Regionale economische groei 1995-2019
Over deze publicatie
Dit artikel in de reeks De regionale economie beschrijft de economische ontwikkeling van regio’s in de jaren 1995 tot en met 2019. De regionale rekeningen leveren regionale cijfers over de economische groei, het bruto binnenlands product (bbp), het bbp per hoofd van de bevolking, de werkgelegenheid, de verdeling van de toegevoegde waarde over de bedrijfstakken en de bijdrage van iedere bedrijfstak aan het bbp.
1. Inleiding
Dit artikel in de reeks De regionale economie beschrijft de economische ontwikkeling van regio’s in de jaren 1995 tot en met 2019. Welke regio’s leverden de grootste bijdrage aan de groei van de Nederlandse economie? Welke regio’s groeiden het hardst? Welke bedrijfstakken speelden de grootste rol in de economische groei van regio’s? Hoe is de economische structuur van de Nederlandse economie veranderd in deze periode?
Cijfers over bbp en toegevoegde waarde per regio zijn beschikbaar vanaf het jaar 1995. Als er in dit artikel gesproken wordt over het niveau van het bbp of de toegevoegde waarde wordt daarom het jaar 1995 getoond. Voor de groeicijfers in dit artikel is 1995 het referentiejaar. Met groei in de periode 1995-2019 wordt dus bedoeld: groei van de economie in 2019 ten opzichte van 1995. Waar dit artikel spreekt over economische groei betreft dit groei in volume, dus gecorrigeerd voor prijsveranderingen. Niveaus van bbp of toegevoegde waarde worden weergegeven in lopende prijzen.
Het eindjaar 2019 markeert het laatste jaar voor het begin van de coronacrisis, die de Nederlandse economie in de jaren vanaf 2020 ingrijpend veranderd heeft. Of die veranderingen tijdelijk of blijvend zijn, is op dit moment nog niet goed te beoordelen. De periode 1995-2019 is zodoende het meest geschikt om langjarige economische ontwikkelingen te beschrijven.
Hoofdstuk 2 beschrijft de economische groei per provincie en bespreekt welke provincies het meest hebben bijgedragen aan de economische groei in Nederland. Vervolgens bespreekt dit hoofdstuk de ontwikkeling van de economische structuur van Nederland.
Hoofdstuk 3 gaat dieper in op de ontwikkeling van enkele provincies. Daarbij wordt ook gekeken naar de regio’s binnen die provincies die een groot aandeel hebben gehad in de groei van de economie. Daarbij is ook aandacht voor de bedrijfstakken die het meest bijdroegen aan de groei. Tot slot komt de economische structuur van de besproken provincies aan bod.
In hoofdstuk 4 wordt gekeken naar de voorlopige cijfers over de regionale economische groei gedurende de coronajaren 2020 en 2021.
Over de regionale rekeningen
Dit artikel is grotendeels gebaseerd op uitkomsten van de regionale rekeningen. De regionale rekeningen leveren regionale cijfers over de economische groei, het bruto binnenlands product (bbp), het bbp per hoofd van de bevolking, de werkgelegenheid, de verdeling van de toegevoegde waarde over de bedrijfstakken en de bijdrage van iedere bedrijfstak aan het bbp. De regionale rekeningen zijn gebaseerd op de nationale rekeningen, die de boekhouding vormen van de Nederlandse economie.
Daarnaast bieden de regionale rekeningen gegevens over de investeringen per regio en de regionale inkomensverdeling van de sector huishoudens. De regionale gegevens zijn uitsluitend beschikbaar op jaarbasis; ze sluiten aan op de jaarcijfers van de nationale rekeningen. Alle gegevens van de regionale rekeningen zijn opgenomen in de CBS-database StatLine (thema Macro-economie/nationale rekeningen/overige rekeningen). Deze is ook toegankelijk via de website www.cbs.nl.
2. Regionale economische groei
In dit hoofdstuk wordt de regionale economische groei over de periode 1995-2019 beschreven. Welke regio’s leverden de grootste bijdrage aan de groei van de Nederlandse economie? Welke regio’s groeiden het hardst? Hoe veranderde de economische structuur in deze periode?
2.1 Groei per provincie
De Nederlandse economie was in 2019 62 procent groter dan in 1995. In die periode is de economie in Flevoland het hardst gegroeid, de omvang van de Flevolandse economie is meer dan verdubbeld. Ook in Noord-Holland, Utrecht en Noord-Brabant groeide de economie harder dan de Nederlandse economie als geheel. De drie noordelijke provincies kenden de laagste economische groei. In Groningen bleef de groei beperkt tot circa 11 procent. Het verminderen van de gaswinning speelt daarbij een grote rol. Als de delfstoffenwinning niet wordt meegerekend, komt de economische groei van Groningen uit op ongeveer 50 procent.
Provincie | Volumegroei bbp, 2019 t.o.v. 1995 (%) | Bevolkingsgroei, 2019 t.o.v. 1995 (%) |
---|---|---|
Nederland | 61,7 | 12,2 |
Flevoland | 115,9 | 56,9 |
Noord-Holland | 82,5 | 16,2 |
Utrecht | 76,6 | 26,4 |
Noord-Brabant | 73,8 | 11,8 |
Overijssel | 61,5 | 10,2 |
Gelderland | 57,9 | 11,1 |
Limburg | 56,7 | -1,3 |
Zeeland | 51,7 | 4,5 |
Zuid-Holland | 48 | 10,9 |
Fryslân | 46,5 | 6,2 |
Drenthe | 28,8 | 8,1 |
Groningen | 10,9 | 4,8 |
Bevolking Flevoland ook sterk gegroeid
Flevoland kende in de periode 1995-2019 niet alleen een sterke economische groei. Deze hangt namelijk samen met de sterke toename van de bevolking, met bijna 57 procent. Dat was veel meer dan andere bovengemiddelde groeiers Utrecht (26 procent) en Noord-Holland (16 procent). In verhouding tot de groei van de bevolking was de economische groei van Flevoland daardoor juist iets lager dan het landelijk gemiddelde. In Noord-Holland, Noord-Brabant en Limburg groeide de economie juist relatief hard ten opzichte van de bevolking.
