---|
Aa en Hunze | 0,2 |
Aalsmeer | 2,7 |
Aalten | -3,9 |
Achtkarspelen | -7 |
Alblasserdam | 8,2 |
Albrandswaard | 4,8 |
Alkmaar | -1,6 |
Almelo | 0 |
Almere | -1 |
Alphen aan den Rijn | -0,4 |
Alphen-Chaam | 10,9 |
Altena | -4,3 |
Ameland | 10 |
Amersfoort | -3,2 |
Amstelveen | 1,3 |
Amsterdam | 0,5 |
Apeldoorn | -0,7 |
Arnhem | -2,6 |
Assen | -2,2 |
Asten | 4,2 |
Baarle-Nassau | -4,2 |
Baarn | 1,1 |
Barendrecht | -0,4 |
Barneveld | -5,4 |
Beek | 1,4 |
Beekdaelen | 2,1 |
Beemster | -6,5 |
Beesel | 5,9 |
Berg en Dal | 0,8 |
Bergeijk | 1,9 |
Bergen (L.) | 18,2 |
Bergen (NH.) | -5,3 |
Bergen op Zoom | -1,1 |
Berkelland | 1,3 |
Bernheze | -5,7 |
Best | 4,4 |
Beuningen | -3,4 |
Beverwijk | -2,7 |
Bladel | -0,7 |
Blaricum | 0,6 |
Bloemendaal | 7 |
Bodegraven-Reeuwijk | -0,4 |
Boekel | -7,1 |
Borger-Odoorn | -0,1 |
Borne | -2,3 |
Borsele | -1,3 |
Boxmeer | -4,6 |
Breda | 0 |
Brielle | 0,5 |
Bronckhorst | 1 |
Brummen | 0,4 |
Brunssum | -4,3 |
Bunnik | -1 |
Bunschoten | 2,4 |
Buren | 3,2 |
Capelle aan den IJssel | 4,8 |
Castricum | -2 |
Coevorden | 0,6 |
Cranendonck | -0,4 |
Cuijk | -4,8 |
Culemborg | -1,9 |
Dalfsen | -1,1 |
Dantumadiel | -4,6 |
De Bilt | -0,5 |
De Fryske Marren | -1,8 |
De Ronde Venen | 2,7 |
De Wolden | -3,7 |
Delft | -0,2 |
Den Helder | 1,4 |
Deurne | 2,6 |
Deventer | 1,3 |
Diemen | -0,8 |
Dinkelland | 1,9 |
Doesburg | 5,7 |
Doetinchem | -2,2 |
Dongen | 7,5 |
Dordrecht | 2,7 |
Drechterland | -0,6 |
Drimmelen | -2 |
Dronten | -1,7 |
Druten | 2,9 |
Duiven | 15 |
Echt-Susteren | -1,6 |
Edam-Volendam | -2,8 |
Ede | -2,9 |
Eemnes | -1,2 |
Eemsdelta | 0,2 |
Eersel | 2,8 |
Eijsden-Margraten | 1,5 |
Eindhoven | -0,7 |
Elburg | -3,3 |
Emmen | -0,8 |
Enkhuizen | -8,9 |
Enschede | 0 |
Epe | -3,1 |
Ermelo | -2,3 |
Etten-Leur | 3,8 |
Geertruidenberg | 9,2 |
Geldrop-Mierlo | 1,5 |
Gemert-Bakel | 2,2 |
Gennep | -0,7 |
Gilze en Rijen | 1,7 |
Goeree-Overflakkee | 0,5 |
Goes | -1,7 |
Goirle | 3,2 |
Gooise Meren | 0,6 |
Gorinchem | 0,2 |
Gouda | -0,3 |
Grave | 11,6 |
Groningen | -0,2 |
Gulpen-Wittem | -5,6 |
Haaksbergen | -0,6 |
Haarlem | -3,4 |
Haarlemmermeer | 4 |
Halderberge | 0,3 |
Hardenberg | -2,7 |
Harderwijk | 0,2 |
Hardinxveld-Giessendam | -5,9 |
Harlingen | -6,7 |
Hattem | -4 |
Heemskerk | -0,1 |
Heemstede | -4 |
Heerde | -4 |
Heerenveen | 2,7 |
Heerhugowaard | -6,5 |
Heerlen | 1 |
Heeze-Leende | -3,3 |
Heiloo | 5,2 |
Hellendoorn | -1,8 |
Hellevoetsluis | 5,9 |
Helmond | 0,9 |
Hendrik-Ido-Ambacht | -7,6 |
Hengelo | 1,8 |
Het Hogeland | -1,3 |
Heumen | 4 |
Heusden | 3 |
Hillegom | 1,1 |
Hilvarenbeek | 1,2 |
Hilversum | -3,5 |
Hoeksche Waard | -1 |
Hof van Twente | 4,2 |
Hollands Kroon | -3,7 |
Hoogeveen | 5,9 |
Hoorn | -4,6 |
Horst aan de Maas | 2,8 |
Houten | -0,2 |
Huizen | 1,6 |
Hulst | 3 |
IJsselstein | 0,9 |
Kaag en Braassem | -2,7 |
Kampen | -6,1 |
Kapelle | 0 |
Katwijk | -2,8 |
Kerkrade | -3 |
Koggenland | -7,4 |
Krimpen aan den IJssel | 0,4 |
Krimpenerwaard | 1,1 |
Laarbeek | 3 |
Landerd | 0,9 |
Landgraaf | -0,9 |
Landsmeer | 1,5 |
Langedijk | 2,9 |
Lansingerland | 2,8 |
Laren | 1,6 |
Leeuwarden | -1,5 |
Leiden | 2 |
Leiderdorp | -0,4 |
Leidschendam-Voorburg | 5,6 |
Lelystad | -1,2 |
Leudal | -1,1 |
Leusden | -3,1 |
Lingewaard | 2,3 |
Lisse | 1,2 |
Lochem | 2,2 |
Loon op Zand | 6,5 |
Lopik | -11,4 |
Losser | -2,6 |
Maasdriel | -0,7 |
Maasgouw | -3,2 |
Maassluis | -4,8 |
Maastricht | 1,8 |
Medemblik | 1,5 |
Meerssen | 3,4 |
Meierijstad | 6 |
Meppel | -3,6 |
Middelburg | -2,7 |
Midden-Delfland | 2,1 |
Midden-Drenthe | 0,8 |
Midden-Groningen | -6 |
Mill en Sint Hubert | -8,9 |
Moerdijk | -0,8 |
Molenlanden | -6,3 |
Montferland | 0,7 |
Montfoort | 2,6 |
Mook en Middelaar | 19 |
Neder-Betuwe | -5,1 |
Nederweert | 1,4 |
Nieuwegein | -5,1 |
Nieuwkoop | 0,6 |
Nijkerk | -1,9 |
Nijmegen | 0,9 |
Nissewaard | -1,6 |
Noardeast-Frysl�n | -1 |
Noord-Beveland | -4,5 |
Noordenveld | 1,4 |
Noordoostpolder | -6,6 |
Noordwijk | 0,2 |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten | 0,8 |
Nunspeet | 3,9 |
Oegstgeest | -1,9 |
Oirschot | -6,8 |
Oldambt | -6,1 |
Oldebroek | 2,2 |
Oldenzaal | -0,1 |
Olst-Wijhe | -0,6 |
Ommen | 2,4 |
Oost Gelre | 2,2 |
Oosterhout | -5 |
Ooststellingwerf | 0,8 |
Oostzaan | -11,3 |
Opmeer | 4,4 |
Opsterland | -1,7 |
Oss | 5,1 |
Oude IJsselstreek | 4,7 |
Ouder-Amstel | 0,9 |
Oudewater | 11,7 |
Overbetuwe | 0,2 |
Papendrecht | -7,4 |
Peel en Maas | 1,8 |
Pekela | -2,1 |
Pijnacker-Nootdorp | -2,4 |
Purmerend | -1,7 |
Putten | -1,8 |
Raalte | -5,4 |
Reimerswaal | 7,2 |
Renkum | -7,2 |
Renswoude | -2 |
Reusel-De Mierden | -6,1 |
Rheden | -3 |
Rhenen | -2,5 |
Ridderkerk | -4,9 |
Rijssen-Holten | -2,5 |
Rijswijk | 0,9 |
Roerdalen | -5,8 |
Roermond | -1,3 |
Roosendaal | 2,3 |
Rotterdam | 0,4 |
Rucphen | 2,1 |
S�dwest-Frysl�n | -1,6 |
Schagen | -3,7 |
Scherpenzeel | -2,5 |
Schiedam | 3,5 |
Schiermonnikoog | 1,7 |
Schouwen-Duiveland | -2,1 |
's-Gravenhage | -0,4 |
's-Hertogenbosch | -3,7 |
Simpelveld | 3,2 |
Sint Anthonis | -7,9 |
Sint-Michielsgestel | -2,9 |
Sittard-Geleen | -1,6 |
Sliedrecht | 1,6 |
Sluis | 1,3 |
Smallingerland | 0,2 |
Soest | -1,1 |
Someren | 1,8 |
Son en Breugel | -1,3 |
Stadskanaal | -0,2 |
Staphorst | 3,8 |
Stede Broec | 4,7 |
Steenbergen | 3,7 |
Steenwijkerland | 1,4 |
Stein | 0,5 |
Stichtse Vecht | -3,4 |
Terneuzen | 1,8 |
Terschelling | 7,9 |
Texel | -1,2 |
Teylingen | 1,9 |
Tholen | -7,1 |
Tiel | -5,4 |
