Auteur: Nienke Oude Steenhof

De invloed van gestegen energiekosten op het bedrijfsleven

Over deze publicatie

"De Nederlandse economie” is een reeks artikelen waarin actuele macro-economische fenomenen worden beschreven en geduid. In deze editie wordt ingegaan op het effect van de gestegen energiekosten op het bedrijfsleven.

Erratum

Er zijn enkele aanpassingen in dit artikel gemaakt. De winstquote voor de hele economie (exclusief energieproducerende bedrijfstakken) was niet juist berekend. In de eerdere versie was een daling van de winstquote voor de hele economie (exclusief energieproducerende bedrijfstakken) weergegeven. De winstquote bleef echter gelijk op 27,7 procent. Figuur 6.1 is vervangen en de tekst is conform de nieuwe grafiek aangepast. Verder zijn in figuur 2.1 de uitgaven aan ruwe aardolie en aardgas in de hele economie (exclusief energieproducerende bedrijfstakken) aangepast.

Samenvatting

In 2021 en 2022 namen de energieprijzen sterk toe. Ook bedrijven kregen te maken met de gestegen energieprijzen. Dit artikel gaat over hoe de vier meest energie-intensieve bedrijfstakken zijn geraakt door de prijsstijgingen en hoe ze hiermee zijn omgegaan. Het betreft de chemische industrie, de vervoersector, de landbouw en de horeca. 

De uitgaven aan energie van deze vier bedrijfstakken lagen in 2022 minimaal 65 procent hoger dan in 2019. Energie droeg daardoor relatief veel bij aan de toename van hun totale kosten. De chemische industrie en vervoersector vingen de gestegen energiekosten op door hun afzetprijzen te verhogen. Dit gebeurde zelfs zo dat ook hun winstquotes toenamen. In de horeca werd meer geproduceerd met minder middelen. De kostenstijgingen in de landbouw konden niet volledig worden opgevangen door een toename van de prijzen, waardoor in deze bedrijfstak de winstquote afnam.

1. Inleiding

De energieprijzen zijn de afgelopen jaren erg volatiel. Na de coronapandemie stegen de prijzen door de snelle opleving van de economie en vervolgens zorgde de oorlog in Oekraïne voor extra druk op de prijzen. In 2021 en 2022 was de prijs van bijvoorbeeld elektriciteit, gas, stoom en warmte respectievelijk 60 procent en 134 procent hoger dan een jaar eerder. Na de sterke prijsstijgingen in 2021 en 2022, daalden de prijzen weer wat in 2023. 

De prijsstijgingen van energie leidden tot kostenstijgingen en (waar mogelijk) besparingen op het energieverbruik. Dit artikel behandelt de vier bedrijfstakken met de hoogste energie-intensiteit en beschrijft hoe de prijsstijgingen hun bedrijfsvoering raakten. 

Paragraaf 2 behandelt welke bedrijfstakken het meest energie-intensief zijn. In paragraaf 3 wordt gekeken naar de verandering in het verbruik en de uitgaven aan energie. Vervolgens behandelt paragraaf 4 de ontwikkeling van andere kostenposten, zoals overige materiaal- en personeelskosten. Paragraaf 5 en 6 beschouwen de gevolgen van de gestegen prijzen voor de productie en de winsten van de geselecteerde bedrijfstakken.

Dit artikel beschrijft de veranderingen die hebben plaatsgevonden in 2022 ten opzichte van 2019, het laatste jaar voor de coronacrisis. Een belangrijke disclaimer hierbij is dat niet alle veranderingen zonder meer kunnen worden toegeschreven aan de gestegen energieprijzen. Zo kunnen eventuele energiebesparingen zowel door hogere prijzen als door een hoger milieubewustzijn worden gedreven.

Bij het bepalen van de meest energie-intensieve bedrijfstakken richt dit onderzoek zich op bedrijfstakken met een aandeel van meer dan 1 procent van de totale toegevoegde waarde van de Nederlandse economie. Verder worden de grootste energieproducerende bedrijfstakken apart behandeld in paragraaf 7: de aardolie-industrie, energiebedrijven en de delfstoffenwinning. 