Noord-Holland levert grootste bijdrage aan economische groei
Noord-Holland had het grootste aandeel in de groei van de Nederlandse economie. Van de 62 procent groei in de periode 1995-2019 kwam ruim 16 procentpunt voor rekening van Noord-Holland, ruim een kwart van de totale groei. Zuid-Holland en Noord-Brabant hadden beide een groeibijdrage van ruim 10 procentpunt. Door de geringe omvang van de Flevolandse economie leidde de sterke groei van die provincie tot slechts 1,5 procentpunt groei van het nationale bbp.
Regio's | Groeibijdrage |
---|---|
Noord-Holland | 16,4% |
Zuid-Holland | 10,7% |
Noord-Brabant | 10,4% |
Utrecht | 6,6% |
Gelderland | 5,9% |
Limburg | 3,4% |
Overijssel | 3,4% |
Flevoland | 1,5% |
Fryslân | 1,3% |
Zeeland | 1,0% |
Drenthe | 0,6% |
Groningen | 0,4% |
Totaal groei bbp 1995-2019 | 61,7% |
Aandeel Noord-Holland en Noord-Brabant neemt toe
De groei in de periode 1995-2019 heeft ervoor gezorgd dat Noord-Holland inmiddels de provincie is met de grootste economie. In 1995 was dat nog Zuid-Holland. Ook Noord-Brabant en Utrecht zijn een groter deel van de economie gaan vormen. Het aandeel van Zuid-Holland en Noord-Nederland in de Nederlandse economie nam juist af.
Provincie | 2019 (%) | 1995 (%) |
---|---|---|
Noord-Holland | 22,1 | 20,1 |
Zuid-Holland | 20,8 | 22,5 |
Noord-Brabant | 14,9 | 14,2 |
Gelderland | 10,1 | 10,3 |
Utrecht | 9,5 | 8,6 |
Limburg | 5,7 | 6,0 |
Overijssel | 5,6 | 5,6 |
Groningen | 3,1 | 3,9 |
Fryslân | 2,6 | 2,8 |
Drenthe | 1,9 | 2,3 |
Flevoland | 1,8 | 1,3 |
Zeeland | 1,8 | 1,9 |
2.2 Economische structuur
In de periode 1995-2019 is het aandeel van de bedrijfstakken informatie en communicatie en zakelijke dienstverlening in de toegevoegde waarde flink toegenomen. Ook de bedrijfstakken handel, vervoer en horeca en overheid en zorg droegen in 2019 meer bij aan de economie dan in 1995. Binnen de bedrijfstak handel, vervoer en horeca groeide de handel bovengemiddeld. Het toegenomen aandeel van de bedrijfstak overheid en zorg was te danken aan de groei van de gezondheidszorg.
De aandelen van bedrijfstakken zijn berekend op basis van niveaus in de lopende prijzen van 1995 en 2019. Het aandeel van een bedrijfstak in 2019 wordt dus niet alleen beïnvloed door de volumegroei, maar ook door de prijsveranderingen in de periode 1995-2019.
Bedrijfstak | Volumegroei toegevoegde waarde (%) |
---|---|
Informatie en communicatie | 321,5 |
Zakelijke dienstverlening | 89,1 |
Handel, vervoer en horeca | 86,8 |
Financiële dienstverlening | 59,7 |
Verhuur en handel van onroerend goed | 56,9 |
Nijverheid (geen bouw) en energie | 53,5 |
Overheid en zorg | 46,5 |
Bouwnijverheid | 32,1 |
Landbouw, bosbouw en visserij | 31,4 |
Recreatie, toerisme en overige diensten | 29,2 |
In het algemeen is er een verschuiving zichtbaar van landbouw en nijverheid naar sectoren in de (voornamelijk commerciële) dienstverlening. Zo daalde het aandeel van de bedrijfstak nijverheid (geen bouw) en energie van 21,3 procent in 1995 naar 14,7 procent in 20191). Een dalend aandeel hoeft overigens niet per definitie te betekenen dat een bedrijfstak gekrompen is, slechts dat die bedrijfstak minder sterk gegroeid is dan het totaal.
Aandeel bedrijfstak in TW | Landbouw, bosbouw en visserij (% van de toegevoegde waarde) | Nijverheid (geen bouw) en energie (% van de toegevoegde waarde) | Bouwnijverheid (% van de toegevoegde waarde) | Handel, vervoer en horeca (% van de toegevoegde waarde) | Informatie en communicatie (% van de toegevoegde waarde) | Financiële dienstverlening (% van de toegevoegde waarde) | Verhuur en handel van onroerend goed (% van de toegevoegde waarde) | Zakelijke dienstverlening (% van de toegevoegde waarde) | Overheid en zorg (% van de toegevoegde waarde) | Recreatie, toerisme en overige diensten (% van de toegevoegde waarde) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 1,8 | 14,8 | 5 | 20,9 | 5,1 | 6,6 | 7,3 | 15,2 | 21,1 | 2,3 |
1995 | 3,4 | 21,3 | 5,2 | 19,5 | 3,2 | 7,4 | 7,5 | 11 | 19,2 | 2,3 |
Ten opzichte van 1995 is in alle provincies het aandeel van de dienstverlening toegenomen. Toch zijn er wel degelijk verschillen tussen provincies. Noord-Holland was bijvoorbeeld de enige regio waar het aandeel van de financiële dienstverlening toenam, terwijl in Flevoland vooral het aandeel van de handel, vervoer en horeca groeide. In Noord-Brabant, Limburg en Zeeland was weliswaar een lichte verschuiving naar dienstverlening zichtbaar, maar de industrie vormt daar nog steeds een relatief groot deel van de economie.