Tubbergen | -0,2 |
Twenterand | -6,6 |
Tynaarlo | 1,7 |
Tytsjerksteradiel | -2,3 |
Uden | 3 |
Uitgeest | -13,5 |
Uithoorn | 1,9 |
Urk | 1,8 |
Utrecht | 0,3 |
Utrechtse Heuvelrug | -2,8 |
Vaals | 3,3 |
Valkenburg aan de Geul | 0 |
Valkenswaard | 3,8 |
Veendam | 1,4 |
Veenendaal | 1,3 |
Veere | 2,1 |
Veldhoven | -2,2 |
Velsen | 7,7 |
Venlo | 0,7 |
Venray | 0,9 |
Vijfheerenlanden | -4,3 |
Vlaardingen | -0,4 |
Vlieland | 10,6 |
Vlissingen | 3,2 |
Voerendaal | -5,7 |
Voorschoten | -4,9 |
Voorst | -1 |
Waadhoeke | -1,6 |
Waalre | -2,2 |
Waalwijk | -1,9 |
Waddinxveen | 1,5 |
Wageningen | 2 |
Wassenaar | 1,3 |
Waterland | 0,7 |
Weert | -3,2 |
Weesp | -1,3 |
West Betuwe | -0,7 |
West Maas en Waal | -6,3 |
Westerkwartier | 1 |
Westerveld | 1,6 |
Westervoort | -8,8 |
Westerwolde | -2,8 |
Westland | 0,9 |
Weststellingwerf | -2,8 |
Westvoorne | 6 |
Wierden | -4,6 |
Wijchen | -1,4 |
Wijdemeren | -12,1 |
Wijk bij Duurstede | 2,2 |
Winterswijk | -1,1 |
Woensdrecht | -4,3 |
Woerden | -0,4 |
Wormerland | -7,7 |
Woudenberg | -2 |
Zaanstad | -2,5 |
Zaltbommel | -4,3 |
Zandvoort | 5,1 |
Zeewolde | -5,1 |
Zeist | -2,8 |
Zevenaar | -0,3 |
Zoetermeer | -1,5 |
Zoeterwoude | -5 |
Zuidplas | 4,5 |
Zundert | 3,8 |
Zutphen | 5,6 |
Zwartewaterland | 3,7 |
Zwijndrecht | -1,3 |
Zwolle | -2,8 |
1) Door gemeentelijke herindelingen of geheimhouding is de verandering van de winkeldichtheid voor enkele gemeenten niet te bepalen |
Horeca, cultuur en overige dienstverlening toegenomen
In alle provincies steeg de dichtheid van het aantal vestigingen in de horeca, culturele en creatieve industrie en de overige dienstverlening tussen april 2020 en juli 2021. De belangrijkste reden voor deze stijging is dat er in die periode in deze drie bedrijfstakken ondanks de coronacrisis meer vestigingen werden opgericht dan opgeheven.
Het aantal horecavestigingen per duizend inwoners steeg met 4,7 procent in Nederland als geheel tussen april 2020 en juli 2021. Dit is trager dan de groei in de periode van gelijke lengte hiervoor (7,1 procent). De horecadichtheid nam het meest toe in Flevoland (9,2 procent) en Zeeland (6,6 procent) en het minst in Drenthe (3,4 procent). Onder de grootste 25 steden steeg de horecadichtheid het meest in Almere en Leiden (9 procent). Tussen die grote steden zijn er bovendien aanzienlijke dichtheidsverschillen. Zo heeft Amsterdam meer dan twee keer zoveel horecavestigingen per 1000 inwoners dan Rotterdam.
In de culturele en creatieve industrie steeg het aantal vestigingen per 1 000 inwoners met 6 procent in Nederland als geheel. Dat is iets trager dan in de voorafgaande periode (6,4 procent). Deze culturele en creatieve vestigingen zijn overigens niet per se fysieke plaatsen waar men naartoe kan gaan. Een geluidsman die start als zzp’er is hierin bijvoorbeeld ook opgenomen.
De dichtheid van de culturele en creatieve industrie steeg sterker dan de horecadichtheid in alle provincies behalve Noord-Holland en Flevoland. De grootste stijging vond plaats in Zeeland (10,2 procent) en Gelderland (8,8 procent). Noord-Holland kende met een stijging van 4,8 procent de kleinste toename. Deze provincie kent met 25 vestigingen in de culturele en creatieve industrie per duizend inwoners echter wel veruit de hoogste absolute dichtheid. Dit is voornamelijk een gevolg van het relatief grote aantal vestigingen in Amsterdam (45 per duizend inwoners). In geen enkele andere gemeente is de dichtheid van deze sector groter.
In de overige dienstverlening (waar onder meer kappers en schoonheidssalons toe behoren) steeg de dichtheid in Nederland met 4,6 procent. Dat is sneller dan in de periode hiervoor (2,8 procent). In Flevoland en Fryslân was deze groei het sterkst (beide 6 procent). In Utrecht (3,5 procent) en Zeeland (3,3 procent) was de toename daarentegen relatief beperkt. Absoluut gezien is het aantal vestigingen per duizend inwoners in deze sector het grootst in Limburg (7,5) en Noord-Brabant (7,3) en het kleinst in Overijssel (6,3).
Provincienaam | Horeca (% verandering) | Culturele en creatieve industrie (% verandering) | Overige dienstverlening (% verandering) |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | 5,4 | 6,8 | 5,2 |
Noord-Holland | 5,3 | 4,8 | 5,7 |
Noord-Brabant | 4,9 | 7,3 | 4,9 |
Gelderland | 4,9 | 8,8 | 4,9 |
Utrecht | 5,4 | 6,1 | 3,5 |
Overijssel | 4,5 | 6,4 | 5,9 |
Limburg | 4,8 | 7,9 | 4,6 |
Fryslân | 5,7 | 7 | 5,9 |
Groningen | 3,9 | 6,8 | 5,9 |
Drenthe | 3,4 | 7,3 | 3,7 |
Flevoland | 9,2 | 5,6 | 6,2 |
Zeeland | 6,6 | 10,1 | 3,3 |
Faillissementen historisch laag
In de eerste drie kwartalen van 2021 werden 1 114 bedrijven en instellingen failliet verklaard. Dit is ongeveer de helft van het aantal uitgesproken faillissementen in dezelfde periode een jaar eerder. Toen was het aantal faillissementen ook lager ten opzichte van een jaar eerder, al was de afname met bijna 7 procent een stuk minder sterk. De eerste twee kwartalen van 2020 steeg het aantal gefailleerde bedrijven en instellingen namelijk nog. Vanaf het derde kwartaal 2020 zette de daling in en sindsdien is het aantal faillissementen historisch laag. Het lage aantal is waarschijnlijk te danken aan de coronasteunmaatregelen die de overheid ter ondersteuning van ondernemers tijdens de coronacrisis heeft ingevoerd. Het aandeel gefailleerde bedrijven met steun is in ieder geval een stuk kleiner is dan zonder steun.