2. De meest energie-intensieve bedrijfstakken

Het energieverbruik verschilt per bedrijfstak. In sommige bedrijfstakken is energie een belangrijke kostenpost in het productieproces, terwijl andere bedrijfstakken minder energie-intensief zijn. Energie-intensieve bedrijfstakken zijn dan ook kwetsbaarder voor energieprijsstijgingen dan bedrijfstakken die relatief weinig energie verbruiken. Om de energie-intensiviteit te bepalen worden de energiekosten uitgedrukt als percentage van de toegevoegde waarde (het verschil tussen productie en verbruik van energie, materialen en diensten) per bedrijfstak. 

De meest energie-intensieve bedrijfstakken zijn de chemische industrie, de vervoersector, de landbouw en de horeca. Het gaat hierbij om het verbruik van ruwe aardolie en aardgas, cokes en aardolieproducten (zoals brandstoffen voor vervoermiddelen), en elektriciteit en gas (inclusief zonne- en windenergie).

De chemische industrie is het meest energie-intensief. Deze industrie verbruikt veel energie voor bijvoorbeeld warmteketels. Ook is olie grondstof voor plastic en aardgas grondstof voor kunstmest (CLO, 2023). De chemische industrie biedt overigens ook energie aan, maar dat is slechts een kleine hoeveelheid ten opzichte van de verbruikte energie. 

De vervoersector is relatief energie-intensief door het verbruik van brandstoffen (zoals benzine en kerosine). Binnen de vervoersector is het vervoer door de lucht het meest energie-intensief. Dit gaat voornamelijk om kerosine voor vliegtuigen. Ook vervoer over land levert een grote bijdrage aan het totale energieverbruik, omdat deze bedrijfstak een groot deel van de totale vervoersector vormt. De opslag en dienstverlening voor vervoer verbruiken juist relatief weinig energie.

Figuur 2.1 Uitgaven meest energie-intensieve bedrijfstakken aan energie, 2022*
BedrijfstakRuwe aardolie en aardgas (% van de toegevoegde waarde)Cokes en aardolieproducten (% van de toegevoegde waarde)Elektriciteit en gas (% van de toegevoegde waarde)
Chemische industrie3926,112
Vervoer0,625,22,3
Landbouw10,77,77,5
Horeca6,10,55,9
Hele economie (exclusief
energieproducerende
bedrijfstakken)
22,92,4
*voorlopige cijfers

Ook binnen de landbouw verschilt de energie-intensiteit per branche. De tuinbouw verbruikt bijvoorbeeld relatief veel energie, terwijl de akkerbouw juist weinig energie verbruikt. Vooral door de energie-intensieve tuinbouw staat de landbouw in de top drie van meest energie-intensieve bedrijfstakken.

Een andere relatief energie-intensieve bedrijfstak is de horeca. De horeca verbruikt bijvoorbeeld aardgas voor het verwarmen van de horecagelegenheid, en elektriciteit voor diverse keukenapparatuur en verlichting.

3. Prijsstijgingen en aanpassingen verbruik energie

In 2021 en 2022 namen de prijzen voor energie sterk toe. De verbruiksprijzen voor producenten van bijvoorbeeld elektriciteit, (niet-ruw) gas, stoom en warmte waren 134 procent hoger in 2022 dan in 2021. In 2021 lagen de prijzen ook al ruim 60 procent hoger dan een jaar eerder. De prijzen voor cokes en geraffineerde aardolieproducten namen ook sterk toe, maar in mindere mate. 

Delfstoffen, zoals aardolie en aardgas, zijn een belangrijke input voor zowel cokes en aardolieproducten als voor elektriciteit, gas, stoom en warmte. In 2021 en 2022 namen de prijzen van cokes en aardolieproducten minder toe dan die van delfstoffen. De prijzen voor elektriciteit, gas, stoom en warmte stegen juist harder dan de prijzen van delfstoffen. Paragraaf 7 gaat dieper in op de invloed van de prijzen op de kosten en de productie van energieproducerende bedrijfstakken.