Aandeel bedrijfstak in TW | Landbouw, bosbouw en visserij (% van de toegevoegde waarde) | Nijverheid (geen bouw) en energie (% van de toegevoegde waarde) | Bouwnijverheid (% van de toegevoegde waarde) | Handel, vervoer en horeca (% van de toegevoegde waarde) | Informatie en communicatie (% van de toegevoegde waarde) | Financiële dienstverlening (% van de toegevoegde waarde) | Verhuur en handel van onroerend goed (% van de toegevoegde waarde) | Zakelijke dienstverlening (% van de toegevoegde waarde) | Overheid en zorg (% van de toegevoegde waarde) | Recreatie, toerisme en overige diensten (% van de toegevoegde waarde) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Drenthe | 3,4 | 18,4 | 5,5 | 18,2 | 1,8 | 4,1 | 7,8 | 11,6 | 27,0 | 2,0 |
Flevoland | 4,3 | 12,5 | 4,5 | 25,7 | 3,6 | 1,6 | 7,3 | 17,8 | 20,6 | 2,1 |
Fryslân | 2,9 | 18,3 | 5,8 | 18,3 | 2,2 | 5,1 | 7,7 | 11,0 | 26,3 | 2,4 |
Gelderland | 2,2 | 17,5 | 6,0 | 21,0 | 2,8 | 3,3 | 7,8 | 13,1 | 23,9 | 2,4 |
Groningen | 2,0 | 27,6 | 4,1 | 12,9 | 4,4 | 2,2 | 5,7 | 10,3 | 29,2 | 1,6 |
Limburg | 2,6 | 22,4 | 3,9 | 20,9 | 2,5 | 3,7 | 7,0 | 12,6 | 22,2 | 2,1 |
Noord-Brabant | 2,3 | 21,3 | 5,8 | 21,7 | 3,2 | 4,1 | 7,1 | 14,5 | 18,2 | 2,0 |
Noord-Holland | 0,8 | 8,0 | 3,1 | 22,1 | 8,4 | 12,7 | 7,7 | 19,0 | 15,7 | 2,5 |
Overijssel | 1,8 | 19,1 | 7,8 | 19,5 | 3,0 | 3,2 | 7,0 | 12,9 | 23,8 | 1,9 |
Utrecht | 0,5 | 7,5 | 4,9 | 18,1 | 9,4 | 10,7 | 7,0 | 16,1 | 22,8 | 3,0 |
Zeeland | 4,9 | 22,5 | 6,2 | 22,3 | 1,4 | 2,3 | 8,3 | 10,0 | 20,6 | 1,5 |
Zuid-Holland | 2,1 | 11,9 | 5,4 | 22,3 | 4,5 | 5,2 | 7,1 | 15,5 | 23,5 | 2,6 |
3. Groei per regio
Om de verschillen in groei tussen de provincies te duiden, wordt in dit hoofdstuk ingezoomd op de regio’s en bedrijfstakken. Voor regio’s wordt hiervoor de COROP-plus indeling gebruikt. De indeling in COROP-plus-gebieden is een fijnmaziger regionale verdeling dan de provincies bestaande uit 52 regio’s. Hieronder wordt eerst een overzicht gegeven van de 52 regio’s. De daarop volgende paragrafen gaan dieper in op de regio’s in een aantal opvallende provincies.
Almere en Amsterdam groeiden het hardst
Noord-Holland en Flevoland kende de sterkste groei over de periode 1995-2019 en binnen deze provincies liggen dan ook enkele van de sterkst gegroeide regio’s. De sterkst groeiende regio was Almere met een groei van 142 procent, gevolgd door Amsterdam met 132 procent. Andere relatief sterke groeiers zijn Flevoland-Midden, Zuidoost-Noord-Brabant en Haarlemmermeer. Ook in Zuidwest-Friesland was de economie beduidend groter dan in 1995, maar dit was met name als gevolg van gemeentelijke herindelingen2) waardoor delen van Zuidoost-Friesland en Noord-Friesland zijn overgegaan naar Zuidwest-Friesland.
Corop Plus | Statcode |
---|---|
Oost-Groningen (CP) | 24 |
Delfzijl en omgeving (CP) | 8 |
Overig Groningen (CP) | 9 |
Noord-Friesland (CP) | 25 |
Zuidwest-Friesland (CP) | 92 |
Zuidoost-Friesland (CP) | 64 |
Noord-Drenthe (CP) | 38 |
Zuidoost-Drenthe (CP) | 17 |
Zuidwest-Drenthe (CP) | 33 |
Noord-Overijssel (CP) | 71 |
Zuidwest-Overijssel (CP) | 46 |
Twente (CP) | 60 |
Veluwe (CP) | 72 |
Achterhoek (CP) | 55 |
Arnhem/Nijmegen (CP) | 39 |
Zuidwest-Gelderland (CP) | 87 |
Utrecht-West (CP) | 31 |
Stadsgewest Amersfoort (CP) | 70 |
Stadsgewest Utrecht (CP) | 89 |
Zuidoost-Utrecht (CP) | 50 |
Kop van Noord-Holland (CP) | 41 |
Alkmaar en omgeving (CP) | 51 |
IJmond (CP) | 1 |
Agglomeratie Haarlem (CP) | 6 |
Zaanstreek (CP) | 48 |
Amsterdam (CP) | 132 |
Overig Agglomeratie Amsterdam (CP) | 86 |
Edam-Volendam en omgeving (CP) | 67 |
Haarlemmermeer en omgeving (CP) | 102 |
Het Gooi en Vechtstreek (CP) | 34 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek (CP) | 23 |
Aggl.'s-Gravenhage excl. Zoetermeer (CP) | 37 |
Zoetermeer (CP) | 17 |
Delft en Westland (CP) | 55 |
Oost-Zuid-Holland (CP) | 37 |
Rijnmond (CP) | 66 |
Overig Groot-Rijnmond (CP) | 75 |
Drechtsteden (CP) | 65 |
Overig Zuidoost-Zuid-Holland (CP) | 18 |
Zeeuwsch-Vlaanderen (CP) | 33 |
Overig Zeeland (CP) | 62 |
West-Noord-Brabant (CP) | 62 |
Midden-Noord-Brabant (CP) | 58 |
Stadsgewest 's-Hertogenbosch (CP) | 61 |
Overig Noordoost-Noord-Brabant (CP) | 76 |
Zuidoost-Noord-Brabant (CP) | 98 |
Noord-Limburg (CP) | 55 |
Midden-Limburg (CP) | 70 |
Zuid-Limburg (CP) | 54 |
Almere (CP) | 142 |
Flevoland-Midden (CP) | 109 |
Noordoostpolder en Urk (CP) | 78 |
3.1 Regio’s in Noord-Holland
Noord-Holland was over de periode 1995-2019 de op één na sterkst groeiende provincie, met een groei van 83 procent. Amsterdam was de sterkst groeiende regio en leverde de grootste bijdrage aan de nationale economische groei. In de periode 2008-2019 was Amsterdam zelfs de sterkst groeiende regio in Nederland. De groei van de provincie Noord-Holland concentreert zich rondom Amsterdam: naast Amsterdam groeiden ook de aan Amsterdam grenzende regio’s Haarlemmermeer en omgeving en Overig Agglomeratie Amsterdam bovengemiddeld.