%-mutatie jan-sept | 2021 (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | 2020 (% verandering t.o.v. een jaar eerder) |
---|---|---|
Totaal | -49,8 | -6,8 |
Zeeland | -75,9 | 48,7 |
Fryslân | -56,7 | 21,8 |
Noord-Brabant | -55,6 | -10,2 |
Zuid-Holland | -52 | -10,4 |
Drenthe | -51,9 | -11,5 |
Limburg | -50,6 | -3,6 |
Noord-Holland | -48,8 | 7 |
Gelderland | -47,8 | -3,5 |
Utrecht | -46 | -33,6 |
Overijssel | -40 | -18,2 |
Groningen | -39,7 | 13,7 |
Flevoland | -34,5 | -16,7 |
In alle provincies nam het aantal faillissementen in de eerste drie kwartalen van 2021 af ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder. In Zeeland was de afname met ongeveer 76 procent het sterkst. Dit komt overeen met ongeveer 4 procent van de afname van het totaal aantal uitgesproken faillissementen. In Zuid-Holland en Noord-Holland halveerde het aantal gefailleerde bedrijven en instellingen grofweg. In die twee provincies zijn veel bedrijven actief en ligt het aantal faillissementen relatief hoog. Zij waren samen dan ook goed voor ongeveer 40 procent van de totale afname van het aantal faillissementen. Een jaar eerder nam het aantal faillissementen in Noord-Holland als één van de weinige provincies nog toe.
Corop | Faillissementen |
---|---|
Oost-Groningen | 10 |
Delfzijl en omgeving | 3 |
Overig Groningen | 22 |
Noord-Friesland | 11 |
Zuidwest-Friesland | 6 |
Zuidoost-Friesland | 12 |
Noord-Drenthe | 6 |
Zuidoost-Drenthe | 12 |
Zuidwest-Drenthe | 8 |
Noord-Overijssel | 18 |
Zuidwest-Overijssel | 5 |
Twente | 55 |
Veluwe | 34 |
Achterhoek | 31 |
Arnhem/Nijmegen | 54 |
Zuidwest-Gelderland | 9 |
Utrecht | 81 |
Kop van Noord-Holland | 8 |
Alkmaar en omgeving | 9 |
IJmond | 7 |
Agglomeratie Haarlem | 20 |
Zaanstreek | 9 |
Groot-Amsterdam | 149 |
Het Gooi en Vechtstreek | 26 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | 22 |
Agglomeratie 's-Gravenhage | 52 |
Delft en Westland | 11 |
Oost-Zuid-Holland | 10 |
Groot-Rijnmond | 91 |
Zuidoost-Zuid-Holland | 22 |
Zeeuwsch-Vlaanderen | 5 |
Overig Zeeland | 9 |
West-Noord-Brabant | 51 |
Midden-Noord-Brabant | 23 |
Noordoost-Noord-Brabant | 32 |
Zuidoost-Noord-Brabant | 50 |
Noord-Limburg | 11 |
Midden-Limburg | 27 |
Zuid-Limburg | 41 |
Flevoland | 36 |
Ondernemersvertrouwen veert op na dieptepunt
De Conjunctuurenquête Nederland (COEN) brengt de stemming van ondernemers in beeld op basis van de ontwikkelingen in de afgelopen tijd en de verwachtingen voor de komende maanden.
Het ondernemersvertrouwen is een stemmingsindicator voor het bedrijfsleven die sterk samenhangt met de economische groei. Na het historische dieptepunt in de eerste helft van 2020 door de maatregelen tegen het coronavirus, is het ondernemersvertrouwen in de afgelopen vier kwartalen in alle provincies toegenomen.
Aan het begin van het vierde kwartaal van 2021 was het ondernemersvertrouwen in alle provincies positief. Dit wordt veroorzaakt door het betere economisch klimaat ten opzicht van vorig jaar en de verwachte omzetten. Het ondernemersvertrouwen is het meest toegenomen in de provincie Groningen, met een waarde van 27,7. Hierna is het ondernemersvertrouwen het sterkst toegenomen in de provincies Limburg, Noord-Holland en Utrecht. Ondernemers waren hier positief over hun omzetgroei in de komende drie maanden en de verwachte personeelssterkte. Deze cijfers zijn gemaakt voordat er strengere maatregelen werden aangekondigd door het kabinet.
Provincie | Ondernemersvertrouwen |
---|---|
Groningen | 27,7 |
Frysl�n | 12,8 |
Drenthe | 23,7 |
Overijssel | 20,3 |
Flevoland | 23 |
Gelderland | 20,5 |
Utrecht | 24,1 |
Noord-Holland | 24,9 |
Zuid-Holland | 22,6 |
Zeeland | 21,1 |
Noord-Brabant | 22,6 |
Limburg | 25 |
Verandering t.o.v. een jaar eerder |
Meer ondernemers ervaren personeelstekort
De COEN vraagt ook elk kwartaal welke belemmeringen ondernemers ervaren bij de productie en bij zakelijke activiteiten. Ongeveer 28 procent van de ondernemers ervoer aan het begin van het vierde kwartaal 2021 helemaal geen belemmeringen bij de bedrijfsactiviteiten. De belemmering waarmee ondernemers aan het begin van het vierde kwartaal het meest werden geconfronteerd was personeelstekort, meer dan 30 procent gaf dit aan. Dit ligt ruim boven het gemiddelde voor dezelfde periode in de jaren 2016–2020.
Bedrijfstak | 4e kwartaal 2021 (% bedrijven) | 4e kwartaal 2016-2020 (gem) (% bedrijven) |
---|---|---|
Nederland | 30,4 | 17,2 |
Drenthe | 37,8 | 14,8 |
Noord-Brabant | 35,3 | 18 |
Limburg | 33,7 | 15,9 |
Gelderland | 32,7 | 18,7 |
Overijssel | 32,1 | 17,2 |
Zeeland | 31,3 | 17,8 |
Utrecht | 30 | 20,9 |
Flevoland | 28,9 | 15,9 |
Fryslân | 27,5 | 14,5 |
Groningen | 27,4 | 12,2 |
Zuid-Holland | 26,9 | 16,2 |
Noord-Holland | 26,2 | 16,6 |
In alle provincies lag het percentage ondernemers dat begin oktober met een personeelstekort kampte tussen de 26 en 38 procent. Dit was voor elke provincie ruim boven het vijfjarig gemiddelde. Ook vergeleken met juli 2021 was in elke regio sprake van een toename. In Drenthe was het aantal ondernemers dat personeelstekort begin oktober als belangrijkste belemmering ervaarde relatief gezien het grootst. Met bijna 38 procent lag dit percentage ruim boven het landelijke percentage. De toename ten opzichte van het vijfjarig gemiddelde was in Drenthe eveneens het sterkst. Voor de provincie Utrecht was de toename het kleinst, dit is de provincie met het hoogste vijfjarig gemiddelde. Ook in Noord-Holland was de toename relatief klein. Hier lag het percentage ondernemers dat begin oktober personeelstekorten meldde het laagst.
Ondernemers verwachten meer te investeren in 2022
Ondernemers verwachten in 2022 meer te gaan investeren. Ruim 24 procent van de ondernemers verwacht in 2022 meer te investeren dan in 2021, nog geen 9 procent voorziet een afname. Een jaar eerder voorzagen meer ondernemers nog een investeringsafname ten opzichte van het voorgaande jaar dan een toename. Het percentage ondernemers dat voor komend jaar per saldo een toename verwacht is ook hoog vergeleken met de jaren voorafgaand aan de coronacrisis.
