Lagere productiviteit door groei zelfstandigen

1. Inleiding

In 2018 waren zelfstandigen verantwoordelijk voor iets meer dan 20 procent van alle gewerkte uren. Hoewel dit aandeel in het begin van de jaren negentig van de 20e eeuw nog net iets hoger lag, stijgt het aandeel de laatste jaren sterk. Ook is sinds het begin van de eeuw de aard van de zelfstandige veranderd: ging het eerder vooral om bijvoorbeeld boeren en bakkers met enkele personeelsleden, tegenwoordig heeft de zelfstandige zonder personeel (zzp’er) een steeds groter aandeel binnen de categorie zelfstandigen ingenomen.

Ook het aandeel van werknemers met een flexibele arbeidsrelatie (flexwerknemers) is sinds halverwege de jaren 2000 steeds belangrijker geworden op de Nederlandse arbeidsmarkt. Het aandeel flexibele werknemers en zelfstandigen samen is met 39 procent van de werkzame beroepsbevolking vergeleken met andere landen uitzonderlijk hoog (OESO, 2019). Uit eerder onderzoek (OESO, 2019, MKB-monitor) blijkt dat zelfstandigen minder productief zijn dan grotere bedrijven. In dit artikel wordt onderzocht hoe de groei van het aandeel zelfstandigen en flexwerknemers samenhangt met de groei van de productiviteit.

De samenhang tussen zelfstandigen en flexwerknemers (niet-standaard werk) en productiviteit is niet alleen relevant vanwege het toegenomen gewicht op de arbeidsmarkt, maar ook omdat de groei van niet-standaard werk samenvalt met een periode van lage productiviteitsgroei. Is de opkomst van zelfstandigen of flexwerknemers een van de oorzaken van de relatief lage productiviteitsgroei van de laatste jaren? Deze vraag is met name relevant omdat de Nederlandse economie haar groei op de lange termijn doorgaans grotendeels te danken heeft aan een toename van de productiviteit (CBS, 2017).

Om deze vraag te beantwoorden wordt in dit artikel niet gekeken naar de productiviteit van zelfstandigen zelf, maar naar die van de bedrijfstak waarin zij werkzaam zijn. Op deze manier wordt ook rekening gehouden met de mogelijkheid dat hoewel zelfstandigen gemiddeld minder productief zijn, zij op macro-niveau toch de productiviteit zouden kunnen stimuleren. Voor flexwerknemers wordt dezelfde samenhang onderzocht.

Dit artikel bestaat uit twee delen. Eerst wordt gekeken naar de opkomst van zelfstandigen en flexwerknemers, zowel in aantallen (paragraaf 2) als in het aantal gewerkte uren en het inkomen (paragraaf 3 en 4). Vervolgens wordt in paragraaf 5 uitgebreid gekeken naar het verband tussen niet-standaard werk en productiviteit. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen zelfstandigen en flexwerknemers. Eerst wordt gekeken naar een mogelijk verband tussen het aandeel niet-standaard werk en de productiviteitsontwikkeling. Daarna wordt het verband tussen de groei van het aandeel niet-standaard werk (zoals in Nederland na 2002) en de ontwikkeling van de productiviteit beschreven.