Economische groei 1995-2019 | Groeibijdrage aan bbp | |
---|---|---|
Regio's | % | %-punt |
Amsterdam | 131,6 | 10,3 |
Haarlemmermeer en omgeving | 101,7 | 2,7 |
Overig Agglomeratie Amsterdam | 85,8 | 1,0 |
Edam-Volendam en omgeving | 67,2 | 0,3 |
Alkmaar en omgeving | 50,7 | 0,5 |
Zaanstreek | 47,7 | 0,3 |
Kop van Noord-Holland | 41,2 | 0,6 |
Het Gooi en Vechtstreek | 33,9 | 0,6 |
Agglomeratie Haarlem | 6,0 | 0,1 |
Ijmond | 1,5 | 0,0 |
Amsterdam: ‘verdienstelijking’ van de economie
Vrijwel alle bedrijfstakken3) groeiden in Amsterdam harder dan in Nederland in 1995-2019, met overheid en zorg als enige uitzondering. De sterkste groei was in Amsterdam in de bedrijfstakken informatie en communicatie, financiële dienstverlening en zakelijke dienstverlening. Dat heeft ertoe geleid dat deze bedrijfstakken een steeds groter deel van de economie zijn gaan vormen, terwijl het aandeel van de nijverheid en energie en van overheid en zorg kleiner is geworden. De structuur van de Amsterdamse economie is daardoor steeds meer verschoven naar de diensteneconomie.
Landbouw, bosbouw en visserij (% van de toegevoegde waarde) | Nijverheid (geen bouw) en energie (% van de toegevoegde waarde) | Bouwnijverheid (% van de toegevoegde waarde) | Handel, vervoer en horeca (% van de toegevoegde waarde) | Informatie en communicatie (% van de toegevoegde waarde) | Financiële dienstverlening (% van de toegevoegde waarde) | Verhuur en handel van onroerend goed (% van de toegevoegde waarde) | Zakelijke dienstverlening (% van de toegevoegde waarde) | Overheid en zorg (% van de toegevoegde waarde) | Recreatie, toerisme en overige diensten (% van de toegevoegde waarde) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 0 | 4,5 | 1,5 | 14,9 | 10,8 | 21,6 | 6,8 | 22,6 | 14,4 | 2,9 |
1995 | 0 | 13,8 | 2,2 | 15,2 | 6 | 19 | 7 | 15,3 | 18,2 | 3,4 |
Vooral de groei van de financiële dienstverlening is opvallend, omdat deze bedrijfstak sinds 2007 in vrijwel alle regio’s sterk gekrompen is. In de periode 2008-2019 steeg de toegevoegde waarde van de financiële dienstverlening in Amsterdam met ruim 52 procent, tegenover een krimp van 3,6 procent in heel Nederland. Een belangrijke ontwikkeling in de financiële sector is de sluiting van bankkantoren. Een verschuiving naar digitaal (online) bankieren speelt daar waarschijnlijk een grote rol in. De werkgelegenheid in de financiële dienstverlening4) concentreert zich daardoor steeds meer in de regio’s waar de hoofdkantoren van de financiële instellingen gevestigd zijn: Amsterdam en (in mindere mate) Stadsgewest Utrecht.
Handel, vervoer en horeca zorgt voor bijna helft groei Haarlemmermeer
Ook Haarlemmermeer droeg in belangrijke mate bij aan de sterke economische groei van Noord-Holland. Haarlemmermeer was in de periode 1995-2019 één van de sterkst groeiende regio’s en hoorde ook bij de vijf regio’s in Nederland die de grootste bijdrage leverden aan de groei van het bbp. De luchthaven Schiphol is bepalend voor de economie van Haarlemmermeer, dat is terug te zien in de omvang van de bedrijfstak handel, vervoer en horeca in deze regio. Deze bedrijfstak droeg er bijna net zoveel bij aan de economische groei als alle andere bedrijfstakken samen.
Overig Agglomeratie Amsterdam
De derde regio in Noord-Holland die bovengemiddeld groeide was Overig Agglomeratie Amsterdam, met een groei van 86 procent. De bedrijfstak informatie en communicatie leverde hier de grootste bijdrage aan: circa 27 procentpunt. Daarnaast leverde ook de nijverheid en energie een aanzienlijke bijdrage aan de groei van de regio, zo’n 23 procentpunt. Een derde belangrijke bedrijfstak is handel, vervoer en horeca, die goed was voor een groeibijdrage van 15 procentpunt.
Economische structuur Noord-Holland
De economische structuur van Noord-Holland vertoont in grote lijnen dezelfde ontwikkeling als Amsterdam, de grootste regio in de provincie. Ten opzichte van 1995 is het aandeel van de industrie in de economie sterk afgenomen, terwijl de bedrijfstakken informatie en communicatie, financiële dienstverlening en zakelijke dienstverlening juist een groter deel van de economie zijn gaan vormen.
Landbouw, bosbouw en visserij (% van de toegevoegde waarde) | Nijverheid (geen bouw) en energie (% van de toegevoegde waarde) | Bouwnijverheid (% van de toegevoegde waarde) | Handel, vervoer en horeca (% van de toegevoegde waarde) | Informatie en communicatie (% van de toegevoegde waarde) | Financiële dienstverlening (% van de toegevoegde waarde) | Verhuur en handel van onroerend goed (% van de toegevoegde waarde) | Zakelijke dienstverlening (% van de toegevoegde waarde) | Overheid en zorg (% van de toegevoegde waarde) | Recreatie, toerisme en overige diensten (% van de toegevoegde waarde) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 0,8 | 8,0 | 3,1 | 22,1 | 8,4 | 12,7 | 7,7 | 19,0 | 15,7 | 2,5 |
1995 | 1,6 | 17,0 | 3,6 | 23,4 | 4,6 | 11,3 | 7,4 | 12,3 | 16,2 | 2,7 |
3.2 Regio’s in Utrecht
De economie van de provincie Utrecht groeide in de periode 1995-2019 met 77 procent. Daarmee zorgde Utrecht voor een groei van 6,6 procent van het Nederlandse bbp. De groei kwam vooral voor rekening van Stadsgewest Utrecht, de economisch grootste regio van de provincie. De economie van Stadsgewest Utrecht groeide in 1995-2019 met 89 procent.