In alle provincies waren er meer ondernemers die een toename dan een afname van de investeringen voorzien in 2022. In Flevoland is dit verschil het grootst. Het percentage ondernemers dat een toename verwachtte lag hier dan ook hoger dan in andere provincies terwijl het percentage dat een afname verwacht lager lag. In Groningen verwacht nog geen 20 procent een toename van de investeringen, tegenover bijna 13 procent die een afname voorziet. Per saldo lag het percentage ondernemers dat in 2022 verwacht meer te investeren hier dan ook het laagst.
Afname investeringen (negatieve waarde) (% ondernemers die toe-of afname verwachten) | Toename investeringen (% ondernemers die toe-of afname verwachten) | |
---|---|---|
Nederland | -8,9 | 24,2 |
Flevoland | -5,6 | 31,2 |
Drenthe | -11,8 | 29,9 |
Limburg | -9,1 | 26,9 |
Noord-Holland | -7,5 | 25,1 |
Zuid-Holland | -8,3 | 24,9 |
Noord-Brabant | -8,5 | 24,5 |
Gelderland | -9,6 | 23,9 |
Zeeland | -10,8 | 23,8 |
Fryslân | -9 | 23,6 |
Utrecht | -8,1 | 21 |
Overijssel | -12,7 | 20,7 |
Groningen | -12,7 | 19,5 |
4. Regionale arbeidsmarkt
In deze paragraaf wordt de arbeidsmarkt van de provincies en de grote steden besproken. Er wordt ingegaan op de werkgelegenheidsontwikkeling, de ontwikkeling van de werkloosheid en de spanning op de arbeidsmarkt. Ook wordt de arbeidsparticipatie per gemeente behandeld.
Werkgelegenheid in arbeidsjaren stijgt licht
Terwijl het bruto binnenlands product daalde met 3,8 procent in coronajaar 2020, steeg de werkgelegenheid nog met 0,6 procent. Dit is een toename van 49 duizend arbeidsjaar. In 2019 groeide de werkgelegenheid met ruim 165 duizend arbeidsjaar, dus ruim drie maal zoveel.
2019* (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | 2020* (% verandering t.o.v. een jaar eerder) | |
---|---|---|
Nederland | 2,2 | 0,6 |
Groningen | 1,5 | 0,5 |
Fryslân | 2,8 | 0,6 |
Drenthe | 1,9 | 0,4 |
Overijssel | 2,1 | 0,5 |
Flevoland | 2,4 | 1,1 |
Gelderland | 2,1 | 0,8 |
Utrecht | 4,0 | 1,1 |
Noord-Holland | 2,8 | 0,6 |
Zuid-Holland | 1,1 | 0,8 |
Zeeland | 1,8 | 0,6 |
Noord-Brabant | 2,3 | 0,5 |
Limburg | 1,6 | -0,1 |
* voorlopige cijfers |
De werkgelegenheid groeide in bijna alle provincies met 0,5 procent of meer ten opzichte van 2019. Utrecht en Flevoland hadden met 1,1 procent de grootste relatieve toename. Een uitzondering vormde Limburg met een krimp van 0,1 procent. Daar ging 500 arbeidsjaar verloren.
Behalve in arbeidsjaren kan de werkgelegenheid ook worden weergegeven in het aantal werkzame personen. In totaal waren in 2020 ruim 9,5 miljoen mensen werkzaam in Nederland. Maar dat zijn er ruim 47 duizend minder dan een jaar eerder. De grootste daling in absolute aantallen was in de provincies Noord-Brabant en Noord-Holland met 12,1-duizend en 10 duizend. Deze twee provincies nemen bijna de helft van daling voor hun rekening. Relatief gezien daalde het aantal werkzame personen het sterkst in Limburg en Noord-Brabant en in Utrecht was de krimp nihil.
Uit de regionale tijdreeksen vanaf 1995 blijkt dat de ontwikkeling van de werkgelegenheid sterk verschilde per provincie. Deze verschillen zijn te herleiden door verschillen in de economische structuur tussen de provincies. Zo is de provincie Groningen veelal agrarisch en steeg de werkgelegenheid in die periode met slechts 15 procent. De kleinste provincie, Flevoland, met de aanwezigheid van veel leasebedrijven, kende een werkgelegenheidsgroei van 69 procent. De provincie Utrecht kende mede door de financiële instellingen een groei van 43 procent. Landelijk groeide de werkgelegenheid in de periode 1995-2020 in Nederland met 31 procent.
1995 | 2000 | 2005 | 2010 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019* | 2020* | Krimp 2020 t.o.v. 2019 (absoluut) | Krimp 2020 t.o.v. 2019 (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nederland | 7 271,0 | 8 202,0 | 8 340,0 | 8 777,0 | 8 807,6 | 8 943,2 | 9 156,9 | 9 407,6 | 9 591,5 | 9 544,1 | -47,4 | -0,5 |
Groningen | 260,3 | 270,9 | 269,0 | 278,6 | 277,1 | 284,4 | 291,8 | 295,2 | 300,4 | 299,0 | -1,4 | -0,5 |
Fryslân | 251,9 | 279,6 | 284,6 | 305,6 | 297,5 | 303,1 | 307,5 | 311,3 | 317,2 | 316,5 | -0,7 | -0,2 |
Drenthe | 196,5 | 211,2 | 220,1 | 229,8 | 226,1 | 223,9 | 229,0 | 232,5 | 236,7 | 235,4 | -1,3 | -0,5 |
Overijssel | 491,0 | 532,7 | 536,9 | 592,6 | 584,5 | 596,2 | 614,0 | 628,0 | 640,1 | 636,5 | -3,6 | -0,6 |
Flevoland | 109,7 | 136,9 | 153,2 | 174,1 | 169,9 | 170,8 | 175,9 | 182,5 | 186,2 | 185,2 | -1,0 | -0,5 |
Gelderland | 825,9 | 918,7 | 952,1 | 1 027,8 | 1 017,2 | 1 033,0 | 1 055,4 | 1 077,7 | 1 099,3 | 1 096,1 | -3,2 | -0,3 |
Utrecht | 577,4 | 674,6 | 690,9 | 727,1 | 730,5 | 739,9 | 767,7 | 792,6 | 824,9 | 824,8 | -0,1 | 0,0 |
Noord-Holland | 1 301,0 | 1 507,6 | 1 506,4 | 1 523,4 | 1 608,5 | 1 632,1 | 1 662,5 | 1 726,9 | 1 760,8 | 1 750,8 | -10,0 | -0,6 |
Zuid-Holland | 1 552,3 | 1 747,2 | 1 779,2 | 1 829,7 | 1 803,9 | 1 841,4 | 1 880,5 | 1 940,7 | 1 963,4 | 1 956,0 | -7,4 | -0,4 |
Zeeland | 155,2 | 162,4 | 169,4 | 180,7 | 179,2 | 180,9 | 182,7 | 185,7 | 189,4 | 188,7 | -0,7 | -0,4 |
Noord-Brabant | 1 056,3 | 1 219,1 | 1 245,0 | 1 344,7 | 1 355,3 | 1 376,3 | 1 412,6 | 1 442,9 | 1 471,1 | 1 459,0 | -12,1 | -0,8 |
Limburg | 490,4 | 538,2 | 530,0 | 559,7 | 554,7 | 559,7 | 574,3 | 588,9 | 599,6 | 593,4 | -6,2 | -1,0 |
Bron: CBS |
zelfstandigen (% ) | werknemers (% ) | |
---|---|---|
Nederland | 17,1 | 82,9 |
Fryslân | 21,7 | 78,3 |
Zeeland | 21,0 | 79,0 |
Flevoland | 20,3 | 79,8 |
Drenthe | 19,8 | 80,2 |
Gelderland | 18,0 | 82,0 |
Groningen | 17,3 | 82,7 |
Noord-Holland | 17,2 | 82,8 |
Zuid-Holland | 16,5 | 83,5 |
Limburg | 16,4 | 83,6 |
Noord-Brabant | 16,3 | 83,7 |
Overijssel | 16,1 | 83,8 |
Utrecht | 15,5 | 84,5 |
* voorlopige cijfers |
Meer zelfstandigen
Bijna 83 procent van de werkzame personen in Nederland werkte in 2020 in loondienst. De overige zijn zelfstandigen. Met ruim 21 procent zijn er Fryslân en Zeeland relatief veel zelfstandigen. In Utrecht werken relatief veel mensen in loondienst. De groei van het aantal zelfstandigen was in 2020 met 2,7 procent een stuk groter dan van het totaal aantal werkzame personen dat met 0,5 procent daalde. In Zuid-Holland was de groei van het aantal zelfstandigen het grootst met 8,6 duizend, relatief was de groei in Noord-Holland het grootst met 2,9 procent. Drenthe had de kleinste relatieve groei van 2,4 procent. Er is al jaren een trend te zien dat de verhouding tussen het aantal werknemers en zelfstandigen verandert.