Figuur 3.1 Verandering verbruiksprijzen per energiedrager
Energiedrager2021 (% verandering t.o.v. een jaar eerder)2022 (% verandering t.o.v. een jaar eerder)
Delfstoffen (aardolie en aardgas)69,5103,9
Cokes en aardolieproducten48,160,3
Elektriciteit, gas, stoom en warmte82,3134

Een manier om de gestegen energieprijzen op te vangen is door te besparen op energieverbruik. Om te bepalen of bedrijven hiertoe in staat waren, wordt het energieverbruik van de meest energie-intensieve bedrijfstakken in 2022 vergeleken met dat van 2019. Dit is immers het laatste jaar zonder verstorende coronamaatregelen. Ook in de rest van het artikel wordt het verbruik in hoeveelheden en uitgaven (waarden) daarom vergeleken met 2019.

Veel bedrijfstakken verbruikten in 2022 minder energie dan in 2019. In de hele economie bedroeg de afname ruim 3 procent. Vooral de chemische industrie verbruikte in 2022 veel minder energie dan drie jaar eerder, maar ook de landbouw en de vervoersector wisten het energieverbruik terug te schroeven. Deze besparingen werden overigens gerealiseerd terwijl de productie van de chemische industrie en vervoersector hoger was dan in 2019. 

Ondanks de energiebesparingen waren de energiekosten in de meest energie-intensieve bedrijfstakken minimaal 65 procent hoger dan in 2019. De sterkste kostenstijgingen vonden plaats in bedrijfstakken die veel elektriciteit verbruiken, zoals de horeca. Dit komt doordat de elektriciteitsprijs sterker is gestegen dan die van andere energiedragers. De vervoersector verbruikt daarentegen vooral cokes en aardolieproducten, zoals brandstoffen voor voertuigen, en ondervond daardoor een kleinere toename van de uitgaven aan energie.

Figuur 3.2 Energieverbruik en -uitgaven door energie-intensieve bedrijfstakken, 2022 t.o.v. 2019*
BedrijfstakUitgaven (% verandering)Hoeveelheid (% verandering)
Horeca1410,1
Landbouw99,3-10,1
Chemische industrie96,9-19,1
Vervoer66,8-1,6
Hele economie (exclusief
energieproducerende
bedrijfstakken)
96,5-5,6
*voorlopige cijfers

Concluderend hebben de energie-intensieve bedrijfstakken hun energieverbruik verlaagd, maar woog dit niet op tegen de stijging van de energieprijzen. Onder de streep namen bij veel bedrijfstakken de uitgaven aan energie toe. In de volgende paragrafen wordt bekeken hoe de andere kosten, productie en winsten ontwikkelden in de afgelopen jaren.

4. Effect op de overige kosten

In deze paragraaf wordt bekeken in hoeverre bedrijfstakken in staat waren om de gestegen energiekosten in 2022 op te vangen door te bezuinigen op andere kostenposten, zoals materiaal, diensten en arbeid (lonen en sociale premies).

In de afgelopen jaren stegen niet alleen de uitgaven aan energie, maar ook de uitgaven aan andere kostenposten. De prijzen van materiaal en diensten namen indirect toe door de hoge energieprijzen, maar ook door de hoge vraag na de coronacrisis. In 2022 maakte de stijging van de uitgaven aan materiaal en diensten het grootste deel uit van de kostenstijgingen in de vier meest energie-intensieve bedrijfstakken. Dat komt doordat de uitgaven aan deze categorie het grootste deel van de totale uitgaven van bedrijven vormen.

In de chemische industrie waren de totale kosten in 2022 meer dan de helft hoger dan in 2019. Energie was verantwoordelijk voor minder dan een derde van deze toename. De uitgaven aan energie maken echter nog geen 12 procent van de totale kostenposten van de chemische industrie uit. Ook in de horeca is de bijdrage van energie aan de stijging van de kostenposten drie keer zo groot als het aandeel dat energie heeft in die totale kosten.