Economische groei 1995-2019 | Groeibijdrage aan bbp | |
---|---|---|
Regio's | % | %-punt |
Stadsgewest Utrecht | 88,9 | 4,7 |
Stadsgewest Amersfoort | 69,6 | 1,1 |
Zuidoost-Utrecht | 50,0 | 0,4 |
Utrecht-West | 31,3 | 0,2 |
Stadsgewest Utrecht: commerciële en niet-commerciële dienstverlening
Stadsgewest Utrecht leverde na Amsterdam en Rijnmond de grootste bijdrage aan de nationale economische groei, een kleine 5 procent van het bbp. Net als in Amsterdam speelt de dienstverlening ook in Utrechtse economie een belangrijke rol. De bedrijfstak informatie en communicatie leverde de grootste bijdrage aan de groei van de Utrechtse economie, van de totale groei komt 22 procentpunt voor rekening van deze bedrijfstak. Ook de financiële dienstverlening en de handel, vervoer en horeca leverden een flinke bijdrage aan de groei in Stadsgewest Utrecht, beide zo’n 13 procentpunt. In tegenstelling tot Amsterdam heeft in Stadsgewest Utrecht ook de niet-commerciële dienstverlening een groot aandeel in de economie. De bedrijfstak overheid en zorg had met 16 procentpunt het op één na grootste aandeel in de groei van de Utrechtse economie.
Economische structuur Utrecht
De economische structuur van Utrecht was in 1995 al sterk gericht op dienstverlening. In de periode 1995-2019 is het aandeel van dienstverlenende bedrijfstakken nog verder toegenomen. Vooral het aandeel van de bedrijfstak informatie en communicatie is flink gegroeid. Daarnaast heeft ook overheid en zorg, in Utrecht een relatief grote bedrijfstak, aan aandeel gewonnen.
Landbouw, bosbouw en visserij (% van de toegevoegde waarde) | Nijverheid (geen bouw) en energie (% van de toegevoegde waarde) | Bouwnijverheid (% van de toegevoegde waarde) | Handel, vervoer en horeca (% van de toegevoegde waarde) | Informatie en communicatie (% van de toegevoegde waarde) | Financiële dienstverlening (% van de toegevoegde waarde) | Verhuur en handel van onroerend goed (% van de toegevoegde waarde) | Zakelijke dienstverlening (% van de toegevoegde waarde) | Overheid en zorg (% van de toegevoegde waarde) | Recreatie, toerisme en overige diensten (% van de toegevoegde waarde) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 0,5 | 7,5 | 4,9 | 18,1 | 9,4 | 10,7 | 7,0 | 16,1 | 22,8 | 3,0 |
1995 | 1,0 | 11,7 | 4,4 | 19,1 | 6,0 | 11,6 | 7,2 | 16,0 | 20,6 | 2,3 |
3.3 Regio’s in Noord-Brabant
De economie van de provincie Noord-Brabant groeide in de periode 1995-2019 met 74 procent. Daarmee zorgde Noord-Brabant voor een groei van ruim 10 procent van het Nederlandse bbp, bijna net zo veel als de groeibijdrage van de provincie Zuid-Holland. Zuidoost-Noord-Brabant is de motor achter de Brabantse groei, in de jaren 1995-2019 is de omvang van de economie in deze regio bijna verdubbeld. Ook de regio Overig Noordoost-Noord-Brabant kende een bovengemiddelde groei.
Economische groei 1995-2019 | Groeibijdrage aan bbp | |
---|---|---|
Regio's | % | %-punt |
Zuidoost-Noord-Brabant | 97,8 | 4,2 |
Overig Noordoost-Noord-Brabant | 75,9 | 1,4 |
West-Noord-Brabant | 61,9 | 2,3 |
Stadsgewest 's-Hertogenbosch | 61,1 | 1,1 |
Midden-Noord-Brabant | 58,2 | 1,4 |
Zuidoost-Noord-Brabant: grootste industrieregio van Nederland
De toegevoegde waarde van de industrie in Zuidoost-Noord-Brabant bedroeg in 2019 ruim 9,9 miljard euro, 11,3 procent van de totale toegevoegde waarde van de industrie in Nederland. Daarmee is Zuidoost-Noord-Brabant met afstand de grootste industrieregio van het land. De industrie speelt dan ook een bepalende rol in de economische groei van de regio. De industrie zorgt voor ruim een kwart van de totale toegevoegde waarde van Zuidoost-Noord-Brabant en is daarmee een belangrijke motor van de economie. In de jaren 1995-2019 zorgde de industrie voor een groei van het regionale bbp met 38 procent. In geen enkele andere regio leverde de industrie zo’n grote bijdrage aan de economische groei.
Index 1995=110 | Zuidoost-Noord-Brabant, bbp (index 1995=100) | Nederland, bbp (index 1995=100) | Zuidoost-Noord-Brabant, toegevoegde waarde industrie (index 1995=100) |
---|---|---|---|
1995 | 100 | 100 | 100 |
1996 | 104,9 | 103,5 | 105,2 |
1997 | 110,1 | 108,0 | 111,5 |
1998 | 114,0 | 113,0 | 113,0 |
1999 | 123,6 | 118,7 | 126,7 |
2000 | 132,8 | 123,7 | 144,1 |
2001 | 132,4 | 126,5 | 132,9 |
2002 | 127,8 | 126,8 | 116,9 |
2003 | 126,7 | 127,0 | 116,1 |
2004 | 133,8 | 129,6 | 138,5 |
2005 | 135,8 | 132,3 | 142,1 |
2006 | 146,1 | 136,9 | 163,4 |
2007 | 149,9 | 142,1 | 168,3 |
2008 | 151,5 | 145,2 | 157,9 |
2009 | 141,2 | 139,9 | 114,2 |
2010 | 154,1 | 141,7 | 169,5 |
2011 | 159,8 | 143,9 | 181,2 |
2012 | 157,7 | 142,5 | 168,2 |
2013 | 159,1 | 142,4 | 174,7 |
2014 | 164,7 | 144,4 | 187,3 |
2015 | 172,8 | 147,2 | 194,2 |
2016 | 178,3 | 150,5 | 200,7 |
2017 | 188,3 | 154,8 | 225,9 |
2018 | 193,2 | 158,6 | 241,8 |
2019 | 197,8 | 161,7 | 256,7 |
Conjunctuurgevoelig
De industrie is een conjunctuurgevoelige bedrijfstak: in jaren van hoogconjunctuur groeit de bedrijfstak harder dan de rest van de economie, maar in tijden van economische neergang is de krimp ook sterker. In de jaren 2001-2002 en 2009 was goed zichtbaar dat de industrie harder kromp dan de rest van de economie. Na het crisisjaar 2009 volgde in Zuidoost-Noord-Brabant direct een sterk herstel van de industrie, wat de drijvende kracht is geweest achter de sterke groei van de economie in de regio.