(Groei 2020* t.o.v. 1995 (%)) | (Groei 2020* t.o.v. 1995 (%))_2 | |
---|---|---|
Nederland | 31,3 | |
Groningen | 14,9 | |
Fryslân | 25,6 | |
Drenthe | 19,8 | |
Overijssel | 29,6 | |
Flevoland | 68,8 | |
Gelderland | 32,7 | |
Utrecht | 42,8 | |
Noord-Holland | 34,6 | |
Zuid-Holland | 26,0 | |
Zeeland | 21,6 | |
Noord-Brabant | 38,1 | |
Limburg | 21,0 | |
* voorlopige cijfers |
De stijging van het aantal zelfstandigen is ook goed te zien over een langere termijn. In de periode 1995-2020 is het aantal zelfstandigen met bijna 24 procent toegenomen. Utrecht kent relatief de grootste stijging met bijna 59 procent en Overijssel de kleinste met slechts 4,3 procent. Ook hier zien we de effecten van de economische structuren in de verschillende provincies.
1995 | 2000 | 2005 | 2010 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019* | 2020* | Krimp 2020 t.o.v. 2019 (absoluut) | Krimp 2020 t.o.v. 2019 (%) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nederland | 1 318 | 1 261 | 1 281 | 1 379 | 1 492,2 | 1 517,9 | 1 541,7 | 1 573,1 | 1 588,2 | 1 630,8 | 42,6 | 2,7 |
Groningen | 57,9 | 48,2 | 45,8 | 46,7 | 49,4 | 50 | 50,1 | 49,9 | 50,3 | 51,7 | 1,4 | 2,8 |
Fryslân | 64,6 | 62,8 | 59,9 | 61,2 | 65,1 | 65,7 | 66,1 | 66,5 | 67 | 68,7 | 1,7 | 2,5 |
Drenthe | 42,6 | 38,3 | 39,8 | 42,8 | 43,8 | 44,3 | 45 | 45,2 | 45,6 | 46,7 | 1,1 | 2,4 |
Overijssel | 98,5 | 89,1 | 85,8 | 93,5 | 98,3 | 98,9 | 100,3 | 99,5 | 100,2 | 102,7 | 2,5 | 2,5 |
Flevoland | 25,5 | 26,6 | 29 | 31,2 | 34,2 | 34,9 | 35,7 | 36,4 | 36,6 | 37,6 | 1,0 | 2,7 |
Gelderland | 153,8 | 144,3 | 153,1 | 169 | 181,5 | 185 | 187,9 | 190,9 | 192,6 | 197,7 | 5,1 | 2,6 |
Utrecht | 80,4 | 81,3 | 91,3 | 99,5 | 111,4 | 114,4 | 116,2 | 119,2 | 124,1 | 127,6 | 3,5 | 2,8 |
Noord-Holland | 231,2 | 229,3 | 228 | 237 | 267,1 | 273,4 | 278,4 | 289,5 | 292,8 | 301,2 | 8,4 | 2,9 |
Zuid-Holland | 247,5 | 239,3 | 242,3 | 261 | 286,5 | 293,2 | 300,6 | 313,9 | 313,6 | 322,2 | 8,6 | 2,7 |
Zeeland | 34,3 | 32,3 | 32,8 | 36 | 37,9 | 38,3 | 38,8 | 38,5 | 38,7 | 39,7 | 1,0 | 2,6 |
Noord-Brabant | 188,5 | 183,8 | 191,5 | 210,7 | 223,8 | 226,6 | 228,9 | 229,6 | 231,7 | 237,8 | 6,1 | 2,6 |
Limburg | 93,1 | 85,8 | 81,6 | 90,4 | 93,3 | 93,3 | 93,8 | 94,2 | 95 | 97,4 | 2,4 | 2,5 |
Bron: CBS |
2020 (Groei 2020* t.o.v. 1995 (%)) | |
---|---|
Nederland | 23,7 |
Groningen | -10,7 |
Fryslân | 6,3 |
Drenthe | 9,6 |
Overijssel | 4,3 |
Flevoland | 47,5 |
Gelderland | 28,5 |
Utrecht | 58,7 |
Noord-Holland | 30,3 |
Zuid-Holland | 30,2 |
Zeeland | 15,7 |
Noord-Brabant | 26,2 |
Limburg | 4,6 |
* voorlopige cijfers |
Werkloosheid in 2020 hoger in alle provincies
De werkloosheid steeg in 2020 in alle Nederlandse provincies, het sterkst in Drenthe, Noord-Holland en Limburg. In Groningen steeg het werkloosheidspercentage het minst hard, maar was met 4,5 wel nog steeds het hoogst in Nederland. Ook in drie van de vier grootste gemeenten steeg het werkloosheidspercentage. De werkloosheid nam het sterkst toe in de gemeente Amsterdam, van 4,2 procent in 2019 naar 5,3 procent in 2020. In Rotterdam bleef de werkloosheid vrijwel gelijk, maar was daar wel nog steeds het hoogst (5,8 procent in 2020).
De regionale verschillen in werkloosheid in Nederland hangen in belangrijke mate samen met de demografische samenstelling en het onderwijsniveau van de bevolking. De hoge werkloosheid in Rotterdam hangt bijvoorbeeld samen met het relatief lage aandeel hoogopgeleiden in deze gemeente (CBS, augustus 2015).
De werkloosheid in Nederland en de afzonderlijke provincies was lager dan in de Europese Unie gemiddeld (7,1 procent). De werkloosheid was wel hoger dan bijvoorbeeld in Tsjechië (2,6 procent) en Polen (3,2 procent), de landen met de laagste werkloosheid binnen de EU. Nederland deelde met een werkloosheid van 3,8 procent plaats 3 op de ranglijst van laagste werkloosheid in de EU met buurland Duitsland.
