2. Bestaande methode voor het stroometiket
Om de CO2-emissie voor per eenheid geleverde elektriciteit vast te stellen gebruiken leveranciers informatie over gebruikte energiedragers voor de opgewekte stroom (de zogenaamde productiemix), bestaande uit o.a. aardgas en steenkool. Per energiebron wordt vervolgens een standaardfactor gebruikt voor de emissie van CO2 per eenheid opgewerkte elektriciteit. Voor elektriciteit uit aardgas en steenkool adviseert de ACM momenteel factoren te gebruiken die door de Association of Issuing Bodies zijn vastgesteld (AIB, een Europees samenwerkingsverband van organisaties vergelijkbaar met het Nederlandse CertiQ). Deze factoren zijn beschreven in Raadal (2015), in belangrijke mate gebaseerd op Treyer en Bauer( 2013), waarin de emissiefactoren per kWh opgewekte elektriciteit uit aardgas en steenkool staan. Helaas is niet direct duidelijk hoe Treyer en Bauer deze factoren voor Nederland hebben afgeleid.
Inmiddels zijn de cijfers dus ongeveer 10 jaar oud en weerspiegelen niet de vernieuwing van het Nederlandse fossiele productiepark met centrales met hogere rendementen. Bovendien is het in een internationale studie als die van de AIB lastig om goed rekening te houden met warmtekrachtkoppeling, omdat data daarover niet of niet zo makkelijk beschikbaar is voor diverse landen tegelijk. Vanuit de AIB is dan ook de aanbeveling gekomen om gebruik te maken van nationale recente data.