Figuur 4.1 Aandeel in verandering van de kostenposten, 2022 t.o.v. 2019*
BedrijfstakMateriaal en diensten (%)Arbeid (%)Energie (%)Kapitaal (%)
Chemische industrie38,80,612,10,4
Landbouw17,41,76,72,3
Vervoer15,72,76,20,4
Horeca11,63,44,9-2,1
Hele economie (exclusief
energieproducerende
bedrijfstakken)
11,94,72,21,4
*voorlopige cijfers

De verbruikskosten van materiaal (exclusief energie) en diensten namen het sterkst toe in de chemie. De prijzen van verschillende industriële grondstoffen, waaronder chemische grondstoffen, stegen al sterk vanaf het begin van 2021. Door het snelle herstel van de coronacrisis kon het aanbod de vraag nauwelijks bijbenen, waardoor de prijzen opliepen. De prijsstijgingen waren dus breder dan alleen de stijging van energieprijzen.

In tegenstelling tot energie, bespaarden bedrijven nauwelijks op het gebruik van materialen en diensten. De meeste energie-intensieve bedrijfstakken verbruikten tussen 2019 en 2022 juist meer materialen en diensten dan gemiddeld in de economie. Door de gestegen prijzen van materialen en diensten stegen de uitgaven hieraan nog veel harder. Alleen de landbouw slaagde erin het verbruik van materialen en diensten iets terug te dringen, maar ook hier stegen de kosten ervan door de gestegen prijzen. 

Figuur 4.2 Uitgaven aan materiaal en diensten, 2022 t.o.v. 2019*
BedrijfstakUitgaven (% verandering)Hoeveelheid (% verandering)
Chemische industrie535,3
Vervoer27,88,6
Landbouw26,4-0,8
Horeca19,74,5
Hele economie (exclusief
energieproducerende
bedrijfstakken)
20,34,5
*voorlopige cijfers

Energie-intensieve bedrijfstakken hadden de laatste jaren ook te maken met steeds hogere personeelskosten. Dit kwam zowel door loonstijgingen als door meer personeel. De toename van de hoeveelheid arbeid in drie van de vier meest energie-intensieve bedrijfstakken was wel minder dan het gemiddelde van de Nederlandse economie.

Alleen in de horeca is in 2022 minder personeel ingezet dan in 2019. De totale uitgaven aan arbeid namen door loonstijgingen met 11 procent toe, terwijl de uitgaven in de hele economie ruim 16 procent hoger lagen. Dat de horeca minder arbeid inzette, hoeft niet meteen te komen door de behoefte om te besparen op arbeid vanwege de hogere energie- of materiaalprijzen. Door de beperkingen tijdens de coronapandemie nam de vraag naar arbeid in de horeca sterk af. Toen de maatregelen waren afgeschaft, steeg de behoefte aan arbeid weer. Door de krapte op de arbeidsmarkt kon de horeca niet alle vacatures vervullen en was er sprake van een personeelstekort.

Figuur 4.3 Uitgaven aan arbeid, 2022 t.o.v. 2019*
BedrijfstakUitgaven (% verandering)Hoeveelheid (% verandering)
Landbouw12,97,2
Vervoer10,70,9
Horeca10,7-8,6
Chemische industrie7,33
Hele economie (exclusief
energieproducerende
bedrijfstakken)
16,16,8
*voorlopige cijfers

5. Effect op de productie en prijzen

Als de kostprijzen stijgen, kunnen bedrijven proberen om deze kosten door te berekenen aan de klant. Dit lijkt bij zowel de chemie als de vervoersector te zijn gelukt. Zij hebben de prijzen van hun producten zelfs meer kunnen verhogen dan de prijzen van ingekochte energie, overige materialen, diensten en personeel. De horeca en de landbouw slaagden er echter niet in de gestegen prijzen volledig door te berekenen. Ditzelfde geldt voor de Nederlandse economie als geheel.

Doordat de landbouw niet de volledige kostprijsstijging aan de klant kon doorberekenen en daarnaast ook minder produceerde, stegen de kostenposten in deze bedrijfstak sneller dan de productiewaarde. De productiewaarde van de horeca steeg in 2022 wel sneller dan die van de kosten. Dat kwam doordat deze bedrijfstak meer wist te produceren met minder middelen (voornamelijk minder personeelsinzet). Wanneer de productie sterker toeneemt dan de kostenposten, maakt een bedrijfstak meer winst. In paragraaf 6 wordt hier uitgebreider op ingegaan.