De provincie Groningen (met de hoogste werkloosheid in Nederland) zou op de ranglijst van EU-lidstaten plek zeven innemen, voor bijvoorbeeld Roemenië en Slovenië. Met een werkloosheid van 3,0 procent zou Zeeland op plek twee vertoeven.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Europese Unie (27 landen) | 11,4 | 10,9 | 10,1 | 9,1 | 8,2 | 7,3 | 6,7 | 7,1 |
Nederland | 7,3 | 7,4 | 6,9 | 6,0 | 4,9 | 3,8 | 3,4 | 3,8 |
Groningen | 8,1 | 8,5 | 8,5 | 7,4 | 6,2 | 5,1 | 4,4 | 4,5 |
Fryslân | 7,9 | 8,0 | 7,3 | 6,3 | 5,2 | 4,2 | 3,4 | 3,8 |
Drenthe | 7,2 | 7,3 | 7,0 | 6,1 | 4,9 | 3,9 | 2,9 | 3,7 |
Overijssel | 7,2 | 7,1 | 6,7 | 6,3 | 4,9 | 3,8 | 3,2 | 3,6 |
Flevoland | 8,9 | 9,3 | 7,7 | 7,2 | 5,6 | 4,2 | 3,6 | 4,1 |
Gelderland | 6,7 | 7,0 | 6,4 | 5,7 | 4,5 | 3,6 | 3,0 | 3,5 |
Utrecht | 6,5 | 6,5 | 6,4 | 5,2 | 4,2 | 3,5 | 3,0 | 3,4 |
Noord-Holland | 7,3 | 7,2 | 6,5 | 5,7 | 4,8 | 3,9 | 3,4 | 4,1 |
Zuid-Holland | 8,0 | 8,3 | 7,8 | 6,9 | 5,5 | 4,2 | 3,9 | 4,2 |
Zeeland | 5,7 | 5,5 | 5,5 | 4,4 | 3,6 | 3,0 | 2,8 | 3,0 |
Noord-Brabant | 6,7 | 7,1 | 6,5 | 5,5 | 4,4 | 3,4 | 3,2 | 3,5 |
Limburg | 7,1 | 7,3 | 6,6 | 5,5 | 4,7 | 3,6 | 3,2 | 3,8 |
Amsterdam | 8,9 | 8,5 | 7,7 | 6,7 | 5,7 | 4,8 | 4,2 | 5,3 |
Den Haag | 9,9 | 10,9 | 10,1 | 8,8 | 7,2 | 5,2 | 5,1 | 5,4 |
Rotterdam | 12,3 | 12,6 | 12,0 | 11,2 | 8,1 | 6,2 | 5,9 | 5,8 |
Utrecht | 7,2 | 7,6 | 7,3 | 6,0 | 4,6 | 4,0 | 3,5 | 4,0 |
Bron: CBS, Eurostat |
In 2020 nam de spanning op de arbeidsmarkt (het aantal openstaande vacatures per honderd werklozen) in alle twaalf provincies af. Net als in 2019 was de spanning in 2020 met gemiddeld 74 het hoogst in de provincie Utrecht. De spanning was het laagst in de provincie Groningen met gemiddeld 40 openstaande vacatures per honderd werklozen.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Nederland | 15 | 16 | 21 | 29 | 46 | 71 | 89 | 57 |
Groningen | 10 | 14 | 14 | 19 | 30 | 45 | 54 | 40 |
Fryslân | 9 | 13 | 14 | 19 | 32 | 51 | 66 | 43 |
Drenthe | 12 | 17 | 17 | 22 | 35 | 58 | 85 | 47 |
Overijssel | 13 | 17 | 20 | 26 | 43 | 69 | 90 | 58 |
Flevoland | 10 | 14 | 16 | 19 | 33 | 54 | 69 | 43 |
Gelderland | 14 | 16 | 21 | 28 | 45 | 69 | 93 | 57 |
Utrecht | 21 | 23 | 29 | 41 | 64 | 93 | 118 | 74 |
Noord-Holland | 17 | 18 | 27 | 37 | 56 | 80 | 103 | 63 |
Zuid-Holland | 14 | 14 | 19 | 25 | 40 | 63 | 77 | 51 |
Zeeland | 16 | 27 | 22 | 33 | 57 | 91 | 105 | 68 |
Noord-Brabant | 16 | 16 | 22 | 32 | 51 | 81 | 97 | 62 |
Limburg | 14 | 16 | 20 | 30 | 45 | 71 | 90 | 56 |
Bron: CBS |
Hoogste arbeidsdeelname in provincie Utrecht
In 2020 hadden bijna zeven op de tien Nederlanders van 15 tot 75 jaar betaald werk. De zogenoemde nettoarbeidsparticipatie3) was het hoogst in de provincie Utrecht (71,3 procent) en het laagst in Groningen (64,9 procent). Op Flevoland, Gelderland en Zeeland na daalde de arbeidsparticipatie in 2020 in alle provincies.
In coronajaar 2020 was de arbeidsparticipatie in bijna twee derde van de driehonderdvijfenvijftig Nederlandse gemeenten lager dan in 2019. De arbeidsparticipatie was in 2020 het laagst in gemeenten in het uiterste zuiden en noordoosten van Nederland. Dit zijn gemeenten met relatief veel ouderen die gemiddeld minder vaak betaald werk hebben. Zeven gemeenten hadden een arbeidsdeelname lager dan 62,0 procent. Het betrof Vaals, Kerkrade, Maastricht, Westerwolde, Heerlen, Landgraaf en Delfzijl. De hoogste arbeidsparticipatie kenden de gemeenten Renswoude, Lansingerland en Urk (74,2, 75,3 en 76,6 procent).
Gemeentenaam | Nettoarbeidsparticipatie (%) |
---|---|
Aa en Hunze | 65,8 |
Aalsmeer | 73,4 |
Aalten | 70,1 |
Achtkarspelen | 67,7 |
Alblasserdam | 70,6 |
Albrandswaard | 71,5 |
Alkmaar | 68,6 |
Almelo | 64,1 |
Almere | 69,5 |
Alphen aan den Rijn | 70,4 |
Alphen-Chaam | 70,1 |
Altena | 71,7 |
Ameland | 69,6 |
Amersfoort | 72,6 |
Amstelveen | 69,2 |
Amsterdam | 68,4 |
Apeldoorn | 68,5 |
Appingedam | 63,6 |
Arnhem | 67,7 |
Assen | 67,7 |
Asten | 70,3 |
Baarle-Nassau | 65,5 |
Baarn | 67,4 |
Barendrecht | 71,1 |
Barneveld | 72,9 |
Beek (L.) | 66,8 |
Beekdaelen | 65,7 |
Beemster | 69,8 |
Beesel | 68,1 |
Berg en Dal | 66,7 |
Bergeijk | 70,5 |
Bergen (L.) | 68,1 |
Bergen (NH.) | 64,0 |
Bergen op Zoom | 66,2 |
Berkelland | 69,3 |
Bernheze | 71,0 |
Best | 71,6 |
Beuningen | 70,8 |
Beverwijk | 69,7 |
De Bilt | 68,1 |
Bladel | 72,2 |
Blaricum | 67,1 |
Bloemendaal | 67,7 |
Bodegraven-Reeuwijk | 71,6 |
Boekel | 73,0 |
Borger-Odoorn | 65,8 |
Borne | 70,1 |
Borsele | 71,4 |
Boxmeer | 70,7 |
Boxtel | 69,7 |
Breda | 69,2 |
Brielle | 70,6 |
Bronckhorst | 69,1 |
Brummen | 68,2 |
Brunssum | 62,8 |
Bunnik | 71,8 |
Bunschoten | 73,4 |
Buren | 71,3 |
Capelle aan den IJssel | 65,7 |
Castricum | 70,2 |
Coevorden | 65,2 |
Cranendonck | 67,0 |
Cuijk | 70,1 |
Culemborg | 70,1 |
Dalfsen | 71,6 |
Dantumadiel | 66,7 |
Delft | 64,3 |
Delfzijl | 61,7 |
Deurne | 70,1 |
Deventer | 68,4 |
Diemen | 68,7 |
Dinkelland | 71,1 |
Doesburg | 62,1 |
Doetinchem | 67,7 |
Dongen | 71,4 |
Dordrecht | 65,7 |
Drechterland | 70,2 |
Drimmelen | 70,8 |
Dronten | 71,1 |
Druten | 71,0 |
Duiven | 70,7 |
Echt-Susteren | 65,3 |
Edam-Volendam | 70,1 |
Ede | 70,2 |
Eemnes | 70,3 |
Eersel | 71,3 |
Eijsden-Margraten | 67,8 |
Eindhoven | 69,0 |
Elburg | 70,6 |
Emmen | 62,4 |
Enkhuizen | 68,5 |
Enschede | 63,1 |
Epe | 66,6 |
Ermelo | 70,0 |
Etten-Leur | 69,3 |
De Fryske Marren | 70,1 |
Geertruidenberg | 71,4 |
Geldrop-Mierlo | 69,2 |
Gemert-Bakel | 70,6 |
Gennep | 68,0 |
Gilze en Rijen | 70,8 |
Goeree-Overflakkee | 69,9 |
Goes | 69,3 |
Goirle | 68,6 |