Overig Noordoost-Noord-Brabant
De bedrijfstak handel, vervoer en horeca leverde de grootste bijdrage aan de groei van Overig Noordoost-Noord-Brabant, zo’n 25 procentpunt. Er waren slechts drie regio’s in Nederland waar deze bedrijfstak harder groeide dan in Overig Noordoost-Noord-Brabant. De industrie, de grootste bedrijfstak in Overig Noordoost-Noord-Brabant, leverde met 22 procentpunt ook een grote bijdrage aan de regionale groei.
Economische structuur Noord-Brabant
In de economie van Noord-Brabant heeft de nijverheid een relatief groot aandeel. Daaruit blijkt het belang van de industrie voor deze provincie. In de periode 1995-2019 is het aandeel van de nijverheid echter wel afgenomen. Het aandeel van de zakelijke dienstverlening en de handel, vervoer en horeca is in deze periode juist toegenomen.
Landbouw, bosbouw en visserij (% van de toegevoegde waarde) | Nijverheid (geen bouw) en energie (% van de toegevoegde waarde) | Bouwnijverheid (% van de toegevoegde waarde) | Handel, vervoer en horeca (% van de toegevoegde waarde) | Informatie en communicatie (% van de toegevoegde waarde) | Financiële dienstverlening (% van de toegevoegde waarde) | Verhuur en handel van onroerend goed (% van de toegevoegde waarde) | Zakelijke dienstverlening (% van de toegevoegde waarde) | Overheid en zorg (% van de toegevoegde waarde) | Recreatie, toerisme en overige diensten (% van de toegevoegde waarde) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2,3 | 21,3 | 5,8 | 21,7 | 3,2 | 4,1 | 7,1 | 14,5 | 18,2 | 2,0 |
1995 | 5,2 | 26,7 | 6,2 | 18,8 | 2,0 | 4,8 | 7,8 | 9,6 | 16,7 | 2,2 |
3.4 Regio’s in Groningen
Groningen kende de laagste groei van alle provincies, 11 procent. De afbouw van de gaswinning is een belangrijke verklaring voor de lage economische groei in de provincie Groningen. Als de delfstoffenwinning buiten beschouwing wordt gelaten, komt de economische groei van Groningen in de periode 1995-2019 uit op circa 50 procent.
Economische groei 1995-2019 | Groeibijdrage aan bbp | |
---|---|---|
Regio's | % | %-punt |
Oost-Groningen | 23,6 | 0,1 |
Delfzijl en omgeving | 7,9 | 0,0 |
Overig Groningen | 9,2 | 0,3 |
Relatief lage groei in meeste bedrijfstakken
De krimp van de delfstoffenwinning is niet de enige reden van het relatief lage groeicijfer. In Overig Groningen groeiden alleen de bedrijfstakken landbouw, bosbouw en visserij en overheid en zorg harder dan in Nederland als geheel. In Delfzijl en omgeving kromp de industrie, de grootste bedrijfstak in de regio, met 22 procent. Dat kan deels veroorzaakt zijn door de afbouw van de delfstoffenwinning. In Oost-Groningen kenden alle bedrijfstakken een lagere groei dan in Nederland als geheel.
Economische structuur Groningen
Het beeld van de Groningse economie werd jarenlang bepaald door de delfstoffenwinning. De bedrijfstak nijverheid (geen bouw) en energie, waaronder de delfstoffenwinning valt, zorgde in 1995 voor maar liefst 41 procent voor de provinciale toegevoegde waarde. In geen enkele andere provincie komt het aandeel van deze bedrijfstak boven de 30 procent. Door de afbouw van de gaswinning is het aandeel van de bedrijfstak nijverheid (geen bouw) en energie gedaald naar 28 procent van de Groningse economie. De krimp van de grootste bedrijfstak heeft ervoor gezorgd dat het aandeel van de meeste andere bedrijfstakken is toegenomen. Vooral de overheid en zorg vormde in 2019 een veel groter deel van de Groningse economie. In geen enkele andere provincie is het aandeel van overheid en zorg zo groot als in Groningen.
Landbouw, bosbouw en visserij (% van de toegevoegde waarde) | Nijverheid (geen bouw) en energie (% van de toegevoegde waarde) | Bouwnijverheid (% van de toegevoegde waarde) | Handel, vervoer en horeca (% van de toegevoegde waarde) | Informatie en communicatie (% van de toegevoegde waarde) | Financiële dienstverlening (% van de toegevoegde waarde) | Verhuur en handel van onroerend goed (% van de toegevoegde waarde) | Zakelijke dienstverlening (% van de toegevoegde waarde) | Overheid en zorg (% van de toegevoegde waarde) | Recreatie, toerisme en overige diensten (% van de toegevoegde waarde) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2,0 | 27,6 | 4,1 | 12,9 | 4,4 | 2,2 | 5,7 | 10,3 | 29,2 | 1,6 |
1995 | 2,6 | 41,2 | 4,3 | 12,5 | 2,4 | 2,7 | 5,6 | 7,4 | 19,6 | 1,6 |
3.5 Regio’s in Drenthe
De Drentse economie groeide in 1995-2019 met 29 procent. Ook in Drenthe speelt vermindering van de delfstoffenwinning daarbij een rol, al is de invloed daarvan kleiner dan in Groningen. De groei van de economie exclusief delfstoffenwinning komt in Drenthe uit op circa 40 procent.
Economische groei 1995-2019 | Groeibijdrage aan bbp | |
---|---|---|
Regio's | % | %-punt |
Noord-Drenthe | 38,0 | 0,3 |
Zuidoost-Drenthe | 17,3 | 0,1 |
Zuidwest-Drenthe | 32,7 | 0,2 |
Noord-Drenthe was de regio met het hoogste groeipercentage. Dat was vooral te danken aan de handel, vervoer en horeca, die in Noord-Drenthe harder groeide dan in Nederland als geheel. Deze bedrijfstak vormt in Noord-Drenthe echter een relatief klein deel van de economie, waardoor de groei van deze bedrijfstak slechts 12 procent bijdroeg aan het bbp in deze regio, minder dan in veel andere regio’s in Nederland. Ook de financiële dienstverlening in Noord-Drenthe en de zakelijke dienstverlening in Zuidwest-Drenthe groeiden harder dan landelijk, maar hadden een relatief klein aandeel in de regionale economie en dus een relatief kleine bijdrage aan de groei.