Figuur 5.1 Productie en kosten energie-intensieve bedrijfstakken, 2022 t.o.v. 2019*
Bedrijfstak  Hoeveelheid (% verandering)Prijs (% verandering)
Chemische industrieProductie2,850,9
Chemische industrieKostenposten1,450,5
VervoerProductie5,124,5
VervoerKostenposten5,319,8
LandbouwProductie-1,424,8
LandbouwKostenposten0,327,8
HorecaProductie5,214,7
HorecaKostenposten-0,618,5
Hele economie (exclusief
energieproducerende
bedrijfstakken)
Productie5,714,1
Hele economie (exclusief
energieproducerende
bedrijfstakken)
Kostenposten515,3
*voorlopige cijfers

6. Effect op de winsten

Hoewel de kosten iets sterker stegen dan de productie, zoals bleek uit de voorgaande paragraaf, bleef in de hele economie (exclusief energieproducerende bedrijfstakken) de relatieve winst gelijk. De relatieve winst wordt gemeten met de winstquote, het aandeel van het netto-exploitatieoverschot in de bruto toegevoegde waarde1). De winstquote van de hele economie was in 2022 gelijk aan de winstquote van 2019. De winstquote van de landbouw was in 2022 lager dan in 2019. De kostenposten stegen sterker dan de productiewaarde, waardoor de winstquote afnam.

De chemische industrie, de horeca en de vervoersector werden geconfronteerd met sterke prijsstijgingen van energie, materiaal, diensten en arbeid, maar wisten hun productiewaarde toch sterker te laten stijgen dan de uitgaven aan kostenposten, zoals aangegeven in paragraaf 5. Dat betekende een toename van het exploitatieoverschot. Hierdoor steeg ook de winstquote van deze drie energie-intensieve bedrijfstakken. 

De horeca kon weliswaar niet alle gestegen kostprijzen doorberekenen, maar slaagde er wel in door minder inzet van personeel meer om te zetten. Hierdoor steeg de winstquote toch tot de hoogste waarde sinds 2003. In de chemische industrie en de vervoersector was de winstquote zelfs het hoogst sinds het begin van de tijdreeks in 1995.

Figuur 6.1 Winstquote
Bedrijfstak2022* (%)2019 (%)
Chemische industrie51,940
Horeca42,537,3
Landbouw40,143,1
Vervoer32,823,7
Hele economie (exclusief
energieproducerende
bedrijfstakken)
27,727,7
*voorlopige cijfers

1) De berekening van de winstquote wijkt in dit artikel af van de berekening die ook in de nationale rekeningen wordt gebruikt, waar het bruto-exploitatieoverschot als aandeel van de bruto toegevoegde waarde wordt berekend.

7. Energieproducerende bedrijven

In Nederland produceren de aardolie-industrie, energiebedrijven en de delfstoffenwinning (aardolie en aardgas) het grootste deel van de binnenlands geproduceerde energiedragers. Deze bedrijfstakken gebruiken hier vaak ook energie als input voor. Voor energiebedrijven was de grootste input bijvoorbeeld ruwe aardolie en ruw aardgas, en elektriciteit en gas. Elektriciteit en gas was ook de grootste output van deze bedrijfstak. Overigens werd naast de productie door Nederlandse bedrijfstakken ook veel energie geïmporteerd.

De aardolie-industrie en energiebedrijven noteerden een kostenstijging van respectievelijk 72 procent en 61 procent. In de afgelopen jaren daalden de kosten alleen bij de winning van aardolie en aardgas. Dat komt door de vergoedingen die in 2022 door de overheid zijn verstrekt voor het vullen van de gasopslag Norg in verband met het afbouwen van de winning uit het Groningerveld. Deze vergoedingen worden in de nationale rekeningen in mindering gebracht op de kosten. 

Figuur 7.1 Productie en kosten energieproducerende bedrijfstakken, 2022 t.o.v. 2019*
Bedrijfstak  Hoeveelheid (% verandering)Prijs (% verandering)
Winning van aardolie en aardgasProductie-38,3205
Winning van aardolie en aardgasKostenposten-0,6-82,5
Aardolie-industrieProductie0,888,5
Aardolie-industrieKostenposten-0,372,4
EnergiebedrijvenProductie11,664,5
EnergiebedrijvenKostenposten5,255,5
*voorlopige cijfers
 

In alle energieproducerende bedrijfstakken steeg de productiewaarde sterker dan de kostenposten. Dit leidde tot een toename van de winstquote. De winstquote verdubbelde bij de winning van aardolie en aardgas in 2022 ten opzichte van 2019. In de aardolie-industrie was zelfs sprake van een vervijfvoudiging. 