Gooise Meren | 68,6 |
Gorinchem | 69,4 |
Gouda | 68,7 |
Grave | 69,7 |
's-Gravenhage (gemeente) | 64,0 |
Groningen (gemeente) | 65,4 |
Gulpen-Wittem | 65,0 |
Haaksbergen | 68,9 |
Haaren | 71,7 |
Haarlem | 70,1 |
Haarlemmermeer | 71,2 |
Halderberge | 68,3 |
Hardenberg | 69,5 |
Harderwijk | 70,0 |
Hardinxveld-Giessendam | 72,1 |
Harlingen | 64,6 |
Hattem | 70,9 |
Heemskerk | 68,7 |
Heemstede | 68,5 |
Heerde | 69,4 |
Heerenveen | 68,8 |
Heerhugowaard | 70,4 |
Heerlen | 60,7 |
Heeze-Leende | 69,3 |
Heiloo | 68,5 |
Den Helder | 64,8 |
Hellendoorn | 70,6 |
Hellevoetsluis | 67,2 |
Helmond | 67,9 |
Hendrik-Ido-Ambacht | 73,3 |
Hengelo (O.) | 66,4 |
's-Hertogenbosch | 71,2 |
Heumen | 69,5 |
Heusden | 71,1 |
Hillegom | 71,3 |
Hilvarenbeek | 71,8 |
Hilversum | 68,9 |
Hoeksche Waard | 69,4 |
Hof van Twente | 69,8 |
Het Hogeland | 65,8 |
Hollands Kroon | 70,2 |
Hoogeveen | 67,7 |
Hoorn | 68,2 |
Horst aan de Maas | 72,7 |
Houten | 73,9 |
Huizen | 66,3 |
Hulst | 63,8 |
IJsselstein | 70,7 |
Kaag en Braassem | 72,7 |
Kampen | 71,6 |
Kapelle | 71,6 |
Katwijk | 71,9 |
Kerkrade | 58,6 |
Koggenland | 72,2 |
Krimpen aan den IJssel | 68,5 |
Krimpenerwaard | 68,9 |
Laarbeek | 70,3 |
Landerd | 71,3 |
Landgraaf | 61,5 |
Landsmeer | 68,4 |
Langedijk | 70,1 |
Lansingerland | 75,3 |
Laren (NH.) | 65,4 |
Leeuwarden | 65,8 |
Leiden | 68,1 |
Leiderdorp | 69,0 |
Leidschendam-Voorburg | 67,3 |
Lelystad | 65,6 |
Leudal | 69,0 |
Leusden | 70,6 |
Lingewaard | 70,3 |
Lisse | 71,5 |
Lochem | 66,9 |
Loon op Zand | 70,9 |
Lopik | 71,8 |
Loppersum | 66,1 |
Losser | 66,7 |
Maasdriel | 70,8 |
Maasgouw | 65,7 |
Maassluis | 66,9 |
Maastricht | 60,1 |
Medemblik | 68,4 |
Meerssen | 65,8 |
Meierijstad | 71,8 |
Meppel | 69,9 |
Middelburg (Z.) | 67,9 |
Midden-Delfland | 73,0 |
Midden-Drenthe | 69,0 |
Midden-Groningen | 63,9 |
Mill en Sint Hubert | 70,6 |
Moerdijk | 70,0 |
Molenlanden | 71,7 |
Montferland | 67,0 |
Montfoort | 72,8 |
Mook en Middelaar | 67,8 |
Neder-Betuwe | 71,7 |
Nederweert | 70,8 |
Nieuwegein | 68,0 |
Nieuwkoop | 71,8 |
Nijkerk | 71,7 |
Nijmegen | 68,2 |
Nissewaard | 67,1 |
Noardeast-Frysl�n | 68,3 |
Noord-Beveland | 66,1 |
Noordenveld | 67,0 |
Noordoostpolder | 71,4 |
Noordwijk | 69,8 |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten | 68,4 |
Nunspeet | 71,7 |
Oegstgeest | 70,7 |
Oirschot | 70,6 |
Oisterwijk | 69,1 |
Oldambt | 62,3 |
Oldebroek | 70,5 |
Oldenzaal | 69,5 |
Olst-Wijhe | 69,8 |
Ommen | 68,6 |
Oost Gelre | 71,3 |
Oosterhout | 68,8 |
Ooststellingwerf | 67,7 |
Oostzaan | 71,2 |
Opmeer | 71,5 |
Opsterland | 67,9 |
Oss | 70,7 |
Oude IJsselstreek | 67,0 |
Ouder-Amstel | 69,6 |
Oudewater | 71,6 |
Overbetuwe | 71,8 |
Papendrecht | 69,5 |
Peel en Maas | 72,4 |
Pekela | 63,6 |
Pijnacker-Nootdorp | 73,9 |
Purmerend | 67,8 |
Putten | 71,2 |
Raalte | 72,3 |
Reimerswaal | 71,2 |
Renkum | 65,7 |
Renswoude | 74,2 |
Reusel-De Mierden | 70,4 |
Rheden | 65,2 |
Rhenen | 69,6 |
Ridderkerk | 68,3 |
Rijssen-Holten | 72,0 |
Rijswijk (ZH.) | 66,4 |
Roerdalen | 64,7 |
Roermond | 66,3 |
De Ronde Venen | 72,0 |
Roosendaal | 65,8 |
Rotterdam | 63,3 |
Rozendaal | 70,5 |
Rucphen | 66,8 |
Schagen | 69,2 |
Scherpenzeel | 72,3 |
Schiedam | 68,2 |
Schiermonnikoog | 65,7 |
Schouwen-Duiveland | 68,1 |
Simpelveld | 64,7 |
Sint Anthonis | 71,8 |
Sint-Michielsgestel | 72,0 |
Sittard-Geleen | 63,9 |
Sliedrecht | 69,2 |
Sluis | 64,1 |
Smallingerland | 66,7 |
Soest | 68,3 |
Someren | 72,0 |
Son en Breugel | 71,6 |
Stadskanaal | 63,5 |
Staphorst | 73,2 |
Stede Broec | 68,1 |
Steenbergen | 69,9 |
Steenwijkerland | 69,1 |
Stein (L.) | 64,7 |
Stichtse Vecht | 70,3 |
S�dwest-Frysl�n | 67,4 |
Terneuzen | 65,2 |
Terschelling | 69,3 |
Texel | 66,4 |
Teylingen | 72,9 |
Tholen | 69,3 |
Tiel | 67,5 |
Tilburg | 69,8 |
Tubbergen | 72,7 |
Twenterand | 67,9 |
Tynaarlo | 68,5 |
Tytsjerksteradiel | 68,5 |
Uden | 69,8 |
Uitgeest | 73,9 |
Uithoorn | 71,7 |
Urk | 76,6 |
Utrecht (gemeente) | 73,2 |
Utrechtse Heuvelrug | 69,2 |
Vaals | 54,0 |
Valkenburg aan de Geul | 65,3 |
Valkenswaard | 68,2 |
Veendam | 64,0 |
Veenendaal | 70,3 |
Veere | 68,1 |
Veldhoven | 71,5 |
Velsen | 69,4 |
Venlo | 65,9 |
Venray | 70,1 |
Vijfheerenlanden | 70,5 |
Vlaardingen | 66,6 |
Vlieland | 71,4 |
Vlissingen | 65,6 |
Voerendaal | 67,8 |
Voorschoten | 69,4 |
Voorst | 70,1 |
Vught | 71,3 |
Waadhoeke | 67,6 |
Waalre | 69,8 |
Waalwijk | 69,0 |
Waddinxveen | 71,6 |
Wageningen | 67,2 |
Wassenaar | 65,0 |
Waterland | 67,6 |
Weert | 68,3 |
Weesp | 69,5 |
West Betuwe | 71,8 |
West Maas en Waal | 69,8 |
Westerkwartier | 69,6 |
Westerveld | 65,5 |
Westervoort | 68,3 |
Westerwolde | 60,6 |
Westland | 73,6 |
Weststellingwerf | 68,0 |
Westvoorne | 68,3 |
Wierden | 72,0 |
Wijchen | 69,1 |
Wijdemeren | 68,8 |
Wijk bij Duurstede | 69,9 |
Winterswijk | 67,6 |
Woensdrecht | 66,1 |
Woerden | 71,3 |
De Wolden | 69,8 |
Wormerland | 69,3 |
Woudenberg | 73,1 |
Zaanstad | 67,1 |
Zaltbommel | 71,9 |
Zandvoort | 64,9 |
Zeewolde | 73,9 |
Zeist | 67,8 |
Zevenaar | 66,8 |
Zoetermeer | 66,9 |
Zoeterwoude | 73,3 |
Zuidplas | 73,0 |
Zundert | 69,9 |
Zutphen | 66,0 |
Zwartewaterland | 72,5 |
Zwijndrecht | 67,1 |
Zwolle | 71,1 |
5. Conclusies
Het jaar 2020 is een jaar om niet snel te vergeten, zowel historisch als economisch. De grootste dip van de economie sinds de Tweede Wereldoorlog door de Covid-19 pandemie had zeker ook regionale effecten. De sectoren die het hardst getroffen werden door de maatregelen tegen het coronavirus – horeca, cultuur en de luchtvaart – zijn sterker aanwezig in sommige steden en gebieden dan in andere.