De landbouw, bosbouw en visserij en recreatie, toerisme en overige diensten groeiden in Drenthe iets harder dan in Nederland als geheel, maar deze bedrijfstakken vormen slechts een klein deel van de economie.
Economische structuur Drenthe
In de periode 1995-2019 is het aandeel van de bedrijfstak nijverheid (geen bouw) en energie in de Drentse economie flink gedaald. Ook in Drenthe vormt de vermindering van de delfstoffenwinning daar een belangrijke verklaring voor. Het aandeel van handel, vervoer en horeca, zakelijke dienstverlening en overheid en zorg nam juist toe. Na Groningen is Drenthe de provincie met het grootste aandeel van de bedrijfstak overheid en zorg, 27 procent van de totale toegevoegde waarde.
Landbouw, bosbouw en visserij (% van de toegevoegde waarde) | Nijverheid (geen bouw) en energie (% van de toegevoegde waarde) | Bouwnijverheid (% van de toegevoegde waarde) | Handel, vervoer en horeca (% van de toegevoegde waarde) | Informatie en communicatie (% van de toegevoegde waarde) | Financiële dienstverlening (% van de toegevoegde waarde) | Verhuur en handel van onroerend goed (% van de toegevoegde waarde) | Zakelijke dienstverlening (% van de toegevoegde waarde) | Overheid en zorg (% van de toegevoegde waarde) | Recreatie, toerisme en overige diensten (% van de toegevoegde waarde) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 3,4 | 18,4 | 5,5 | 18,2 | 1,8 | 4,1 | 7,8 | 11,6 | 27,0 | 2,0 |
1995 | 5,0 | 28,6 | 6,7 | 14,2 | 1,3 | 3,1 | 8,2 | 7,2 | 24,2 | 1,6 |
3.6 Fryslân
De economie in Fryslân groeide in de periode 1995-2019 met 47 procent. Daarmee leverde Fryslân een bijdrage van 1,3 procentpunt aan de groei van het bbp. In de periode 1995-2019 hebben in Fryslân diverse gemeentelijke herindelingen plaatsgevonden. Daardoor is ook de samenstelling van de drie Friese regio’s gewijzigd en zijn regionale cijfers over deze tijdsperiode niet goed vergelijkbaar. Daarom wordt hieronder alleen Fryslân als geheel besproken.
Economische groei 1995-2019 | Groeibijdrage aan bbp | |
---|---|---|
Regio's | % | %-punt |
Fryslân (provincie) | 46,5 | 1,3 |
Landbouw en overheid groeien relatief hard
In de periode 1995-2019 groeiden alleen de bedrijfstakken landbouw, bosbouw en visserij en overheid en zorg in Fryslân harder dan in Nederland als geheel. De bedrijfstakken in de commerciële dienstverlening groeiden in Fryslân minder hard dan in Nederland als geheel en vormden bovendien al een kleiner aandeel van de economie dan in andere regio’s. Daardoor is de groeibijdrage van deze bedrijfstakken relatief klein.
Economische structuur Fryslân
Ook in Fryslân is het aandeel van de bedrijfstak nijverheid (geen bouw) en energie gedaald in de periode 1995-2019. Het aandeel van deze bedrijfstak in Fryslân is echter nog steeds relatief groot in vergelijking met Nederland als geheel. Ook de bedrijfstak overheid en zorg vormt in Fryslân een relatief groot deel van de economie. Het aandeel van deze bedrijfstak is in de periode 1995-2019 flink toegenomen. Ook het aandeel van de zakelijke dienstverlening nam flink toe.
Landbouw, bosbouw en visserij (% van de toegevoegde waarde) | Nijverheid (geen bouw) en energie (% van de toegevoegde waarde) | Bouwnijverheid (% van de toegevoegde waarde) | Handel, vervoer en horeca (% van de toegevoegde waarde) | Informatie en communicatie (% van de toegevoegde waarde) | Financiële dienstverlening (% van de toegevoegde waarde) | Verhuur en handel van onroerend goed (% van de toegevoegde waarde) | Zakelijke dienstverlening (% van de toegevoegde waarde) | Overheid en zorg (% van de toegevoegde waarde) | Recreatie, toerisme en overige diensten (% van de toegevoegde waarde) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2,9 | 18,3 | 5,8 | 18,3 | 2,2 | 5,1 | 7,7 | 11,0 | 26,3 | 2,4 |
1995 | 4,7 | 23,7 | 5,9 | 17,1 | 1,4 | 6,7 | 8,2 | 8,2 | 21,7 | 2,3 |
3) Op het niveau van 10 bedrijfstakken zoals dat in dit artikel gehanteerd wordt.
4) Zie ook het artikel "Structurele afname werknemers in financiële sector”.
4. Ontwikkelingen na 2019
De coronapandemie veroorzaakte in 2020 de grootste dip van de landelijke economie sinds de Tweede Wereldoorlog en dat was uiteraard ook merkbaar in de regio’s. De sectoren die het hardst getroffen werden door de maatregelen tegen het coronavirus, waren horeca, cultuur en de luchtvaart. Dit had een sterk regionale impact, omdat sommige steden en gebieden hiervan sterker afhankelijk zijn dan andere. In 2021 toonde de economie weer herstel, maar niet voor alle bedrijfstakken en regio’s was het herstel even sterk.
4.1 Krimp in alle regio’s in 2020, herstel in 2021
De coronacrisis zorgde in 2020 voor krimp in alle regio’s. De krimp was met 7 procent het grootst in Noord-Holland. In deze provincie hebben de bedrijfstakken die hard door de lockdowns werden getroffen een groot aandeel in de economie. Het gaat hier om de luchtvaart en de daaraan gerelateerde dienstverlening, maar ook om de horeca en de reisbemiddeling. De economie in Flevoland kromp het minst, met 2 procent. De krimp viel hier mee doordat de bedrijfstakken die het hardst werden getroffen door de maatregelen tegen het coronavirus minder vertegenwoordigd zijn in deze provincie. Daarnaast deden de energiebedrijven het in deze provincie erg goed in 2020.