De winstquote van deze bedrijfstakken is overigens altijd wisselend, doordat de winsten sterk afhankelijk zijn van energieprijzen. De winstquote van de winning van aardolie en aardgas is de hoogste sinds het begin van de tijdreeks in 2015. De aardolie-industrie en energiebedrijven hadden ook een hogere winstquote dan in 2019. Beide bedrijfstakken hebben in het verleden wel hogere winstquotes laten zien. Ook is de winstquote in deze bedrijfstakken regelmatig negatief door een negatief exploitatieoverschot.

Figuur 7.2 Winstquote energieproducerende bedrijfstakken
Bedrijfstak2022* (%)2019 (%)
Winning van aardolie en aardgas111,149,6
Aardolie-industrie78,314,3
Energiebedrijven43,626,2
*voorlopige cijfers

8. Conclusie

De gestegen energieprijzen in 2021 en 2022 hadden een grote impact op het Nederlandse bedrijfsleven. Dat gold vooral voor de energie-intensieve bedrijfstakken zoals de chemische industrie, de vervoersector, de landbouw en de horeca. De uitgaven van de eerste drie bedrijfstakken aan energie in 2022 waren meer dan 25 procent van hun toegevoegde waarde. Voor de chemische industrie was dat zelfs meer dan 75 procent.

Door de prijsstijgingen van energie in 2021 en 2022 namen de kosten van veel energie-intensieve bedrijfstakken sterk toe. Ondanks dat meerdere bedrijfstakken hun verbruik verminderden, verdubbelden in veel gevallen de uitgaven aan energie. Dat betekende dat de gestegen energielasten op een andere manier moesten worden opgevangen, bijvoorbeeld door te besparen op andere kostenposten, door hogere prijzen te berekenen aan de klant, of door het verlies te nemen.

De vier meest energie-intensieve bedrijfstakken hebben de gestegen energielasten echter niet kunnen opvangen door te besparen op andere kostenposten. Vooral de uitgaven en de hoeveelheden verbruikt materiaal en ingekochte diensten namen sterk toe. De prijzen van materiaal en diensten namen indirect toe door de hoge energieprijzen, maar ook door de hoge vraag na de coronacrisis. De energie-intensieve bedrijfstakken zetten in 2022 wel minder extra personeel in ten opzichte van 2019 dan gemiddeld in de Nederlandse economie. 

In de chemische industrie en de vervoersector namen de afzetprijzen sterker toe dan de kosten. De prijzen van de landbouw en horeca stegen echter minder snel dan de prijzen van grondstoffen en arbeid. De horeca kon dit opvangen door meer te produceren. De landbouw niet en had daardoor een dalende winstquote, terwijl deze bij de andere geanalyseerde bedrijfstakken steeg.

De meest energie-intensieve bedrijfstakken zijn dus op verschillende manieren omgegaan met energieprijsstijgingen. Bij alle vier de bedrijfstakken daalde het energieverbruik of bleef het verbruik nagenoeg gelijk. Dit was echter onvoldoende om de gestegen prijzen te compenseren. De hogere energiekosten moesten daarom op andere manieren worden opgevangen. Dat gebeurde vaak door een stijging van de prijzen of een hogere productie.

Opvallend is dat de winstquote van de chemie, de horeca en de vervoersector niet alleen op peil bleef, maar zelfs steeg. Ondanks de stijgende prijzen nam de winst van deze bedrijfstakken toe. Hetzelfde geldt voor de energieproducerende bedrijfstakken. De winstquote van bedrijven in deze sectoren steeg zeer sterk tijdens de energieprijscrisis van 2021 en 2022.

Bronnen

Compendium voor de Leefomgeving - Energieverbruik door de industrie, 1990-2022

Tabellen - Nationale rekeningen 2022