Voor de economie was de impact van de coronacrisis het grootst in Noord-Holland die een krimp van 7 procent zag in 2020. In deze provincie werd de luchtvaart op Schiphol zwaar getroffen. In 2021 zien we – op basis van voorlopige ramingen voor de eerste drie kwartalen – juist de grootste economische groei in regio Haarlemmermeer, waar Schiphol onder valt. Omdat de krimp daar het grootst was in 2020, is de groei in de eerste drie kwartalen van 2021 ook het grootst: in het derde kwartaal was de groei 17 procent. De provincie Groningen kende ook een sterke teruggang in 2020 (-6,8 procent), door de coronamaatregelen maar ook door de sterk verminderde gaswinning.
De omvang van de economie is in het derde kwartaal 2021 in bijna alle regio’s groter dan twee jaar geleden, voor corona. Ten opzichte van het derde kwartaal van 2019 was in 49 regio’s de economie groter en in één regio vergelijkbaar. Alleen in Haarlemmermeer en Overig Groningen was de economie kleiner. De totale Nederlandse economie was 2,3 procent groter dan twee jaar geleden. Van de vier grote steden was Amsterdam de grootste daler met een krimp van 8,5 procent. De hoofdstad werd hard geraakt: toerisme en horeca hadden last van de lockdown en de afwezigheid van buitenlandse toeristen. Ook de slechte resultaten van de financiële dienstverlening droegen bij aan de grote krimp. Den Haag kromp het minst (2 procent); de overheid vertegenwoordigt een groot deel van de economie van Den Haag, en dit sector leed minder onder de maatregelen.
Ondanks de coronapandemie steeg het aantal bedrijfsvestigingen in Nederland tussen 1 april 2020 en 1 juli 2021 met ongeveer 6,5 procent. Flevoland kende met 8,2 procent de sterkste groei van het aantal vestigingen, gevolgd door Zuid-Holland (7,8 procent).
Ter ondersteuning van bedrijven en ondernemers tijdens de coronacrisis heeft de overheid verschillende steunmaatregelen in het leven geroepen. Vestigingen van bedrijven die geen steunmaatregelen gebruikten, blijken aanzienlijk vaker te zijn opgeheven. Verder valt op dat de verschillen tussen de provincies groter zijn voor percentages opgeheven bedrijven zonder steun dan voor de bedrijven met steun die werden opgeheven.
Tussen 1 april 2020 en 1 oktober 2021 daalde de winkeldichtheid in ruim de helft van de Nederlandse gemeenten. Van de top 25 gemeenten qua aantal inwoners was de winkeldichtheid op 1 oktober 2021 het grootst in Maastricht (7 winkels per duizend inwoners) en Amsterdam (6 winkels per duizend inwoners). Op plaats 25 staat Almere, dat een winkeldichtheid heeft die slechts de helft zo groot is als die van Amsterdam.
In alle provincies steeg de dichtheid van het aantal vestigingen in de horeca, culturele en creatieve industrie en de overige dienstverlening tussen april 2020 en juli 2021. De belangrijkste reden voor deze stijging is dat er in die periode in deze drie sectoren ondanks de coronacrisis meer vestigingen werden opgericht dan opgeheven.
De coronasteunmaatregelen die de overheid voor ondernemers invoerde lijken een effect te hebben gehad op het aantal faillissementen. In de eerste drie kwartalen van 2021 was het aantal faillissementen ongeveer de helft van dezelfde periode een jaar eerder. Toen nam het aantal faillissementen ook al af ten opzichte van een jaar eerder, al was de afname een stuk minder sterk. De daling in de eerste drie kwartalen van 2021 was zichtbaar in alle provincies. In Zeeland was de afname met ongeveer 76 procent het sterkst. In Zuid-Holland en Noord-Holland halveerde het aantal gefailleerde bedrijven en instellingen grofweg.
Het ondernemersvertrouwen was in alle provincies positief in het vierde kwartaal van 2021. Dit wordt veroorzaakt door het betere economisch klimaat ten opzicht van vorig jaar. Het ondernemersvertrouwen is het hoogst in de provincie Utrecht met een waarde van 20, met vlak daarachter Noord-Holland met een waarde van 19,8.
Gevraagd naar welke belemmeringen ondernemers ervaren bij de productie en bij zakelijke activiteiten, geeft ruim een kwart aan bij het begin van het vierde kwartaal 2021 helemaal geen belemmeringen te ondervinden. De meest genoemde belemmering aan het begin van het vierde kwartaal was personeelstekort. In alle provincies lag het percentage ondernemers dat begin oktober met een personeelstekort kampte tussen de 26 en 38 procent. Dit was voor elke provincie ruim boven het vijfjarig gemiddelde.
Ondernemers verwachten in 2022 meer te gaan investeren. Ruim 24 procent van de ondernemers verwacht in 2022 meer te investeren dan in 2021, nog geen 9 procent voorziet een afname. Een jaar eerder voorzagen meer ondernemers nog een investeringsafname, dan een toename van de investeringen. In alle provincies waren er meer ondernemers die een toename dan een afname van de investeringen voorzien in 2022. In Flevoland is dit verschil het grootst. Het percentage ondernemers dat een toename verwachtte ligt hier dan ook hoger dan in andere provincies terwijl het percentage dat een afname verwacht lager ligt.
De werkgelegenheid groeide in bijna alle provincies met 0,5 procent of meer in 2020 ten opzichte van 2019. Limburg vormt een uitzondering: daar kromp de werkgelegenheid met 0,1 procent. Utrecht en Flevoland kenden met 1,1 procent de grootste toename.
Bijna 83 procent van de werkenden in Nederland werkte in 2020 in loondienst. De overige zijn zelfstandigen. Het aantal zelfstandigen groeide in 2020 met 2,7 procent terwijl het totaal aantal werkzame personen met 0,5 procent daalde. In Zuid-Holland was de groei van het aantal zelfstandigen absoluut gezien het hoogst met 8,6 duizend, relatief was de stijging het grootst in Noord-Holland met 2,9 procent.
De werkloosheid steeg in 2020 in alle Nederlandse provincies. In Groningen was de werkloosheid het hoogst, 4,5 procent, maar het percentage was ook bovengemiddeld hoog in Zuid-Holland, Flevoland en Noord-Holland. Zeeland heeft sinds 2009 steeds het laagste werkloosheidspercentage. Drie van de vier grote steden zagen ook een stijgende werkloosheid in 2020. Ondanks de daling in Rotterdam, was de werkloosheid daar - net als in voorgaande jaren - het hoogst. De werkloosheid was het laagst in Utrecht. De sterkste toename in werkloosheid was in Amsterdam.