In 2021 was er sprake van herstel, de Nederlandse economie groeide met bijna 5 procent ten opzichte van 2020. De economie in Haarlemmermeer was in 2020 het hardst gekrompen en groeide in 2021 het hardst, met circa 9 procent. In de regio’s IJmond en Zuidoost-Noord-Brabant was de groei circa 8 procent. De productie van de industrie droeg hieraan in sterke mate bij. Ook in de regio’s Overig Noordoost-Noord-Brabant, Noord-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen zorgde de industrie voor een sterke groei.
4.2 Bijna alle regio’s in 2021 weer op of boven het niveau van 2019
In bijna alle regio’s was in 2021 de omvang van de economie weer vergelijkbaar of groter dan in 2019, voor corona. De grootste economische groei ten opzichte van 2019 vond plaats in Zuidoost-Noord-Brabant. Hier bedroeg de groei ongeveer 5 procent. Na Zuidoost-Noord-Brabant groeiden IJmond en Overig Noordoost-Noord-Brabant het hardst met ongeveer 4 procent. In deze drie regio’s heeft met name de industrie aan de groei bijgedragen.
In Haarlemmermeer, Amsterdam en Overig Groningen was de economie in 2021 kleiner dan in 2019. In Haarlemmermeer was het verschil het grootst. Ondanks de sterke groei in 2021 is de impact op de luchtvaart nog niet gecompenseerd en bedroeg het verschil met 2019 nog 12 procent. In Amsterdam was de economie in 2021 2 procent kleiner dan in 2019. Dit komt mede door het grote aandeel van de horeca in de economie. Deze bedrijfstak was vanwege meerdere lockdowns in 2021 nog ver verwijderd van het niveau van voor de crisis. In Overig Groningen bedroeg het verschil 4 procent. Dit komt vooral door de vermindering in gaswinning. Als de delfstoffenwinning buiten beschouwing wordt gelaten was de economie van Overig Groningen in 2021 3 procent groter dan in 2019.
Regio_naam | Economische groei (%) |
---|---|
Oost-Groningen | 2 |
Delfzijl e.o. | 1 |
Overig Groningen | -4 |
Noord-Friesland | 0 |
Zuidwest-Friesland | 1 |
Zuidoost-Friesland | 2 |
Noord-Drenthe | 2 |
Zuidoost-Drenthe | 0 |
Zuidwest-Drenthe | 1 |
Noord-Overijssel | 1 |
Zuidwest-Overijssel | 2 |
Twente | 2 |
Veluwe | 2 |
Achterhoek | 2 |
Aggl. Arnhem/Nijmegen | 2 |
Zuidwest-Gelderland | 3 |
Utrecht-West | 3 |
Stadsgewest Amersfoort | 1 |
Stadsgewest Utrecht | 2 |
Zuidoost-Utrecht | 3 |
Kop van Noord-Holland | 2 |
Alkmaar e.o. | 0 |
IJmond | 4 |
Agglomeratie Haarlem | 1 |
Zaanstreek | 3 |
Amsterdam | -2 |
Overig Agglomeratie Amsterdam | 2 |
Edam-Volendam e.o. | 2 |
Haarlemmermeer e.o. | -12 |
Het Gooi en Vechtstreek | 2 |
Agglomeratie Leiden en Bollenstreek | 1 |
Agglomeratie�s-Gravenhage (Excl. Zoetermeer) | 2 |
Zoetermeer | 2 |
Delft en Westland | 2 |
Oost-Zuid-Holland | 3 |
Rijnmond | 3 |
Overig Groot-Rijnmond | 3 |
Drechtsteden | 2 |
Overig Zuidoost-Zuid-Holland | 2 |
Zeeuwsch-Vlaanderen | 3 |
Overig Zeeland | 2 |
West-Noord-Brabant | 2 |
Midden-Noord-Brabant | 1 |
Stadsgewest �s-Hertogenbosch | 2 |
Overig Noordoost-Noord-Brabant | 4 |
Zuidoost-Noord-Brabant | 5 |
Noord-Limbug | 2 |
Midden-Limburg | 2 |
Zuid-Limburg | 0 |
Almere | 3 |
Flevoland-Midden | 3 |
Noordoostpolder en Urk | 0 |
5. Conclusies
De Nederlandse economie groeide in de periode 1995-2019 met 62 procent. De sterkst groeiende provincies waren Flevoland, Noord-Holland, Noord-Brabant en Utrecht. Binnen die laatste drie provincies groeiden de regio’s op de lijn Amsterdam-Eindhoven het hardst. In de regio’s in het noorden en zuidwesten van het land bleef de groei achter.
Amsterdam had het grootste aandeel in de Nederlandse economische groei in de periode 1995-2019. Amsterdam was de op één na sterkst groeiende regio, met een groei van 132 procent. De sterkste groei was in Amsterdam zichtbaar in de bedrijfstakken informatie en communicatie, financiële dienstverlening en zakelijke dienstverlening. Dat heeft ertoe geleid dat de commerciële dienstverlening een steeds groter deel van de economie is gaan vormen.
In Zuidoost-Noord-Brabant groeide de economie met 98 procent. De groei in Zuidoost-Noord-Brabant werd gedreven door de sterke ontwikkeling van de industrie in die regio. De industrie zorgt voor ruim een kwart van de totale toegevoegde waarde van Zuidoost-Noord-Brabant en speelt daardoor een bepalende rol in de groei van het bruto regionaal product.
In de economische ontwikkeling van Amsterdam en Zuidoost-Noord-Brabant weerspiegelt zich de technologische ontwikkeling die de economie in de afgelopen 25 jaar heeft veranderd. Veel dienstverlenende bedrijven, zoals financiële instellingen, zijn steeds meer van hun diensten digitaal en op afstand gaan leveren. Ook zijn er geheel nieuwe diensten bij gekomen. Veel van die bedrijven kiezen ervoor hun kantoor in Amsterdam te vestigen. De groei in Zuidoost-Noord-Brabant heeft te maken met de aanwezigheid van een industrie- en kenniscluster dat sterk gericht is op de nieuwe technologie. Daardoor zijn deze twee regio’s, met name vanaf 2008, de groeimotoren van de Nederlandse economie.
6. Bijlagen
Bronnen en verwijzingen
StatLine - Regionale kerncijfers
StatLine - Economische groei; bbp en toegevoegde waarde
Tabel - Regionale economische groei 2021
Publicatie - De regionale economie 2020
Nieuwsbericht - Economie groeit in 2021 het sterkst in Haarlemmermeer
Nieuwsbericht - Structurele afname werknemers in financiële sector